Ga direct naar de content

Marktwerking en groei

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 19 2000

Marktwerking en groei
Aute ur(s ):
Bergeijk, P.A.G., van (auteur)
De auteur is werkzaam b ij de UBS Group economic research, Zwitserland, en OCFEB, Erasmus universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4252, pagina 335, 21 april 2000 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
macro-economie

De invloed van verbeterde marktwerking op de economische activiteit heeft onder Nederlandse economen in de eerste helft van de jaren
negentig behoorlijk veel aandacht gekregen. In het algemeen toonden de onderzoekingen aan dat Nederland destijds wat
marktwerking betreft in de staartgroep bungelde en dat een betekenisvolle welvaartswinst in termen van werkgelegenheid, inflatie en
productiviteit bereikt zou kunnen worden 1. De desbetreffende empirische onderzoekingen werden meestal binnen traditionele macroeconometrische modellen verricht en derhalve werd vooral inzicht geboden in de invloed van marktwerking op het niveau van de
productie (de statische doelmatigheid) en niet op de groeivoet daarvan (de dynamische doelmatigheid). Het vraagstuk van de
dynamische doelmatigheid is echter zeer relevant omdat het daarbij uit de aard der zaak om een voortdurende verbetering van de
economische prestaties gaat en dus op lange termijn een belangrijkere bijdrage behelst voor de welvaart van een land. Internationale
empirische onderzoekingen op het niveau van bedijven, respectievelijk bedrijfstakken hebben concurrentie geïdentificeerd als de
belangrijkste drijvende kracht voor innovatie. Op micro- en mesoniveau dwingt concurrentie innovatie af en dit is een bron voor
voortdurende groei. Een tot nu toe onbeantwoorde vraag is of deze bevinding ook op macroniveau terug te vinden is.
Een recente studie van Dutz en Hayri neemt de effectiviteit van het marktwerkingstoezicht als maatstaf voor de mate van marktwerking.
In een dwarsdoorsnede onderzoek voor een groep van ruim honderd landen komt een betekenisvolle correlatie tussen
marktwerkingsindicatoren en de groei van het bruto nationaal product per hoofd naar voren 2.
De in dit onderzoek gevolgde benadering start met een model waarin de economische groei in de jaren 1986-1995 wordt verklaard uit de
mate van openheid, het beschikbare menselijke kapitaal, de investeringsquote en het initiële ontwikkelingsniveau. Vervolgens trachten
de auteurs de resttermen van dit geschatte kernmodel econometrisch te verklaren uit variabelen die de kwaliteit van het
mededingingsbeleid operationaliseren. Hierbij bestuderen ze de invloed van drie soorten variabelen.
De eerste groep variabelen meet de effectiviteit van het mededingingsbeleid. De belangrijkste meetinstrumenten zijn een enquete onder
drieduizend topmanmangers in 53 landen waarbij gevraagd werd of het mededingingsbeleid in hun land concurrentie metterdaad
bevordert, en vertrouwelijke inschattingen van beleidsanalisten van de Wereldbank terzake de mate waarin anti-concurrentieel gedrag
effectief wordt tegengegaan door mededingingsbeleid.
De tweede groep variabelen meet de mate waarin de volkshuishouding door concentratie op macroniveau wordt gekenmerkt. Dutz en
Hayri kijken daarbij zowel naar kengetallen die marktdominantie indiceren als naar meer kwalitatieve gegevens die bijvoorbeeld worden
ontleend aan het World competitiveness report. De derde groep variabelen meet de mate waarin markten toegankelijk zijn voor nieuwe
ondernemingen aan de hand van de leeftijd van de belangrijkste ondernemingen in een land en van het in een land voor handen zijnde
ondernemerschap.
De auteurs laten een spervuur aan econometrische tests los op de door hen verzamelde gegevens om zo de robuustheid van de
empirische bevindingen te onderzoeken. Het belangrijkste instrument hierbij is de zogenoemde analyse van de extreme grenzen, waarmee
wordt nagegaan of coëfficiënten stabiel en significant blijven indien de groep van waarnemingen en/of de groep van mogelijk
verklarende variabelen wordt gevarieerd (overigens leidt de grote heterogeniteit van de bronnen, die steeds wisselende groepen van
landen dekken, al vanzelf tot een grote mate van inzicht in de robuustheid van de resultaten). Daarnaast onderzoeken ze alternatieve
hypothesen, zoals de gedachte dat de effectiviteit van mededingingsbeleid een benadering zou kunnen zijn voor de kwaliteit van het
openbare bestuur. Telkens weer blijkt echter dat de kwaliteit van de marktwerking een eigenstandige invloed op de economische
activiteit uitoefent.
De variabelen die de effectiviteit van het mededingingstoezicht operationaliseren doorstaan het econometrische spervuur het beste: Dutz
en Hayri vinden een toename van 0,6 tot 1,2 procentpunt in de groeivoet van het bnp per hoofd indien de variabele die zij gebruiken om
effectiviteit van het mededingingstoezicht te operationaliseren, met één maal zijn standaarddeviatie toeneemt.
Ofschoon het onderzoek geen uitspraak rechtvaardigt over de causaliteit van de samenhang (landen met een hogere welvaart kunnen
bijvoorbeeld meer middelen hebben om het toezicht op de marktwerking te financieren) is de statistische samenhang interessant, niet
zozeer omdat het hierbij gaat om een economische rechtvaardiging achteraf voor de intensivering van het Nederlandse mededingsbeleid
in de tweede helft van de jaren negentig, alswel omdat dit een belangrijke stimulans kan vormen de Schumpeteriaanse hypothese dat
marktmacht vereist is voor innovatie en groei, opnieuw door te denken

1 Zie R.C.G. Haffner, Marktwerking in Nederland: diagnose en consequenties, Maandschrift Economie, 1997, blz. 308-327, voor een
overzicht.
2 M. Dutz en A Hayri, Does more intense competition lead to higher growth?, CEPR discussion paper 2249.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur