Ga direct naar de content

Omarm de complexiteit bij sturen op welbevinden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 19 2022
Paul de Ridder is oprichter van Waal Strategisch Adviesbureau. Josephine Sassen-Van Meer is senior integrating scientist bij TNO.

Hoeveel extra eenzame jongeren zijn te verantwoorden als daarmee de gezondheid van kwetsbaren beschermd kan worden? Hoeveel extra reistijd mogen we van een automobilist vragen om een boswandeling voor een gezin uit de binnenstad mogelijk te maken? En hoe modeleer je de relatie tussen dergelijke effecten op welbevinden?

Na drie jaar onderzoek met een transdisciplinair team van wetenschappers weten we één ding zeker: een model ontwikkelen dat beleids­makers ondersteunt bij het sturen op maatschappelijk welbevinden, is een met wicked problems doorspekte opgave die een paradigma-verandering vergt wat betreft de wijze waarop we met ‘brede welvaart’ omgaan.

Er zijn een aantal fundamentele beperkingen die het model­matige sturen op welbevinden bemoeilijken. Effecten qua welbevinden laten zich bijvoorbeeld vaak lastig kwantificeren. ‘Welbevinden-eindtermen’ zoals autonomie of veiligheid laten zich het beste vangen in ordinale schalen, en dat rekent niet zo lekker. Als slim trucje rekenen we in plaats daarvan met de voorspellers van die eindtermen die we wél kunnen tellen, zoals de hoeveelheden banen, camera’s of CO₂. Soms werkt dit aardig, maar hoe complexer het vraagstuk, hoe groter de kans dat we de plank misslaan. Want welk effect heeft een stikstofdepositie van 1,9 mol/ha/jaar op ons welbevinden vergeleken met de realisatie van 2.000 nieuwe woningen? En voor wie?

Het moge duidelijk zijn, een uitkomst van één getal doet onvoldoende recht aan de complexiteit van het vraagstuk, ook als dat getal de maatschappelijke afwegingen reflecteert. Ofwel, ieder model dat welbevinden reduceert tot de kwantificeerbare indicatoren van de eindtermen zal rekenen met een te sterk vertekend beeld van de werkelijkheid.

Daarbij moeten er bij het sturen op welbevinden bijna altijd appels met peren vergeleken worden. Niet alleen met zeer verschillende indicatoren (bijvoorbeeld gezondheid met sociale cohesie), maar ook met verschillende doelgroepen – een maatregel die voor de één meer welbevinden betekent, kan voor de ander juist een afname daarvan inhouden. En dan willen we liefst ook nog de korte-, midden- en langetermijneffecten tegen elkaar afzetten.

De enige manier om met al deze dimensies om te gaan, is als we accepteren dat een model altijd meerdere effecten te zien zal geven, die tezamen wat zeggen over hoe het krachtenveld verdeeld is over de samenleving. Een belangrijk gevolg is dat het politieke en bestuurlijke proces dan ook moet kunnen omgaan met deze complexe belangen­afweging.

Sturen op welbevinden vergt een systemische benadering, waarbij ministeries domein-overstijgend samenwerken. In de huidige beleidspraktijk ligt de verantwoordelijkheid voor de uiteenlopende aspecten van welbevinden echter nog vaak bij verschillende ministeries. Deze versnippering leidt tot knelpunten bij grote maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie, waar er meerdere indicatoren van welbevinden samenkomen. Het ontbreken van de verschillende perspectieven op een groot maatschappelijk vraagstuk kan zorgen voor blinde vlekken ten aanzien van het welbevinden van doelgroepen die soms direct, en soms door effecten van de tweede of derde orde geraakt worden.

Hoog tijd dus om het accent te verschuiven van de platgeslagen kosten-batenanalyses naar een dialoog over de waarde die we toekennen aan bepaalde uitkomsten, gezien de context en de tijdsgeest van dat moment. Dit zal ons uiteindelijk in staat stellen om op basis van de juiste einddoelen beter geïnformeerde keuzes te kunnen maken.

De afgelopen drie jaar heeft TNO gewerkt aan een methodiek en aan instrumenten om bij domein-overstijgende opgaven op brede welvaart te kunnen sturen. Deze tools verschaffen inzicht in de effecten op welbevinden van beleidsopties voor de verschillende bevolkingsgroepen, en houden dan rekening met de meest relevante complexiteiten en beperkingen. Beleidsmakers kunnen interactief de uitkomsten langs verschillende dimensies uitsplitsen en vergelijken, terwijl ze met elkaar hierover in gesprek gaan.

Ons onderzoeksprogramma is een voorzichtige eerste stap richting een beleidscyclus waarin er, met diverse beleidsinstrumenten, integraal wordt gestuurd op maatschappelijk welbevinden (publicatie medio juli 2022) – maar zal alleen een succes worden als er een paradigma-shift plaatsvindt waarbij het accent verschuift van een verkokerde monetisatie naar een systeemblik die de dialoog aanwakkert.

Dat dit geen ongecompliceerde dialoog zal zijn met vanzelfsprekende uitkomsten, is dan juist toe te juichen, in plaats van deze te vermijden. Makkelijker kunnen we het niet maken, wel beter.

Auteurs

Categorieën