Onderzoek en ontwikkeling activeren
Aute ur(s ):
Dolfsma, W.A. (auteur)
TU Delft en International Institute of Infonomics.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4304, pagina 330, 13 april 2001 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
accounting
De Europese Commissie overweegt de invoering van een richtlijn voor het waarderen van onderzoek en ontwikkeling. De voordelen
ervan overtreffen de nadelen.
Onder druk van globalisering verandert de praktijk van externe verslaggeving voor bedrijven in Nederland en Europa. Nederlandse
bedrijven gaan over tot het hanteren van normen zoals die bijvoorbeeld in de Verenigde Staten gelden. Naast deze Generally Agreed
Accounting Principles (US-GAAP), zijn de door de International Accounting Standards Committee (IASC) ontwikkelde regels in
gebruik. De Europese Commissie overweegt de normen van de laatste instelling op te leggen aan bedrijven die in Europa gevestigd
zijn, zij het dat daarbij is aangekondigd de normen te amenderen 1. Een belangrijke reden om deze normen te hanteren, is dat daarmee
de cijfers die een bedrijf presenteert beter interpreteerbaar en vergelijkbaar worden. Het verstrekken van dergelijke, soms
vertrouwelijke informatie, moet het vertrouwen van investeerders wekken.
Immateriële vaste activa
Eén van de veranderingen in de verslaggeving is op het gebied van o&o. Gezien het belang van o&o, zijn de verruimde mogelijkheden
om de uitkomsten van o&o als actief op de balans te zetten belangwekkend. Bedrijven ondernemen o&o-activiteiten met het oog op
toekomstige economische voordelen. De uitkomsten van o&o zijn te beschouwen als een immaterieel actief. Immateriële vaste activa zijn
identificeerbare, niet-monetaire en niet-fysieke productiemiddelen waarover een bedrijf gedurende meerdere perioden kan beschikken
“ten behoeve van het voortbrengen van goederen of diensten, voor verhuur of voor administratieve doeleinden” 2. Een definitie van het
begrip ontbreekt in de Nederlandse wet. Een belangrijke voorwaarde om tot activering over te kunnen gaan, is dat de aan de post
verbonden economische voordelen met grote waarschijnlijkheid daadwerkelijk aan de onderneming toevallen. Verder moet de waarde van
de post met enige mate van betrouwbaarheid kunnen worden vastgesteld.
Waardering
De tweede voorwaarde weerhoudt bedrijven ervan om niet tot activering van hun immateriële activa over te gaan. Echter, met
uitzondering van de liquide middelen op de balans, is bij het vaststellen van de waarde van iedere post een subjectief element betrokken.
De alternatieven voor het waarderen van immateriële activa zijn de historische kosten, de vervaardigingswaarde, de vervangingswaarde,
en de directe en indirecte opbrengstwaarde 3. De Nederlandse wetgever staat de vervangingswaardemethode of de indirecte
opbrengstwaarde niet toe. Zij geeft de voorkeur aan de historische kosten of de vervaardigingswaarde. Een groot nadeel van de directe
opbrengstwaarde is, dat niet duidelijk is of daarmee de liquidatiewaarde bedoeld is of dat het gaat om verkoop van het actief bij normale
bedrijfsuitoefening. Bepalen van de netto-opbrengsten in het geval van de indirecte opbrengstenmethode is vaak al even arbitrair. Ook
het in september 1998 uitgevaardigde International Accounting Standard 38, betreffende ‘intangible assets’, geeft de voorkeur aan
historische uitgaven 4. Indien echter een redelijke waarde (‘fair value’) bepaald kan worden met verwijzing naar een actieve, voldoende
ontwikkelde secundaire markt en daarmee op een ‘alternatieve aanwending’, is de vervangingswaarde als methode door de IASC
toegestaan, mits jaarlijks herwaardering plaatsvindt. De IAS biedt hiermee ruimere randvoorwaarden dan de Nederlandse wetgever.
Verruimde mogelijkheden
Wanneer de richtlijnen van het IASC onverkort gaan gelden, wordt het mogelijk om de o&o-uitgaven als onderdeel van de immateriële
activa te activeren. Voldoet een immaterieel actief niet aan de eerder genoemde twee algemene criteria, dan dienen de uitgaven direct ten
laste van het resultaat te komen. IAS 38 eist ook dan dat het bedrag dat met o&o gemoeid is, wordt gepubliceerd. Naast meer
fundamenteel onderzoek mogen aangekochte o&o, merknamen, opstartkosten en intern gegenereerde goodwill niet worden geactiveerd.
Ontwikkelingsuitgaven, bijvoorbeeld ten behoeve van software, mogen wel als immaterieel actief worden erkend. Er dient immers een
gerede kans te zijn dat o&o-activiteiten toekomstige voordelen voor het bedrijf met zich meebrengen. Pas dan mogen de uitgaven die
nog zullen volgen voor het project worden geactiveerd.
Afschrijven dient plaats te vinden volgens de beste inschatting van de economische levensduur van het actief. Het IASC stelt een limiet
van twintig jaar vast, maar geeft aan dat, wanneer overtuigend bewijs beschikbaar is en ook gepubliceerd wordt, er over een langere
termijn afgeschreven kan worden. Dat zal in de praktijk, zo wordt gesteld, zelden gebeuren. Waar immateriële activa in Nederland op dit
moment al als zodanig erkend worden, wordt in de regel over een periode van vijf jaar afgeschreven.
Voordelen van activeren
Wanneer bedrijven immateriële zaken als duurzaam productiemiddel erkennen, betekent dat een opwaardering van de balans. Indien
immateriële activa inderdaad economisch belangrijker worden, dan geeft het activeren van o&o uitgaven inderdaad een correcter beeld
van de toestand van het bedrijf. Dat stelt het bedrijf onder meer in staat tegen gunstiger condities vermogen aan te trekken. Bekend is
immers dat o&o-intensieve bedrijven relatief ondergewaardeerd worden en mede om die reden hogere kapitaalkosten maken 5.
Informatie over de waarde van immateriële activa is over het algemeen niet alleen bekend bij de leiding van het bedrijf. Een kleine groep
buitenstaanders kan met deze informatie zijn voordeel doen (analisten), dan wel zich vrijwaren van problemen (accountants). Dergelijke
voordelen zijn groter bij o&o-intensieve bedrijven. De gëintroduceerde informatie-asymmetrie is niet bevorderlijk voor het vertrouwen bij
een algemeen publiek en leidt tot een verminderde hoeveelheid beschikbaar vermogen op de kapitaalmarkt.
Direct de uitgaven van o&o ten laste brengen van het resultaat zal, vooral waar het een eenmalig, groot bedrag betreft, niet de
operationele winst beïnvloeden. In plaats daarvan wordt het als bijzonder resultaat geboekt. De in de toekomst te tonen resultaten
worden zo rooskleuriger voorgesteld dan zij zijn. De directie heeft meer mogelijkheden de gepresenteerde cijfers aan te passen op een
manier die haar uitkomt als immateriële activa niet geactiveerd worden. In jaren dat het vooruitzicht minder is, kan worden besloten de
o&o-activiteiten op een lager pitje te zetten. Vooral wanneer dergelijke kosten vallen onder de algemene noemer ‘operationele kosten’,
valt iets dergelijks nauwelijks op. Bij activering van o&o, en immateriële activa in het algemeen, zal het gevolg van (tijdelijk) op een lager
pitje zetten van activiteiten een minder grote invloed hebben op de te presenteren cijfers en met name de (operationele) winst. Daarnaast
zal op termijn deze actiefpost op de balans verminderen, hetgeen mogelijk reacties van aandeelhouders oproept.
Nadelen van activeren
Een groot nadeel van het activeren van o&o-uitgaven is de mogelijkheid dat een project niet tot een te vermarkten product leidt, of dat
het de producten die het bedrijf al maakt niet beter maken kan. Daarnaast is het mogelijk dat de concurrentie dusdanig snel reageert dat
de o&o-activiteiten geen voordelen opleveren die aan het bedrijf toekomen. Aan innoveren zijn risico’s verbonden. In het geval van
immateriële activa zijn de risico’s groter, omdat daar eerder sprake is van een onderzoekscomponent dan van een
ontwikkelingscomponent. Daarnaast is het succes op de markt scheef verdeeld. Gevolg van het in deze zin ten onrechte activeren van
o&o is een opgeblazen balans. Bezittingen met een hoog virtueel karakter die mogelijk zijn ‘gefinancierd’ met eigen vermogen in de vorm
van (wettelijke) reserves, verschijnen op de balans. Het zou nog erger zijn wanneer dergelijke ten onrechte opgenomen immateriële activa
zouden dienen als onderpand voor te verstrekken vreemd vermogen.
Als laatste kan gezegd worden, dat de markt voor immateriële activa minder goed ontwikkeld is dan die voor fysieke en financiële activa.
Daarmee is de waarde waartegen zij op de balans staan zou wellicht kwestieuzer. In het geval van de uitkomsten van o&o biedt het
internet wellicht uitkomst: er zijn diverse sites waar patenten verhandeld worden of de aanvraag ervan vergemakkelijkt wordt 6.
Voorwaarde voor een goed functionerende markt voor immateriële activa is uiteraard dat deze voldoende duidelijk gedefinieerd zijn. Dit
vereist in de meeste gevallen een goed functionerend systeem van intellectuele eigendomsrechten.
Conclusies
Het toegenomen economisch belang van onderzoek en ontwikkeling verhoogt de druk voor bedrijven om verslag te doen van haar o&oactiviteiten, en hun bijdragen aan het resultaat. Er zijn verschillende voor- en nadelen verbonden aan het daadwerkelijk activeren.
Gegeven de veranderende economische omstandigheden die samengevat kunnen worden onder het begrip kenniseconomie, wegen de
voordelen zwaarder dan de nadelen. Daarmee is het initiatief van de Europese Commissie om geharmoniseerde accountingnormen op te
leggen aan bedrijven in Europa van belang. De door het IASC voorgestelde normen gelden voor de Europese Commissie als
uitgangspunt. Hierbij worden de voorwaarden om immateriële activa te activeren, en met name de uitkomsten van o&o-activiteiten,
verruimd
1 Financial Times, 13 februari 2001.
2 A. de Bos en F. Krens, Immateriële vaste activa, in: M.N. Hoogendoorn, J. Klaassen en F. Krens (redactie), Externe verslaggeving in
theorie en praktijk, Delwel, Den Haag, 1997.
3 D. Budworth, Finance and innovation, International Thomson Business Press, Londen, 1996.
4 http://www.iasc.org.uk. IAS 38 vervangt IAS 9 (Research and development costs).
5 B. Lev, Intangibles – management, measurement, and reporting, Stern School of Business, New York, mimeo, 2000.
6 Zie http://www.pl-x.com enhttp://www.patents.ibm.com, alsmede Financial Times, 16 augustus 2000.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)