Ga direct naar de content

Promotiebespreking: Matthijs Oosterveen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 27 2019

29 Maart

Erasmus Universiteit Rotterdam

De prestaties van studenten correleren sterk met die van medestudenten. Deze observatie wordt vaak geïnterpreteerd als bewijs voor causale peer-effecten in het onderwijs. Dit betekent dat studenten een invloed zouden hebben op, bijvoorbeeld, elkaars cijfers. De stap van een correlatie naar causale peer-effecten is echter groot, niet in het minst vanwege het zelfselectieprobleem. Correleren uit­komsten doordat peers elkaar beïnvloeden, of doordat peers met dezelfde uitkomsten ervoor kiezen om tot dezelfde groep te behoren?

Voor onderwijsbeleid is dit verschil van cruciaal belang. Causale peer-effecten brengen namelijk grote kansen met zich mee; een alternatieve toewijzing van studenten aan klassen zou de cijfers kunnen verhogen zonder extra geld uit te geven. Deze (gratis) kans staat in schril contrast met andere mogelijkheden in het onderwijs, zoals het creëren van kleinere klassen.

In een deel van mijn proefschrift bestudeer ik peer-effecten op een grote Europese universiteit. De setting stelt ons in staat om een empirisch onderscheid te maken tussen twee kanalen voor peer-effecten: sociale interactie tussen studenten versus effecten die spelen op klassikaal niveau, bijvoorbeeld het aanpassingsvermogen van de docent. De studenten worden namelijk willekeurig geplaatst in een werkgroep en in een van twee subgroepen binnen een werkgroep. De universiteit stimuleert sociale interactie en peer-binding binnen, en niet tussen, de subgroepen. Elke student kan zijn of haar peers binnen de werkgroep dus indelen in nabije en verre peers. Het enige verschil tussen de nabije en verre peers van de student is de mate van sociale interactie. Dit wordt empirisch bevestigd.

In mijn onderzoek vind ik positieve peer-effecten op de prestaties van studenten, die uitsluitend afkomstig zijn van nabije peers. Mijn interpretatie is dat ­peer-effecten worden veroorzaakt door sociale interactie tussen studenten en niet door effecten die spelen op klassikaal niveau. De peer-effecten zijn heterogeen; bekwame of minder bekwame studenten presteren beter respectievelijk slechter wanneer zij nabije peers hebben die bekwaam respectievelijk minder bekwaam zijn.

Door deze heterogene effecten staan beleidsmakers voor een moeilijke keuze wanneer zij prestaties willen verhogen door middel van peer-effecten. Ik heb berekend dat een alternatieve toewijzing van de studenten aan groepen kan resulteren in een gemiddelde, maar niet in een Pareto-verbetering van de prestaties. De baten voor de ene groep studenten gaan gepaard met kosten voor een andere.

Auteur

Categorieën