Redactioneel
Albert Jolink
Hoofdredacteur ESB,
Associate Professor RSM Erasmus University
a.jolink@sdu.nl
Open Bestel
I
n vroegere tijden was een ‘open bestel’ een
klein vrachtwagentje met een open laadbak. Bij
de Amerikanen is de ‘open bestel’ beter bekend
als de pick-up, en heeft in de Amerikaanse
cultuur inmiddels mythische vormen aangenomen.
De pick-up is voor de Amerikanen nu wat het paard
was voor de geromantiseerde cowboy, als we de
fabrikanten van pick-ups moeten geloven. President
Bush rijdt Poetin en andere buitenlandse gasten met
veel genoegen over zijn Texaanse ranch in zijn Ford
F-250 en doet daarmee aan cultuurverspreiding.
In Nederland is de cowboy-cultuur bezig de ‘hogeronderwijsmarkt’ te overwoekeren en gaan discussies over
het open bestel alleen nog maar over de geromantiseerde universiteiten en de broodnodige concurrentie
met en tussen universiteiten. De Tweede Kamer heeft
vorig jaar ingestemd om de effecten van concurrentie
op kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid in het
onderwijs te onderzoeken door middel van zogenaamde
experimenten. Met het OCW-rapport Kennis in Kaart
2006 zou je je kunnen afvragen waarom dit nodig
is. Volgens dit laatste rapport is het met de kwaliteit
van het wetenschappelijk onderwijs nog niet zo slecht
gesteld: de totale waardering van de studenten voor
het onderwijs is een dikke zeven, met een 7,4 voor
zowel inhoud als voor docenten. Ook in het wetenschappelijk onderzoek, gewaardeerd door externe
deskundigen, komt Nederland met een 7,5 goed uit
de bus. Op de wereld top-500 komt Nederland op de
veertigste plaats goed weg wetende dat Nobelprijzen
als criterium wordt gehanteerd en deze zelden in ons
land terechtkomen. Ook met de toegankelijkheid gaat
het, zelfs zonder experimenten, alleen maar beter: met
ruim tweehonderdduizend WO-studenten in 2005,
is de toegankelijkheid van deze leeftijdscategorie tot
het wetenschappelijk onderwijs gestaag gestegen van
2,5 procent in 1950 tot 13 procent in 2005. Voor
wat betreft de doelmatigheid blijkt dat driekwart van
de WO-studenten volgens het ministerie binnen zeven
jaar een diploma in het hoger onderwijs haalt, inclusief
de overstappers naar het hbo. Al met al weinig reden
tot klagen. Hoewel het altijd beter kan is het de vraag
of dit via de experimenten moet lopen zoals de vorige
staatssecretaris zich dat had voorgesteld. In die optiek
zouden particuliere en aangewezen instellingen aanspraak kunnen maken op bekostiging van de overheid
voor experimenten. Het vooruitzicht is beangstigend:
op kosten van een ander experimenteren, doet vermoeden dan men zelf niet bereid was het experiment
aan te gaan. Nu de overheid betaalt is het vrij schieten
en de eventuele negatieve gevolgen komen terecht bij
diegene die dit heeft toegestaan: de overheid. Over de
controleerbaarheid van het experiment, en de eisen
waaraan een experiment moet voldoen, kun je redetwisten, maar in alle gevallen kun je je afvragen of de
gesubsidieerde introductie van concurrentie in een
niet-bestaande onderwijsmarkt niet zodanige schade
aanricht dat van een experiment al geen sprake meer
is: er is immers geen weg meer terug. Daarnaast kun je
je afvragen of het experiment wel de meest doelmatige
wijze van handelen is om een verbetering van kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid na te streven.
Vooruitlopend op de horden die de ivoren torens zullen
bestormen schijnen de universiteiten hun strategie
al klaar te hebben. Zoals altijd gaat het in dergelijke
marktprocessen om defensieve strategieën zoals prijsconcurrentie, overname/fusie of diversificatie. Na jaren
van kaalslag is de ruimte voor prijsconcurrentie voor de
universiteiten grotendeels weggeslagen. Met wettelijk
vastgestelde collegegelden, dure arbeidskrachten en
dito materiële voorzieningen ligt het niet voor de hand
om de strijd aan te gaan op het gebied van prijzen en
een zekere afbrokkeling van kwaliteit en toegankelijkheid. De fusie, daarentegen, van de Universiteit van
Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam maakt
het voor potentiële nieuwe toetreders duidelijk dat ze
van goede huize moeten komen, hetgeen voor nieuwe
toetreders per definitie niet is weggelegd. De Spinoza
University te Amsterdam zal zich waarschijnlijk wel een
aantal keren bedenken voordat ze zich met deze giganten wil meten. De Erasmus Universiteit Rotterdam
heeft schijnbaar voor de diversificatie strategie gekozen: sinds enige tijd prijkt op het gebouw aan de Maas
het logo van een woningcorporatie. Medewerkers van
de universiteit moeten er nog even aan wennen dat de
ondernemende universiteit niet alleen onderwijsproducten verkoopt maar ook in vastgoed handelt. Als de
resultaten van een discussie over het open bestel zich
toespitsen op het spel en niet op de knikkers zit er voor
de onderwijsconsument (lees: student) niets anders
op dan het onderwijs te halen waar het nog kwalitatief
hoogwaardig wordt aangeboden: in het buitenland.
Literatuur
Ministerie van OCW (2006) Kennis in Kaart. Ministerie van
OCW, Den Haag.
ESB
15 december 2006
643