Ga direct naar de content

Het huiswerk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 29 1992

Het huiswerk
“De Nederlandse economic is nog niet klaar voor
Europa. De wig en de lastendruk moeten drastisch
omlaag en de fiscale structuur moet krachtig worden bijgesteld”, aldus VNO-voorzitter Rinnooy Kan
vorige week in de Onderneming . Wil ons land in
1997, als de EMU van start gaat, in de Europese
voorhoede kunnen meespelen, dan heeft het nog
een ‘huiswerk’ van/ 32,5 mrd. voor de boeg, zo
heeft Rinnooy Kan becijferd. Het grootste deel daarvan bestaat uit het terugdringen van de wig — het
verschil tussen bruto loonkosten en netto loon naar gemiddeld Europees niveau. Daarnaast moet
de vennootschapsbelasting omlaag en moet het ondernemersvermogen in de vermogensbelasting worden vrijgesteld.
Rinnooy Kan is niet bang dat Nederland het toelatingsexamen voor de EMU niet zal halen. Wat de inflatie, de rente en de wisselkoers betreft voldoet Nederland al aan de eisen en als het ombuigingsbeleid
wordt volgehouden zal het met het financieringstekort ook wel lukken. De overheidsschuld zal in
1997 nog boven de norm van 60% van het bruto binnenlands produkt liggen, maar de afgezwakte norm
van Maastricht (een dalende schuld die in de buurt
van het streefcijfer komt) zal waarschijnlijk wel worden gehaald. Rinnooy Kans grootste zorg is de wig,
die in ons land 9 procentpunten boven het Europese gemiddelde ligt en 13 procentpunten boven het
gemiddelde van de OESO.
De hoge wig betekent dat de Nederlandse werknemer relatief veel kost en relatief weinig overhoudt.
In een geintegreerde markt, waarin produktiefactoren steeds mobieler worden, kan dat problemen
gaan opleveren. Hoewel arbeid niet zo’n erg mobiele produktiefactor is, ligt het voor de hand dat de
loonniveaus in naburige landen naar elkaar toegroeien. Vakbondseconoom Piet Vos van de Industriebond FNV heeft er al op gewezen dat Nederlandse
werknemers op een gegeven moment zullen gaan
vragen om een vergelijkbaar netto inkomen als hun
Duitse collega’s. De Industriebond FNV zal ook
meer gaan kijken naar de gang van zaken in Europa
dan naar de Haagse cijfers en zich daarbij vooral
richten op haar Duitse zusterorganisatie, de IG Metall2. Dat kan het einde betekenen van de loonmatiging. Als op dat moment de wig in ons land nog
steeds veel hoger is dan in bij voorbeeld Duitsland,
prijst de Nederlandse werknemer, c.q. het Nederlandse produkt, zich uit de markt.
De oorzaak van de hoge wig is bekend: de hoge
kosten van de sociale zekerheid. Vooral de uitgaven
voor gezondheidszorg en arbeidsongeschiktheid
zijn in ons land veel hoger dan in andere Europese
landen. De OESO heeft er in haar laatste rapport
over Nederland nog eens op gewezen hoezeer de situatie in ons land is scheefgegroeid . Zouden de
kosten van de gezondheidszorg en arbeidsongeschiktheid naar het Europese gemiddelde kunnen
worden teruggebracht, dan zou daarmee al driekwart van het wigverschil zijn verdwenen. De wig
zou ook kleiner worden als meer mensen in ons

ESB 29-1-1992

land aan het arbeidsproces zouden deelnemen. Een
procentpunt stijging van de participatiegraad (ca.
100.000 personen) betekent een vermindering van
de belasting- en premiedruk van ruwweg/ 2,5 a 3
mrd. of wel een verkleining van de wig met een
punt.
Naast de hoge wig vreest Rinnooy Kan de fiscale
concurrentie. Om kapitaal en ondernemerschap aan
te lokken neigen de EG-lidstaten ertoe om de belasting op ondernemend vermogen te verlagen. Nederland kan daarbij niet achterblijven. Daarom pleit Rinnooy Kan voor 1997 voor een verlaging van het
tarief van de vennootschapsbelasting naar 30%, afschaffing van de vermogensbelasting en van de dubbele druk op winst en dividendinkomen, en liefst
ook nog verlaging van de BTW van 18,5 naar 17%.
Te zamen een pakket van/ 6,5 mrd. De vermindering van de belastingopbrengst mag echter niet ten
koste gaan van de prestaties die de overheid levert
op het terrein van onderwijs, infrastructuur en kwaliteit en tempo van de besluitvorming, want ook die
factoren zijn van wezenlijk belang voor het internationale concurrentievermogen.
Opmerkelijk genoeg roept het VNO vooral de overheid op om met het achterstallige huiswerk te beginnen. Zeker als het gaat om het verkleinen van de
wig en het verhogen van de participatiegraad, ligt er
een belangrijke taak voor het bedrijfsleven zelf. Het
is te gemakkelijk om van de overheid een oplossing
te vragen voor het uit de hand lopen van de WAOuitgaven, terwijl de enige echte oplossing voor het
WAO-probleem is dat het bedrijfsleven zelf meer
doet aan preventie, scholing, herplaatsing en gericht ouderenbeleid om te voorkomen dat mensen
in de WAO belanden. Ook valt er wat te verdienen
met het beperken van de kosten van de VUT, die
een steeds groter onderdeel van de wig zijn gaan
vormen. Na jaren onderhandelen heeft AKZO nu
een eerste stap gezet naar een creatievere en op
den duur meer betaalbare oplossing voor het uittreden uit het arbeidsproces. Om de participatiegraad
te verhogen zou het bedrijfsleven kunnen beginnen
met het wegnemen van barrieres zoals de algemeenverbindendverklaring van cao’s en het gebrek aan
kinderopvang in bedrijven. Weliswaar worden hier
en daar initiatieven genomen, maar de omvang daarvan is nog erg beperkt.
Rinnooy Kan heeft gelijk dat Nederland zijn huiswerk voor het Europa van morgen nog niet afheeft.
Maar die boodschap geldt niet alleen voor het Haagse circuit, maar ook voor zijn eigen leden, die voor
hun sociaal-economische vakken nog wat onvoldoendes moeten wegwerken.
L. van der Geest
1. Economic Nederland niet klaar voor EMU, Onderneming, 21 januari 1992.
2. EMU dringender voor vakbeweging dan sociaal handvest, Hetfinancieele Dagblad, 31 december 1991, biz. 9.
3. OESO, Economic surveys, Netherlands, Parijs, 1991, biz.

59 e.v.

Auteur