Oneerlijke concurrence
Sinds privatisering in dit land aandacht begon te
krijgen (omstreeks 1981) hebben ondernemers aandacht gevraagd voor het verschijnsel van oneerlijke
concurrentie door overheidsbedrijven. Zo waren er
bedrijven in de natte waterbouw die klaagden over
de concurrentie die zij ondervonden van TNO, een
staatsinstelling die zelf een concurrerend bedrijf oprichtte. Ook waren er in de jaren tachtig nogal wat
gemeenten die om ideologische redenen geen zin
hadden in privatisering, maar vanwege de bezuinigingsproblemen toch de bedrijfsvoering moesten
veranderen. Daar kregen gemeentelijke diensten de
opdracht om naar betaalde klandizie buiten de gemeentedienst te zoeken. De interne accountantsdienst bij voorbeeld kreeg opdracht om klanten te
werven buiten de eigen gemeentelijke of provinciale organisatie. Het kon dan gaan om controlewerk
of advieswerk bij andere (semi-)overheidsinstellingen als scholen, bejaardentehuizen, ziekenhuizen,
of bij bedrijven of andere gemeenten. De vraag is of
een dergelijke vorm van concurrentie uit een oogpunt van mededingingspolitiek gerechtvaardigd is
of niet.
Het merkwaardige is dat de economische literatuur
dit verschijnsel niet lijkt te behandelen. In de standaardboeken over micro-economic vindt men analyses over “market failures’, ‘workable competition’,
“peak load pricing’, ‘lemons’ en zo meer, maar geen
analyses van marktverstoringen door overheidsbedrijven. Zou de klacht van de ondernemers over
oneerlijke concurrentie door de overheid dan moeten worden afgedaan als gezeur van lieden die in
hun eigen belangen worden geschaad door nieuwe
concurrenten?
De klachten van ondernemers uit de jaren tachtig
kan ik niet beoordelen wegens te weinig beschikbare gegevens, maar ze zouden gelijk gehad kunnen
hebben, indien er sprake zou zijn van een verschijnsel dat lijkt op een praktijk die wel wordt beschreven in de tekstboeken, namelijk ‘dumping’: het verkopen van produkten op andere markten tegen een
prijs beneden de kostprijs. Dat soort oneerlijke concurrentie wordt in het geval van overheidsbedrijven
mogelijk gemaakt omdat die bedrijven een deel van
de kostprijs dekken uit hun budget afkomstig uit de
algemene middelen. Of zelfs doordat deze overheidsbedrijven geen btw in rekening hoeven te
brengen.
De oneerlijke concurrentie kan overigens veroorzaakt zijn door hele nobele doelen, zoals uit enkele
voorbeelden hierna zal blijken. Allereerst de gezondheidszorg. Er zijn in dit land vele bedrijfsgezondheidsdiensten die voor bedrijven in de regio tegen betaling keuringen en dergelijke verrichten. De
prijs moet kostendekkend zijn. Inmiddels is ook het
hele land afgedekt met regionale basisgezondheidsdiensten, regionale versies van de vroegere GGD’s.
Deze gemeentelijke diensten worden uit de algeme, ne middelen bekostigd en zijn bedoeld voor preventie van besmettelijke ziekten, voor grootschalige bevolkingsonderzoeken, enzovoort. Uiteraard worden
ESB 29-1-1992
ook deze diensten geraakt door de
vinger der bezuiniging. Zo’n aanslag kan men op vele manieren
opvangen, en wat voorspelbaar
was zie je gebeuren: deze publieke
diensten gaan particuliere bedrijven tegen betaling keuringsdiensten aanbieden. En reken maar dat
de tarieven lager zijn dan die van
de particuliere bedrijfsgezondheidsdiensten. De vaste kosten en het
grootste deel van de variabele kosten zijn immers toch al gedekt vanuit de publieke schatkist!
Een ander voorbeeld vindt men in
het openbaar vervoer, bij de semipublieke streekvervoerbedrijven
die subsidie ontvangen en een beschermde markt hebben. Om meer bedrijfsmatig te
werken kopen deze streekvervoerders kleine reisbureaus op en gaan vervolgens de markt op van toeristische busreizen. Nu hebben vele gemeenten vrije
busbanen, die door de gewone particuliere toerbussen met toeristen niet mogen worden gebruikt. Maar
als de toerbussen van de streekvervoerders die vrije
busbanen gebruiken, op weg ‘naar de bollen’ met
honderd toeristen, dan ziet de politic de overtreding
niet. Goede doelen in het overheidsbeleid worden
dan misbruikt.
Of neem het volgende voorbeeld. Deze zomer
wordt er weer een Floriade georganiseerd (eens in
de tien jaar), ditmaal in Zoetermeer. Streekvervoerder West-Nederland heeft in samenwerking met Floriade en het Ministerie van Verkeer & Waterstaat een
‘Floriade Express’ georganiseerd: een snelbus vanuit
plaatsen als Rotterdam, Delft en Den Haag. Volgens
mijn informatie geeft de overheid een subsidie van
/ 600.000 in verband met het te verwachten exploitatieverlies. De gebruiker van de express betaalt/ 20
voor een rit plus entreebewijs, evenveel als degene
die met ander vervoer komt en een toegangskaartje
koopt. Het gaat om een goed doel: de snelwegen
naar Zoetermeer worden ontlast, de automobiliteit
wordt afgeremd, wat goed is voor het milieu. Maar
elke particuliere toerbusoperator wordt de kans ontnomen om een zakelijke dagtocht te organiseren.
Hij krijgt geen subsidie en zal dus altijd een prijs
moeten vragen die veel hoger is dan/ 20.
Er is niets op tegen dat streekvervoerders proberen
steeds meer bedrijfsmatig te werken en hun wieken
uit te slaan, ofte wel te diversificeren. Maar de overheid zou meer moeten letten op de kwestie van de
oneerlijke concurrentie, evenals de schrijvers van
handboeken over economic en ‘market failures’ in
het bijzonder.
* Met dank aan de Bestuurskundestudent Frank Bouwmeester en mijn broer A. Boorsma.
P.B. Boorsma