Ga direct naar de content

Meer verplichtingen, minder vrije tijd

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 25 1998

Meer verplichtingen, minder vrije tijd
Aute ur(s ):
Hart, J. de (auteur)
Onderzoeker b ij het Sociaal en Cultureel Planbureau, Rijswijk
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4145, pagina 257, 27 maart 1998 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
tijd

De tijdsdruk neemt toe. De mensen die het meeste te doen hebben, gaan daardoor steeds meer over op het uitbesteden van
huishoudelijke taken.
Waaraan besteden Nederlanders hun tijd? Sinds 1975 vraagt het Sociaal en Cultureel Planbureau elke vijf jaar aan een steekproef
onder de bevolking, hoeveel uren men besteedt aan verschillende verplichtingen. Onder verplichtingen wordt verstaan het verrichten
van betaalde arbeid, het volgen van onderwijs, het doen van het huishouden en zorgen voor huisgenoten. In deze steekproef wordt
onderscheid gemaakt naar leefsituatie, zodat de tijdsdruk zichtbaar wordt van mannen en vrouwen in een tweeverdienershuishouden,
in een eenverdieners-huishouden en van alleenstaanden.
Tijdsdruk neemt toe
In figuur 1 is de tijdsdruk van verplichtingen weergegeven voor mannen en vrouwen bij verschillende rolverdelingen.
Tweeverdienershuishouden blijken de grootste tijdsdruk van verplichtingen te hebben. Binnen deze tweeverdienershuishoudens is
echter een verschuiving zichtbaar: werkten vrouwen in 1985 nog bijna vier uur meer dan mannen, in 1995 besteden mannen en vrouwen
evenveel tijd aan verplichtingen. Vrouwen hebben het ietsje minder druk gekregen, maar de belangrijkste verandering is dat mannen meer
dan drie uur méér zijn gaan werken. Dat geldt zeker wanneer ook kleine kinderen deel uitmaken van het huishouden. De participatie in
huishoudelijke taken en kinderzorg is vooral bij mannen met een werkende partner toegenomen, bij vrouwen uit twee-carrièregezinnen
nam zij af 1.

Figuur 1. Tijdsdruk in 1985 en 1995, uren per week
Tijd wordt geld
Vaak wordt aangenomen dat het aantal inkomensbronnen per huishouden, met de tijdsdruk die het tweeverdienersschap met zich
meebrengt, een zelfstandig effect heeft op het bestedingspatroon. Gebrek aan tijd en een toename van het inkomen leiden tot de wens
een deel van het huishoudelijke werk te ‘kopen’. Hiervoor zijn twee vormen denkbaar (zie ook Jules Theeuwes in dit nummer): de
aanschaf van apparaten die een deel van het werk overnemen (‘mechanisering’), of het uitbesteden van het werk aan anderen
(‘monetarisering’).
Mechanisering
Het moderne huishouden maakt gebruik van een reeks van apparaten die tot een besparing van menselijke tijd en energie leiden, dan wel
nieuwe vormen van ontspanning en comort mogelijk maken. Vrijwel elk Nederlands huishouden beschikt momenteel over een
kleurentelevisie, koelkast en wasmachine. In de jaren negentig is het bezit van een magnetron sterk toegenomen, tot 43% van alle

huishoudens in 1994.
Monetarisering
Huishoudens kunnen er ook toe overgaan, een deel van het huishoudelijke werk uit te besteden. Voorbeelden van betaalde externe
diensten zijn maaltijdverzorging, wasserettegebruik of hulp in de huishouding.
Omdat tweeverdieners een relatief ruime koopkracht en hebben en tegelijkertijd maar weinig vrij besteedbare tijd, zou je verwachten dat
zij meer dan anderen overgaan tot het uitbesteden van huishoudelijke diensten. Een onderzoek uit 1986 waarin te Amsterdam
huishoudens van tweeverdieners vergeleken werden met andere typen gezinnen, biedt empirische steun voor die stelling 2. Ook het
tijdsbestedingsonderzoek van het SCP wijst uit, dat de monetarisering van het huishouden vooral bij tweeverdieners een trend is.
In tabel 1 zijn voor dezelfde categorieën huishoudens als uit figuur 1, de percentages weergegeven die van enkele typen externe
diensten gebruik maakten. Zoals verwacht mocht worden maken mannen en met name vrouwen uit tweeverdienershuishoudens meer dan
huishoudens met een traditionele rolverdeling gebruik van externe diensten. Het contrast is vooral groot voor werkende vrouwen met
een eveneens werkende partner, vergeleken met huisvrouwen die een werkende partner hebben. In het bijzonder het aanwenden van
betaalde opvang voor de kinderen en betaalde huishoudelijke hulp is onder personen met een symmetrische arbeidsrolverdeling in de
afgelopen tien jaar duidelijk toegenomen. Ook alleenstaanden die werkzaam zijn in een betaald beroep besteden in grote getale de
maaltijdbereiding uit. Onder alleenstaande werkende mannen is sinds 1985 de animo hiervoor sterk toegenomen.

Tabel 1. Gebruik van huishoudelijke diensten, in % van de betreffende groep
eet in
restauranta
’85 ’95
werkende man met werkende partner
werkende vrouw met werk. partner
werkende man met niet werk. partner
huisvrouw met werkende man
alleenstaande werkende vrouw
alleenstaande huisvrouw
alleenstaande werkende man
alleenstaande man, niet werkend
hele bevolking

39
49
34
17

44
48
33
22
49
33
32
32
31

66
70
64
55
51
32
56
34
37

haalt
eten b
’85 ’95
75
73
67
55
65
40
69
68
60

2
4
0
0
74
45
87
64
64

kinderopvang c
’85 ’95

hulp in de
huishouding d
’85 ’95

5
12
1
0
1

21
26
7
3

9
12
7
3
4

4
14
4
10
9

13
11
10
9
12

a. gem. 1 x per maand of vaker; b. gem. 1 x per week of vaker; c. ‘heeft meestal betaalde opvang voor kinderen’; d. ‘heeft betaalde
hulp in de huishouding’.

Conclusies
Zowel de tijdsdruk van dagelijkse verplichtingen als de uitbesteding van huishoudelijke en zorgtaken zijn toegenomen onder de
Nederlandse bevolking. Verschillende maatschappelijke, demografische en economische ontwikkelingen zijn van invloed geweest op
deze verschuiving in het bestedingspatroon. Tot de veranderingen die duidelijke gevolgen hebben gehad voor het tijdbudget van de
Nederlanders en waarvan mag worden aangenomen dat ze de mechanisering en monetarisering van de Nederlandse huishoudens hebben
bevorderd behoren onder andere de volgende.
De ontgroening en vergrijzing van de Nederlandse bevolking en stijging van het welstandsniveau in de naoorlogse periode hebben
ervoor gezorgd dat een aanzienlijke groep welvarende ouderen is ontstaan, een groep die zijn fysieke beperkingen kan compenseren met
de aanschaf van huishoudelijke apparaten en betaling voor externe diensten. De Nederlanders jonger dan vijftig jaar hebben het in de
afgelopen decennia drukker gekregen.
De stijging van het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens, de toename van het aantal eenoudergezinnen en de daling van
het gemiddeld kindertal resulteerden in een inkrimping van de huishoudensomvang. Deze huishoudensverdunning en schaalverkleining
van de huishoudelijke productie leidde ertoe dat per lid van het huishouden meer tijd is gemoeid met de vervulling van huishoudelijke
taken.
Verder is het aantal studerende vrouwen sterk gestegen sinds de jaren zeventig. Hetzelfde geldt voor het aantal werkende vrouwen, dat
onder de potentiële beroepsbevolking toenam van een kwart in 1960 tot meer dan de helft in 1991. Het gevolg was dat een intensief
tijdbeslag van huishoudelijke en gezinstaken niet langer als vanzelfsprekend werd geaccepteerd door vele van dezen.
In dit artikel stond de groep van samenwonenden waarvan beide partners actief zijn in een betaald beroep centraal. Deze
bevolkingscategorie ging, met name als het gezinnen met jonge kinderen betreft, over steeds minder netto vrije uren beschikken. Het
aantal taakcombineerders (personen die op meerdere terreinen – arbeid, huishouden, educatie – te maken hebben met een substantiële
tijdsinvestering) steeg van 37% in 1975 tot bijna 50% in 1995 3. De vrije uren zijn voor deze mensen een allengs kostbaarder goed
geworden, waaruit ze zoveel mogelijk rendement trachten te halen. Hetgeen een sterke stimulans vormde voor de hier geïllustreerde
verschuiving van een tijdsintensief naar meer kapitaalintensief activiteitenpatroon

1 J. de Hart, Hart, Tijdopnamen. Een onderzoek naar verschillen en veranderingen in de dagelijkse bezigheden van Nederlanders op

basis van tijdbudgetgegevens. SCP/Vuga, Den Haag 1995.
2 J. Vijgen, en R. Van Engelsdorp Gastelaars, Stedelijke bevolkingscategorieën in opkomst: stijlen en strategieën in het alledaags
bestaan, Amsterdam: UVA/Instituut voor sociale geografie (Nederlandse geografische studies 22), 1986.
3 SCP, Sociaal en cultureel rapport 1996, SCP/Vuga, Den Haag, 1996.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur