Ga direct naar de content

Onzekerheid over rijksuitgaven probleem voor gemeenten

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 31 2019

■ Maarten Allers en Corine Hoeben (COELO)

Bij het opstellen van hun begroting, in het voorjaar voorafgaande aan het begrotingsjaar, moeten gemeenten weten wat ze te besteden hebben. Veruit de belangrijkste inkomstenbron, vier keer zo groot als nummer twee, is de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Hoe hoog die uitpakt, is echter pas na afloop van het begrotingsjaar bekend.

De jaarlijkse groei van deze uitkering aan gemeenten (het accres) is namelijk gekoppeld aan de feitelijke rijksuitgaven (de ‘trap-op-trap-af’-systematiek), en die liggen pas na afloop van het begrotingsjaar vast. Geeft het Rijk minder uit dan begroot, dan ontvangen gemeenten minder dan verwacht.

Gemeenten worden tussentijds over het accres geïnformeerd via circulaires. De figuur geeft voor twee begrotingsjaren aan welk accresbedrag op welk moment bekend werd gemaakt. Daaruit blijkt duidelijk dat een nieuwe circulaire weer een andere raming kan geven. De veranderlijkheid, zowel naar beneden als naar boven, is enorm. Dit maakt sturen op financiën moeilijk en werkt kortetermijndenken in de hand.

Daarnaast verschijnt de meicirculaire van de Rijksoverheid, met de meest recente raming, te laat om deze mee te nemen in de gemeentelijke voorjaarsnota. De circulaire verschijnt pas eind mei, terwijl de voorjaarsnota’s van gemeenten al uiterlijk begin mei worden opgesteld en verstuurd naar de gemeenteraad. Op basis van die voorjaarsnota vindt een belangrijke politieke discussie over de begroting plaats. In gemeenteraden wordt daarom noodgedwongen vaak gediscussieerd op basis van een achterhaald stuk.

Het wordt de raad zo lastig gemaakt om zijn democratische plicht te vervullen. Dit kan ook anders. Gemeenten kan meerjarige zekerheid worden gegeven door niet de feitelijke rijksuitgaven, maar het vierjarige uitgaven­kader als grondslag te nemen. Bij het begin van een kabinetsperiode wordt de omvang van de algemene uitkering dan voor vier jaar vastgelegd.

De jaarlijkse verandering van de algemene uitkering aan een individuele gemeente hangt niet alleen af van het accres, maar ook van de verdeling van het beschikbare bedrag tussen gemeenten. Als die in de toekomst gebaseerd zou zijn op iets minder actuele gegevens dan nu het geval is (t−1 in plaats van t), kan ook deze onzekerheid worden uitgebannen. Dan weet elke gemeente bij het maken van de begroting precies hoeveel geld zij kan inboeken.

Auteurs

Categorieën