Ga direct naar de content

Milieu-accounting en de overheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 27 2005

Milieu-accounting en de overheid
Aute ur(s ):
C.H.T. Vijverberg (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het ministerie van VROM. kees.vijverb erg@minvrom.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4461, pagina D24, 2 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):

Het artikel van Bouma en Dietz gaat over milieu-accounting (MA) als instrument van bedrijfsmilieumanagement. Welke milieugegevens
moeten worden geadministreerd, in welk detail en tegen welke kosten, moet volgen uit wat het management met de gegevens wil doen.
Bouma en Dietz leggen in hun artikel de nadruk op het gebruik van MA-gegevens voor de interne controle door het milieumanagement.
MA levert dan de gegevens en indicatoren waarmee de bedrijfsleiding kan beoordelen of de milieudoelen van het bedrijf gehaald worden
en of bedrijfsprocessen moeten worden bijgestuurd. Omdat volgens het artikel vooral bedrijfsinterne motieven, zoals kostenbesparing en
imagoverbetering, ten grondslag liggen aan het milieumanagement, zou een wettelijke regeling van MA ten behoeve van de interne
controle niet nodig zijn.
Daarnaast moet een selectie van MA-gegevens ook gebruikt worden om verantwoording af te leggen aan de buitenwereld via het externe
milieuverslag. In Nederland is externe milieuverslaglegging voor een beperkte groep van bedrijven bij wet verplicht (Wet milieubeheer,
hoofdstuk 12). Bouma en Dietz lijken aan het eind van hun artikel te suggereren dat wettelijke verplichting van de milieuverslaglegging,
respectievelijk van onderdelen van milieuzorg of milieu-accounting, de ontwikkeling van het milieumanagement eerder in de weg staat
dan bevordert. Dit standpunt vraagt om verduidelijking van wat er nu precies verplicht is en waarom.
Inzicht in naleving verplicht
De overheid heeft in de jaren negentig veel energie (en geld) gestoken in het van de grond krijgen van bedrijfsmilieuzorgsystemen. De
aanwezigheid van een dergelijk systeem, waarvan milieu-accounting een wezenlijk onderdeel is, werd en wordt gezien als een belangrijke
en zelfs noodzakelijke voorwaarde voor een adequate naleving van de milieuwetgeving. Toch heeft de overheid het
bedrijfsmilieuzorgsysteem nooit wettelijk verplicht. Zij zou zich dan te zeer bemoeid hebben met de interne aangelegenheden van het
bedrijf. Wat moet tellen zijn de uitkomsten en niet hoe het bedrijf die wil bereiken. Toch heeft de overheid ook zonder wettelijke
verplichting wel degelijk invloed uitgeoefend op aanwezigheid en vormgeving van het milieuzorgsysteem, inclusief de aandacht
daarbinnen voor milieu-accounting. Door gunstige consequenties te verbinden aan het hebben van een (gecertificeerd)
milieuzorgsysteem, zoals de verlening van een milieuvergunning op hoofdzaken of een minder belastende vorm van toezicht, is dit
gerealiseerd.
Milieubeleid en de naleving van milieu-eisen is en kan geen zaak van vrijwilligheid zijn. Bedrijven worden met de wettelijk verplichte
naleving geconfronteerd, vooral via het stelsel van vergunningverlening en het toezicht daarop. Een van de zaken die daarin steeds
geregeld worden, is het inzicht dat bedrijven moeten bieden in hun feitelijke milieuprestaties. Hiertoe zijn vanaf het begin van de
milieuwetgeving allerhande meet- en registratieverplichtingen geformuleerd. De gegevens die hieruit voortkomen moeten gerapporteerd
worden aan het bevoegde milieugezag, dat kan variëren van gemeente tot waterschap, provincie, rijk en Europese Unie. De introductie
van de wettelijke verplichting tot milieuverslaglegging per 1 januari 1999 moet daarom niet zozeer worden gezien als weer een extra
verplichting, maar veeleer als de stroomlijning van allerlei bestaande deelverplichtingen van verschillende overheidsinstanties. De
regeling heeft alleen betrekking op circa driehonderd grotere bedrijven met een relatief zware milieubelasting en met de provincie als
bevoegd gezag.
De wettelijke verplichting voor deze grotere bedrijven omvat twee verslagvormen: een aan de overheid uit te brengen verslag en een
publieksverslag. Vorm en inhoud van het overheidsverslag zijn geregeld in het Besluit milieuverslaglegging; ten aanzien van het
publieksverslag geldt een veel grotere vrijheid, alleen de hoofdlijnen zijn aangegeven in de Wet milieubeheer. De wettelijke verplichting
van het publieksverslag werd indertijd beargumenteerd met de verantwoordelijkheid die bedrijven hebben tegenover andere partijen dan
de overheid. Omwonenden, milieubeweging, financiële wereld, leveranciers en afnemers hebben evenzeer belang bij betrouwbare
informatie over het reilen en zeilen van het bedrijf in milieuopzicht. Op dit moment wordt als onderdeel van het beleid ter vermindering
van de administratieve lastendruk de wettelijke verplichting van het publieksverslag weer geschrapt. Betekent dit het einde van het
publieksverslag of van de verdere ontwikkeling hiervan naar bijvoorbeeld een duurzaamheidsverslag? Er is geen reden om hierover
pessimistisch te zijn, zoals hierna mag blijken.
Toekomstige ontwikkeling
Milieuzorg heeft bij het merendeel van de grote bedrijven inmiddels een vaste plaats verworven. De factor milieu zal in de toekomst alleen
nog maar belangrijker worden voor het succesvol voortbestaan van de bedrijfsorganisatie. Dit blijft een krachtig motief voor het voeren
van intern bedrijfsmilieumanagement. Bedrijven zullen al hun stakeholders hierover willen blijven informeren. Door druk van buitenaf
zullen zij bovendien de reikwijdte van hun milieuverslag willen verbreden naar andere maatschappelijke aspecten. Deze ontwikkeling kan

beter worden ‘afgedwongen’ door eerdergenoemde niet-overheidspartijen dan door de wettelijke regeling van een overheidspartij die
noodzakelijkerwijs slechts op een deelgebied gemandateerd is. Milieu-accounting zal onder de druk van een wettelijke verplichting
moeten blijven voorzien in betrouwbare gegevens over de milieuprestaties ten dienste van het toezicht op de naleving van de
milieuwetgeving. Tegelijkertijd zal het zich blijven ontwikkelen als vrijwillig instrument waarmee het bedrijfsmanagement sturing geeft aan
de invulling van zijn grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid. De belangrijkste motor hierachter is de voortdurende roep om
informatie en verantwoording vanuit de maatschappij. Net als indertijd bij de opkomst van milieuzorg kunnen bedrijven hierbij wel
worden gefaciliteerd door overheidsacties zoals het door UNEP gesteunde Global Reporting Initiative of het gesubsidieerde NWOonderzoeksprogramma Milieu & Economie, waarbinnen Bouma zijn onderzoek heeft uitgevoerd.
Kees Vijverberg

Dossier: Arbeidsproductiviteit in de zorg
F.J. Diets, E.C. Schmieman en F.A.G. den Butter: Schone groei: productiegroei en milieudruk ontkoppeld
H. Folmer, H. Van der Veen en C. Withagen: Milieubeleid, concurrentievermogen en locatiegedrag van bedrijven
F.J.G.M. Florax en H.L.F. de Groot: Meta-analyse als hulpmiddel bij beleidsinstrumentatie
F.A.G. den Butter: Maak het milieu weer zichtbaar
J.A. Smulders en H.R.J. Vollebergh: Milieubeleid en innovatie
R. kemp, F.W. Geels en G.P.J. Verbong: Innovatie en duurzaamheidtransities
P.A. Boot: Concreet en Europees
F.J. Dietz en C.A. Hazeu: Tussen prijsprikkels en institutionele hervorming
N.B.P. Polman: Contractontwerp voor ontkoppeling
M.G. Bos en C.A. van der Wijst: Leren door transacties
J.J. Bouma en F.J. Dietz: Milieu-accountint: interne controle en publieke verantwoording
C.H.T. Vijverberg: Milieu-accounting en de overheid
C. Oudshoorn en J.H.G. van den Broek: Fileermes beter dan botte bijl
D.P. van Soest: De kosten van ontkoppelingsbeleid
M.W. Hofkes en H. Verbruggen: Milieubeleid voor een mierenhoop
Aart de Zeeuw: Hoe verder?

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur