Ga direct naar de content

Niet-werkende moeders hebben hoger WAO-risico

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 6 2004

Niet-werkende moeders hebben hoger wao-risico
Aute ur(s ):
V. Thio en Ph.R. de Jong (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij Aarts, de Jong, Wilms & Goudriaan Pub lic Economics b .v. (APE) in Den Haag. V.Thio@ape.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4439, pagina 370, 6 augustus 2004 (datum)
Rubrie k :
arbeidsparticipatie
Tre fw oord(e n):

De aanwezigheid van thuiswonende kinderen levert volgens de bestaande literatuur geen verhoogd wao-risico van vrouwen op. Er is
echter sprake van selectieve waarneming, dat beter bekend staat als het healthy worker effect. Als hiervoor wordt gecorrigeerd,
blijken moeders wél een hoger wao-risico te lopen.
Sinds het begin van de jaren tachtig is het wao-risico van vrouwen sterk toegenomen ten opzichte van dat van mannen.1 Sinds 1980 is
ook de arbeidsparticipatie van vrouwen met een gezin spectaculair gegroeid. De samenloop van deze twee trends doet vermoeden dat de
combinatie van arbeid en zorg een hoger risico op arbeidsongeschiktheid veroorzaakt. Onderzoek naar de invloed van thuiswonende
kinderen op het wao-risico heeft tot nu toe echter geen bevestiging van dit vermoeden opgeleverd. In tegendeel, uit een onlangs
verschenen rapport blijkt dat bij vrouwen de aanwezigheid van kinderen de kans op instroom in de wao verlaagt (Janssens & Kok, 2004;
zie ook hun artikel op blz. 372-373). Van der Giezen vond in een eerder onderzoek dat de aanwezigheid van kinderen in het huishouden
niet bijdraagt aan het verschil in wao-risico tussen vrouwen en mannen (Van der Giezen, 2000).
Als de combinatie van arbeid en zorg bij vrouwen tot een lager wao-risico leidt, dan zou een belangrijk argument voor het voeren van
levensloopbeleid wegvallen. Levensloopbeleid gaat immers uit van de veronderstelling dat veel werkende ouders moeite hebben arbeid
en zorg te combineren. Fricties kunnen tot gezondheidsklachten leiden en het wao-risico verhogen. Een negatieve relatie tussen
kinderzorg en wao-risico betekent bovendien dat verhoging van de arbeidsparticipatie van moeders niet alleen de kosten van vergrijzing
gemakkelijker te dragen maakt, maar ook een gunstig effect heeft op het aantal arbeidsongeschikten.
Healthy worker effect
Dit dubbele dividend van meer arbeidsparticipatie terwijl het wao-risico niet toeneemt, is echter alleen te winnen als de bovengenoemde
onderzoeksuitkomsten ook gelden voor vrouwen die na de geboorte van hun kinderen zijn gestopt met werken. Hierover geeft de
literatuur geen uitsluitsel. Wao-toetreding kan alleen worden waargenomen bij vrouwen die ervoor gekozen hebben te blijven werken. Dit
betekent dat het wao-risico van vrouwen gebaseerd is op selectieve waarneming: vrouwen die arbeid en zorg niet wensen of weten te
combineren en daarom stoppen met werken, staan niet meer bloot aan het wao-risico. De conclusie dat kinderen voor werkende moeders
geen belastende factor zijn, kan dan het gevolg zijn van een zogenoemd healthy worker effect: werkende moeders vormen een groep die,
gemiddeld genomen, meer capaciteiten hebben en daarom een relatief laag wao-risico hebben. De aanwezigheid van een dergelijk
selectie-effect leidt tot een onzuivere vaststelling van het oorzakelijke verband tussen kinderen en het wao-risico van hun moeders.2
In dit artikel doen we verslag van een onderzoek naar de interactie tussen de arbeidsparticipatie en het wao-risico van vrouwen. Deze
analyse verschilt in twee opzichten van de eerder vermelde studies. In de eerste plaats controleren wij aan de hand van exogene
indicatoren (fysieke en psychische beperkingen) voor verschillen in gezondheid.3 In de tweede plaats gebruiken we de
arbeidsparticipatiekans als selectievariabele. Daarmee leggen we een expliciete relatie tussen de arbeidsparticipatie en het wao-risico en
corrigeren we voor het healthy worker effect.
In de volgende paragraaf geven we aan hoe de arbeidsdeelname en het wao-risico variëren naar leeftijd, huishoudtype en opleiding.
Vervolgens bespreken we de uitkomsten van een multivariate analyse van de kans op wao-toetreding voor vrouwen en mannen
afzonderlijk. Ten slotte geven we aan wat onze uitkomsten betekenen voor het levensloopbeleid.
Arbeidsparticipatie en wao-risico
In tabel 1 zijn het percentage werkenden en de wao-risico’s voor 1998 van mannen en vrouwen weergegeven. Ook de relatieve
participatiegraad en het relatieve wao-risico van vrouwen ten opzichte van mannen is weergegeven. De arbeidsdeelname van mannen is
dertig procent groter dan die van vrouwen. Het verschil in deelname neemt toe met de leeftijd, terwijl bij het wao-risico het omgekeerde is
te zien: het verschil tussen vrouwen en mannen neemt af met de leeftijd. Deze met de leeftijd afnemende discrepantie kan duiden op een
combinatie van een generatie-effect en het eerder genoemde healthy worker effect: de vrouwen uit de oudere generaties die – net zoals
mannen – altijd zijn blijven werken en de herintreedsters zijn wellicht gezonder dan degenen die uit het arbeidsproces stappen en niet
meer terugkeren naar de arbeidsmarkt.

Tabel 1. Arbeidsparticipatiegraad en wao-risico, in procenten, naar geslacht en naar geselecteerde kenmerken in 1998a
Arbeidsparticipatie
vrouw man
v/m
vro
leeftijd
20-34 jaar
35-54 jaar
55-64 jaar
huishoudtype
alleenstaand
paar zonder tw kinderen
paar met tw kinderen
opleiding
lo/lbo/mavo
havo/vwo/mbo
hbo/wo
totaal

74
62
21

93
92
42

55
61
58

77

43

0,6
1,1
2,0

0,57
2,6
0,80
1,2
0,6
0,89
1,1
0,5
84
0,70
1,7

2,7
1,6
1,2

1,6

1,9

75
88
90

59

1,6
1,8
2,4

0,71
2,7
0,81
1,7
1,0
0,62
1,4
0,8

75
93

70
80

0,80
0,67
0,50

wao-risico
man
v/m

1,7
1,7
1,8
1,4
2,0
2,2

1,0

1,7

a Voor dit onderzoek zijn steekproeven van wao-toetreders uit 1981, 1991 en 1998-1999 gematcht met steekproeven uit de gehele
populatie uit 1980, 1990 en 1998. De eerste drie zijn afkomstig uit het determinantenonderzoek wao en het doorlopende UWV project
Epidemiologie van Arbeidsongeschikt-heid (EPI); de laatste drie uit de CBS Leefsituatie Onderzoeken. Wij vermelden hier alleen de
resultaten verkregen voor 1998.
Bronnen: CBS, Permanent Onderzoek Leefsituatie 1998 (POLS) en UWV,
EPI-cohorten 1998 en 1999; bewerking APE.

De arbeidsparticipatie van vrouwen vertoont geen grote verschillen naar huishoudtype. Dit komt doordat vrouwen tegenwoordig in
mindere mate stoppen met werken na de geboorte van kinderen (Steenhof, 2000). Zo is de arbeidsparticipatie van vrouwen met partner en
thuiswonende (tw) kinderen gestegen van 16 procent in 1980 tot 58 procent in 1998 (Thio et al., 2004). Wel is binnen deze groep het
verschil in arbeidsdeelname tussen vrouwen en mannen het grootst.
De aanwezigheid van een partner verlaagt zowel bij mannen als bij vrouwen het wao-risico aanmerkelijk. Thuiswonende kinderen
verlagen het wao-risico nog verder. Dit lagere risico kan ook door leeftijd worden veroorzaakt, doordat gezinnen met kinderen gemiddeld
jonger zijn dan huishoudens zonder (thuiswonende) kinderen.
Naarmate de opleiding hoger is, wordt het verschil in arbeidsdeelname tussen vrouwen en mannen kleiner. Voor het wao-risico geldt het
omgekeerde: hoe hoger opgeleid, hoe groter het verschil. Een hogere opleiding heeft een risicoverlagend effect, maar dit effect lijkt bij
mannen veel sterker te zijn dan bij vrouwen.
Wao-risico en het healthy worker effect
In tabel 2 staan de resultaten van de multivariate analyse van de kans op wao-toetreding met en zonder correctie voor het healthy
worker effect.4 Zonder correctie worden de resultaten van eerder onderzoek bevestigd: thuiswonende kinderen hebben geen effect op
het wao-risico van vrouwen. Na correctie voor het healthy worker effect blijken thuiswonende kinderen het wao-risico van vrouwen
significant te verhogen. De aanwezigheid van kinderen is bij mannen niet van invloed op het wao-risico, ook niet na correctie. Verder
laten de uitkomsten zien dat zonder correctie het leeftijdseffect wordt onderschat. Zonder correctie wordt bij mannen het kansverlagende
effect van een partner en het kansverhogende effect van fysieke beperkingen onderschat.

Tabel 2. Probit analyse van de kans op wao-instroom, in 1998
vrouwen
mannen
correctie voor healthy workers:
nee
ja
nee
ja
constante
-1,234*
-1,604*
0,188*
-1,130*
leeftijd
-0,062*
-0,103*
-0,135*
-0,216*
leeftijd kwadraat _ 100
0,096*
0,157*
0,202*
0,317*
1 of meer thuiswonende kinderen 0,000
0,223*
0,029
-0,033
Partner
-0,440*
-0,379*
-0,292*
-0,430*
fysieke beperkingen
0,251*
0,286*
0,041*
0,064*
ervaren psychische gezondheid
0,554*
0,547*
0,961*
0,950*
functieniveau laag
0,396*
0,386*
0,589*
0,555*
functieniveau midden (= ref.)
functieniveau hoog
0,113*
0,086
-0,453*
-0,463*
kostwinner
-0,336*
-0,334*
-0,594*
-0,632*
aantal waarnemingen
5.337
7.379

* significant op 95%-niveau.
Bron: Thio et al., 2004.

Anders dan eerdere studies suggereren, blijkt de combinatie van arbeid en zorg bij vrouwen wel degelijk te leiden tot een hoger waorisico. Simulatie met behulp van deze resultaten laat zien dat kinderen het wao-risico van een 35-jarige, getrouwde of samenwonende
vrouw met een gemiddelde gezondheid, werkzaam in een middenfunctie met dertig procent verhogen. Moeders die gestopt zijn met
werken hebben een potentieel wao-risico dat aanzienlijk hoger ligt dan dat van werkende vrouwen.

Uit de analyseresultaten in tabel 2 kan verder worden afgeleid dat de aanwezigheid van een partner het wao-risico van vrouwen halveert.
Voor mannen is de aanwezigheid van een partner nog zegenrijker: bij hen neemt de kans met tweederde af. Dat dit voor vrouwen lager ligt
dan voor mannen kan bijvoorbeeld komen doordat een deel van de risicoverlagende invloed van een partner teniet wordt gedaan door de
zorgtaken die de aanwezigheid van de man voor de vrouw oproept. De sterke groei van het tweeverdienerschap lijkt dus te hebben
bijgedragen aan een toename van het verschil in wao-risico tussen mannen en vrouwen.
Het dragen van de primaire verantwoordelijkheid voor het huishoudinkomen (kostwinner) is ook van invloed op het wao-risico.
Vrouwelijke kostwinners hebben een half zo lage wao-instroomkans als vrouwen met een (meer-)verdienende partner. Mannelijke
kostwinners hebben een tachtig procent lagere kans. Werken op een hoog functieniveau leidt bij mannen tot een zeventig procent lagere
wao-kans. Bij vrouwen heeft dit nauwelijks effect. Het relatieve wao-risico van vrouwen in hoge functies is dus groot.
Levensloopbeleid
Toename van de arbeidsparticipatie kan voor een belangrijk deel gevonden worden bij lager opgeleide moeders. Dat is immers de groep
waar het percentage dat na de geboorte van het eerste kind stopt het hoogst is en waar het percentage dat in de jaren na de komst van
kinderen weer gaat werken het laagst is (Steenhof, 2000). Het hier gevonden selectie-effect impliceert dat het gemiddelde wao-risico van
deze groep aanzienlijk hoger is dan dat van de huidige vrouwelijke werknemers. Groei van de arbeidsparticipatie binnen deze groep komt
dan in botsing met het terugdringen van het arbeidsongeschiktheidsrisico. Aanvullende regelingen voor kinderopvang en
ouderschapsverlof zouden jonge moeders in staat moeten stellen door te werken. Het lijkt erop dat anders het ziekteverzuim en de wao
als noodvoorzieningen gaan fungeren.
Onze analyse leert dat het relatief hoge wao-risico van vrouwen voor een deel is toe te schrijven aan de belastende combinatie van
arbeid en zorg. In veel opzichten lijkt betaalde arbeid voor vrouwen nog steeds zwaarder te zijn dan voor mannen. Als de overheid
serieus werk wil maken van het reservoir van niet (meer) werkende moeders dan zal zij bereid moeten zijn de budgetten voor
voorzieningen die arbeid en zorg beter combineerbaar maken drastisch te verhogen. Anders worden er vermijdbare kosten gemaakt in de
wao of in zijn toekomstige rechtsopvolgers.
Vincent Thio en Philip de Jong
Dit artikel is gebaseerd op Thio et al. (2004). Het is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met
financiële ondersteuning van de Stichting Instituut GAK. Het uitgebreide rapport is te verkrijgen op www.ape.nl.
Literatuur
Bratberg E., S. Dahl en A.E. Risa (2002) The Double Burden, do combinations of career and family obligations increase sickness absence
among women? European Sociological Review, vol. 18, blz. 233-249.
Giezen, A.M. van der (2000) Vrouwen, (werk)omstandigheden en arbeidsongeschiktheid, LISV, Amsterdam.
Janssens L. en L. Kok (2004) Lijden vrouwen aan de hypotheekziekte?, Stichting voor Economisch Onderzoek, Amsterdam.
Steenhof, L. (2000), Werkende moeders, Maandstatistiek van de bevolking, CBS, Den Haag.
Thio, V., R. Halbersma, P. Vemer en Ph. de Jong (2004) Arbeidsparticipatie en arbeidsongeschiktheid bij vrouwen, APE rapport 100,
Den Haag.

1 Onder wao-risico verstaan we het aantal toetreders tot de wao in jaar t, gedeeld door de werknemers in jaar t-1.
2 Zie Bratberg et al. (2002) voor een soortgelijk onderzoek met Noorse data.
3 De constructie van deze twee gezondheidsindicatoren staat in Aarts et al. (2002, bijlage 2). Ze zijn geconstrueerd uit, onder meer,
arbeidskenmerken en zijn daarom niet beschikbaar voor personen die niet deelnemen aan het arbeidsproces.
4 We gebruiken een twee-staps methode waarbij de verwachte kans op arbeidsparticipatie is gebruikt als indicator voor het healthy
worker effect. Achterliggende gedachte is dat een hogere kans op arbeidsdeelname samenhangt met een lager WAO-risico. Zie Thio et
al. (2004), pp. 76-86.

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs