Ga direct naar de content

G7 verdeeld over plan van aanpak

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 29 1992

ECONOMIE

G7 verdeeld
over plan van
aanpak
De bijeenkomst van de G7 stond in
het teken van raogelijkheden om het
herstel van de zwakke wereldeconomie te versterken. Nu het economische herstel in de Verenigde Staten
en in het Verenigd Koninkrijk langer
op rich laat wachten dan oorspronkelijk voorspeld, neemt de druk toe
op de overige gei’ndustrialiseerde
landen om een helpende hand te bieden. Met name nu voor beide Angelsaksische regeringsleiders het jaar
van de verkiezingen is aangebroken,
is hen er alles aan gelegen de binnenlandse economic weer op gang
te brengen. Echter de zeven gei’ndustrialiseerde landen konden het niet
eens worden over een gezamenlijk
actieplan om de wereldeconomie te
stimuleren. Duitsland blijkt niet bereid toezeggingen te doen tot een
renteverlaging. Volgens de Bundesbank zou alleen de combinatie van
een daling van het overheidstekort,
een lagere geldgroei en een gematigde loonstijging ruimte kunnen bieden voor lagere rentetarieven. Hoewel men het eens is over het belang
van economische groei, en de lagere
inflatie in een aantal landen wordt
geprezen, kwamen de zeven landen
niet verder dan een intentieverklaring om gezamenlijk de groei van de
wereldeconomie te versterken.

State of the Union
Op 28 januari heeft president Bush
zijn State of the Union uitgesproken,
gevolgd door de plannen voor het
komende begrotingsjaar, aanvangend in oktober. Hiermee wordt de
financiele markten een aantal nieuwe aanknopingspunten geboden.
Echter na een begrotingstekort van
$ 269 miljard in het voorgaande jaar
wordt — zonder rekening te houden
met de nieuwe stimuleringsplannen —
voor het lopende begrotingsjaar gerekend op een tekort van $ 375 miljard. De beperkte mogelijkheden die
Bush heeft om de economic te stimuleren blijken met name uit de samenstelling van de begroting. Op grond
van het voorgaande begrotingsjaar

vormen de rentebetalingen op de
schuld van de overheid de grootste
post op de begroting. Bush heeft
echter weinig keus. Na de forse verruiming door de Fed, waardoor het
disconto historisch laag staat, is de
economic nog niet op gang. Bush
kan dan ook niet anders dan zelf het
initiatief te nemen met een pakket
stimuleringsmaatregelen.

Traag herstel in VS
In het laatste kwartaal van 1991 lijkt
de economic opnieuw in de rode cijfers te zijn terecht ge.komen. Zo lag
over 1991 het aantal in aanbouw genomen woningen met 1.014.700 op
een naoorlogs dieptepunt, ondanks
een licht herstel in de laatste maand
van het jaar. Het tekort op de handelsbalans daalde in november spectaculair tot $ 3,57 miljard. Hoewel
dit op het eerste gezicht positief
lijkt, werd deze daling volledig veroorzaakt door een terugval van de
importen met 5,5%, hetgeen duidt
op verminderde bestedingen. Vooralsnog valt nog geen verbetering te
bespeuren. Het gebrek aan vertrouwen van de consumenten kwam tot
uiting in een daling van de detailhandelsverkopen met 0,4% in december,
waardoor geheel 1991 een stijging
liet zien van slechts 0,7%, de laagste
groei in de afgelopen dertig jaar.
Deze magere afzet had gevolgen
voor het bedrijfsleven. De industriele produktie liet in december voor
de derde achtereenvolgende maand
een daling zien, een ontwikkeling
die werd gevolgd door de bezettingsgraad. De economie toont op dit moment dan ook nog geen tekenen van
herstel.
Zowel de Fed als het CBO (het begrotingsbureau van het Congres) verwachten na een negatieve groei van
0,6% in het afgelopen kwartaal voor
het eerste kwartaal van 1992 een
licht herstel met 0,9%. Hiermee zou
de Amerikaanse economie ternauwernood aan een ‘double dip’ ontsnappen. Van een ‘double dip’ zou
sprake zijn in het geval dat de Amerikaanse economie opnieuw in een recessie zou belanden als gevolg van
een negatieve groei zowel in het laatste kwartaal van 1991 als in het eerste kwartaal van 1992. Een werkelijk
aantrekken van de economie zien zij
echter niet voor de tweede helft van
het jaar. Een positieve bijkomstigheid is dat de Amerikaanse recessie
gepaard is gegaan met een daling
van de inflatie. Over 1991 is de stijging van de consumentenprijzen uitgekomen op 3,1%, de laagste stijging

sinds 1986. Behalve dat de recessie
de inflatoire druk verlichtte, was ook
de daling van de olieprijzen sinds
het begin van de Golfoorlog vorig
jaar verantwoordelijk voor deze ontwikkeling.

Handelsrelatie met Japan
In 1991 is na vier jaar een einde gekomen aan de daling van het handelsoverschot van Japan. Als gevolg
van een importgroei, die met 0,7%
sterk achter bleef bij de groei van de
export met 9,6%, expandeerde het
handelsoverschot over 1991 met
50% tot $ 78,2 miljard. Lagere prijzen
voor olie en andere grondstoffen waren de belangrijkste factoren achter
de achterblijvende groei van de import. Opvallend was dat het handelsoverschot met de door recessie geplaagde Verenigde Staten vrijwel
constant bleef op $ 38,5 miljard, terwijl het surplus met de EG met bijna
50% toenam tot $ 27,4 miljard. Het
grotere handelsoverschot heeft de
roep om protectionistische maatregelen tegen Japan verder doen toenemen. Zo hebben de VS recentelijk
een order voor de bouw van een
aantal treinwagons, die oorspronkelijk bestemd was voor een Japans bedrijf, onder druk van de publieke
opinie teruggedraaid.
Daarnaast zal Japan ook zelf een oplossing moeten vinden voor het
structured lage percentage van het
bbp wat voor consumptie wordt aangewend, om op deze manier de import te stimuleren. Hoewel de consumptieve bestedingen in november
nog met 4% toenamen ten opzichte
van november 1990, wordt vanuit eigen land de druk groter om via monetaire verruiming de economie en
de aandelenmarkt te stimuleren. Zowel de groei van de geldhoeveelheid, met 2% in december de laagste
in de geschiedenis, als de dalende
korte rente bieden ruimte voor een
verdere discontoverlaging. Met de
daling van de groothandelsprijzen in
december met 1,6% op jaarbasis en
een inflatie voor de regio van Tokio
van onder de 3%, lijkt de inflatie onder controle en bestaan er ook vanuit die kant geen bezwaren meer
tegen een versoepeling van het monetaire beleid.

Bundesbank ziet geen recessie
Niet alleen in Duitsland maar ook in
de rest van de wereld is van verschillende kanten te horen dat de hoge
geldmarktrente negatieve invloed
heeft op de economische ontwikkeling. In haar jongste maandrapport

stelt de Duitse Bundesbank echter
dat de benutting van de produktiecapaciteit in Duitsland hoog is. De export groeit, de investeringsbereidheid is behoorlijk en in
verschillende delen van de economic is de vraag momenteel groter
dan in het voorjaar van 1991. Daarnaast is de lange kapitaalmarktrente
van groter belang voor investeringsbeslissingen en deze rente heeft
sinds de laatste verhoging van het
disconto juist een dalende trend vertoond. De belangrijkste reden voor
de Bundesbank om het huidige monetaire beleid te verdedigen is echter haar bezorgdheid over de inflatie. Op basis van een groei van de
geldhoeveelheid (M3) tussen mei en
november van 7% ten opzichte van

een door de Bundesbank gestelde uiterste limiet van 5,5%, is het inflatiegevaar nog niet geweken. Enige afkoeling van de economic kan geen
kwaad aldus de Bundesbank. De
bank ziet ook risico’s in het ontstaan
van een loon/prijsspiraal en bij de

financiering van de overheidsuitgaven. Een loonstijging rond het niveau van vorig jaar (6,7%) is volgens
de Bundesbank in het huidige economische scenario niet acceptabel.
Echter na het afbreken van de loononderhandelingen in de metaal zijn
de vooruitzichten somber en is de
stakingsdreiging sinds dertien jaar
groter dan ooit. Daarnaast is het
Duitse begrotingstekort in het jaar
van de eenwording gestegen van
DM 46,5 miljard tot DM 87 miljard en
blijft de kapitaalbehoefte ook dit jaar
nog hoog. Een lichtpuntje wordt gevormd door de recente inflatiecijfers
van twee westelijke deelstaten, die
weer onder de 4% zijn uitgekomen.
De Duitse regering verwacht voor
dit jaar een groei van ruim 2%, waarbij ze uitgaat van een loonstijging
van 5% in het westen. De groei in
het westelijk deel zal terugvallen
van 3,2% tot rond de 1,5%, terwijl de
voormalige DDK zich zal herstellen
met een groei van 10%. De werkloosheid zal in beide delen van Duitsland volgend jaar echter verder toe-

nemen.

ESB 29-1-1992