■ Carla Haelermans (ROA)
De (gedeeltelijke) schoolsluiting in het basisonderwijs vanwege de coronacrisis in de tweede helft van het schooljaar 2019/20 heeft ertoe geleid dat leerlingen veel minder leergroei hebben doorgemaakt dan in de jaren ervoor. Dat zien we op basis van gegevens van ongeveer 1.200 scholen en ongeveer 100.000 unieke leerlingen per jaar, verzameld in het kader van het LVS-project van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO). De figuur laat de landelijk gemiddelde leergroei zien op de Cito-vaardigheidsscores van leerlingen in groep 4 tot en met groep 7, waarbij wordt gekeken naar het verschil tussen de middentoets en de eindtoets in eenzelfde schooljaar. De periode vóór COVID-19 is het gemiddelde van de schooljaren 2017/2018 en 2018/2019.
De leergroei is door de schoolsluitingen in het voorjaar van 2020 het meest afgenomen voor begrijpend lezen (gemiddeld 25 procent lagere leergroei dan eerdere schooljaren), gevolgd door spelling en rekenen/wiskunde (ongeveer 15 procent lager). Dit komt voor begrijpend lezen ongeveer overeen met een periode van vijf schoolweken waarin niets is geleerd, en voor spelling en rekenen/wiskunde met een periode van drie schoolweken.
De figuur laat zien dat scholen een enorm belangrijke rol spelen in de leergroei van leerlingen, en dat afstandsonderwijs of volledig digitaal onderwijs, voor zover dat tijdens de eerste schoolsluiting heeft plaatsgevonden, de rol van de docent en de school zeker niet kan vervangen. Dit lijkt met name het geval bij vaardigheden die minder makkelijk te automatiseren zijn, zoals begrijpend lezen.
De vertraging in leergroei heeft mogelijk grote gevolgen voor het vervolg van de schoolloopbaan van deze leerlingen en daarmee voor hun arbeidsmarktuitkomsten. Wel stelt de overheid via het Nationaal Programma Onderwijs middelen beschikbaar om opgelopen vertraging in de leergroei te beperken en idealiter volledig in te halen, wat de negatieve gevolgen op de lange termijn hopelijk beperkt.