ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Milieubeleid
Wie na ,,Lekkerkerk” nog mocht geloven in het incidentele karakter van milieurampen, moet in de afgelopen weken wel voorgoed uit de droom zijn geholpen.
Het ene milieuschandaal verdrong het andere van de
voorpagina. Terwijl de eerste bewoners van de gifwijk in
Lekkerkerk hun huizen weer introkken, werd bekend dat
in de Volgermeerpolder in Broek en Waterland een vuilstortplaats van de Gemeente Amsterdam was ontdekt,
vergeleken waarbij ,,Lekkerkerk” slechts kinderspel was.
Vlak daarna verloor een tanker op de Rijn bijna 100 ton
van het giftige styreen, waardoor de drinkwatervoorziening van Amsterdam in gevaar kwam en bewoners
moesten worden gewaarschuwd ramen en deuren te
sluiten. Begin deze maand werd in waterleidingen in het
Westland het landbouwgif methylbromide gevonden,
dat zeer schadelijk kan zijn voor het zenuwstelsel.
Langs de kust van Scandinavie spoelden tienduizenden
dode of halfdode vogels aan, die het slachtoffer waren
geworden van een olielozing op zee. Voor de kust van
Texel sloegen enkele tientallen vaten met een gevaarlijke
zoutzuurverbinding, diedeademhalingsorganen kanaantasten, van boord van een schip. Bijna wekelijks worden
nieuwe al dan niet illegale vuilstortplaatsen ontdekt,
die gevaren kunnen opleveren voor de volksgezondheid.
Dioxine, xyleen, tolueen, formaldehyde, styreen, benzeen
en methylbromide, je doet zo nog een aardige kennis op
van de eigenschappen van chemische stoffen.
Het is duidelijk dat men deze gebeurtenissen niet meer
als incidenten kan beschouwen, maar dat hier van een
structured verschijnsel sprake is. Reeds tientallen jaren
lang vindt er een permanente vervuiling van bodem,
water en lucht plaats waarvan zo nu en dan slechts symptomen aan het licht komen (b.v. doordat vaten gif, die
in de jaren zestig zijn gedumpt, nu beginnen door te
roesten). Degehelestructuurvanproduktieenconsumptie
is zo doordrongen van het gebruik van milieuvijandige
chemische stoffen, dat er voor het milieuprobleem pok
geen snelle en afdoende oplossing voorhanden is. Milieucalamiteiten zijn tot het vaste patroon gaan behoren en
als er wat gebeurt, komen we meestal met de schrik vrij.
Het milieu is ,,een zaak van aanhoudende zorg”, maar
daar blijft het bij. Het leven gaat gewoon door en de
milieuvervuiling evenzeer.
De ,,grote bezorgdheid” voor het milieu is nog niet oud.
Omstreeks het begin van de jaren zeventig begon mede
onder invloed van de Club van Rome de ernst van de
rnilieuproblematiek pas in brede kring door te dringen.
Sindsdien is er in Nederland een moeizaam proces van
wetgeving op gang gebracht om de verschillende vormen
van milieuverontreiniging te kunnen bestrijden. Hoewel
verschillende wetten tot stand zijn gebracht — de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de We,t inzake de luchtverontreiniging, de Wet chemische afvalstoffen, de Afyalstoffenwet, de Wet geluidhinder en (nog in behandeling)
de Wet bodembescherming — kan de afronding van dat
proces nogjaren vergen; en dan nog is het de vraagof met
het wetboek in de hand meer kan worden gedaan dan
symptoombestrijding. In de nota Selectieve groei die in
1976 verscheen, werd het milieu-aspect op een lijn gesteld
met doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid en
economische groei, maar in werkelijkheid is het er bij
blijven hangen. ,,In Nederland is nog n66it een bedrijf
gesloten uitsluitend uit milieu-overwegingen”, zei minister
Ginjaar onlangs in een interview in Elseviers Weekblad.
Duidelijker illustratie van de posterioriteit van het milieubeleid is haast niet denkbaar. Het milieubeleid is er slechts
op gericht de ergste uitwassen tegen te gaan.
Juist in een tijd van economische teruggang komt het
ondergeschikte belang van het milieu het scherpst naar
voren. Dan moeten er concessies worden gedaan om de
economische activiteit op peil te houden en om produk-
ESB 21-1-1981
tie en investeringen zo weinig mogelijk te belemmeren.
De Stichting Natuur en Milieu constateerde al in haar
jaarverslag over 1977-1978 dat er van een kentering sprake
was: ,,voor die periode (1977-1978) was het milieu populair, werd het gedragen door een vloedgolf van verontrusting . . . . . ; daarna is het allemaal wat weggeebd, afgedreven op de zee van economische malaise waarin we
het ,,hoofd boven water” moeten houden”.
Er zijn dus duidelijke grenzen aan de zorg voor het
milieu. Een milieubeleid heeft slechts kans voor zover
de effecten ervan op andere economische variabelen niet
al te nadelig zijn. Daarom is de onlangs gepresenteerde
gezamenlijke studie van de departementen van Economische Zaken, Volksgezondheid en Milieuhygiene en Verkeer en Waterstaat interessant 1). Aan de hand van een
door het CPB ontwikkeld Vintaf-milieumodel en taxaties
van de kosten van het milieubeleid worden de macro-economische consequenties van dat beleid tot 1985 geraamd.
De realisatie van het voorgenomen beleid betekent
voor het bedrijfsleven een toename van de druk van de
milieulasten van ca. 0,8% van de toegevoegde waarde in
1978 tot ca. 1,6% in 1985. De milieukosten die rechtstreeks aan de gezinnen in rekening worden gebracht
lopen in dezelfde periode op van 0,35% tot 0,7% van de
consumptie. De gezamenlijke lasten van bedrijven en
gezinnen nemen in constante prijzen gemeten van ca. f. 3
mrd. per jaar in 1980 toe tot ca. f. 5 mrd. in 1985. Daarbij
nemen de kosten van waterzuivering relatief af, terwijl
vooral de bestrijding van luchtverontreiniging (denk
aan de verwachte toename van het gebruik van kolen)
en geluidhinder grotere kosten gaat vergen. Al met al
resulteert dit in een flinke opwaartse druk op de prijzen,
vooral omdat als gevolg van doorberekeningen en afwentelingsprocessen prijsverhogingen lang door blijven werken. Daarentegen zijn de effecten in de volumesfeer betrekkelijk gering: de werkloosheid kan met enkele duizenden manjaren toenemen; ondanks een yergroting van de
binnenlandse afzet aan de milieusector is er per saldo enig
produktieverlies (ca. 1%) en de betalingsbalans vertoont
een (betrekkelijk geringe) verslechtering.
Van invloed op de uitkomsten is natuurlijk ook wat
er in het buitenland gebeurt. Aangenomen mag worden
dat ook daar de milieu-eisen zullen worden verscherpt.
Door verschillen in tempo waarmee dit gebeurt kunnen
echter in bepaalde bedrijfstakken (tijdelijke) concurrentievoor- of -nadelen ontstaan, die tot verzet tegen
het milieubeleid leiden. Zeer globale internationale vergelijkingen wijzen in de richting dat de jaarlijkse kosten
van milieumaatregelen in procenten van het bruto nationaal produkt in Nederland laag liggen in verhouding tot
b.v. West-Duitsland, de VS en zeker Japan. Het zou
echter wel een bijzonder kortzichtige politiek zijn pm
te trachten een concurrentievoordeel in milieuvervuiling
op te bouwen.
Hoewel op korte termijn zekere nadelige macro-economische gevolgen van een intensivering van het milieubeleid te verwachten zijn, lijkt de omvang daaryan niet
zodanig, dat deze prohibitief zouden kunnen zijn voor
uitvpering van het voorgenomen programma. Er mag
dan in magere jaren weinig belangstelling zijn voor alles
wat de kosten kan verhogen, het moet ons toch wat waard
zijn in elk geval de ergste uitwassen van de milieuverontreiniging tegen te gaan. Over een algehele aanpassing
van de produktiestructuur in minder milieuvijandige
richting praten we dan nog helemaal niet.
L. van der Geest
1) Kosten en macro-economischegevolgen van het voorgenomen
milieubeleid, Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 495.
53