Ga direct naar de content

Bezorgd maar niet zonder vertrouwen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 14 1982

ECOIMOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

Bezorgd maar niet zonder vertrouwen
Veertien jaar lang is het Verslag van de president van
De Nederlandsche Bank het verslag van dr. J. Zijlstra geweest. In het Verslag over het jaar 1981 is het woord toegevallen aan zijn opyolger, dr. W. F. Duisenberg. Veertien
jaar lang was dr. Zijlstra het economische geweten van de
Nederlandse volkshuishouding — een geweten dat sprak
als van de rechte lijn werd afgeweken. Het is — in de woorden van zijn opvolger — de grote verdienste van Zijlstra
geweest dat hij daarbij, in een periode van turbulente ontwikkelingen, de betekenis van de Bank als baken van vertrouwen wist te bewaren en versterken, binnenslands en in
de ogen van het buitenland. ,,Dit is waarlijk in ‘s lands
belang”.
Het is verleidelijk in het eerste Verslag van de nieuwe
president te zoeken naar verschillen in opvatting of benadering ten opzichte van de beschouwingen van zij n voorganger. Continui’teit ligt echter meer in de rede. De taak
van De Nederlandsche Bank zoals vervat in de Bankwet,
het internationale kader waarbinnen de Bank opereert, en
de traditie van gedegenheid en stabiliteit laten weinig
ruimte voor plotselinge wendingen in de koers van het
monetaire beleid. Waar kleine koersverschillen mogelijk
zijn, zullen deze eerst op langere termijn zichtbaar worden.
Zoals gebruikelijk wordt in het Algemeen overzicht van
het Jaarverslag van De Nederlandsche Bank aandacht
besteed aan de economische en monetaire ontwikkeling
in binnen- en buitenland. In het internationale vlak tekenen zich, naast scherpe problemen vooral ten aanzien van
de werkgelegenheid, enkele ontwikkelingen af die de lucht
enigszins zouden kunnen doen opklaren. In de eerste
plaats is dat een opmerkelijke vermindering van de betalingsbalansonevenwichtigheden in de wereld. De enorme
overschotten-vande olie-exporterende landen na de tweede
oliecrisis zijn nagenoeg verdwenen. Daarmee is een bron
van instabiliteit in het internationale economische verkeer
weggenomen. In de tweede plaats is de afhankelij kheid van
de westerse industrielanden van olie uitde OPEC-landen
aanzienlijk verminderd en is een meer evenwichtige situatie op de oliemarkt bereikt. De voortdurende dreiging van
olieprijsstijgingen en de internationale onzekerheid die
daarvan het gevolg was, lijken daarmee voorlopig van de
lucht. Door het restrictieve monetaire en begrotingsbeleid
is bovendien in de meeste OPEC-landen enige verlaging
van het inflatietempo bewerkstelligd. Tezamenmetde verwachte impuls van het op peil brengen van de voorradenin
de wereld zouden deze ontwikkelingen voor een opleving
van de internationale conjunctuur kunnen zorgen.
Tegenoverdeze factoren die het internationale conjunctuurherstel naderbij brengen, worden in het Jaarverslag
van De Nederlandsche Bank evenwelook heel wat factoren
genoemd die een dergelijk herstel kunnen dwarsbomen.
De werkloosheid in de gei’ndustrialiseerde landen begint
het peil te naderen dat tijdensdedepressieindejarendertig
werd bereikt, zij het dat toen de omvang van de beroepsbevolking veel kleiner was dan nu. De onmacht van nationale regeringen om in deze situatie verbetering te brengen
heeft de roep om protectionistische maatregelen versterkt.
Lang niet altijd wordt daartegen voldoende weerstand geboden. Ook neemt de neiging toe om door middel van
depreciatie vande munteenheid tetrachtendebinnenlandse problemen op het buitenland af te wentelen. Een depreciatiewedloop zou daarvan het gevolg kunnen zijn. Internationaal gezien blijft voorts de hoge rente, die wordt veroorzaakt door het Amerikaanse monetaire beleid, een
ernstige belemmering vormen voor herstel van de investeringsactiviteit. In het Verslag van de Bank wordt onver-

ESB 28-4-1982

holen kritiek geuit op de inconsistentie van het Amerikaanse monetaire en begrotingsbeleid die de rente onnodig opdrijft, maar tegelijkertijd waarschuwt Duisenberg ook de
Europese landen de hand in eigen boezem te steken en tot
een betere coordinate van hun economische beleid te komen. Tussen de Europese landen tekenen zich steeds grotere verschillen in inflatiegraad en betalingsbalanspositie
af, waardoor het Europese Monetaire Stelsel onder toenemende druk is komen te staan. Een divergerende in
plaats van een convergerende economische ontwikkeling
in de aangesloten landen dwingt tot frequentere wisselkoersaanpassingen die het vertrouwen in het stelsel ondermijnen. Daarmee verschijnt een extra wolk aan de toch al
betrokken internationale hemel. Afzonderlijke nationale
overheden zullen de lucht niet kunnen doen opklaren.
De meeste landen kampen met zodanige begrotingstekorten en werkloosheidslasten, dat nagenoeg elkespeelruimte
ontbreektomdooreen minderrestrictief beleid hetaanpassingsproces van hun economieen aan gewijzigde internationale verhoudingen wat soepeler en geleidelijker te laten
verlopen.
Wanneer de internationale conjunctuur ondanks alle
problemen wat zou aantrekken, is de uitgangspositie van
ons land in vergelijking met die van andere landen zeker
niet slecht. De gematigde loonkostenontwikkeling en de
lage inflatie hebben kansen geschapen, al moeten die
eerst nog wel worden benut. Tot nu toe heeft de investeringsactiviteit noggeen teken van opleving teziengegeven,
evenmin als de rendementen. Integendeel, De Nederlandsche Bank maakt zich zorgen overde wel zeer grote verliezen die nu ook het bankwezen treffen nadat het bedrijfsleven al jarenlang zijn eigen-vermogenspositie achteruit
heeft zien gaan. Als een vande oorzaken merkt Duisenberg
aan, dat het ombuigingsbeleid dat — overigens onder zijn
eigen regie — in 1975 is ingezet, grotendeels beperkt is gebleven tot woorden in plaats van daden. Het financieringstekort is daardoor steeds verder opgelopen en daarmee het beroep van de overheid op de kapitaalmarkt: was
dat in 1979 nog een derde van het netto binnenlands kapitaalmarktaanbod, in 1981 was dit al opgelopen tot twee
derde. Dit heeft onmiskenbaar een opwaartse druk op
het rentepeil uitgeoefend, aldus Duisenberg, en datzalnog
duidelijker blijken wanneer het bedrijfsleven bij het aantrekken van de conjunctuur een verhoogde financieringsbehoefte aan de dag legt. Monetaire financiering van de
begrotingstekorten biedt onder deze omstandighedengeen
uitkomst, want leidt slechts tot uitstel vande noodzakelijke
vermindering van het financieringstekort; daarmee wordt
de economic beslist geen goede dienst bewezen.
Al met al moeten er zowel nationaal als internationaal
nog heel wat hindernissen worden genomen wil het verwachte conjuncturele herstel doorzetten en uitmonden in
duurzaam herstel van werkgelegenheid en groei. Ons land
heeft beslist kansen er bovenop te komen maar het herstel
zalookhiermoeizaamentijdrovendzijn. De nieuwe president van De Nederlandsche Bank laater geen misverstand
over bestaan dat het monetaire beleid ook onder zijn leiding gericht zal blijven op het ombuigen van wat scheefgegroeid is en niet op toegeven aan ongewenst geachte
ontwikkelingen. De opgaaf om onze economic gezond te
maken en voor verder afglijden te behoeden is echter onmogelijk noch bovenmenselijk, aldus Duisenberg aan het
slot van zijn Verslag. Een verslag dat de geest ademt
die ook al uit de laatste verslagen van Zijlstra sprak: bezorgd maar niet zonder vertrouwen.
L. van der Geest

421

Auteur