Ga direct naar de content

LAT is niets

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 14 1982

D. J. Wolfson

LAT is niets
Het is wat al te gemakkelijk om de huidige onmacht van het politieke bestel te
herleiden op de kwetsbare electorate
positie van de PvdA, of op persooonlijke
spanningen binnen het kabinet. Die aspecten spelen wellicht een rol, maar dan
veeleer als achtergrond, respectievelijk
afspiegeling van iets anders: van het
cyclische patroon van gram halen dat de
relatie tussen christen-democraten en
socialisten kenmerkt, en van verschillen
in politieke cultuur. De huidige cyclus
van gram halen begon met de nacht van
Schmelzer in 1966, die het einde betekende van het naoorlogse harmoniemodel.
Ook toen stond links er slecht voor, en
juist daarom sloeg Schmelzers ,,arrogance of power” zulke diepe wonden.
Onze staatkundige geschiedenis hield er
de rancuneuze anti-KVP-motie aan over,
en in 1973 de wraakoefening van de formatie-Burger, waarin het CDA in statu
nascendi op hoogst bekwame, maar niet
in alle opzichten van wijsheid getuigende
wijze uit elkaar werd gespeeld. Alsof het
niet op kon, werd in 1977, toen de PvdA
op het hoogtepunt van haar macht
stond, de meerderheidsstrategie wereldvreemd voortgezet tot in de kabinetsformatie. En daarmee overspeelde links
zijn hand.
Dat laatste gevaar bedreigt inmiddels
het CDA, nu de cyclus rond is, en het
wonden likken weer aan links. Zijn Van
Agts benen sterk genoeg om ook af te zien,
nu hij in de (wit-)gele trui rijdt? Hij demarreert heel wat vakbekwamer dan
Schmelzer, destijds: geen dramatische
confrontatie maar een continue slijtageslag waarin de ploeggenoten geen etappezege wordt gegund. Een zege die nu
eenmaal nodig is pm de eigen trouw aan
de coalitie te legitimeren. Nooit is gesuggereerd dat er geen banenplan moest
komen, maar iedere suggestie dat de
premier er ook achter stond, is zorgvuldig vermeden. Merkwaardiger nog was
de presentatie van de Ziektewet-problematiek, de eerste echte ombuigingsvoorstellen sedert de meer conjuncturele bestedingsbeperking van 1958. Den Uyl
sprak van kabinetsbeleid, Van Agt van
de voorstellen van Spciale Zaken. En
direct na de verkiezingen maakte de
CDA-fractie het af: geen steun. Vakwerk
moet ik zeggen.
Voor mijn bewondering de overhand
krijgt nog een kanttekening: het’gaat niet
alleen om de partijpolitieke score (op
korte termijn), maar ook — en voor
ingenus zoals u en ik zelfs in de eerste
plaats — om de structurele bestuurbaarheid van het land. En die vraagt om
,,commitment” aan de coalitiegedachte,
om een coalitiekabinet ,,for better or for
worse”, niet om een LAT-relatie. ,,Living
Apart Together” is, volgens de psycholoog in het damesblad dat ik daarover
raadpleegde, een uitvloeisel van ,,commitment phobia”. Dat syndroom beheerst het politieke midden, getuige het
lonken van de loyalisten onder het kabinet Van Agt-I, en getuige het lot van minister Andriessen daarin, die werd opgeESB 21-4-1982

volgd door een man die nu beter naar de
VVD luistert dan toen hij daar zelf mee
regeerde.
Gram halen bij de een en uithuilen bij
een ander zijn onderdeel van een politieke cultuur waarmee misschien te leven is
in betere economische tijden, zolang er
speelruimte blijft om de partner van geval tot geval te paaien. Maar als harde
keuzen niet meer kunnen worden ontgaan, wreekt zich de onbestendigheid
van de relatie. Dan wreekt zich dat de
PvdA of VVD zich wel op een — verschillende — paradigmakeuze en een
daarmee consistent lange-termijnscenario voor economisch herstel willen vastleggen, maar het CDA niet, omdat het
zijn optics open wil houden om met wie
dan ook te regeren. Dat verduistert de
noodzakelijke visie op een totaalbeleid,
waar Emmerij voor pleit in NRC Handelsblad van 22 maart. Een totaalbeleid
dat de onzekerheden niet vergroot, zoals
de besluiteloosheid die de recente coalitiekabinetten tot dusver heeft gekenmerkt, maar verkleint door een perspectief te bieden, zodat we weten waar we
aan toe zijn. Perspectief op relatief snel
herstel op basis van een prestatie-ideologie, zoals de VVD, het VNO, en — wat
tersluiks nog — inmiddels ook de vakbeweging voorstaat; of perspectief op
een vermoedelijk wat langzamer herstel,
maar zonder compromissen inzake de
solidariteit met sociaal zwakke groepen,
meer in de lijn van de PvdA. Geen van
beide optics vraagt dat het CD A zich zonder meer uitlevert aan haar partners te
linker- of te rechterzijde. De uiteindelijke
partner zal wel op moeten schuiven naar
het midden. Maar wel dat het CDA die
partner tegemoet treedt met een voldoende ..commitment” om — over de ,,political business cycle” van de eerstvolgende
verkiezingen been — af te zien, om het
karwei te klaren. Daar is het inmiddels
sterk genoeg voor, en macht schept verplichtingen. Als ik dit schrijf—op Palmzondag — realiseer ik mij dat de heer Van
Agt dergelijke geluiden lijkt te maken als
hij pleit voor een kabinet van rationale
allure. Maar wel vanuit een andere invalshoek, dacht ik. Ofligt het aan de kalender
dat hij klinkt als een vos die de passie
preekt?

De onbestendigheid van het politieke
bedrijf lijkt nog te worden verhevigd
door de invloed van de sociale partners
en van de albatros van advies- en inspraakorganen waardoor we ons beleid
hebben laten immobiliseren. Dat de radenrepubliek van de adviesorganen een
staat in de staat geworden is die weinig of
niets meer met evenwichtige belangenafweging van doen heeft en ieder beleid
dreigt te blokkeren, is inmiddels een gemeenplaats; de vraag is of de verzorgingsstaat zich door zijn tovenaarsleerlingen moet laten terroriseren. Subtieler
ligt het met de organen van werkgeyers
en werknemers. Dat zijn geen publiekrechtelijke scheppingen, maar eigen organen van het bedrijfsleven die leven bij
de grade van hun achterban die daar de
eigenlijke macht heeft. Vandaar de angst
van hun voormannen om die achterban
voor het hoofd te stolen, en derhalve het
onvermogen om wat daar leeft te representeren. Want om het boeltje bij elkaar
te houden, richten ze zich op de grootste
schreeuwers. Zo moeten de bazen van de
bonden zich wel minder solidair opstellen dan hun gemiddelde leden. en blijkt
ook het VNO steeds weer conservatiever
dan de gemiddelde ondernemer. (The
Economist kon voor haar aardige
themanummer over Nederland in februarijl. niet een ondernemer vindendie
ongelukkig was met de Wet op de ondernemingsraden.)
Verlammen de radenrepublikeinen en
de sociale partners de politick? Ik denk
dat de causaliteit anders ligt: dat onduidelijkheid, besluiteloosheid en onbestendigheid van regeringswege de sociaal-politieke omgeving steeds weer verleidt om
de eerste klap uit te delen, want die is ten
minste nog een daalder waard en je weet
nooit waar je mprgen voor staat. Meer
politieke bestendigheid gevraagd dus, in
ons alter belang.
Een principiele keuze voor een langere, en vooral meer voorspelbare periode
van samenwerking met links of met
rechts kan ook in het eigenbelang van het
CDA zijn. Want alleen in een klimaat
van onderling vertrouwen kan een constructief beleid worden gevoerd waarin
niet alleen de coalitiepartner maar ook
het CDA zelf duurzame resultaten kan
boeken en aan het cyclische gram halen
kan ontkomen. Reden te meer om te
wensen dat de heer Van Agt zijn politieke relaties zal verduidelijken, zodat ze
niet meer te vertalen zijn als ,,Laat Anderen Tobben”.

391

Auteur