ECONOMIE
Looneisen en
lastenverzwaring
onverantwoord
Het kabinet zal wel niet blij zijn met
de zojuist verschenen Economic outlookvan de OESO1. Volgens de kerstboodschap van deze gerenommeerde Internationale instelling zal in ons
land de economische groei in 1991
afzwakken tot nog maar twee procent, terwijl in 1989 en vorig jaar de
groei nog respectievelijk vier en drie
procent bedroeg. Ook voorziet de
OESO een stagnatie in de daling van
de werkloosheid, een oplopende inflatie en een daling van de investeringen.
De sombere prognoses van de OESO
gelden niet alleen voor ons land
maar voor de gehele gei’ndustrialiseerde wereld. Voor de Verenigde
Staten verwacht de OESO nog net
geen recessie, dat wil zeggen een negatieve economische groei, maar wel
een verminderde groei die in de
tweede helft van 1990 en in de eerste helft van 1991 op jaarbasis nog
maar een half procent bedraagt.
Voor Duitsland verwacht de OESO
dat de positieve gevolgen van de
Duitse eenwording al op vrij korte
termijn zullen zijn uitgewerkt, terwijl
de negatieve gevolgen hiervan in toenemende mate een flinke domper op
de feestvreugde zullen zetten. Ook
in Japan gaan de zaken niet geheel
naar wens. Zo vertoont ook de Japanse werkloosheid een tendens tot
stijgen evenals het inflatietempo.
Voor de ge’industrialiseerde wereld
als geheel verwacht de OESO een
economische groei van slechts twee
procent, terwijl de werkloosheid geleidelijk zal gaan oplopen van zes
tot zeven procent van de beroepsbevolking in combinatie met een hoger
inflatietempo.
De OESO wijst er bij dit alles nadrukkelijk op dat aan de door haar gepubliceerde ramingen nog tal van nietverdisconteerde risico’s kleven. Zo is
een evident onzekere factor hoe de
Golfcrisis zich verder zal ontwikkelen. De OESO veronderstelt in haar
prognoses dat de olieprijs niet hoger
zal zijn dan 27 dollar per vat. We
hoeven de krant er maar op na te
slaan om te erkennen hoe ongewis
24
deze veronderstelling is. Bij een escalade van de Golfcrisis behoren olieprijzen van 60 dollar of zelfs meer
per vat, bepaald niet tot de onmogelijkheden. Maar ook helemaal afgezien van de ontwikkelingen in de
Golf, signaleert de OESO tal van risico’s. De belangrijkste gevaren schuilen in een afkalvend vertrouwen in
de economic van consumenten en investeerders en in toegenomen financie’le risico’s die geheel losstaan van
de Golfcrisis. Niettemin verwacht de
OESO dat in 1992 de economische
groei weer wat zal aantrekken tot circa 2,5 procent. De tijd zal leren of dit
geen ‘wishful thinking’ is. Veelzeggend in dit verband is dat Henderson, hoofd van de economische afdeling van de OESO, twee weken
geleden bij de presentatie van de
Economic outlook verklaarde dat als
de OESO de prognoses nu zou overdoen, er voor 1990 en 1991 een aanmerkelijk lagere groei voor de Amerikaanse economic zou worden
ingeboekt . Volgens hem suggereren
vooral de laatste ontwikkelingen in
de Verenigde Staten een uiterst somber beeld.
De positie van Nederland
De OESO gaat er bij de prognoses
voor Nederland van uit dat de collectieve druk gedurende de huidige kabinetsperiode gestabiliseerd zal worden en dat het financieringstekort
van de overheid conform de plannen geleidelijk zal worden verkleind. De OESO constateert tegelijkertijd dat de geplande
tekortvermindering vermoedelijk in
1992 zal stagneren, onder meer door
oplopende rentebetalingen door de
overheid uit hoofde van de hogere
rente en de nog steeds stijgende
overheidsschuld. In dit verband is
het nuttig om nog even stil te staan
bij het OESO-landenrapport over Nederland dat in juli 1990 verscheen3.
Volgens dat rapport is ons land weliswaar op de goede weg maar tegelijkertijd waarschuwt de OESO er voor
dat er nog belangrijke onevenwichtigheden zijn blijven bestaan die om
een adequate beleidsreactie vragen.
Volgens de OESO dienen de volgende kwesties te worden opgelost :
– een verdere reductie van het financieringstekort van de overheid om
op zijn minst een stabilisatie van
de relatieve omvang van de staatsschuld te bereiken;
– een stabilisatie van de collectievelastendruk en bij voorkeur een verdere reductie van deze druk gelet
op het feit dat de Nederlandse col-
lectieve druk tot de hoogste in het
OESO-gebied behoort;
– de OESO vindt het, gelet op bovenstaande doelstellingen, een
kwestie van simpel rekenen dat
deze doelstellingen worden bereikt via een beperking van de collectieve uitgaven, met name ter
zake van subsidies en inkomensoverdrachten. Een verhoging van
de collectieve druk is hierbij uit
den boze;
– de loonstijging dient beperkt te
blijven. Niet alleen vanwege de
koppelingen tussen de lonen in
het bedrijfsleven en de ambtenarensalarissen en de uitkeringen,
maar ook vanwege de taxatie dat
het investeringspeil een verdere
verhoging behoeft om de werkloosheidsproblematiek naar behoren op te kunnen lossen. Naar het
oordeel van de OESO kan een stabilisatie en nog beter een verlaging van de collectieve-lastendruk
een belangrijke bijdrage leveren
aan de bepleite gematigde loonontwikkeling;
– een aanscherping van de regels bij
een eventueel beroep op de sociale zekerheid is volgens de OESO
nodig omdat de Nederlandse regels op dit punt erg genereus zijn
vergeleken met die van de overige
EG-landen. Van zo’n aanscherping
verwacht de OESO een betere werking van de arbeidsmarkt en een
betere beheersbaarheid van de collectieve uitgaven.
De OESO hoeft niet eens tot 1992 te
wachten om te kunnen constateren
dat ons land de doelstelling voor de
reductie van het overheidstekort niet
gehaald heeft. Dank zij de pappenen-nathouden-politiek van het derde
kabinet-Lubbers in het afgelopen
jaar is in 1990 het financieringstekort
al hoger uitgekomen dan in de Miljoenennota 1991 als doelstelling was
geformuleerd. Het kabinet lijkt zich
evenmin te storen aan de aanbeveling van de OESO om toch vooral de
collectieve-lastendruk te stabiliseren
en zo mogelijk te verlagen. Integendeel, bij het kabinet ligt nu een voorstel van minister Kok om de ontstane
budgettaire problematiek voor 1991
1. OESO, Economic outlook, nr. 48, Parijs,
december 1990.
2. J. Gerritsen, OESO: wereldeconomie
verbetert volgend jaar, NRC Handelsblad,
21 december 1990.
3. OESO, Netherlands, OECD Economic
Surveys, Parijs, juli 1990.
4. Zie OESO, op.cit., juli 1990, hfst. II.
DEZE WEEK
voor een belangrijk deel, en we!
en het investeringsklimaat de dupe
voor/ 4 a 5 miljard, weg te werken
via een verhoging van de collectieve
druk.
Van de door de OESO bepleite gematigde loonontwikkeling lijkt in de
zijn. Nog veel bedenkelijker is echter
dat het derde kabinet-Lubbers naar
het middel van een lastenverzwaring
komen stijgen . Dit alles te zamen
betekent dat in ons land de collectieve-lastendruk in de praktijk ten minste met 1,5 procent van het nationaal
grijpt om de ontstane budgettaire
inkomen zal gaan oplopen en als het
problematiek op te lessen. In de Economic outlook gaat de OESO er in
haar onschuld nog van uit dat de ge-
tegenzit met twee procent, dat wil
praktijk al evenmin veel terecht te
komen. In sommige sectoren van de
Nederlandse economic gaan al loon-
volgen van de huidige oliecrisis wel
zeggen met ruim/ 8 miljard. Een
drukstijging in deze orde van grootte
is in de huidige omstandigheden
ronduit onverantwoord en kan ons
land zich, mede gelet op de besproken rapporten van de OESO, volstrekt niet permitteren. Het kabinet
zou er veel beter aan doen de nu
voorgenomen ombuigingen op de
collectieve uitgaven van/ 9 alO miljard te verdubbelen tot/ 18 a 20 miljard. Een dergelijke ombuigingsinspanning voor de resterende
de rest voor een verbetering van de
mee zullen vallen, omdat de diverse
overheden wel geleerd zullen hebben van de fouten die ze in het verleden in reactie op de eerste en de
tweede oliecrisis gemaakt hebben.
Welnu, nog geen twee weken na het
verschijnen van de Outlook kunnen
we al constateren dat dit voor Neder-
arbeidsvoorwaarden. Ook verwijt
land zeer zeker niet opgaat. Het der-
FNV-voorzitter Stekelenburg het kabinet “een labbekakkerige opstel-
de kabinet-Lubbers kiest, net als het
kabinet-Den Uyl na de oliecrisis van
kabinetsperiode lijkt op het eerste
ling” over zijn weigering om van 5
gezicht misschien aan de forse kant,
mei een extra vrije dag te maken. Te-
1973-1974 en net als het kabinet-Van
Agt na de tweede oliecrisis van 1979,
gelijkertijd wil de vakbeweging dat
voor een beleid van lastenverzwarin-
het kabinet de door toedoen van de
gen in plaats van de tering naar de
vakbeweging onbetaalbaar gewor-
nering te zetten via voldoende om-
den koppeling tussen de lonen in de
marktsector en de uitkeringen en
ambtenarensalarissen onverkort
buigingen op de collectieve uitgaven .
Een verhoging van de collectieve-lastendruk is een slechte zaak omdat
gen die in de jaren tachtig hun beslag kregen, zeker niet onmogelijk .
Daar komt nog bij dat deze ombuigingsinspanning kan worden verkleind naarmate de lonen in de
marktsector zich gematigder ontwikkelen. Ten slotte zou het kabinet er
goed aan doen ten minste de geste-
eisen over tafel die ver uitgaan boven de beschikbare loonruimte van
ten hoogste drie procent’. Zo heeft
bij voorbeeld de Vervoersbond FNV
in de Rotterdamse haven een looneis
gesteld van tien procent, waarvan
5,6 procent voor loonsverhoging en
handhaaft. Men behoeft geen econo-
mic gestudeerd te hebben om in te
zien dat de huidige looneisen van de
dit de koopkracht verkleint die toch
al onder druk staat door de aantrek-
vakbeweging mede in het licht van
kende inflatie. Via het bekende af-
de door de OESO gesignaleerde eco-
wentelingsverschijnsel zal dit ongetwijfeld leiden tot extra loonclaims
nomische teruggang volstrekt onverantwoord zijn.
maar is mede gelet op de ombuigin-
gen gasbaten uit hoofde van de gestegen olieprijzen terug te sluizen
naar de burgers in de vorm van een
verlaging van de lasten.
A. Knoester
De plannen van het kabinet
bovenop de forse loonclaims die nu
al circuleren. Dit vormt een bedreiging voor de Nederlandse concurren-
Een ding is duidelijk, het derde kabi-
tiepositie die, met ‘Europa 1992’ in
net-Lubbers moet in 1991 een omvangrijk budgettair probleem oplossen. De president van De
zicht, geen verzwakking maar juist
De auteur is hoogleraar economic aan de
faculteit der Beleidswetenschappen van
Nederlandsche Bank noemde in de
versterking behoeft. Het zou veel
de Katholieke Universiteit Nijmegen.
meer in de rede liggen als het kabinet, om een gematigde loonontwikkeling te bevorderen en conform de
herfst van 1990 al een ombuigingsdoelstelling van/ 15 miljard. Al heel
snel bleek dat deze ombuigingsinspanning slechts als een minimuminspanning moet worden opgevat. Het
NCW, de Centraal Economische Commissie en zelfs Flip de Kam kwamen
tot ombuigingsbedragen die ten min-
aanbevelingen van de OESO, de collectieve druk juist zou verminderen,
bij voorbeeld door de gestegen aardgasbaten terug te sluizen naar de burger.
De door het kabinet bekokstoofde
plannen voor een lastenverzwaring
5. In het licht van de OESO-ramingen is
er eerder aanleiding de loonruimte voor
1991 naar beneden bij te stellen.
6. NCW, Wikken en wegen, Den Haag,
1990; C.A. de Kam, De miljarden liggen
op straat, NRC Handelsblcrd, 19 december
1990.
7. A. Knoester, Economischepolitiek in
ste in de orde van grootte van/ 17 a
komen, in strijd met het regeerak-
20 miljard liggen . En wat doet het
derde kabinet-Lubbers? Dit kabinet
koord, neer op een verhoging van
de feitelijke collectieve-lastendruk
Nederland, H.E. Stenfert Kroese BV, Leiden/Antwerpen, 1989.
vergadert over een voorstel van de
ter grootte van ruim 1 procent van
minister van Financien om de budgettaire problematiek op te lessen
met een ombuiging op de overheids-
het nationaal inkomen . In de in September jl. verschenen Macro economische verkenning 1991 zat voor
uitgaven van/ 9 a 10 miljard. Voor
1991 al een drukstijging verdiscon-
het overige grijpt Kok naar een
aloud socialistisch recept: een verhoging van de collectieve-lastendruk
teerd van 0,3% van het nationaal inkomen. Als we bovendien uitgaan
van de door de OESO in de Econo-
met/ 4 a 5 miljard.
De concrete invulling van deze plannen is tot nu toe rijkelijk vaag geble-
mic outlook gehanteerde veronderstelling van een olieprijs van 27 dollar per vat, dan zal volgens het
ven. Vanuit bestuurlijk oogpunt is dit
een slechte zaak. Hiervan zullen
vooral het consumentenvertrouwen
Centraal Planbureau de collectievelastendruk in 1991 nog eens extra
met 0,5 procent van het nationaal in-
ESB 2-1-1991
8. Een merkwaardig discussiepunt, dat in
politiek Den Haag in verband met de col-
lectieve-lastendruk steeds weer opduikt,
is de kwestie op welk niveau deze druk
nu gestabiliseerd moet worden. Voor economen is het regeerakkoord op dit punt
echter glashelder, namelijk een stabilisatie op het feitelijke niveau van 1990. Zie
Tweede Kamer, Regeerakkoord 1989,
21 132, nr. 8, Den Haag, 1989.
9. Centraal Planbureau, Macro economische verkenning 1991, Den Haag, 1990,
biz. 25.
10. Tijdens het eerste en tweede kabinetLubbers werden ombuigingspakketten
van circa/ 10 miljard per jaar (!) gei’nitieerd. Zie bij voorbeeld A. Knoester, op.
cit., 1989.
25