Paars is dood – leve Paars!
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4206, pagina 401, 28 mei 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
nederlandse, economie
Voor politicologen gold de paarse coalitie als een anomalie. Links en rechts in één regering, met uitsluiting van het midden?
Onbestaanbaar. Toch bleek Paars 1 tot de meest succesvolle kabinetten sinds de oorlog te behoren. Paars 2 ging het minder voor de
wind. De anomalie die de politiek daarin parten speelde was dat PvdA en VVD het nodig vonden om D66 in de coalitie te houden – ook al
had die partij een genadeloze dreun van de kiezers gekregen. Voor een deel valt deze coalitiedrang uit hoffelijkheid te verklaren, voor
een deel uit gebrek aan zelfvertrouwen. Zonder D66 zou de ‘chemie’ tussen de partners ontbreken. Dit is een calculatiefout gebleken.
Juist een partij die angstig op zoek is naar de eigen identiteit maar in wezen overbodig is voor de politieke verhoudingen blijkt de lont
in het paarse kruitvat. De resultaten van deze chemie zijn bekend.
Paars 1 was bepaald geen anomalie. De politiek van de afgelopen jaren draaide niet om de inkomensverhoudingen, waar het CDA
inderdaad een middenpositie inneemt maar waar ook de marges dermate smal zijn geworden dat het onderscheid tussen links en rechts in
de praktijk nauwelijks relevant meer is. De nieuwe dominante politieke dimensie was de vormgeving van onze sociaal-economische
instituties. Op dat gebied was het CDA geen middenpartij, maar in toenemende mate een buitenstaander. De liberalisering van de
winkeltijden, het afbreken van marktprivileges, de herinrichting van de sociale zekerheid, de aanpassing van het belastingstelsel – het zijn
stuk voor stuk thema’s waar de paarse partijen het beter met elkaar konden vinden dan velen (zelfs binnen die partijen) hadden gedacht.
Wat dat betreft was de prolongatie van Paars verdiend. Ook al kreeg het tweede paarse kabinet een matige pers, het had wel degelijk
bestaansrecht, zelfs zonder een motto dat als icoon kon dienen. Want de kern van de paarse agenda, een nieuwe vormgeving van de
sociaal-economische instituties, was nog lang niet af. Wel werd het belang van D66 voor zo’n prolongatie sterk overschat. Politiek is
echter niet altijd rationeel. Dat bleek tijdens de formatie net zo goed als tijdens de Nacht van Wiegel en de Kamikaze van De Graaf.
Op het moment dat de waan van de nacht in Den Haag regeerde en alle commentatoren zich bezig hielden met de vraag wat Wiegel of De
Graaf bewoog (waarbij Felix Rottenberg op weergaloze wijze de andere commentatoren versloeg door te analyseren hoe Wiegel bewoog),
toonde The Economist dat niet al onze politici irrationeel zijn. In een scherpe bijdrage schetst Frits Bolkestein de kwaliteiten van het
Nederlandse economische model, en vooral ook wat er nog steeds aan schort 1. Dat artikel bewijst terloops het bestaansrecht van Paars.
Volgens Bolkestein is de belangrijkste succesbron van de Nederlandse economie de ‘ontpoldering’ van de sociaal-economische
verhoudingen: “The succes of the poldermodel was in fact made possible by a decisive break with the traditional semi-corporatist
welfare state”. Deze breuk bestond uit decentralisering van loononderhandelingen, herziening van de sociale zekerheid en terugdringing
van de overheid. Het laatste maakte zowel een reductie van het financieringstekort mogelijk, als een significante lastenverlichting. En dat
was weer behulpzaam bij de loonmatiging, die verder natuurlijk vooral door de beroerde situatie op de arbeidsmarkt werd veroorzaakt.
Een deel van de zaken waar Bolkestein op wijst kwam al tot stand in kabinetten waarvan het CDA deel uitmaakte. Echter, wat daarvan nu
nog op de agenda staat bindt PvdA en VVD sterker met elkaar dan met het CDA. De herziening van de belastingen en voortzetting van
lastenverlichting zijn met het CDA slecht te volbrengen. Het CDA was tijdens de verkiezingen tegen lastenverlichting (een moedige maar
verkeerde stellingname) en sceptisch over de belastingherziening. De privatisering van sociale voorzieningen, een proces dat nog maar
net op gang is, is eveneens tegen het zere been van het CDA. De nota van Klaas de Vries over de structuur uitvoering werk en inkomen
(Suwi) verdient een kans die slechts een paarse coalitie lijkt te bieden.
Een ander deel waar Bolkestein het over heeft is minder relevant. De flexibilisering van de arbeidsmarkt, waar hij op hamert, is al lang niet
meer de belangrijkste prioriteit in het Nederlandse sociaal-economisch beleid, ondanks zijn verwijzing naar een belegen McKinseystudie. Urgenter zijn de marktverstoringen die ontstaan op het breukvlak van markt en overheid en de (administratieve en economische)
druk van regulering, die nog steeds veel te groot is (zoals ook een recente studie van de OESO aangeeft) 2. Als er iets over ‘paars’ te
mopperen valt, dan is het dat een flutwet struikelblok kon worden terwijl deze relevante onderwerpen met onvoldoende tempo aangepakt
worden.
Maar trage vooruitgang is altijd beter dan stilstand. Wellicht biedt de kabinetscrisis de gelegenheid de ‘chemie’ van Paars 3 te verbeteren.
Verkiezingen zijn daarvoor niet nodig, tenzij deze als referendum over de overbodigheid van D66 opgevat mogen worden. Een beetje
katalysator in het kabinet kan echter geen kwaad. Wat dacht u van Wiegel op het ministerie van Volksgezondheid in Paars 3
1 F. Bolkestein, The Dutch model – the high road that leads out of the Low Countries, The Economist, 22 mei 1999, blz. 97-98.
2 OESO/IEA Report on regulatory reform in The Netherlands, Parijs, mei 1999.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)