Ga direct naar de content

Rationaliteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 25 1995

Rationaliteit
Robert Lucas kreeg de Nobelprijs economic van dit
jaar omdat hij “de hypothese van rationele verwachtingen heeft ontwikkeld en toegepast, en daarmee
macro-economische analyse heeft getransformeerd
en ons inzicht in economisch beleid heeft verdiept”,
aldus het persbericht van het Nobelcomite. De keuze
van Lucas was een rationele, zeker gezien de commotie van vorig jaar. Toen immers liet een lid van het comite – in strijd met de ongeschreven regels — tijdens
de beslissende vergadering van de Zweedse Academic van Wetenschappen weten dat hij vond dat een
van de genomineerde wegens zijn geestesziekte de
prijs niet zou mogen krijgen. De ruzie die daarop
volgde dwong de voorzitter van het comite tot aftreden. Het lag dus erg voor de hand dat het comite dit
jaar alle moeilijkheden uit de weg zou gaan en voor
een onomstreden kandidaat zou kiezen. De verwachting dat Robert Lucas de eer zou krijgen was dus rationeel, althans in de afgelopen tijd was Lucas steeds
de modale keuze van de academisch economen.
Hoewel de kwaliteit van Lucas’ werk onomstreden is, geldt dat natuurlijk niet voor de inhoud daarvan. Ten dele kan dit laatste verklaard worden uit
een verkeerd begrip van wat de rationele-verwachtingenhypothese inhoudt. Rationele verwachtingen hebben betekent niet, zoals Garretsen en Sterken recent
in ESB stellen dat men alwetend is en niet verrast kan
worden. De hypothese houdt ‘slechts’ in dat actoren
alle beschikbare informatie correct gebruiken en
geen systematische fouten maken bij het maken van
hun keuzes of bij het maken van hun probabilistische voorstellingen. Als zodanig is de aanname
slechts een speciaal geval van de rationaliteitsaanname uit de micro-economische theorie. Zoals Milton
Friedman reeds stelde kan deze aanname op verschillende manieren gerechtvaardigd worden. Ten eerste
geldt dat als de belangen maar groot genoeg zijn actoren een sterke prikkel hebben om fouten te vermijden. Ten tweede kan men door ervaring leren rationed te handelen en ten slotte kan een proces van
natuurlijke selectie (competitie) ertoe leiden dat alleen de rationed handelende actoren overblijven.
Hoe mooi en overtuigend deze argumenten van
Friedman misschien ook zijn, helaas blijken ze in de
praktijk niet geldig. Althans, de leerprocessen zouden wel eens veel langzamer kunnen verlopen dan
‘armchair theorizing’ doet vermoeden. Een illustratie
hiervan vormt het ‘drie deuren probleem’ uit de Amerikaanse tv-show Let’s make a deal. In deze show
wint de kandidaat een prijs ter waarde van zo’n $
15.000 als hij raadt achter welke van drie deuren zich
de prijs bevindt. Het interessante is dat, nadat de kandidaat zijn initiele keuze gemaakt heeft, de quizmaster een van de niet gekozen deuren opent en laat
zien dat de prijs zich daarachter niet bevindt. De kandidaat moet vervolgens beslissen of hij bij zijn initiele
keuze blijft of dat hij van deur verwisselt. Dit keuzeprobleem is eenvoudig en de te winnen prijs is

ESB 15-11-1995

groot. Bovendien zijn er genoeg
mogelijkheden om te leren; er zijn
reeds meer dan 3800 uitzendingen
geweest. Men zou dus mogen verwachten dat de kandidaten de juiste beslissing nemen. Welnu dit is
niet het geval: meer dan 75% van
de kandidaten blijft bij zijn eerste
keuze, terwijl wisselen de uniek
optimale actie is. Immers, blijven
staan is succesvol als de eerste keuze juist was (dit gebeurt met kans
1/3), terwijl wisselen de prijs oplevert als de eerste keuze fout was
(en dit gebeurt met kans 2/3). Het
totale bedrag dat de kandidaten in
deze quiz gemist hebben ten gevolE.E.C. van Damme
ge van irrationeel gedrag bedraagt dus zo’n $ 15
mln (3000 kandidaten x 1/3 kans x $ 15.000).
Het ‘drie deuren probleem’ werd ook besproken
door Rob van en Berg in de wetenschapsbijlage van
NRC Handelsblad in mei van dit jaar. Interessant is
dat veel lezers er niet van overtuigd waren dat wisselen een twee keer zo grote succeskans heeft en de
krant werd dan ook overstelpt met brieven van boze
mensen die Van den Berg verweten de plank behoorlijk mis te slaan. Een en ander deed de redactie verzuchten dat er klaarblijkelijk een tegenstelling bestaat
tussen wiskunde en gezond verstand en dat het niet
mogelijk is deze met elkaar in overeenstemming te
brengen. Een pessimistische conclusie, die, als ze
juist zou zijn, belangrijke consequenties zou kunnen
hebben voor de relatie tussen economische theorie
en economisch beleid en van de rol van de overheid.
Argumenten voor meer marktwerking zijn vaak
gebaseerd op het idee van de rationele burger die
zelf prima kan bepalen wat goed voor hem is en die
niet door de overheid betuttelt of in bescherming
hoeft te worden genomen. Als deze burger in simpele situaties als het ‘drie deuren probleem’ al niet de
goede keuze maakt, dan is het natuurlijk nog maar
de vraag in hoeverre hij dat in meer gecompliceerde,
praktische situaties wel kan. Recent marktonderzoek
van de vereniging van kabelexploitanten Vecai laat
zien dat de begrensde rationaliteit van consumenten
inderdaad niet uit het oog mag worden verloren. In
het laatste decennium is het aanbod van tv-stations
via de kabel toegenomen. Meer aanbod betekent
meer keuze en een rationele consument kan dit alleen maar toejuichen, omdat hij beter in staat is zijn
behoeften te bevredigen. Het blijkt echter dat een
substantieel deel van de kijkers de weg kwijt is in het
woud van zenders. Ruim 16% van de kabelabonnees
zou liever minder dan meer keuze hebben! Zal over
enkele jaren hetzelfde gelden voor winkelopeningstijden? Gaan we via de 24-uurseconomie terug naar de
situatie waarin de premier ons alien om 10 uur op de
enige nationale zender welterusten wenst?

•

Auteur