Ga direct naar de content

Monetaire zorgen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 13 1989

den, mede gevoed door de relatief grote problemen met de beheersing van de
overheidsfinancien in ons land. Het gevolg van een dergelijke twijfel is verhoging van het algemene renteniveau. De
belegger zal zich willen indekken tegen
het grote wisselkoersrisico dat hij
meent te lopen”4. Het effect op de groei
van de binnenlandse liquiditeitenmassa
Bij de presentatie van het jaarverslag
In hoeverre geven deze cijfers aan- van beperking van de binnenlandse livan Bank Mees & Hope bracht be- leiding te verwachten dat DNB binnen- quiditeitscreatie is gering. Door de grostuursvoorzitter Van Wensveen zijn kort restrictieve maatregelen zal tref- te vrijheid van het Internationale kapizorg naar voren dat De Nederlandsche fen? Voor de beantwoording van deze taalverkeer kunnen binnenlandse geldBank (DNB) mogelijkeen kredietrestric- vraag is de ontwikkeling van het natio- vragers namelijk uitwijken naar het buitie zal instellen1. Deze zorg lijkt niet on- naal liquiditeitsoverschot van cruciaal tenland5.
gegrond. Op 28 maart jongstleden in- belang. Deze vormde namelijk destijds
In hoeverre overtreft de huidige bintervenieerde DNB voor het eerst sinds ook aanleiding voor de’beperkte dijkbe- nenlandse liquiditeitscreatie de groei
de opbouw van haar obligatie- waking’3. (Deze ‘beperkte dijkbewa- van de geldvraag die voortvloeit uit de
portefeuille actief in de Nederlandse ka- king’ bestond uit een afspraak tussen trendmatige reele economische groei,
pitaalmarkt. In april zal met het bankwe- DNB en het bankwezen dat, gemeten eventueel vermeerderd met op middelzen worden overlegd of een krediet- over 1986 en 1987, de groei van het lange termijn onvermijdbare prijsstijginrestrictie zal worden ingesteld. Dlt zal netto geldscheppend bedrijf per kre- gen? Deze vraag is niet eenvoudig te
mede afhangen van de monetaire ont- dietinstelling niet meerdan 11 a 12 pro- beantwoorden. Recente schattingen
wikkelingen In de eerste maanden van cent zou bedragen.) Indien namelijk de van de vraag naar liquiditeiten tonen
19892. Uit het jongste Kwartaalbericht groei van het netto geldscheppend be- namelijk aan dat de stabiliteit van de
drijf van het bankwezen voortdurend geldvraagfunctie is afgenomen6. Nietvan DNB blijkt dat de llquiditeitsquote
(de binnenlandse liquiditeitenmassa grater is dan de groei van de trendma- temin lijkt de groei van het netto gelduitgedrukt in procenten van het nationa- tige geldvraag, treedt structurele af- scheppend bedrijf in 1988 aan de ruime
le inkomen) eind 1988 was gestegen tot vloeiing van liquiditeiten naar het bui- kant, zeker indien de liquiditeitsvernie49,7 procent. Vergeleken met de liqui- tenland op (uitgaande van monetair tiging ten behoeve van de overheid in
diteitsquote ultimo 1987 betekent dit neutrale financiering door de overheid). de beschouwing wordt betrokken.
een stijging met ruim 5 procentpunt.
Het is waarschijnlijk dat hierdoorde wis- (Overigens kunnen de liquiditeitscrealabel 1 laat de oorzaken zien. Uit ta- selkoers vroeg of laat onder druk komt tie van de overheid en het netto geldbel 1 blijkt dat het netto geldscheppend te staan, wat leidt tot een hogere bin- scheppend bedrijf van de banken niet
bedrijf van de banken verreweg het nenlandse rente. De president van DNB geheel los van elkaar worden begrootste deel van de toeneming van de beargumenteerde de informele kredie- schouwd.) Deze ontwikkelingen baren
totale binnenlandse liquiditeitenmassa trestrictie destijds dan ook als volgt: DNB dan ook zorgen. Indien de groei
in 1988 voor zijn rekening neemt. Ver- “Het was precies om een stijging van van het netto geldscheppend bedrijf zo
geleken met 1987 is het netto geld- het algemeen renteniveau te voorko- hoog blijft, en indien dit inderdaad leidt
scheppend bedrijf met bijna / 15 mrd. men dat de bank begin 1986 het initi- tot afvloeiing van liquiditeiten, valt te
gestegen. Het nationaal liquiditeits- atief heeft genomen tot de monetaire af- verwachten dat DNB verdere pogingen
overschot bedroeg in 1988 ruim / 8 spraak. Toen dreigde – en de ontwikke- zal ondernemen om de liquiditeitscreamrd. Uit de kwartaalcijfers blijkt echter ling in 1986 heeft de juistheid van deze tie door het bankwezen te beperken.
dat het liquiditeitsoverschot een dalen- verwachting helaas bevestigd -een zo- Gezien de omvang van de opgebouwde tendens vertoont. Terwijl in het eer- danige afvloeiing van kapitaal op gang de portefeuille van staatsobligaties, lag
ste kwartaal nog sprake was van een in- te komen dat de koers van de gulden het voor de hand dat hiertoe eerst het
stroom van bijna / 5 mrd. – wat samen- onder druk zou komen, hetgeen dwingt openmarktbeleid in de kapitaalmarkt
hing met herstellende buitenlandse be- tot een hogere geldmarktrente. Een onlangstelling voor Nederlandse effected geremde voortzetting van deze ontwik- 1. NRC Handelsblad, 21 maart 1989.
– bedroeg het liquiditeitsoverschot in keling zou in de Internationale financi- 2. Het Financieele Dagblad, 29 maart 1989.
het vierde kwartaal van 1988 slechts ele markten twijfel hebben doen ont- 3. Zie J. de Haan en L.H. Hoogduin, Accentverschuiving in het monetaire beleid, ESB,
/50 miljoen.
staan over het koersbeloop van de gul- 11 november1987, biz. 1068-1072. Zie ook:
J. de Haan en LH. Hoogduin (red.), Degevolgen van financiele innovatie en integrate
voor het monetaire beleid, NIBE, AmsterTabel 1. Oorzaken verandering liquiditeitenmassa, 1985-1988 (fmln.)
dam, te verschijnen.
4. W.F. Duisenberg, De rol van het monetai1985
1986
1987
1988
1988
re beleid, DNB Kwartaalbericht, 1987, nr. 1,
I
II
IV

Kapitaal

Monetaire zorgen

biz. 24.

Liquiditeitscreatie overheid
-1900
Netto geldscheppend
bedrijf

– kort bankkrediet
-lang bedrijf
Diversen
Totale binnenlandse
liquiditeitscreatie
Nationaal liquiditeitsoverschot
Verandering binnenlandse liq. massa

370

800

400

-3400

-2750

4500

19400

1400 -2150
3450

50

10400

10500

4450

4800

1300
9100
-500

4900
5600
2800

-2900 6700
7300 12700
-100 1000

1800
2650
-300

2500
100
2300 3350
1200____0

6650

2300
4350
100

8000 14100

4900 17000

1400

7450

1300

6800

5800

-8900

3200

8100

4950

600

2500

50

13800

5200

8000

25000

6350

8050

3800

6850

5. Niettemin is de groei van de binnenlandse liquiditeitenmassa in 1985 en 1988 (respectievelijk 9,5%, en 14,4%) aanmerkelijk
hoger dan in 1986 en 1987 (respectievelijk
3,3% en 4,9%). Of hieruit de conclusie Ran
worden getrokken dat er misschien toch nog
een beperkte ruimte bestaat voor beheersing van de geldgroei is echter zeer de
vraag. In het eerste jaar van de beperkte dijkbewaking overtrof de groei van het netto
geldscheppend bedrijf namelijk het aanvankelijk overeengekomen groeipercentage
van 5,5 a 6%.

6. E. Sterken e.a., De gevolgen van financiele innovatie in Nederland, in: De Haan en
Hoogduin (red.), op. cit.

werd ingezet. De belangrijkste motivering van de introductie van dit nieuwe
instrument is het niet-markconforme
karakter van directs kredietrestricties.
De president van DNB stelde:”… hoewel wij het met het huidige instrument
(directe kredietrestrictie) moeten blijven
doen zolang niet een adequaat nieuw
instrument voorhanden is, willen wij met
dit bezwaar rekening houden. Een probleem is dan echter, dat er tussen het
wel en niet van kracht zijn van het directe kredietbeheersingsinstrument eigenlijk niets is. Met een openmarktbeleid in
de kapitaalmarkt kan daarin enigzins
worden voorzien. De mate waarin kan
van geval tot geval bepaald worden”7.
Het idee achter het openmarktbeleid in
de kapitaalmarkt is om door interventies
in de markt voor staatsobligaties een
zodanige rentestructuur te handhaven
of te doen ontstaan, dat banken worden
aangezet tot het aantrekken van additionele lange passiva. Bij een excessieve binnenlandse liquiditeitscreatie kan
een vlakke (of zelfs omgekeerde) rentestructuur ontstaan. Om de wisselkoers op peil te houden moet de geldmarktrente namelijk op een relatief

hoog niveau blijven, terwijl de banken
onvoldoende lange passiva aantrekken
waardoor de lange rente tamelijk laag
blijft. Deze situatie deed zich in 1986
voor. Indien DNB staatsobligaties verkoopt geeft ze daarmee een signaal
naar de banken. Indien banken additionele passiva aantrekken en deze niet
ogenblikkelijk doorlenen, daalt het netto geldscheppend bedrijf van het bankwezen. Het blijft overigens bij het geven
van een signaal. Blijkens de woorden
van de president van DNB heeft de
Bank niet de intentie om de markt te
overheersen. Duisenberg voegde hier
verder aan toe: “Als er reden voor ingrijpen is, dan zullen we, als het ene instrument niet voldoende effect sorteert,
naar andere instrumenten of combinaties van instrumenten omkijken”8.
In hoeverre openmarktbeleid in de
kapitaalmarkt succes zal hebben, moet
worden afgewacht. Op voorhand rijzen
echter al enkele twijfels over de effectiviteit van dit instrument. Ten eerste waren de banken zich al terdege bewust
van de omvangrijke netto kredietverlening. Of een signaal van DNB hier veel
aan toe voegt, waag ik te betwijfelen.

Ten tweede is het de vraag in hoeverre
individuele banken zich na zo’n signaal
geroepen voelen om hun gedrag te wijzigen. Immers, als een aantal banken
besluit om de netto kredietverlening te
beperken, en de andere banken doen
dat niet, ontstaat een concurrentienadeel voor de banken die hun geldscheppend bedrijf aan banden leggen.
Uit het citaat van de president van DNB
blijkt duidelijk dat, indien het openmarktbeleid in de kapitaalmarkt niet voldoende effect resulteert, inzet van andere instrumenten (directe kredietrestrictie, al dan niet informeel) erg waarschijnlijk wordt.

J. de Haan
Economische Faculteit Rijksuniversiteit Grpningen. De auteur dankt drs. L.H. Hoogduin

voor zijn opmerkingen bij een eerder concept.

7. W.F. Duisenberg, Openmarktbeleid in de
kapitaalmarkt, DNB Kwartaalbericht, nr. 3,
1987, biz. 18.

8. Idem.

Auteur