14 MAART 193
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch-Statistische
Beri
*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
8E JAARGANG
WOENSDAG 14 MAART 1923
No. 376
INHOUD
BIz.
WERKLOOSHEIDSVERZEKERINC
aw
STEUNREGELING in 1923 1
door
Mr. E. J. Morren ……… . …………….. .
226
Zuid-Afrika als Emigratieland voor Nederlanders door
Jhr.
J. C. 0. Sandberg …………………………..
228
Talma of Groeneveld? 1 door
0. Smeenk …………..
230
De Koloniale Spoorweg in Suriname door
Mr. 0. E. G.
Graaf van Limburg Stirum……………………
232
De Internationale Kamer van Koophandel in 1922 II (Slot)
door
Mr. J. E. Olaringbould ………………….
234
Londensche Correspondentie
……………………..236
AANTEEKENINGEN:
Indeicijfera van groothandelsprijzen
……………. 237
Chronologisch
overzicht van de.
verlagingen, welke de
tarieven voor het vervoer van goederen over de Neder-
landsche Spoorwegen sinds Juni 1921 hebben onder-
gaan! ………………………………..238
MAANDCIJFERS:
Rijkspostspaarbank
………………………..
241
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
241-247
Geidkoersen
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen
Goederenhandel.
Bankstaten
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruires.
Redacteur-Secretaris van het weekblad: D. J. Wansjnk.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Poslchèque- en girorekening
RotterdanNo. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 20,—. Buitenland en KoloniSre f 25,-per jaar. Losse nummers 50 cents.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
13 MAART 1923.
Het aanbod van geld was ook deze week weder
overvloedig. De rentevoet voor particulier disconto
daalde daardoor tot 3 pOt., terwijl de prolongatieno-
teering tot 24 pOt. terugliep.
S
*
*
De Minister van Financiën stelt een inschrijving
open op 19 Maart a.s. op
f
70.000.000 schatkistpapier.
Aangeboden worden promessen met een looptijd van
3 en 6 maanden en 4Y4 pOt. biljetten met een looptijd
vanijaar.
*
*
De post binnenlandsche wissels op den heden ver-
schenen weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft
na de stijging van verleden week thans een zeer
aanzienlijke daling te zien. Het totaalcijfer van deze
post, dat op 5 dezer
f
185.8 millioen bedroeg, blijkt
te zijn teruggeloopen tot
f
136.8 millioen, een bedrag,
dat op de gedurende dit boekjaar verschenen week-
staten der bank onder dit hoofd nog niet genoteerd
werd en dat ook ver beneden het laagste cijfer der
binnenlandsche wisselportefeuille uit het boekjaar
1921/’22 blijft. De daling laat zich
bijna
geheel ver-
klaren uit aflossing van schatkistpapier; het totaal
der rechtstreeks
bij
de bank geplaatste schatkist-
promessen bedroeg een week geleden nog
f
40 millioen.
Thans is er in het geheel geen schatkistpapier bij
de centrale credietinstelling ondergebracht.
De beleeningen daalden in de afgeloopen week
met
f 3.3
millioen; het renteloos voorschot aan het
Rijk
met
f
2.9 millioen. De zilvervoorraad is weder
een kleine
f
400.000.— lager dan verleden week.
De Post papier op het buitenland liep met
f
38.3
millioen op. Uit het feit, dat de diverse rekeningen
onder het actief
tegelijkertijd
ook nog met bijna
f
6.4 millioen toenamen zal men wel mogen op-
maken, dat de bank thans ook de jongste dollar-
leening van den Staat ter realisatie heeft overgenomen.
De biljettencirculatie daalde met
f
.13.7 millioen;
de rekening courant-saldi stegen met
f
2.1 millioen;
het beschikbaar metaalsaldo nam met
f
1.9 millioen toe.
*
*
S
De wisselmarkt was weder bijna even onbelangrijk
als de vorige week. De meeste koersen waren als ge-
stabiliseerd. Londen schommelde nauwelijks een halve
cent en ook New York was zeer stabiel. Parijs
en België waren eveneens Vrij stationnair, zij het dan
ook, dat er in deze wissels iets meer beweging was
dan de vorige week en de koersen iets afbrok.kelden.
Alleen in markén was de beweging iets grooter. De
stemming was vast en na een periode van ca. 14 dagen,
waarin de koers op 0.0111 en 0.0112 bleef staan, ont-
stond er Woensdag plotseling een haussebeweging die
de koers
voorbijgaand op 0.013 bracht. Hierop zette een
nieuwe periode van stabiele koersen in, waarbij de
schommelingen beperktbleven tusschen 0.0121 en 0.0123.
LONDEN, 10 MAART 1923.
Ofschoon de markt ietwat
gemakkelijker
inzette,
daar men over groote bedragen aan uitbetaald dividend
beschikte, was toch op Dinsdag en Donderdag de
hulp :van de centrale instelling noodig. IHet ge-
durende de voorafgaande week opgenomen bedrag
moest vernieuwd worden. Daggeld varieerde van 2
tot 3 pOt. en zevendaagsch geld bleef onveranderd
op 1’6 pOt.
De discontomarkt was vast, ondanks het geringe
aanbod van goed handelspapier.
Treasury Bilis 3 maands 2
7
1
1
6—M pOt.
2 en 3 maands bankaccept 21-4 pOt.
4 maands idem 2Y2 pOt.
6 maands idem 234—/1 pOt.
226
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
WERKLOOSHEIDSVERZEKERING, EN
STEUNREGELING IN 1923.
In No. 334 van den vorigen jaargang van dit
tijdschrift (bi. 460 v. v.) schreef ik over de destijds
geldende regeling betreffende de verzekering tegen
werkloosheid.
De maatregelen, die sedert getroffen zijn om aan
werklooze arbeiders, die geen werk kunun bekomen,
een geldelijke uitkeering te verzekeren, zijn van
genoegzaam belang om aan de lezers van dit tijd-
schrift mede te deelen.
De arbeiders, die lid
zijn
van een gesubsidieerde
vereeniging met werkloozenkas kunnen, ingeval van
onvrijwillige werkloosheid, uitkeering uit die kas
bekomen, volgens de bepalingen van het reglement
dier kas.
Heeft men nog geen recht op uitkeering uit een
dergelijke kas, omdat men nog niet lang genoeg lid is, of heeft men geen recht meer op uitkeering, om-
dat men gedurende den reglementairen termijn uit-
keering genoten heeft, of wel is men geen lid van
een werkloozenkas, dan kan men, indien men daar-
voor althans in de termen valt, uitkeering bekomen,
hetzij krachtens gemeentelijke steunregelingen, hetzij,
bij gebreke daarvan, vanwege de daarvoor bij de
Armenwet aangewezen organen.
Beide
wijzen
van steunverleening, nl. verzekering
en steunregeling,
zijn
streng gescheiden; de uitvoe-
ring van de eerste (berustend op het Werkloosheids-
besluit 1917) is opgedragen aan den Minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid, die van de tweede
berust
bij
den Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw.
Beide vormen van steunverleening zal ik afzonder-
lijk behandelen.
A.
Werlcloosheidsverzekering.
Enkele jaren geleden ingevoerd, is
zij
den kinder-
schoenen nog niet ontwassen, haar groei wordt zelfs
belemmerd door de ongunstige omstandigheden waar-
onder zij zich ontwikkelen moest en wanneer men
sommigen zou mogen gelooven, is de jonggeborene
zoo niet reeds dood, dan toch ten doode opgeschreven
en zou er van haar welhaast niets meer zijn over-
gebleven dan . . . . de naam.
Er behoort eenige moed toe om het tegendeel te
beweren en aan te toonen dat de verzekering leeft
en slechts wacht op het gunstige oogenblik om tot
vollen wasdom te komen. Komen zal dit oogeublik
en men moet daarom al
zijn
krachten inspannen om
de jonge loot te beschermen tegen de gevaren, die
haar omringen, te zorgen, dat
zij
geen
ontijdigen
dood sterft, want eenmaal teniet gegaan zou het
wel eens kunnen
blijken,
dat het niet mogelijk is
haar weer op te kweeken, omdat het geloof in haar
levensvatbaarheid is verloren gegaan.
Het belang van het behoud der werkloozenkassen
heeft de Regeering steeds doen besluiten om daarvoor,
zoo noodig,
bijzondere
middelen beschikbaar te stellen.
Het stopzetten der kassen en het verstrekken van
uitkeering uit steunregelingen, al moge men
bij
deze
laatsten ook met gezinsinkomsten rekening kunnen
houden, heeft dit groote nadeel, dat de arbeiders
niet medebetalen, een gewichtig financieel belang,
dat hun belang bij een goed verloop der zaken teloor
gaat en bovendien, dat de contrôle der arbeiders-
organisaties, welke allerminst mag worden verwaar-loosd, ontbreekt en een uitgebreide en zeer moeilijke
ambtelijke contrôle noodig wordt.
Het belang van het behoud der werkloozenkassen
heeft ook
bij
het treffen der regeling voor 1923 op
den voorgrond gestaan.
Intusschen wijkt de regeling, die dit jaar geldt,
belangrijk af van die van 1921 en 1922.
In beide laatste jaren kregen de kassen van Over-
heidswege een zoodanig bedrag als waarmede de
uitgaven de inkomsten uit bijdragen en 100 pOt.
subsidie overtroffen. Van dit bedrag werd een deel
als renteloos voorschot beschouwd, later terug te
betalen. Zulk een regeling kan gedurende korten tijd
gelden, maar wanneer de crisis, gelijk thans het
geval is, van langeren duur is, zouden de kassen
met aanzienlijke ‘schulden worden belast, wat in
strijd is met een goeden financieelen opzet en ten
slotte hierop zou neerkomen, dat er van terugbetâling
nooit iets zou kunnen komen.
Vandaar dan ook, dat de Ned. Werkloosheidsraad
in zijn bekende advies van 31 Augustus 1922 den
Minister van Arbeid adviseerde:
aan werkloozenkassen, welke er met een subsidie
van 100 pOt. niet zouden kunnen komen, een
hooger subsidie, doch ten hoogste 200 pOt., te
geven onder bepaalde voorwaarden.
voor die kassen, welke er zelfs met 200 pOt.
subsidie niet zouden kunnen komen, een bijzondere
steunregeling in het leven te roepen.
De leden dezer laatste kassen zouden de bijdragen
moeten doorbetalen en dan steun ontvangen over-
eenkomstig het reglement, doch met inachtneming
van hunne behoeften. De, uit,1eeringen zouden worden
verstrekt door het gemeentehetuur, c. q. door tus-
schenkomst van het kasbestuur, terwijl de gemeente
de helft van hare uitgaven van het
Rijk
zou terug-
ontvangen.
Door dit stelsel werd bereikt, dat de kassen in
stand bleven en dat die van groep
b
zelfs reserve
vormden voor lateren tijd, omdat bijdragen en subsidie
zouden doorloopen.
In verband met het advies van den Werkloosheids-
raad wendden zich vier van devijf werknemers-vak-
centralen tot den Minister van Arbeid.
Het Ned. Verbond van Vakvereenigingen en het
Bureau voor de. R.-K.. Vakorganisatie vroegen bij
gemeenschappelijk adres om de bijdragen voor de
werkloozenkas niet hooger te stellen dan op 75
1,00
pOt.
(c. q. 1 pOt.) van het klasseloon, het minimum-uit-
keeringsbedrag te bepalen op 60 pOt. van het klasse-
loon, en den uitkeeringsduur als regel op 60 dagen per jaar.
Het Alg. Ned. Vakverbond bepleitte het. geven van
hoogere subsidies dan 200 pOt., krachtens art. 4 van
het Werkloosheidsbeslujt mogelijk.
Het Ohrist. Nat. Vakverbond meende, dat de
Werkloosheidsraad bij de vaststelling van zijn advies
niet voldoende rekening had gehouden met het
,,verzekerings” principe, met de verschillende risico’s
der kassen en wenschte
bij
verschil van bijdragen
gelijkheid van subsidie-percentage.
Ook het R.-K. Verbond van Werkgevers-Vakver-
eenigingen deed den Minister van Arbeid van zijne
meening blijken. In
zijn
adres merkte het o. m. op,
,,dat het in
strijd met het verzekeringsbeginsel wordt
geacht, dat werkloozenkassen, die, zelfs wanneer zij
met bijdragen boven de 100 pOt. worden gesubsidieerd,
niet meer aan haar reglementaire verplichtingen
kunnen voldoen, blijven bestaan.” Overduidelijk is
dit niet, omdat, wanneer men het subsidie hoog
genoeg boven 100 pOt opvoert, elke kas aan haar
verplichtingen kan voldoen.
De Vereeniging van Ned. Werkgevers sloot zich
bij het adres van het R.-K. Verbond aan.
De interpellatie van den heer van den Tempel, die de vraag stelde, of de Regeering bereid was in 1923
subsidies aan werkloozenkassen te verleenen op den
voet, als in genoemd advies van den Werkloosheids-
raad was voorgesteld en welke regelen zouden gelden
voor die kassen, die er met 200 pOt. subsidie niet
zouden komen, gaf den Minister van Arbeid gelegen-
heid om op 15 November 1922 de plannen der Re-
geering ten aanzien van de werkloozenkassen in 1923
uiteen te zetten.
De Regeering verklaarde zich bereid aan werk-
loozenkassen, die in 1923 niet aan hare reglemen-
14 Maart 1923
ECÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
227
taire verplichtingen zouden kunnen voldoen in ver-
band met de crisis op de arbeidsmarkt een hooger
subsidie te geven dan 1.00 pOt, in het algemeen ten
hoogste 150 pOt. en in zeer hooge uitzonderingen
200 pOt. Dit. hooger subsidie zou evenwel slechts
onder de volgende voorwaarden worden toegekend:
de uitkeeringsduur zou hoogstens 60 dagen (sei-
zoenarbeiders 36 dagen) moeten zijn;
de wachttijd zou zes dagen moeten zijn;
bij seizoenwerkloosheid zou alleen in bepaalde
deelen van het jaar worden uitgekeerd;
het aantal uitkeeringsdagen zou over twee heiften
van het jaar verdeeld moeten worden, met dien
verstande, dat tusschen de beide uitkeeringsperid-
den ten minste 13 weken zouden moeten liggen;
de wekelijksche uitkeering zou ten hoogste mogen
zijn 60 pOt. van het loon, dat in een tijd, waarin een lid werkloos is, voor arbeiders van dezelfde
categorie geldt;
bij zgn. gedeeltelijke werkloosheid zou het recht
op uitkeering eerst mogen ingaan, als de verkorting
van den werktijd Vs van den normalen werktijd
bedroeg, terwijl de uitkeering het loon niet verder
zou kunnen aanvullen dan tot
2%
der normale
weekverdienste;
de uitkeeringen zouden niet hooger mogen zijn
dan in:
gehuwden
ongehuwden
gemeenteklasse
en
kostgangers bij ouders
kostwinners
inwonend
1
f
2,60
f
1,80
f
0,60
II
,, 2,30
,, 1,50
,, 0,50
III
,, 1,90
,, 1,20
,, 0,40
De Minister van Arbeid voegde hieraan toe, dat
nog niet vaststond hoe die kassen, die er met 200
pOt. niet zouden kunnen komen, geholpen zouden
worden. Overleg te dien aanzien was nog gaande.
Door den interpellant werd op deze voorwaarden
eenige kritiek uitgeoefend en
hij
stelde ten slotte
een motie voor, waarin o.m. werd aangedrongen op
het verstrekken van
bijzondere
hulp aan werkloozen-
kassen op den voet van het advies van den Werk-
loosheidsraad. Deze motie werd op 16 November 1922
met 61 stemmen vôôr en 28 tegen aangenomen.
Nadat ten slotte over de bovenstaande voorwaarden
nog het advies van de Rijkscommissie van Advies
voor de Werkloosheidsverzekering was ingewonnen,
werd bij circulaire van 28 Nov. 1922 aan de be-
sturen van een dertigtal werkloozenkasseri, welke
eventueel voor een hooger subsidie dan 100 pOt. in
aanmerking zouden kunnen komen, medegedeeld, welke
regeling voor 1923 zou gelden.
De circulaire bepaalde, dat die kassen, die al het mogelijke zouden hebben gedaan ten opzichte van
reglementaire bepalingen betreffende wachttijden,
uitkeeringstermijnen en -bedragen en bijdragen en dan met 100 pOt. subsidie niet zouden rondkomen
een hooger subsidie zouden kunnen krijgen (tot 150
c.q. 200 pOt.) als aan een aantal voorwaarden werd
voldaan. Die voorwaarden
zijn
dezelfde als de door
Minister Aalberse in de Tweede Kamer genoemde,
behoudens, dat de bedragen der uitkeeringen waren
weggelaten, dat sub
e
inplaats van 60 pOt. werd
gelezen 70 pOt. dat sub
f
inplaats van
2%
werd ge-
lezen % en dat werd toegevoegd, dat
zij,
die in
1922 uitgetrokken waren, eerst weder gedurende
een zekeren
tijd
(tenminste 6 weken) zouden moeten
hebben gewerkt alvorens in 1923 uitkeeringte kunnen
krijgen.
Bij circulaire van 9 Januari 1923 deelde deMinister
van Arbeid, Handel en Nijverheid mede, dat hij er
geen bezwaar tegen zou hebben, als de uitkeeringen
voor ongehuwden boven 18 jaar werden gebracht op
het peil van 1922 d.i. in gemeenteklasseI, II en III
resp. f
1,20,
f
1,05 en
f
0,90.
De . kasbesturen werden nu uitgenoodigd zoodanige
voorstellen in te dienen, dat de kassen in 1923 zouden
kunnen funetionneeren, doch die de overheids-subsidie
tot een minimum zouden beperken.
Het voldoen aan de voorwaarden der Regeering,
die bovendien zoo min
mogelijk
boven 150 pOt. sub-
sidie wilde gaan, maakte vaak sterke beperkingen
in de bestaande regelingen noodzakelijk. De kas-
besturen zagen zich voor de noodzakelijkheid gesteld,
om de bijdragen der leden te verhoogen of bedrag
en duur der uitkeering in te krimpen, welk laatste
vooral, nu de uitkeering over twee kalenderhalfjaren
werd verdeeld, weinig instemming ondervond, omdat
men nu reeds in de eerste weken van 1923 met
,,uitgetrokkenen” zat en dat bij een zoo hevige werk-
loosheid. Daar kwam bij, dat een regeling voor kassen,
die ook met 200 pOt. subsidie niet konden function-
neeren nog steeds op zich liet wachten. De kassen,
die hiervoor
feitelijk
in de termen vielen, zagen
zich nu genoopt (beter een half ei dan een Jeege
dop) de uitkeeringsvoorwaarden zoo te regelen dat
men aan 200 pOt. subsidie genoeg had, doch op deze
wijze werden de rechten van de leden dier kassen
sterk beperkt.
De haars inziens weinig bevredigende gang van
zaken deed vier der vakcentralen, het N.V.V., het
R.K.V., het A.N.V. en het N.A.S., de handen ineen
slaan.
Zij
belegden een gemeenschappelijk congres
op 17 Januari 1923 te ‘s-Gravenhage, op welk congres
een resolutie werd aangenomen, waarin betoogd werd,
dat er voor het intact laten van de werkloosheids-
verzekering
belangrijke
veranderingen moeten komen
in de thans geldende bepalingen, met inachtneming
van het volgende:
I. toepassing van de door den Werkloosheidsraad
voorgestelde maatregelen, vervat in het door dien
Raad gezonden
schrijven
d.d. 31 Augustus 1922, meer
speciaal met betrekking tot de voorgestelde maat-
regelen inzake werkloosheidsverzekering;
H. de wekelijksche bijdrage der leden van de werk-
loozenkassen niet hooger te stellen dan
751,00
pOt.
van het klasseloon, waarop een bijslag van 200 pOt.
wordt gegeven,
terwijl
den bonden vrijheid wordt
gelaten om, wanneer de kassen op deze wijze niet
zouden kunnen functionneeren, de
bijdrage
tot 1 pOt.
van het klasseloon te verhoogen;
mogelijk
te maken, dat de uitkeeringsduur
op ten minste 54 dagen kan worden gesteld;
het uitkeeringsbedrag voor gehuwden en daar-
mee
gelijk
te stellen personen als regel op ten minste
60 pOt. en voor ongehuwden als regel op ten minste
40 pOt. van het loon stellen;
bij
gedeeltelijke
werkloosheid een zoodanige
uitkeering verstrekken, dat er bij het gedeeltelijk
verrichten van arbeid belang
blijft
bestaan;
een hij de werkloosheidsverzekering aanpassen-
de steunregeling treffen, waarvan de uitvoering be-rust
bij
de kasbesturen.
Deze resolutie werd in een bespreking met de
Ministers van Binnenlandsche Zaken en Landbouw
en Arbeid, Handel en Nijverheid op 25 Januari 1923
nader toegelicht.
Bij haar antwoord verklaarde de Regeering zich
bereid voor sommige kassen eenigszins langere uit-
keeringen
mogelijk
te maken, wellicht enkele be-
perkende bepalingen iets minder streng toe te passen
en de invoering te bevorderen van een steunregeling
voor leden van kassen, welke, naar verwacht mocht
worden, in 1923, ook met 200 pOt. subsidie niet op
redelijke voorwaarden uitkeeringen zullen kunnen
verstrekken.
Uit het voorgaande
blijkt
wel, dat in alle kringen
van belanghebbenden (werkgevers, werknemers, Rijk
en gemeenten) het behoud en het voortbestaan der
werkloosheidsverzekering van algemeen maatschap-
pelijk belang werd geacht, dat hierop dan ook de
voor 1923 getroffen maatregelen
zijn
gericht, al
mogen deze dan ook geen onverdeelde instemming
in arbeiderskringen hebben gevondei, omdat men
228
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
daar meende, dat de maatregelen, hoezeer op behoud
der verzekering gericht, wel eens een tegengestelde
werking konden hebben, omdat de goede risico’s de
kassen zouden gaan verlaten.
Reeds in 1922 wees ik erop, welk een klein deel
der groote, landelijke kassen (het waren er 28 van
de 81) bijzonderen steun noodig had, dat het over-
groote deel normaal werkte, soms zelfs reserve
maakte. Naar zich aanvankelijk laat aanzien (vooral
thans kan het economisch aspect met den dag ver-
anderen) zal de toestand in 1923 niet zoo heel veel
van dien van 1922 verschillen ten aanzien van de
werkloozenkassen. Het meerendeel der kassen zal
zich met het gewone subsidie van 100 pOt. der bij-
dragen kunnen redden, slechts een 30-tal zal ver-
moedelijk voor hooger subsidie in aanmerking komen.
Deze laatste kassen hebben alle voldaan aan de
voorwaarden door den Minister gesteld om voor een
hooger subsidie in aanmerking te komen. Van dit
30-tal kan er wellich.t nog een zqer enkele af-
vallen, wanneer alsnog door de Regeering een
regeling wordt getroffen voor die kassen, voor welke
200 pOt. subsidie onvoldoende is.
Blijkens de reeds door de Tweede Kamer aan-
genomen ontwerp-begrooting voor 1923 worden de
kosten der verzekering tegen werkloosheid ingevolge
het werkloosheidsbeslujt 1917 geraamd op
f
4.200.000.
De in 1922 nogal opgevoerde premiën der ver-
zekerden hebben in dat jaar te zamen reeds oiigeveer
f 4.000.000
bedragen, zoodat, wanneer hoogere sub-
sidies worden gegeven, genoemde begrootingspost
zeker zal moeten worden verhoogd.
De uitkeeringen uit de werkloozenkassen, die in
1919 belangrijk gestegen waren, vertooneu thans,
evenals de bonen, een neiging tot dalen. Deze
tendens ligt reeds in de bepaling, die in alle regle-
menten voor werkloozenkassen voorkomt, dat de uitkeering nooit hooger mag zijn dan 70 pOt. der
gemiddelde dageljksche verdienste, doch bovendien
zijn voor die kassen, voor welke bijzondere maat-
regelen noodig zijn of waren, bepaalde maximum-
uitkeeringsbedragen voorgeschreven. Deze maxima
nu
zijn
voortdurend verlaagd, wat uit het volgende
overzicht moge blijken.
Gehuwden in
Kostgangers in
Ongehuwden bij
Jaar
1
gemeenteklasse
gemeenteklasse
ouders thuis in
genieenteklasse
II 1111 1
T
1 II 1111 1
1
1
II i
III
Gid. Gid. Gid. Gid. Gid. Gid. Gid. Gid. Gid.
1921
……
..3,- 2,70 2,40 2,40 2,16 1,92 1,80 1,62 1,44
1922
……
.2,85 2,55 2,25 2,15 1,95 1,75 1,20 1,05 0,90
1923
……
.2,60 2,30 1,90 1,80 1,50 1,20 1,20 1,05 0,90
voor personen
beneden
18
jaar
0,60 10,50 10,40
De bijdragen der verzekerden voor hunne werk-
loozenkassen hebben zich tot dusver steeds in stijgende
Naam der
organisatie.
Bijdrage- bedrag per lid
per week,
Uitkeeringsbedag
per lid per dag.
Aantal
uitkeerings-
dagen.
–
1917
1923 1917
1923
1917
11923
Cnt.
Cnt.
Gid. Gid.
(int.
(int.
Ned. Chr.
Bouw-
arbeid.
bond
8..14
17-55
1._1.75
0.90-2.80
48
38
Ned.
RK.Bouw-
vakarb. bond
2-25
10-50
0.25_1.50
0.30-2.60
48
36
Schildersge-
zellenbond …
12
50-60
1.-
0.902.60
36 48
Stukadoorsbond
15
70
1.10
3.50
42
36-42
Alg. Ned. Met.-
bew. bond
•,.
4
25
1.15 -1.75
0.40-2.60
30-48
60
Cbr. Metaal-
bew. bond
•..
4
30
0.80-2.-
0.28-2.85
48
60
R.K.
Metaal-
bew. bond …
4
25
0.70-2.-
0.20_2.60
24_48
36_60
Ned. Sigaren-
makersbond
5
12-301
1.30
0.60_2.56
48
60
richting bewogen. Van enkele kassen treft men hier-
voor de
bijdragen
aan, zooals zij in 1917 waren, en.
daarnaast die van 1923, benevens, ter vergelijking
bedrag en duur der uitkeering in die jaren.
H. J.
MORREN.
ZUID-AFRIKA ALS EMIGRATIELAND VOOR
NEDERLANDERS.
.
De door den Heer Dirk Boshoif, ambtenaar voor
immigratie van de Unie van Zuid-Afrika verbonden
aan het kantoor van den Hoogen Commissaris te
Londen, in de maand December 1922 in verscheidene
steden van ons land gehouden lezingen en gegeven
bioscoopvertooningen hebben de belangstelling voor
Zuid-Afrika weer sterk doen opleven.
Wij juichen dit van harte toe, want Zuid-Afrika
omvat cen gebied, dat onze belangstelling ten volle
verdient, ook afgescheiden van de stamverwantschap
van een groot deel van de blanke bevolking.
Zuid-Afrika verdient die belangstelling zoowel uit
een commercieel, als uit een industrieel oogpunt en
ook als emigratieland.
In de, volkomen begrijpelijk, enthousiaste schil-
dering, die de Heer Boshoif in zijne lezing van zijn
Vaderland Zuid-Afrika gaf, als land van vestiging
voor Nederlanders, werden echter de moeilijkheden
waarmede de immigrant in Zuid-Afrika te kampen
heeft niet alleen zeer onvoldoende belicht, maar zelfs
zeer ten onrechte als onbeteekenend voorgesteld.
Hiertegen acht ik het noodig stelling te nemen.
Uit het navolgende moge blijken waarom.
• Dat Zuid-Afrika thans alleen kansen biedt aan
hen, die in den landbouw een bestaan willen zoeken,
werd door den Heer Boshoif voldoende naar voren
gebracht.
Behalve dat de industrie in Zuid-Afrika, in het
algemeen, nog weinig ontwikkeld is, lijdt Zuid-Afrika
eveneens onder de economische wereldcrisis, waar-
door ook daar werkloosheid voorkomt.
Daarneven heeft men er nog het zoogenaamde ,,arme
blanken” -vraagstuk, dat zoo buitengewoon moeilijk
is, omdat Zuid-Afrika geen ,,witmansland” is.
Aan ongeschoolde blanke arbeiders bestaat er niet
alleen totaal geen behoefte, maar erger nog de onge-
schoolde blanke arbeider kan er niet bestaan.
Voor arbeid welke geen of slechts weinig vakkennis
vereischt, beschikt men in Zuid-Afrika over den kaffer,
die tevreden is en kan zijn met een loon, waarop een
blanke niet kan leven.
Zelfs aan vakarheiders, zooals metselaars, schilders,
timmerlieden doet hij concurrentie aan, zoolang aan
tie uitvoering van het werk niet te hooge eischen
worden gesteld.
Op het land neemt hij de plaats in van den land-
arbeider en hij is den blanken immigrant verre de
baas in het drijven van spannen ossen voor wagen
of ploeg, in het hoeden van vee en dergelijke bezig-
heden, die een langdurige ervaring en handigheid
vereischen.
In dit laatste, nI. de kaffer als landarbeider, als
boerenknecht, schuilt al een der vele moeilijkheden
voor den blanken immigrant, die in het landbouw-
bedrijf een bestaan wil vinden. Want die immigrant
moet voordat hij er toe overgaat om zelf een bedrijf
op te zetten, eerst minstens een jaar, beter is nog
twee jaar, een leertijd
bij
anderen doormaken, om op
de hoogte te komen met de toestanden, werkwijzen,
euz. in het landbouwbedrijf in Zuid-Afrika, welke in
vele opzichten zoo belangrijk verschillen van die in
Nederland.
Dit is niet alleen in Zuid-Afrika noodzakelijk, wil
men zich voor ernstige teleurstellingen en belangrijke
geldelijke schade hoeden, dit geldt voor alle over-
zeesche en voor vele niet-overzeesche immigratielanden.
Maar als die immigratielanden ,,witmanslanden” zijn
en vooral als
zij
in hoofdzaak of voor een groot deel
bevolkt zijn door Noord-Europeanen, dan kan de
14Maart 1923
ËCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
229
landbouw-immigrant dien leertijd doormaken ‘door als
knecht te werken bij een’ reeds gevestigden boer.
Hij leert dan – in zekeren zin – op kosten vkn
zijn baas, wat hij misschien bemerkt aan een lager
loon, d.w.z. een loon beneden dat hetwelk een ander
kan bedingen, die in het immigratieland geboren en
getogen is, of aldaar zijn Jeertijd reeds achter den
rug heeft.
Niettemin ontvangt die immigrant loon dat hem
in staat stelt gedurende zijn leerj aren in zijn onder-
houd te voorzien en zelfs meestal in de gelegenheid
stelt wat op
zij
te leggen.
In Zuid-Afrika echter is het zeer moeilijk om zulk
eene plaatsing te verkrijgen, daargelaten nog dat
de immigrant daarbij in eene scheeve verhouding
komt te staan tegenover de kafferknechts, terwijl er
van een behoorlijk loon slechts zelden sprake is, eer
betaald moet worden voor de opleiding, die men
6ntvangt.
Nu is de Zuid-Afrikaansche Regeering daaraan
tegemoet gekomen door de instelling van twee proef-
plaatsen, alwaar ‘n een leertijd kan doormaken
tegen betaling van £ 50.
– Men ontvangt er niet alleen onderricht, maar
tevens huisvesting en voeding.
Verlaat men de proefplaats met een gunstig rap-
J ort en gaat men over tot vestiging van een eigen
bedrijf, dan kan zelfs het gestorte bedrag van £ 50
worden teruggegeven.
Dit is ongetwijfeld zeer te waardeeren, maar men moet
toch niet uit het oog verliezen, dat zoo’n proefpiaats
eigenlijk een soort school is met internaat, waar de landbouwers boven een zekeren leeftijd zich slecht
thuis zullen gevoelen, vooral als
zij
er samen zijn
met jongeren van zoo om en
bij
de twintig jaar.
De ouderen zullen zich veel beter op hun plaats
gevoelen als knecht
bij
een gevestigden boer.
Naast die proefpiaatsen bestaat er nog gelegen-
heid om zich in Zuid-Afrika op de hoogte te stellen
door gedurende eenige jaren een landbouwschool te
volgen; voor de jongere en meer ontwikkelde land-
bouwers is dit zeker de meest aan te bevelen wijze
om zich voor te bereiden. De kosten hieraan verbonden zijn niet hoog.
Uit het voorgaande is al wel gebleken, dat Zuid-Afrika slechts kansen biedt in het landbouwbedrijf
voor degenen, die na hun leertijd over kapitaal
beschikken.
Van het besparen van een kapitaaltje tijdens den
leertijd, zooals in eenige andere immigratielanden
mogelijk is, kan hier geen sprake zijn.
En volgens verschillende deskundigen moet het
kapitaal, waarover men zal hebben te beschikken bij het opzetten van een landbouwbedrijf in Zuid-Afrika
vrij groot
zijn
en gesteld worden op ongeveer
f
25.000.
Ook de Heer Boshoif noemt dit bedrag als
hij
aan
den voorzichtigen kant blijft staan; onvoorzichtig
handelt hij m.i. door daarna te vertellen, dat het ook
wel ‘mogelijk wordt geacht met
f 20.000 te beginnen
en onverantwoordelijk als hij daarna ten gehoore
brengt dat er ook wel eens iemand geslaagd is, die
met
f
1200 begon.
De onzaakkundige toehoorder is toch zoo licht geneigd om daaruit te besluiten, dat de eisch van
f
25.000 minstens genomen sterk overdreven is en dat
hij het met
f
10.000 of minder dan toch ook wel
wagen kan.
,Wat door den Heer Bdshoff in ‘t geheel niet naar
orén werd gebracht, is de eisch van degelijke vak-kennis om in het landbouwbedrijf in Zuid-Afrika te
slagen.
En toch is het zeer noodig om hierop nadrukkelijk
te wijzen, vooral waar
bij
vele niet vakkundigen de
meenihg heerscht, dat bij voorbeeld voor fruittelt
weinig vakkennis’ nbodig is.
Juist voor die fruitteelt in Zuid-Afrika wordt nog
al dikwijls reclame gemaakt in ons land met het
gevolg, dat personen, die in hun leven niet anders dan kantoorwerk hebben’ ‘verricht, een kapitaaltje
hebben. ter
zijde
gelegd en zich
of zoo bijzonder aan-
getroicken gevoelen tot het buitenleven!,
vermeenen,
dat zij wel een fruitf arm in Zuid-Afrika kunnen
koopen of beginnen.
Maar ook voor een dergelijk bedrijf is vakkennis
noodzakelijk en al is het misschien mogelijk, onvak-
kundigen gedurende een cursus op eene proefplaats
eenige kennis daaromtrent bij te brengen, zoo zijn
wij
–
toch vast overtuigd, dat dergelijke onvakkundigen
veel verstandiger doen met zich eerst in Nederland
bij een fruitkweeker practisch op de hoogte te stellen.
Te meer achten wij dit raangewezen, omdat die
zoo tot het buitenleven zich aangetrokken voelenden,
gedurende dien leertijd in het eigen land zich een
denkbeeld kunnen vormen of die arbeid nu wel wer-
kelijk overeenkomt met het ideaal, dat
zij
zich
gedacht hadden.
Wordt maar geen boer elk die wil !-‘ook geen fruit-
kweeker! Zoo makkelijk hetds een boerenkiel aan te
trekken, zoo
moeilijk
is het een bekwaam landbouwer
te worden.
Maar hoe staat het nu met de kansen voor een
bekwaam landbouwer met
f
25000iikapitaal? 1k wil
nu niet treden in de vraag of een boerenzoon, die
over f.25000 te beschikken heeft
zijn
heil elders moet
zoeken, niet ook in ons eigen land een
bedrijf
kan
opzetten?
Wel, het landbouwbedrijf is in het algemeen een
eenigszins riskant bedrijf, men is daarbij afhankelijk,
althans in zekere mate, van factoren die men niet
beheerschen kan. ”
Zoowel langdurige droogte als te overvloedige
besproeiing ‘kunnen het mislukken van den oogst
met zich brengen; ziekten in de gewassen of onder
het vee kunnen tot belangrijke verliezen leiden.
Zoo erg rustig vliedt niet het leven van den
nijveren landman heen. En in Zuid-Afrika zeker niet.
Ik kan wel niet beter doen dan belangstellenden
en belanghebbenden te raden kennis te nemen van het uitmuntende verslag dat door den Heer I. G. J.
van den Bosch werd uitgebracht aan de Neder-
landsche Vereeniging ,,Landverhuizing” en dat onder
den titel: ,,De landbouw in Zuid-Afrika en de voor-
uitzichten voor de vestiging van Nederlandsche landbouwers daar te lande” werd opgenomen in
,,Handelsberichten” No. 750 van 28 Juli 1921.
1
)
De Heer van den Bosch wijst in dat verslag niet
alleen op de moeilijkheden, waarvoor de Nederlandsche
landbouwer in Zuid-Afrika komt te staan, maar ook
op de goede kansen, ‘die Zuid-Afrika biedt en geeft
in het algemeen aan, hoe gehandeld moet worden om
de kansen van slagen zoo groot mogelijk te maken.
Zoo
wijst
de Heer v. d. Bosch er op, dat de land-
bouwer in sommige deelen van Zuid-Afrïka te kampen
heeft met onvoldoende bevloeiing, ja zelfs met ver-
nietigende droogteperioden, dat, behalve op de kunst-
matig bevloeibare gronden, men in Zuid-Afrika te
doen heeft met extensieven landbouw op groote
schaal in tegenstelling met het intensieve bedrijf op
kleine schaal in Nederland en op de belangrijke
afwijkingen, zoowel
natuurlijke
als economische, in
de onderscheidene deelen van het uitgestrekte gebied.
“Ook op de groote afwisseling in het bedrijf in elke
provincie en in elk district, tengevolge van allerlei
bodem- en klimaatovergangen, welke met de richting
van heuvels en bergen, met de hoogteligging en met
den afstand van rivier of zee ten nauwste samen-
hangen, vestigt de Heer v. d. Bosch de aandacht.
De Nederlandsche bôer zal
zijn
Zuid-Afrikaanschen
collega in vele opzichten moeten navolgen, althans
binnen zekere grenzen; dat navo]gen eischt, dat hij
veel zal moeten af- en veel zal moeten bijleeren.
1)
Overdrukken zijn ter lezing verkrijgbaar aan het
Informatie-bureau der Ned. Ver. ,,Lndverhuizing” Bezuiden-
houtscheweg
No. 30. -.
230
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
Ligt de boerderij in eene streek met eene kleine
kafferbevolking, dan
zal
hij misschien moeite hebben
om arbeiders te krijgen. Hij zal ondervinden, dat
hetgeen men van kaffers niet of wel gedaan kan
krijgen, verband houdt met de onmogelijkheid zôô
grondig en stelselmatig te werken als dat op de
Nederlandsche boerderij gewoonte is, al moet daar-naar uiteraard wel gestreefd worden.
Aldus
I. G. J.
van den Bosch.
Ik zou hieraan nog willen toevoegen, dat hij den
slag moet krijgen om met kaffers om te gaan.
Ik vermeen goed te doen nog twee gedeelten van
het bedoelde verslag hier in extenso aan te halen,
en wel:
ie. Ook wordt in een oud land als het onze in liet
algemeen vrij uniform gewerkt; de landbouw is er gebracht
tot hoogen trap van ontwikkeling en dientengevolge gekomen
tot een liooge mate van
stabiliteit.
Dit is niet het geval
in Zuid-Afrika, waar de landbouw nog iii een
stadium van
wording
verkeert. Derhalve wordt dé Nederlandsche boer
daar voor geheel andere vraagstukken geplaatst om zijn
bedrijf op
te werken.
Hij zal moeten onderzoeken in hoever
algemeene verbeteringen (improvements) zullen rendeeren,
teneinde de boerderij geschikter te maken voor verhoogde
productie. Wij denken hierbij aan hetmaken van water-
kommen (de z.g.n,,damii)en”), het aanleggen van irrigatie-
kanalen en stuwen, het afscheiden door middel van draad-
heiningen, het boren naar grondwater, het openen van.
natuurlijke waterfonteinen, het nivelleeren van grond-
stukken, het aanleggen van wegen en bruggen enz. enz., kortom tal van voorbereidingen, welke veel geld kosten,
maar noodzakelijk zijn alvorens er sprake kan zijn van
intensieven landbouw. De Nederlandsche landbouwer, gewoon
aan een reeds ingericht bedrijf, dat hij kan voortzetten
zooals zijn voorganger het deed, komt in Zuid-Afrika,
wil
hij vooruit komen,
voor een geheel andere taak te staan;
een overgang, die veel te veel uit het oog wordt verloren.
Aan boerenzoons, die het vak uitsluitend
hebben gleerd
0
1) cle boerderij van hun ouders en niet veel beer dan een
gewone schoofontwikketiny
bezitten, kan daarom bezwaarlijk
worden aangeraden hun geld in Zuid-Afrika te vagen. Zij
zullen steeds met lén been in hun eigen land blijven staan,
zich moeilijk inwerken en zich niet weten aan te passeli
aan hetgeen in technisch en econonnsch opzicht in
Zuid-
Afrika van hen vereischt wordt.
Eerder
zullen personen slagen, die van huis uit geen
boer zijn, maar naast groote algemeene ontwikkeling, durf, zakeuroutine en organiseerend talent bezitten. 1) iliervan zijn in onze kolonihn sprekende voorbeelden aan
te wijzen. Zijn bij deze eigenschappen dergelijke p
el
:
sonen
nog landbouwkundig goed onderlegd, doordat zij in l:iet vak
gestudeerd hebben en
niet binnen d e grenzen van hun
eigen land
zijn gebleven, dan wordt natuurlijk de kans om
in den Zuid-Afrikaanschen landbouw te slagen, aanmerkelijk
verhoogd, zij zullen dan geschikt zijn om als bedrijfsleider
van groote landbouwandernemingen
01)
te treden. Voor
land bouwingenieurs
(onze lan dbouwkundigen) in de eerste
plaats komen jonge landen als Zuid-Afrika in aanmerking.
2e. Op ons platteland zijn er tal van lieden, die hard
werken gewoon zijn en tevens eenvoudig en spaarzaam
leven. Neem bijv. onze zandboertjes. Zij zijn bijzonder
geschikt voor emigratie, maar hebben daarvoor geen geld.
Het groot-kapitaal heeft in Zuid-Afrika een goede gelegen-
lieid dergelijke n1enschen te helpen en tegelijkertijd uit-
stekende zaken te doen. Wij bedoelen hiermede, dat het
Neclerlandsche kapitaal terreinen kan uitzoeken en deze
na ontginning (clearing, ivrigatie-aanleg, wegen enz.) splitsen
in boerderijen, welke worden verkocht op gemakkelijke
betalingsvoorwaarden aan vlijtige landlieden, zoowel Zuid-
Afrikaanders als Nederlanders, omdat gemengde kolonies
liet best slagen.
Van Engelsche zijde •is reeds het groot-kiipitaak aan het
werk niet medewerking van de 1920 Settlers’ Association 2).
Ook voor chezulkeim is naar mijne ineeiming, kennis van
landbouw noodzakelijlç. – S.
De 1920 Settlers’ Association, opgericht ter herdenking
van het 100-jarig bestaan van de eerste Engelsche kolonie
te Grahamstown, in de Kaap, heeft ten doel Engelsche
settlers voort te helpen. De Association heeft liet oog Op setthers, die wat kapitaal (minimum £ 1500) bezitten. Zij
behoeven van huis uit geen boeren te zijn. Door tussclien-
komst van comité’s, over het geheele land verspreid, zullen
deze settlers (returned soldiers) bij Engelsche boeren onder-
gebracht worden om daar 1
k
2 jaat in cle leer te gaan.
En daarlij zit geen philantropie voor, aangezien men zeer
goed weet, dat er in den Zuid-Af rikaanschen landbouw
voordeelige beleggingen zijn te doen, vooral nu in dezeu
tijd van bijzonder lage productetiprjzen de boeren gebrek
hebben aaii geleed geld en velen gedwongen kunnen worden.
hun grond voor lage prijzen te verkoopen.
Zoodra cle malaise voorbij zal zijn en de productenprijzen
wederom normaal worden, zullen de grondprijzen sterk
omhoog gaan. Feitelijk komen ups and downs in Zuid-Afrika
periodiek altijd voor en daarvan kan het gereedstaande
kapitaal ongemeen profiteeren. 01) dit punt behoeft niet
nader te worden ingegaair, daar liet hoofdzakelijk de
bedoeling is er op te wijzen, dat het groot-kapitaal de
emigratie kan voorbereiden. Dan zullen vele moeilijkheden
voor rica enhigrant-landbouwer uit den weg worden geruimd
en cle kans van slagen voor hem aanmerkelijk worden
verhoogd.
Vooral
0
1) dit laatste gedeelte vestig ik gaarne
in het bijzonder de aandacht.
Zij, die in Nederlandsch-Incljë in de cultures
werkzaam zijn geweest, zullen in Zuid-Afrika een
goede kans hebben bij verbouw van katoen, tabak
en suikerriet.
Zuid-Afrika heeft ongetwijfeld en groote toekomst;
zoowel
0
1) ‘t gebied van’ landbouw als op dat vaii
handel en nijverheid. Tot nog toe heeft het Neder
landsche kapitaal slechts weinig, te weinig belangL
(
stelling voor Zuid-Afrika aan den dag gelegd, het-
1
geen te betreuren is en misschien eens te berouwe
zal zijn.
Als echter Nederlandsch kitpitaal, ouclerwetsché
Nederlandsehe – ondernemingsgeest en goede Neder-
landsehe vakkennis vereend daadwerkelijke belangi
stelling voor Zuid-Afrika gaan toonen, dan zie ik,
in de toekomst, in Zuid-Afrika een emigratiegebied
r01
Nederiandei-s bij uitnemenclhejcl.
Nog kunnen wij Nederlanders daar in dit schoone
land een voorsprong hebben
0
1) alle andere naties!
Nu nog!
Moge men dat allerwegen in den lande gaan
besefien, voor het te laat is!
J.
C. C. SANDBERC.
TALMA OF GROENE VELD?
1.
De chef des- afdeeling ,,Arbeidersverzekering”, Mr.
(iroeneveld, heeft een plan ontvouwd tot ,,bezuiui-
ging en vereenvoudiging” van onze sociale verzeke-
ringswetgeving.
Het streven naar bezuiniging en vereenvoudiging
verdient op zichzelf lof. Er wordt heel dikwijls een
onbillijke en onjuiste critiek uitgeoefend op onze ver-
zekeringswetgeving en op de uitvoerende organen.
Het behoort nu eenmaal in sommige kringen tot den
goederi toon, om in scherp-critischen zin te spreken
over Staatsbemoeiing en over ,,dure ambtenarij”. Her-
haaldelijk blijkt evenwel, dat de critici op zeldzaam
oppervlakkige wijze oordeelen over zaken, waarvan zij
heel weinig verstand hebben.
Niemand zal echter
a
priori
ontkennen, dat er op
de administratjekosten van onze sociale verzekerin-
gen te bezuinigen valt. Wel moet ernstig worden toe-
gezien, dat niet onder de leus van vereenvoudiging
en bezuiniging een
.sfelsel
wordt aanvaard, hetwelk
voor de ontwikkeling van de geheele sociale verzeke-
ring in hooge mate bedenkelijk zou zijn.
Volkomen denkbeeldig is dit gevaar niet. Men
moet niet de propaganda ondersdhatten, die in de
laatste jaren tegen den geheelen opzet van de sociale
verzekering werd gevoerd. Zelfs Mr. Groeneveid,
waarvan men meer dan gewone deskundigheid mocht
verwachten, is, blijkens verschillende uitspraken,
Dit is mogelijk, omdat de Engelschen veel meer samen-werken om den Engelschen immigrant te helpen, dan de
Hollandschi sprekende Afrikaanders dit doen ten behoeve
van den Hollandschen immigrant. In ieder geval kan de
Hollandsche immigi-ant van de Engelsche boeren vèinig
verwachten. Ik verwacht géén groot succes van deze Engelsche
beweging, juist omdat vele van die settlers van huis uit
geen boer zijn. – S.
14 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
231
eenigszins onder den invloed van die propaganda ge-
komen.
Niemand betwist, dat de uitvocti.ng van de Onge-
yallen- en Invaliditeitswetteu vrij duur is. Dc oor-
zaak daarvan ligt m.i. niet in de omstandigheid, dat
cle uitvoering voor het grootste deel gelegd werd in
handen van Overheidsorganen. Voor zoover men –
ook in dit periodiek – vergelijkende cijfeis heeft
geproduceerd betreffende de administratiekosten, viel
de vergelijking niet ten nadeele van de Overheidsor-
ganen uit. Neen, de
vrij
hooge kosten van onze onvol-
ledige sociale verzekering zijn het gevolg van het
feit, dat de
Zielcteverzelcering,
het fundament, waar-
op het geheele gebouw behoort te rusten, nog altoos
ontbreekt, In 1901 is deze fout met de invoering der
Ongevallenverzekering gemaakt. En in 1919 moest,
omdat de omstandigheden het niet anders veroorloof-
dcii, de invaliditeitsverzekering worden ingevoerd,
hoewel de ziektcverzekering nog wachtte. Maar men
meende, dat de Ziektewet wel heel spoedig in wer-
king zou komen. Dank zij de bekende actie-l’osthuma-
Kupers is men in deze verwachting teleurgesteld. En
nu heeft mcii de Raden van Arbeid, die voor het
ge-
heele
complex waren bestemd, tot dusver alleen met
cle Ïnvalicliteitsvcrzekering belast. Daardoor i.s on-
c’venwichtigheid ontstaan en is ook van Talma’s ideaal
– actieve medewerking van werkgevers en arbeiders
aan de uitvoering van cle sociale verzekeringen – in
de practijk nog heel weinig verwezenlijkt. Wordt
evenwel de geheele sociale verzekering aan deze or-ganen opgedragen en wordt daarbij gebruik gemaakt van het instituut der plaatselijke kassen, dat de Ziek-
tewet kent, eerst dan zal men over de kosten een
rechtvaardig en billijk oordeel kunnen vellen.
Men
zegt,
dat alles zooveel goedkooper kan, maar
coen
bewijst
het niet. Ook Mr. Groeneveld geeft in
zijn schema weinig
cijfers.
Hij beweert wel, dat op de
administratiekosten in totaal circa zes millioen zdl
zijn te bezuinigen, maar zelfs de sehijn van een bewijs
ontbreekt. Voor mij staat vast, dat de steller der be-
kende Nota zich ,,verrekend” heeft. Bovendien heeft
men hier voor de moeilijkheid, dat men nog niet be-
hoorlijk kan vergelijken de organisatie-Talma en dc
organisatie-Groeneveld. De bestaande organen heeft
men nog niet zien werken volgens de bedoeling van
den Mini ster Taima.
De Minister van Arbeid heeft aan den Hoogen Raad
van Arbeid een reeks vragen ter beantwoording voor-
gelegd. Het ontbreken van de noodige financieele en
andere gegevens maakt die beantwoording zeker niet
gemakkelik.
Daar is
bijv.
de eerste vraag: Is het gewenscht de
verplichte Ongevallenverzekering, de veiplichte Ziek-
teverzekering en dc verplichte Invaliditeits- en
Ouderdomsverzekering uit te strekken tot alle per-
sonen, die in dieustbetrekking tegen loon werkzaam
zijn? Ik ben bereid om teantwoorden: ja, het is zeer
gewenscht! Maar geeft Mr. Groeneveld nu een oplos-
sing van de practische moeilijkheden
bij
de Ziekte-
verzekering ten aanzien van de
losse
arbeiders? Het
is
niet gebleken. Alle huisbedienden, mannelijke cci
vrouwelijke, moeten in zijn systeem ook onder de
Ongevallenverzekering vallen. Daaraan zijn wel eenige
finaneieele gevolgen verbo:nden. Maar Mr. Groeneveld
is ,,zuinig” met cijfers!
Toch heb ik, zooals reeds gezegd, tegen een beves-
tigende beantwoording van deze vraag principieel
geen bezwaar. Het schijnt
mij
juist, dat althans zoo-
veel
mogelijk
er naar gestreefd wordt, om de verschil-
lende wetten, wat den kring der verzekerden betreft,
met elkander in overeenstemming te brengen.
Bij de bevestigende beantwoording van de tweede
vraag, die betrekking heeft op het overbrengen van
de kleine ongevallen naar de Ziekteverzekering, maak
ik meer dan een reserve. Op zichzelf is er alles voor
te zeggen, om de
geldelijke
uitkeering voor de kleine
ongevallen te doen gesciederi door het orgaan, dat
ook voor de uitkeering bij ziekte, niet door
teen
be-
drijfsongeval ontstaan, zorg draagt. Maar in het stel-
sel-Groeneveld zal ook de heel- en geneeskundige be-
handeling der kleine bedrjfsongevallen door den ‘zie-
kenfoudsdokter geschieden. De bemoeiing van het
orgaan, dat voor de ongevallenverzekering is aaiige-
wezen, zal zich bepalen tot rentetoekenning en tot
medisch
ingrijpen
bij ernstige letscis.
Ook in het systeem-Groeneveld – indien ik althans,
gezien de vaagheid van liet schema, van ccii ,,systeem”
mag spreken – zijn, evenals in het stelsel-Talma,
ziekengelduitkee.ingen• en genees- en heelkundige be-
handeling gescheiden. Voor de laatste zorgt het zie-
kenfonds. De arbeider wordt thans niet verplicht, om
zich bij een dergelijk fonds aan te sluiten. Maar er wordt in de bestaande Ziektewet wel eenige drang
tot .toetreding uitgeoefend.
Het zieken- of doktersfonds zal nu in den geclacli-
tengang van Mr. Groeneveld ook al de kleine onge-
vallen medisch moeten behandelen. De rbeider, die
door een ongeval werd getroffen, ontving tot dusver
de genees- en heelkundige verzorging
gratis.
Wordt
liet. plan-G-rocneveld verwezenlijkt, dan zal hem dit voordeel worden ontnomen. De premie voor het zie-
kenfoncls moet hij zelf betalen. Zien deze fondsen zich
belast met de medische behandeling van meer dan
90.000 kleine ongevallen per jaar, dan zal de premie
heel wat hooger worden. Zooveel hooger, dat daardoo
het voorstel om de premie voor de
zielcengelduiticee-
ring
geheel ten laste van den werkgever te brengen,
practisch niet weinig aan beteekenis i.nboet. Ik heb
dan ook tegen dit voornemen ernstig bezwaar. Ook
deel ik de vrees der deskundigen, dat op deze wijze
de goede geneeskuudige behandeling der ongevals-
patiënten in het gedrang zal komen.
Bij de Sociale Verzekering is een van. de voornaam-
ste dingen het
voorlcomnen
van blijveulie invaliditeit
6f van langdurige arbeidsongeschiktheid. Er moet meet
ernst gewaakt, opdat niet onder het motto van ,,be-
zuiniging”, die
belangrijke
taak tot schade van indi-
viduen en maatschappij min of meer verwaarloosd
worde. Reeds bestaat daarvoor op zichzelf gevaar hij
de organisatie-Groeneveld. Het systeem, waarbij men
in een aantal gevallen de ziekengelduitkeering moet
vragen aan. den werkgever,
kan
aanleiding geven tot
het verwaarloozen van ziekten, waaruit ernstige ge-volgen voortkomen, tot een te vroege hervatting der
werkzaamheden, enz. Ook de behandeling der kleine
ongevallen door de reeds druk-bezette ,,busdokters”
kan tot gevolgen leiden, die met het voornaamste doel van de sociale verzekering niet wel vereenighaar zijn.
Wil men gaan in de lijn van Mr. Groeneve’1d, dan
is het in elk geval noodig, dat de ziekenfondsen, die
zich met het verleenen van genees- en heeikundigc
hulp onledig houden, een ruime
subsidie
van den
Staat ontvangen. Immers moet de premie voor de
arbeiders niet te hoog worden. Anders toch zullen
elen niet toetreden. En dan loopt men met de be-
handeling der kleine ongevallen zeker vast! Slechts
behoorlijke subsidie aan de fondsen zou mij eventueel
doen heenstappen over het bezwaar, dat men een
arbeider de
vrije
genees- en heelkundige behandeling,
hem bij de Ongevallenwet verzekerd, ontneemt. Voor
dit verlies moet de subsidieregeling compensatie
brengen. Mr. Groerieveld schijnt daar iets voor te ge-
voelen. Hij noemt een subsidiebedrag van 2 millioen.
Maar dat is te laag. Geheel afgezien trouwens van de kosten der behandeling van ongevalspatiëmiten, staat
het vast, dat het ziekenfondswezen zonder subsidie
moeilijk op de vereischte hoogte zal zijn te brengen.
Wil men de vrijwilligheid handhaven, dan moet ge-
poogd, om door een betrekkelijk lage premie ook de
toetreding der minst-gesitueerden mogelijk te maken.
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan opname der
genees- en heelkuudige verzorging in de Ziektewet.
De bezwaren, ciaartgen door Talnia ontwikkeld, zijn
than.s beter te ondervangen dan in 1912. Voor Mlen
is er dan de verp]iehting. Waar de beste arbiders
232
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14
Maart 1923
thans reeds betalen voor ,,de bus”, kan er in dat ge-
val geen bezwaar tegen zijn, om een deel der premie
voor de gecombineerde verzekering van ziekengelduit-
keering en geneeskundige behandeling ten hunnenï
laste te brengen. Daarvoor pleiten trouwens bij de
Ziekteverzekering ook nog andere redenen, zooals ik
straks zal uiteenzetten. Natuurlijk mag dit deel der
premie niet te hoog worden gesteld. Er is evenwel
ook in dezen gedachtengang alles te zeggen vooi een
behoorlijke vergoeding aan de fondsen voor de ge-
nees- – en heelkundige behandeling der ongevallen-
patiënten.
Het
geldelijk
bezwaar tegen dit onderdeel van het
plan-Groeneveld is zoo wel te ondervangen. Maar çle
vrees voor een, uit medisch oogpunt, minder goede
behandeling blijft bestaan. Vandaar dat ik bij de
bevestigend beantwoording van de tweede vraag een
reserve maakte. Worden geen waarborgen geschapen
voor een deugdelijke behandeling der ongevalspatiën-
ten, voor een erustige geneeskundige contrôle op de
kleine ongevallen, ten’. einde complicaties, waardoor
langdurige ongeschiktheid ontstaat te
voorkomen,
dan beantwoord ik althans de gestelde vraag inzake
de geneeskundige verzorging
ontkennend.
D derde vrag raakt het hoofdpunt: de ‘z.g.n. ,,een-heidsrente” in de Invaliditeitawet.
Mr. Groeneveld wil het bedrag der renten niet
langer af doen hangen van de gestorte premiën en
van den duur der verzekering, maar hij wil een ge-
lijke rente aan allen uitgekeerd zien, nl.
f
3,— als
ouderdomsrente en
f
4,— als invaliditeits-, weduwen-
of weezen rente. Het verband tusschen loon en pen-
sioen wordt daarbij geheel verbroken. De arbeider, die
,f
40,— verdiende, ontvagt geen hoogere rente dan
de man, wiens loon slechts
f
15,— bedroeg.
Het denkbeeld eener eenheidsrente is niet nieuw.
Het werd
destijds
ook door Mr. Treub bepleit. Maar
de heer G-roeneveld laat, omdat hij ,,vereenvoudigen”
en ,,bezuinigen” wil, ook de z.g.n. individueele boek-
houding der verzekerden vervallen. In zijn?systeem is geregelde premiebetaling voor den individueelen
arbeider practisch van geen belang meer. Men zal
dus wel een scherpe contrôle moeten instellen, om
desalniettemin die geregelde premiebetaling te bevor-
deren. Het is reeds om die reden twijfelachtig, of de
genoemde bezuiniging van 3 millioen op de uitvoe-
ring der Invaliditeitsverzekering wel bereikt wordt!
Maar er is meer.
Zal iemand, die eerst op 64-jarigen leeftijd in loon-
dienst treedt en waarvoor tot dusver nimmer premie
werd gestort, hetzelfde pensioen ontvangen als de
arbeider, waarvoor gedurende vijftig jaren geregeld
werd betaald? Moet die vraag werkelijk bevestigend
worden beantwoord, dan blijkt daaruit reeds voldoen-
de, dat men bij verwezenlijking van het plan-Groe-
neveld moeilijk meer spreken kan van
verzekering.
Wil de heer Groeneveld misschien een regeling in
den geest van art. 269 der Invaliditeitswet? Wil hij
onderzoeken, hoeveel weken in een bepaalde periode
arbeid is verricht door wie zich voor een rente komt
aanmelden? Maar dat wordt een kostbare geschiede-
nis! En tot hoeveel niet te keeren misbruiken geeft
een dergelijke regeling geen aanleiding!
Wat er van zij, feitelijk is het systeem-Groeneveld
geen
verzekering,
maar
verzorging.
De ontwerper
heeft dit zelf in een debat toegegeven. Maar, zoo
wierp hij tegen, ook de huidige verzekeringswetgeving
is voor een groot deel verzorging. Ik moet mij tegen
dit beroep op het bestaande verzetten. Natuurlijk kon
men in de
overgangsregelingen
niet consequent aan
de verzekeringsgedachte vasthouden. Had men dit
wel gedaan, dan zou de Invaliditeitswet nog geduren-de een reeks
an jaren geen nuttig effect hebben op-
geleverd. Andere voorzieningen had men dan wel
moeten treffen. Voorzieningen, die allicht de verze-
keringsgedachte niet bevorderd zouden hebben. Nu
evenwel betrekkelijk milde overgangsbepalingen
in de
wet zelve
werden opgenomen, kon in den ergsten nood
worden voorzien, en tegelijkertijd de verzekeringsge
dachte allengs gerealiseerd worden. De opname dei
artt. 369 en 370 heb ik dan ook om meer dan een
reden toegejuicht, al ontken ik niet, .dat de toepas-
sing met allerlei misbruiken gepaard ging. Ook juich
ik het pogen toe, om de toepassing der overgangsbe-
paling ten aanzien van de weezen- en weduwenrenten
wat milder te maken dan een uitspraak van den Oen-
tralen Raad van Beroep thans veroonlooft. Goede over-
gangsbepalingen kunnen de sympathie voor de wet
slechts verhoogen.
Maar die
tijdelijke
regelingen bepalen niet het
karakter
der Invaliditeitswet. Voor het jongere, voor
het ,,opgroeiende geslacht”, wordt de verzekeringsge-
dachte
ten volle
gehandhaafd. Er is door Talma een
opvoedend
verband gelegd tusschen geregelden arbeid,
geregelde premiebetaling èn het straks te ontvangen
pensioen. Daarom is het geheel onjuist, om met Mr.
Groeneveld te zeggen, dat in de huidige wetgeving de
verzorging voorop staat. Neen, wij hebben niet, zooals
sommigen beweren, verkapt Staatspensioen. Daarop
loopt evenwel het plan-Groeneyeld uit.
De
vraag
dringt zich dan ook op, of de Rechterzijde,
die voor de verzekeringsgedachte met zooveel kracht
heeft gestreden, Mr. Groenevelda systeem, stel, het
werd door de Regeering in wetsontwerpen belichaamd,
zou kunnen aanvaarden? Ik neig tot een
ont kennen-
de
beantwoording van deze vraag.
In een volgend artikel ga ik de pnincipieele en
practische bezwaren tegen het plan-Groeneveld nader
ontwikkelen. Tevens hoop ik dan aan te-toonen, dat
Mr. Groeneveld de financieèle gevolgen van zijn stel-
sel blijkbaar niet ernstig onder de oogen heeft gezien.
Arnhem.
C.
SMEINK.
(Slot volgt.)
DE KOLONIALE SPOORWEG IN SURINAME.
Het ontstaan van dezen spoorweg hangt ten nauw-
ste samen met de ontwikkeling der goudindustrie in
deze Kolonie. De ,,Maatschappij Suriname” begon
namelijk in het voorjaar van 1898 haar operaties
voor de mijnontginning in het gebied, gelegen
tusschen de Surinamerivier en de Marowijnerivier,
voor welk gebied zij vergunning tot onderzoek had
verkregen voor een terrein van 500.000 HA. en bij
gunstige uitkomst onder meer voor den aanleg van
een tramweg naar het zuidelijker gelegen Lawage-
bied. Over een afstand van 200 KM. van Paramaribo
uit werd een spoorwegtracé ontworpen, doch gelden
waren hiervoor noch in Nederland noch in het
Buitenland te verkrijgen.
11
Zoo besloot de Regeening zelf den bouw van den
spoorweg in handen te nemen, meenende, dat hier-
door in groote mate zoude worden bijgedragen tot
de ontwikkeling van het land. Zij kocht voor een
vrij aanzienlijk bedrag van de maatschappij alle
rechten en verplichtingen af, zoodat deze het• ge-
heele in de onderneming gestoken kapitaal voor de
aandeelhouders terugontving. Tevens verbond de
Regeering aan den spoorwegaanleg een mijnbouw-
kundige exploratie van het Lawagebied, ten einde te
kunnen beoordeelen, of de spoorweg tot aan dit
gebied zou kunnen worden doorgetrokken. Dit voor-
nemen werd door de Staten-Generaal goedgekeurd
en er werd bepaald, dat de Staat der Nederlanden
de noodige gelden, naar gelang der behoeften, zou
leenen tot een maximum van
f
8.000.000 (welk be-
drag in 1907 met
f
500.000 verhoogd werd), onder
bepaling, dat
jaarlijks
op de Surinaamsche begroo-
ting 3 pOt. van de geleende en niet afgeloste gelden
zou worden gebracht, totdat alle geleende gelden
zouden zijn afgelost.
De mijnbouwkundige exploratie van het Lawage-
bied werd in de tweede helft van het jaar 1903 ter
hand genomen en voortgezet tot 1907. Daar de
resultaten echter ongustig waren, werd de spoorweg
niet tot dat gebied doch . slechts tot Dam gelegd,
11
14 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
33
alwaar zich de laatste stroomversnelling van de
Sarakreek, gerekend van de plaats, waar clie kreek
in de Surinamerivier stroomt, bevindt. In
1903 is
dus met den aanleg van de lijn begonnen, welke in
1905
voor een gedeelte in exploitatie werd genomen
en vervolgens telkens bij gedeelten, totdat de aanleg
tot een totale lengte van
173k
EM. in
1912 vol-
tooid was
1).
Op
het punt, waar de spoorbaan de
Surinamerivier kruist, is een kabelbaan aangelegd,
welke sinds
1922
niet meer in bruikbaren toestand
verkeert. De overzetting over de rivier geschiedt
thans in z.g. geboeide korjalen. Bij bezichtiging van
de bedding der rivier ter plaatse wekt het bevreem-ding, (lat men indertijd besloten heeft, niet gebruik
te maken van de rotspartijen, die
vrijwel
de geheele
breedte van de rivier beslaan, welk denkbeeld volgens
de nog aanwezige rotspartijen, volgegoten met cement,
blijkbaar toch wel aan de bouwers van den spoorweg
voor oogen heeft gestaan.
De kabelbaan bracht
blijkens
de officieele gegevens
in
1918
nog een bedrag van
f 5.603,71
alleen aan
exploitatie-uitgaven’ (als onderhoud kabel en machi-
nes; kosten van stoken; bonen personeel e.d.) mede,
waarbij dus nog niet de kosten op het kapitaal ver-
meld
zijn.
In het najaar van
1922
waren behalve
de kabelbaan zelf ook de verankeringen in staat
van verval. Terecht heeft men dan ook voor].00pig
van verdere exploitatie van die baan afgezien.
In het Rapport van het ,,Suriname Studie Syndi-
caat” komen zeer sombere passages ten aanzien van
clezen spoorweg voor. Toch dient men voorzichtig
te zijn met het aanraden tot stopzetting. Zou men
dit traject verwaarloozen – en iedereen, die Suriname
ook maar eenigszins kent, weet, hoe snel dan weer
het oerwoud zou opgroeien – dan zou aan kapitaal
en arbeid zoo ontzettend veel, verloren gaan, dat
het wel onverantwoordelijk genoemd zou moeten
worden, een werk, dat ten koste van zooveel menschen-
levens (malaria) en zooveel geld dwars door de
vildernis is tot stand gebracht, tot verval te laten
geraken. Thans is de baan nog in zeer goeden staat
evenals het materiaal en het veelvuldig geschirop
over ,,dat onding iii Suriname” zal ongetwijfeld
moeten worden toegeschreven aan onbèkendheid daar-mede. Menige locaalspoor- en tramweg in het moeder-
land zouden het hierbij moeten afleggen wat onder-houd en geriefelijkheid betreft.
Het aantal goede landwegen is in Suriname boven-
dien toch reeds miniem klein en beantwoordt in het
geheel niet aan ook maar de geringste eischen van
hedendaagsch verkeer. De rivieren
zijn
wel breed en
(liep, maar tot betrekkelijk geringe hoogte bevaar-
baar, terwijl
het groote verschil tusschen eb en vloed
(pim.
2
meter) een voortdurende belemmering is.
Berijdbare landwegen
zijn
er buiten de stad Para-
maribo zoo goed als geene! Nickerie, Ooronie en
Albina
zijn
slechts over zee te bereiken! Zal dus
ooit dit land tot bloei komen, dan is een bruikbaar,
gunstig aangelegd wegennet, waar noodig in aan-
sluiting aan den bestaanden of nog te ontwerpen
spoorweg, een der eerste vereischten.
Een ander sterk argument tegen het opheffen van
den spoorweg wordt gevonden in het feit, dat onlangs
bij deze baan diamanten
zijn
aangetroffen, terwijl
juist voor de exploitatie daarvan de transportkosten
den belangrijksten post op de rekening vormen. Het
diamant-houdend terrein strekt zich langs den spoor-
weg uit, zoodat men door de aahwezigheid van dien
spoorweg een aanmerkelijken voorsprong heeft op dc
exploitanten van dit mineraal in Britsch-Guyana.
Vervolgens moge hier nog worden vermeld een
gedeelte van een brief van den tegenwoordigen
ouverneur van Suriname aan den Voorzitter der
Koloniale Staten
2
), welk gedeelte het best woordeljk
Aan het hoofd van dien spoorwegaanleg stond de
ingenieur Jhr. 0. J. van Reigersberg Versluys.
Opgenomen in de ,,Uandelingen” dier Staten over
het zittingjaar 192211923.
kan worden overgenomen, omdat daarin zoo duide-
lijk wordt aangetoond, welke diensten deze spoorweg
nog zal kunnen vervullen en welk een weinig voor-
uitziende politiek het zou zijn, de exploitatie van
dezen spoorweg stop te zetten. Bedoeld gedeelte is
geciteerd uit de missive van 10 Juli
1922
no.
2431
en luidt als volgt:
,,,,Ten aanzien van deze materie bestaan vier ]nôgeljk-
heden:
le. den spoorweg verder door te trekken, 2e. spoorweg en spoorverkeer intact te laten,
3e. den spoorweg gedeeltelijk
01)
te breken,
4e. met handhaving van den spoorweg de kabelbaan niet
langer te benutten en het spoorwegverkeer in te
krimpen.
Indien de fiaancieele toestanden in het Moederland een
hernieuwd beroep op medewerking gedoogden, zou er voor
het doortrekken van den spoorweg veel zijn aan te voeren.
Bedoeld als middel om de binnenlanden van Suriname
bloot te leggen zou het uit meerderlei oogpunt aanbeveling
verdienen ôm deze ,,voie de pénctration” teverlengen.
Zoowel de cultureele belangen van dé landinwaarts
wonende Boschnegers en Indianen, die zonder behoorlijk
vervoermiddel bezwaarlijk door de Missies kunnen worden
bereikt, en voor wier ontwikkeling het Gouvernement uit
een Christelijk en een Maatschappelijk oogpunt heeft te
ijveren, mede opdat hun geïsoleerde positie als staatje in
den staat verdwijne, evenzeer als de eischeii van bestaande
en nog op te richten exploitatiemaatschappijen vorderen
eene in alle opzichten snellere en meer doelmatige vel’-
binding dan die, welke thans met de grootste moeilijk-
heden te water kan worden verkregen.
Aangezien het nimmer de bedoeling kan zijn geweest,
dat de spoorweg als zoodanig een productief instituut zou
worden, doch dat deze slechts indirect het algemeen belang
zou dienen, zal eene doortrekking niet achterwege kunnen
blijven, indien eene intense ontwikkeling van het binnen-
land tot stand komt en dan zullen de middelen tot verderen
aanleg dienen te worden gevonden en wie zal zeggen of
op den duur eene verbinding met Brailië langs dezen
weg niet van waarde zal kunnen zijn?
Voorshands schijnt het echter onmogelijk hiertoe te ge-
raken en daarom moet dit denkbeeld, hoe aantrekkelijk
ook, voorloopig ter zijde worden gelegd.
Gemakshalve de drie andere mogelijkheden gelijktijdig
besprekend diene het navolgende.
Mede in verband met het hierboven geopperde zou ik het onverantwoordelijk achten een gedeelte van den be-
staanden spoorweg op te breken.
Daargelaten dat het dan buiten gebruik te stellen mate-
riaal weinig waarde zou vertegenwoordigen, zou het
bezwaarlijk zijn om een baan, welke met zooveel kracbts-
inspanning en tot zulk een prijs tot stand is gebracht,
eenvoudig op te heffen zonder dat men afdoende zekerheid
heeft dat het achterland haar bestaan kan ontberen. Reeds op 12 October 1921 schreef ik in dien geest aan
den Minister van Koloniën onder aanvoering, dat, zoolang
men omtrent den mogelijken bodemrijkdom van dat achter-
land in volslagen onzekerheid verkeert, meu alet gerech-tigd is het doodvonnis over den spoorweg uit te spreken.
Zijne Exellentie antwoordde mij daarop onder meer alsvolgt:
,,In dit verband moge ik er IJwe aandacht op ves-
,,tigen dat onderzoekingen van dezen aard reeds hebben
,,plaats gehad en wel in het Lawagebied en in het
,,stroomgebied van de Grankreek. De minder gunstige
,,uitkomsten van de exploratie van het Lawa-gebied
,,leidden er indertijd toe, dat afgezien moest vorden
,,van het oorspronkelijk voornemen om den bouw van
,,den spoorbaan tot die streek uit te strekken; ook
,,de onderzoekingen in de Grankreekzône hebben niet
‘gebraeht wat aanvankelijk werd verwacht.
,,Voor de uitvoering ook van een exploratie-plan
,,van den omvang als U voor den geest staat zou eene
,,belangrijke kapitaaluitgave gevorderd worden. ,,lmmers waar vroeger meer in het bijzonder bodem-
,,onderzoekingen op goud werden verricht, zou nu een
,,algemeen grondig onderzoek naar alle bodemprodue-
,,ten van oeconomische beteekenis moeten worden in-
,,gesteld. Aangezien bepaalde aanwijzingen voor het
,,aantreffen van dergelijke producten ontbreken, zouden
,,daarmede groote geldelijke risico’s worden aanvaard,
,,zoncler dat daartegenover op eenigen deugdelijken
,,grond zelfs maar op een aanvankelijk succes zou
,,mogen wordeu gerekend. Daarnevens zou gedurende
,,het onderzoek, waarmede, zooals het, zou dienen te
23.4
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
,,worden opgevat, jaren zouden zijn gemoeid, de huidige
,,spoorveg-exploitatie intact worden gelaten, met het
,,gevolg, dat niet alleen de nacleelige saldi van liet
,,bedrijf cle geldmiddelen van de kolonie overmatig ,,zouden blijven bezwaren, maar dat ook waardevol
,,niaterieel dat nu nog als reserve voor vernieuwingen
,,zou kunnen worden aangewezen, eigenlijk zonder veel
,,uut zou worden opgebruikt. Het zal daarom zaak
,,zijn om ten aanzien van de te nemen beslissingen
,,groote behoedzaamheid te betrachten en – thans
,.meer dan ooit – daarbij aan de geldelijke zijde van ,,het vraagstuk eene overwegende beteekenis toe te
,,kennen”.
Dat ook deze uitspraak van den Minister tot ernstig
nadenken noopt, kan allerminst worden ontkend, doch zij
gaat naar mijn besheiden meening uit van eene te positieve overtuiging omtrent de improductiviteit van het achterland,
waartoe een beroep wordt gedaan op de negatieve uit-
komsten van onderzoekingen in het verleden.
Terwijl het nimmer in mijne bedoeling heeft gelegen
om tot een onmiddellijk alles omvattende exploratie over
te gaan, waartoe inderdaad een aanzienlijk kapitaal zou
worden vereischt, schijnt toch de veronderstelling niet ge-waagd, dat reeds ten aanzien van goud nog oneindig meer
in Suriname’s bodem 000ntgonnen ligt, dan tot nog toe
meest door gebrekkige middelen te voorschijn werd gebracht
en wijl het nu eenmaal onmogelijk is om langs weten-
schappelijken weg de plaats vast te stellen waar dit edel
metaal zich moet bevinden, blijven onderzoekingen in die
richting nog immer noodzakelijk.
En goud is immers niet liet eenige waardevolle object
van eventueele investigaties!
Al schijnt het thans uit een commercieel oogpunt nog niet aan te bevelen om het in groote hoeveelheden aan-
wezige ijzererts ter plaatse te verwerken, wie zal zeggen
binnen hoe korten tijd men daarvoor weleen oplossing vindt?
Ook het vinden van diamant, hetgeen zich in Demerara
tot een nieuwe industrie heeft ontwikkeld, zou wellicht
een bron van bestaan in Suriname kunnen worden en clan
is een behoorlijk vervoermiddel allerminst overbodig.
Evenmin is de mogelijkheid uitgesloten, dat men voor veebedrjven het oog vestigt op onze langs den spoorweg
liggende savanna’s, hetgeen dezen een zooveel grooteren
voorrang geeft boven weidevelden als in Demerara, welke
ver af liggen van eenig behoorlijk transportmiddel.
Dit alles, en wellicht nog meer, eischt m. i. onderzoekingen,
waarvoor aan belanghebbenden tijd dient te worden ge-
laten en eerst wanneer daarna mocht blijken dat de armoede
van het achterland vaststaat, dan, maar ook niet eerder,
mag naar mijn besliste overtuiging het middel verdwijnen,
waarmede dat achterland op de voorloopig meest economi-
sche wijze kan worden bereikt.
Dezer dagen met den in de kolonie en met de kolonie
bekenden Professor
Grutterink
deze materie besprekende,
zeide ZijniloogGeleerde mij, dat ook hij het uit een moreel
en economisch oogpunt verwerpelijk zou achten om den
spoorweg thans gedeeltelijk op te breken onder bijvoeging,
dat waar de Surinaamsche samenleving zich aan het be-
staan van dien spoorweg heeft aangepast, stopzetting van
het verkeer ook tengevolge zou hebben dat verschillende
takken van bedrijf in dat gedeelte van de kolonie ten
doode gedoemd zouden zijn.
Met het oog op de financieele nooden van dezen tijd zal m. i. met behoud van den spoorweg niettemin alles dienen
te worden aangewend om cle bedrijfskosten zooveel doenlijk
te verminderen.
In verband hiermede heb ik reeds geweigerd gelden be-
schikbaar te stellen voor de noodige voorzieningen van
de kabelbaan en in verband met de kabelbreuk, welke,
zooals UlloogEdelGestrenge zich zal herinneren, op onzen
jongsten tocht volgens uitspraak van den Directeur van
Openbare Werken zichtbaar vergroot was, zal dit deel van
den spoorweg buiten gebruik moeten worden gesteld en
de rivierovergang voortaan per boot dienen te geschieden.
Was ik aanvankelijk van meening, dat voor den dienst
aan de overzijde tot Dam van motortractie zou kunnen
worden gebruik gemaakt, de heer
J.(enrpees
1)
toonde mij
overtuigend aan, dat het bestaande treintje met de daar
gestationneerde locomotief nog geruimen tijd den dienst
zou kunnen vervullen en zulks op economischer wijze dan
ik mij eerst had voorgesteld”.
Een enkele opmerking moge nog worden gemaakt
naar aanleiding van de veronderstelling, in boven-
anugehaalden brief geuit, dat de spoorweg wellicht
1)
Directeur van Openbare Werken en Verkeer te
Paramaribo.
verder zou kunnen worden doorgetrokken, ten einde
een verbinding met Brazilië tot stand te brengen.
Onderzoekingen in deze richting zijn reeds in voor-
bereiding.
Het grootste gewicht van een eventueel slagen van
dit plan springt terstond in het oog. Het zou toch
een zeer belangrijk middel zijn, om het isolement
van Suriname te verbreken. Het is immers bekend,
dat de directe verbinding met Nederlandseh-Guyana
over zee zeer gebrekkig is, terwijl vele groote
seheepvaartlijnen verschillende havens van Brazilië
in hun geregeld vaarplan hebben opgenomen. Even-
eens zou genoemd land bij een dergelijke ,,opening”
van een gedeelte van zijn onmetelijk binnenland zeer
zeker gebaat zijn, terwijl het bovendien het voordeel
zou hebben van een korter transport zijner goederen
uit dat binnenland naar Noord-Amerika.
Voor Suriname zouden de voordeelen bestaan in
de doorvoervrachten en in een herleving van het
scheepvaartverkeer. Hoe het ook gaan moge, in ieder
geval zouden beide landen veel belang hebben bij
een spoorwegverhjndjng, die . het binnenland van
Brazilië met de Noordkust van Zuid-Amerika verbindt.
Natuurlijk zijn ten aanzien van dit plan groote
voorzichtigheid en degelijk overleg geboden en dient
er te worden gewaakt tegen niet doordachte en over-
haaste uitvoering, doch dit alles neemt niet weg,
dat het alleszins een nauwkeurig onderzoek en
ernstige overweging waard is.
Inderdaad zijn de mogelijkheden voor dit Rijks-
gebied vele en waar juist in den laatsten tijd ont-
dekkingen worden gedaan (ijzererts, diamanten e. d.),
welke er op schijnen te duiden, dat eerlang de tweede
bloeiperiode voor deze streken zal aanbreken, daar
zou het – het zij ten overvloede herhaald – onver-
antwoordeljk wezen, om zonder degelijke gronden,
d. i. zoolang niet gebleken is, dat er in het binnen
land van Suriname geen enkel winstgevend bedrijf kan
worden uitgeoefend, toe te laten, dat een werk als
de Koloniale Spoorweg te gronde gaat.
Bloemendaal.
0. E. G.
V.
LIMBURG
STIRUM.
DE INTERNATIONALE KAMER
VAN KOOPHANDEL IN 1922.
II. (Slof.)
Hef Congres ie Roae.
De Nederlandsche Organisatie heeft een werkzaam
aandeel gehad in de voorbereiding van het tweede
Congres van de Internationale Kamer van Koophan-
del, dat van 18 tot 25 Maart1923 te Rome zal worden
gehouden.
Het congres wordt ingedeeld in 3 groote groepen
omvattende:
le. Financiën;
2e. Handel en industrie;
3e. Transport.
Oorspronkelijk had de Amerikaansehe nationale af-
deeling voorgesteld, dat op dit Congres alle dagen
volledige zittingen zouden worden gehouden. De Ame-
rikanen hadden zulks voorgesteld, omdat op het Con-
gres in 1921 te Londen gehouden, er veel personen
waren, die zich beklaagden, dat zij de behandeling van
onderwerpen, die hun bijzonder interresseerden, niet
konden bijwoneli wegens gelijktijdige behandeling van
verschillende onderwerpen in verschillende secties en
omdat de behandeling van speciale onderwerpen in
speciale secties de belangstelling voor het Congres
van hen, die niet bij zulk een sectie betrokken waren,
deed verminderen, aangezien uit den aard der zaak
hij sectie- of groepsvergaderingen slechts een beperkt
aantal personen direct geïnteresseerd zijn. Daartegen-
over hebben zoowel België als Nederland er sterk op aangedrongen de groepszittingen te behouden De er-
varing te Londen opgedaan was, dat in de sectiever-
gaderingen en in de groepsvergaderingen technische
sprekers meer tot hun recht komen, terwijl in de
14 Maart, 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
235.
groote vergaderingen deze somtijds het veld ruimen voor de meer rhetorisch begaafdon. De argumenten,
door de Nedeilandsche en de Belgische afdeelingen
met klem naar voren gebracht, vonden in de inter-
nationale Kamer bijval en de Amerikaansche afdee-ling heeft er in berust. Men heeft nu bovendien deze
oplossing gevonden, dat, terwijl in Londen verschil-
lende sectievergaderiogen gelijktijdig werden gehou-
den, thans de eene dag groepsvergaderingen zullen
worden gehouden en den daarop volgenden dag de
conclusies der groepsvergaderingen ter discussie aan
de algemeene vergadering zullen worden voorgelegd.
Na de openingszitting op Zondag 18 Maart zal den
Maandagochtend
gewijd
zijn aan de groep Transpor-
ten en de Maandagmiddag aan de groep Handel• en
Nijverheid, Dinsdag zullen de onderwerpen van de
groep transporten in de Algemeene Vergadering be-
handeld worden. Woensdagochtend zal weder besteed
worden aan de groepsvergadering voor de bespreking
van onderwerpen behoorende tot handel en nijver-
heid en Woensdagmiddag aan de groepsvergadering
voor Financiën. 1onderdag zal besteed worden aan
behandeling van amendementen op de statuten en aan
behandeling van de onderwerpen voor handel en in-
(lustrie in Algemeene Vergadering. Vrijdagochtend
zal weder een groepsvergadering plaats vinden voor
financiën en
bijzondere
onderwerpen en Zaterdag zal
con Algemeene Vergadering plaats hebben voor het
onderwerp financiën en voor speciale onderwerpen.
Als onderwerpen van de groep Handel en Industrie
zullen behandeld worden in de eerste plaats het vraag-
stuk van douane-formaliteiten en den handel, als hoe-
danig hoofdzakelijk behandeld zal worden het pro-
gramma van de Douaneconferentie, door den Volken-
bond belegd tegen October van dit jaar. Voorts zullen besproken worden de vergernakkdljking van de inter-
nationale handelsarbitrage, bescherming van den in-
dustrieelen eigendöm, enkele punten op het gebied
van de statistiek en de mogelijkheid om tot een vasten
datum van Paschen te geraken.
Bij het onderwerp Transporten zullen ter sprake
komen unificatie van hahdelstermen, het vraagstuk
der ,,flag diserimination”, verbetering van interna-
tionaal spoorwegverkeer (beperking van het opont-
houd aan de grensstations), paspoortenkwesties, lucht-
vaart en de mogelijkheid van het terugkeeren tot den
voor-oorlogschen toestand voor geregelde lijnen ten
aanzien van de afwikkeling der averij-grosse in de
haven van aankomst van het schip in plaats van vrij
–
wel uitsluitend te Londen, te New York en in de
afseheepplaatsen, zooals in de tegenwoordige cognos-
sementen veelal wordt voorgeschreven.
Voor de. groep Financiën zullen besproken wor-
den de exposé’s betreffende.. den economischen en
financieelen toestand in verschillende bij de Kamer
aangesloten landen,
terwijl
ook een gedachtenwisse-
ling
gewijd
zal worden aan. de vraagstukken der inter-geallieerde schulden, de schadevergoedingen, interna-
tionale credieten en wisselkoersen. Als speciale onder-
werpen zullen ter sprake komen het wisselrecht en
het vraagstuk van
vermijding
van dubbele belastingen.
Voor het eerste vraagstuk deed de organisatie met
goed gevolg een beroep op Professor Molen graaff en
voor het tweede op Professor Suyling te Utrecht, die
resp. voor de voorbesprekingen dezer onderwerpen
voor deze kwesties comitévergaderingen te Londen en
Parijs voor de Ned. Organisatie met succes hebben
Iijgewoond.
Er is ten opzichte van het verkrijgen van intrna-
tionale eenheid van wisselrecht een punt, dat steeds
moeilijkheden opleverdé, aangezien. de meeningen
daaromtrent zeer uiteenloopen; bedoeld is ni. het
vraagstuk der fondsbezorging. In dit opzicht werd
door Professor Molengraaif op de desbetreffende v66r-
bespreking te Londen een theorie ontwikkeld, waarbij
men wellicht tot overeenstemming zal kunnen komen en
welke op het volgende neerkomt: Naar zijn meening
speelthetfonds in het internationalewisselverkeer prac-
tiseh slechts een ondergeschikte rol en in ieder geval
heeft het slechts belang voor een belrekkeljk klein
aantal wissels. Deze stelling wordt door de volgende
feiten gemotiveerd. in de eerste plaats, is het niet
noodzakelijk, dat de trekker, die wel verplicht is fonds
te bezorgen, zulks doet v66r den vervaldag van een
wissel, immeis het fonds kan ook na de betaling door
den trekker bezorgd worden, indien de betrokkene
bereid is een voorschot aan den trekker te doen. Ver-
volgens interesseert het fonds niet den houder van
een door den betrokkene geaecepteerden wissel. Der-
halve, de acceptatie waarborgt de betaling aan den
houder. Ook is het fonds geen belang voor den houder
van een gedocumenteerden wissel, . omdat een zoodani-
ge houder de aan den wissel gehechte documenten als
waarborg heeft. Juist in den oveizee-handel is de ge-
documenteerde wissel het meest
gebruikelijk,
zoodat
in den
bij
uitstek internationalen handel de kwestie van
de provisie haar belang verliest. Ten aanzien van wis-
sels, getrokken van de eene bank op dé andere en van
wissels, die op rekening getrokken worden, geldt, de-
zelfde opmerking. Wanneer de trekker in rekening
gedebiteerd wordt door den betrokkene die betaald
heeft, kan men niet van een eigenlijk fonds spreken..
In ieder geval is er geen fonds bezorgd v66r den ver-
valdag. Ten slotte gaat het niet om de verplichting
van den trekker om het fonds te bezorgen, maar veel-
eer om het recht van den houder op het fonds,.maar dit recht zal den trekker onverschillig laten zoolang de wissel op normale wijze circuleert, slechts in het
geval, dat de trekker failliet gaat vôôr den vervaldag
wordt de vraag voor den houder of hij al of niet recht
op het fonds heeft van belang. Maar dan komt men
op het gebied van het faillissementsrecht van ieder
land en Professor Molengraaff komt tot de conclusie,
dat men goed zal doen te dien opzichte zich te houden
aan de motie, die reeds in 1888 op het congres te
Brussel daaromtrent werd genomen.
Het werk voor iedere Groep-vergadering werd voor-
bereid en wordt ook verder geleid door een Bureau,
waarin voor ieder land hoogstens twee deskundigen
zitting hebben. Voor Nederland zijn in de Bureau’s
der groepen aangewezen voor handel en industrie
de heeren G. H. Orone, Vice-Voorzitter der Afdeeling
Grootbedrjf der Amsterdamsche Kamer van Koop-
handel, en F. H. Fentener van Vlissingen te Utrecht,
voor de groep Transporten de heeren J. van Hasselt,
directeur van de Kon. Nederlandsche Stoomboot Maat-
schappij te Amsterdam en J. C. Veder, lid van de
firma Hudig en Veder te Rotterdam en Vice-Voorzit-
ter der Rotterdamsche Kamer van Koophandel en
voor de groep Financiën de heeren Mr. P. J. C.
Tetrode, Directeur van. de Nederlandsche Bank te
Amsterdam en W. Westerman, President der Rotter-
damsche Bankvereeniging. Aangezien de heer Tetrode
echter door bijzondere omstandigheden verhinderd is
naar Rome te gaan zal in zijn plaats gaan de heer
Mr. van Lutterveld, bestuurlid van de Vereeniging
voor den Effectenhandel te Amsterdam.
Over alle congresonderwerpen zijn meer of minder
uitvoerige rapporten door de, Nederlandsche Organi-
satie ingezonden. Het zou te ver voeren om alle bij
–
zonderheden van deze rapporten hier thans te ver-
melden. Hierbij mag volstaan worden met de mede-
deeling, dat de Nederlandsche Reedersvereeniging, de
Kou. Luchtvaart Maatschappij en voor dc kwestie der
Douaneregeling enkele
bij
uitsteI ook theoretisch des-
kundige personen op douane- en belastinggebied, met de grootst
mogelijke
bereidwilligheid de Ned. Organi-
satie ter zijde hebben gestaan om haar in staat te stellen
goed gedocumenteerd op het congres voor den dag te
komen.
Het is zeker een voldoening te vernemen, dat ver-
schillende
belangrijke
groepen cl oor Nederlanders
reeds met succes gepresideerd werden. Professor
Suyling presideerde o.a. te Parijs voorvergadringen
1
.236
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Mâart 1923
inzake dubbele belastingen, de heer Westerman pre-
sideerde aldaar de vergadering voor de groep Finan-
ciën en de heer Von Hemert, Voorzitter van de Ne-
derlandsche Kamer te Parijs, is de Voorzitter der uit-
voerende Commissies van het Handelsarbitragehof.
Den Haag, Febr. ’23.
J. E. C.
LONDENSCHE CORRESPONDENTIE.
Eenige vraagstukken met betrekking tot de
organisatie van het Britsche Rijk.
Onze Londensche Correspondent schrijft ons d.d.
9 Maart 1923:
Toen de huidige. regeering het bewind aanvaardde
was een economische Rijksconferentie een van haar
programpunten. Sinds de campagne van Chamberlain
la
in 1903 heeft de conservatieve partij nooit de moge-
lijkheid van nauwere economische betrekkingen tus-
schen de verscbillende deden van het Rijk uit het
oog verloren én de vrees, dat de na-oorlogsche toe-
standen op het vasteland van Europa den handel daar-mede gedurende een langen
tijd
bemoeilijken zouden,
is een krachtige prikkM geweest voor het zoeken
naar wegen en middelen, om in de overzeesche Domini-
ons eeii nieuwe natie van consumenten van Britsche
goederen te doeii ontstaan. In dezen en den volgen-
den brief zullen vanuit dit gezichtspunt enkele kan-
ten van het vraagstuk belicht worden.
Toen de oorlog uitbrak bestond een Staatscommis-
sie, die tot taak had een onderzoek in te stellen naar
de economische hulpbronnen en
mogelijkheden
van
de zelfbesturend ieelen van het Rijk, met inbegrip
natuurlijk van hun economische betrekkingen met het
moederland. Door een liberale regeering benoemd, was
de handelspolitiek met opzet van het onderzoek uit-
gesloten. Het slotrapport dezer ,,Dominions Royal
Commission” werd eerst op het einde van 1917 uitge-
bracht en draagt daardoor reeds eenige teekenen van
den oorlogsgeest. Wij mogen het echter als uitgangs-
punt nemen.
Het rapport behandelt de volgende kwesties:
lo. Grondstoffen. Het bleek, dat ten aanzien van
sommige grondstoffen het Rijk practisch gesproken
een wereld-monopolie en daarmede een zeer waardevol
hulpmiddel
bij
onderhandelingen bezit. Met betrek-
king tot andere grondstoffen is het Rijk ongeveer
zelfgenoegzaam. Ten aanzien dezer laatste werd de
wenschelijkheid eenei’ betere verdeeling uitgesproken.
Ten slotte was de Commissie van oordeel, dat ten
aanzien dier grondstoffen, waaraan het Rijk een
tekort heeft, een systematisch onderzoek, zoowel naar
nieuwe bronnen behoort plaats te vinden, gepaard
gaande aan betere benutting van den bestaanden voor-
raad, als naar
mogelijke
substituten en dc mo-
gelijkheid van het voorkomen van verspilling.
2o. Emigratie. Het bestaande statistische mate-
riaal werd verklaard zeer onvoldoende te zijn, daar
ruwe totalen geenerlei nut hebben. De Commissie
vestigde de aandacht op de noodzaak de emigratie
van vrouwen en kinderen te bevorderen en wees ver-der op de wenscheljkheid eener juiste verdeeling van
de emigranten in de koloniën, waar gevaar, bestaat,
dat door concentratie in steden het uiteenloopende
aantal mannen en vrouwen, dat deze gebieden be-
woont, niet gecorrigeerd wordt.
30. Eenvormigheid in de havenpolitiek. Systema-
tich behoort ernaar gestreefd te worden, dat de ha-
vens op de voornaamste handeiswegen van het Rijk
op zekere minimum diepte gebracht worden, zoodat zij
toegankelijk wörden voor schepen van een bepaalden minimum diepgang,’nl. 33 voet op de
Oostelijke
route
naar Australië en 38 voet op de route Canada-Ver-
eenigd Koninkïijk en die naar Australië via Zuid-
Afrika ên via Panama.
40.
De Commissie sprak voorts als haar oordeel
uit, dat de beteekenis van groote schepen voor het
goedkoope goederentransport in het algemeen wordt
ondefehat. Samenwerking tusschen alle deelen van
het Rijk is noodig om bepaalde havens uit te diepen
en het afsluiten van nieuwe mailcontracten behoort
aangegrepen te worden als een gelegenheid; nieuwe
diensten tussehen de deelen van het
Rijk
te ontwikke-
len, terwijl overgegaan behoort te worden tot goed-
koop verk’oer van brieven en periodieken, ook naar
andere delen van het
Rijk
dan naar Canada en New
Foundland.
So. Veel aandacht werd
gewijd
aan de scheeps-
vrachten, die een zwaarder last zijn, naar het oordeel
der Commissie, dan douane-rechten. Scheepvaart-
lijnen, die mail-contracten hebben afgesloten, behoo-
ren tot op zekere hoogte gecontroleerd te worden door’
enquête-commissies voor monopolies en scheepvaart-
conferenties, welke commissies bevoegdheid zullen
moeten hebben differentieele vrachttarieven nietig te
verklaren. De Commissie was er ook voor de aanspra-
kelijkheid der reeders voor nalatigheid tot dwingend
recht te maken.
6o. De mogelijkheid der ontwikkeling van den
handel wordt belemmerd door de onvoldoende uitrus-
ting der Londensehe haven voor de behandeling van
producten uit de Dominions, terwijl dè standaar-
den der vleeschinspectie in het Vereenigd Koninkrijk
meer uniform behooren te worden gemaakt dan zij zijn.
70. Verdere uitbreiding van de Rijkstelegraafka-
bels is
noodzakelijk;
in het bijzonder behoort een
Atlantische kabel staatseigendom te worden, die aan
kan sluiten
bij
den kabel in den Stillen Oceaan, waar-
mede dit reeds het geval is.
80. Meer uniformiteit in de wetgeving inzake
patenten, handeismerken en vennootschappen is wen-
schelijk. Een gemeenschappelijk decimaal muntstel-
sel behoort te worden ingevoerd, evenals het metrieke
stelsel.
9o. Ten slotte behoort het oppertoezicht over de
zaken, welke alle delen van het Rijk gemeenschappe-
lijk raken, niet te worden toevertrouwd aan de be-
staande organisaties, die hiervoor niet geschikt zijn,
doch in handen te komen van een Imperial Develop-
ment Board, die alle deelen van het Rijk vertegen-
woordigt.
Dit programma is voldoende uitgebreid. Met be-
trekking tot twee der genoemde punten, nl. de scheep-
vaart en de emigratie, zijn belangrijke maatregelen
genomén of voorgesteld, doch voor wij ons hiermede
kunnen bezighouden moeten wij eerst nagaan de be-
teekenis, welke het
Rijk
als markt voor Britsche
goederen heeft.
Sinds de
Rijksconferentie
van 1917 heeft de Re-
geering van dit land het beginsel van preferentie op
invoer uit de Koloniën aanvaard en dientengevolge
is het wenscheljk de ontwikkeling sinds het einde
van den oorlog na te gaan. Opgemerkt dient te wor-
den, dat, strikt genomen, voor- en na-oorlogsche sta-
tistieken niet vergelijkbaar zijn, want Egypte werd
tot 1915 als een vreemd land beschouwd en daarna
in het Rijksverband opgenomen. In de volgende cijfers
is Egypte buiten beschouwing gelaten, zoowel ter
wille van de vergeljkbaarheid, als wegens het feit,
dat de betrekkingen tusschen dit land en de rest van
het Rijk in de naaste toekomst wel wijzigingen zullen
ondergaan.
1913
1920
1921
1922
Invoer uit:
miii. £stg.
BritscheRijk ………
191.5
490.6
303.9
286.9
Vreemde landen……
577.2
1442.0
781.6
717.0
Totaal ………………
768.7
‘ 1932.6
1085.5
1003.9
Percentage uit de
deelen van het Rijk
25
0
/0
25.4
oi
28
0
/0
28
0
/0
Uitvoer naar:
Britsche Rijk ………
195.3
457.9
279.7
270.2
Vreemde landen……329.9
876.6
423.7
450.3
Totaal ………………
525.2
1334.5
703.4
720.5 Percentage naar de
deelen van het Rijk
37.2
0
/0
34.3 o/
39.8 ol.
37.6
0
/0
Indien wij de zeer
belangrijke
veranderingen, welke
de wereldoorlog sinds 1913 te zien heeft gegeven, in
14 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
237
aanmerking nemen, dan is de stabiliteit van deze
cijfers niet weinig opmerkelijk. De absolute stijging
wordt natuurlijk beïnvloed door het al dan niet op-
nemen van Egypte in de gebieden, die samen het Rijk
vormen, maar veel verschil maakt dit bij deze enorme
cijfers niet uit. De conclusie, welke eruit getrokken
kan worden, is duidelijk, dat de economische krachten,
die den wereidhandel beheerschen, min of meer onaf-
hankelijk van gevoelskwesties en van politiek ingrij-
pen zijn.
Totalen van dezen aard zijn misleidend, in zooverre
zij geen rekening houden met den handel per hoofd
der bevolking. Indien
zij
vanuit dit gezichtspunt be-
schouwd worden is de koopkracht van de zelfbestu-
rende deelen van het
Rijk
zeker zeer groot. liet Em-
pire Settlem.ent. Committee
wijst
er in zijn laatste
rapport op, dat per hoofd der blanke bevolking de waar-
de der geconsumeerde Britsche exportartikelen was:
Australië £ 8.1.1, Canada £
2.3.6,
New Foundland
£ 1.5.1, Nieuw-Zeeland £
12.0.2,
terwijl het in de Ver-
eenigde Staten slechts £
0.9.3
bedroeg, in Frankrijk
£ 1.2.1
en in Europa £
0.10.2.
liet Rijk geeft een ge-
middelde van £ 5.1.1, voor zoover het bovengenoemde
landen betreft.:
Teveel nadruk kan natuurlijk op deze cijfers ge-
legd worden, wanneer zij worden aangewend als argu-
ment ten gunste van den handel tusscheu de deelen
van het Rijk als zoodanig. De reden, waarom van
deze groote invoercijfers melding wordt gemakt
heeft natuurlijk minder te doen met de politieke
oriënteering der dominions, dan met den trap van
economische ontwikkeling, welke zij bereikt hebben
en hun geographische ligging. Aldus schijnt het feit,
dat Canada grenst aan het gebied der Vereenigde
Staten, zeer duidelijk een uitwerking gehad te heb-
ben op den directen handel tusschen deze twee. Het
is bovendien duidelijk, dat de handel per hoofd tus-
schen een industrieel en een agrarisch land waar-
schijnlijk grooter is, dan tusschen twee van de eerste
soort.
Het is onmogelijk in dit verband het directe be-
lang van de koloniale preferenties te bespreken. liet
systeem van voorkeurrechten is
bij
elk der dominions
verschillend en bovendien blijkt uit het algemeen
niveau der preferentieele rechten, vergeleken met die,
geheven van producten uit vreemde landn, niet alles.
Ook van belang is het absolute niveau van het recht.
De Britsche fabrikant heeft er geenerlei voordeel van,
indien zijn preferentie boven een vreemden fabrikant
vermeerderd wordt indien tezelfdertijd de rechten,
die den binnenlandsche producent beschermen, ook
de hoogte in gaan.
In één opzicht is er sinds den oorlog een poging
gedaan om de positie van den hançlel te vergemakke-
lijken. In de maanden Februari en Maart
1921
vond
er een ,,Imperial Customs Conference” plaats, waar-
op alle deelen van het Rijk waren vertegenwoordigd
en die een belangwekkend rapport het licht deed
zien (Omd.
No. 1231 ;
1921). De conferentie had succes
met het samenstellen van een uniform waardecertifi-
caat en een certificaat van oorsprong, doch toen de
taak ter hand werd genomen een uniform waardebe-
grip voor douanedoeleinden uit te werken kon zij
slechts ten deele slagen. Het bleek onmogelijk op de
volgende punten eenige aanbeveling te doen: de be-handeling van de emballage bij het heffen van rech-
ten; het opnemen of uitsluiten van commissies en
dergelijke kosten in de binnenlandsche waarde, de
behandeling der rechten als deel van de waarde der
goederen en het in- of uitsluiten van de binnenland-
sche doorvoerkosten. Een behoorlijke mate van een-
vormigheid werd ten aanzien van de voorwaarden
bereikt, waaronder preferentieele rechten zouden
kunnen worden verkregen en ten aanzien van de
definities, gebruikt in verband met grondstoffen, be-
rekening van productiekosten, e.d.
Belangrijk was de aanbeveling der commissie, dat
zelfs waar de grondstof niet afkomstig was uit het
Rijk en de waarde van den Britschen arbeid hieraan toe-
gevoegd geen
25
pOt. van het totaal (de gewone ver-
houding gevraagd door de Dominions) bedroeg, toch
voorkeur zou worden verleend, mits het geheele be-
werkingsproces in het Vereenigd Koninkrijk had
plaats gevonden.
Terwijl dus aangenomen mag worden, dat in de
toekomst, zooals in het verleden, de beslissing inzake
den omvang der preferentie in de verschillende deelen
van het Rijk uiteen zal loopen, zal de techniek van
het systeem der voorkeurrechten meer eenvormigheid
gaan vertoonen.
(Slot volgt.)
Rectificatie. – In het eerste deel van het
artikel
,,De Nederlandsche Katoenindustrie in 1922″
staat onderaan pagina
183
als uitvoer van katoenen
manufacturen uit Engeland in de jaren
1919120
tot
1921122
resp.
4.564.000,. 3,033.000
en
3.809.000
yards.
Bovenaan pagina
184
vindt men voor
1912/13
en
1913114
7.160.000
en
6.681.000
yards. Deze cijfers moeten
zijn:
4.564, 3.033, 3.809, 7.160
en
6.681 niillioen
yards.
AANTEEKENINGEN.
Indexcijfers van groohandelsprijzen.
Algemeen
Gem. pon-
Jierleid
D t m
index-cijfer
a
U
denkoers
algemeen
van
,,the
over de
index- Economist”
afg. maand
cijfer
1
Januari
1914 ……..119,2
12,111
.
119,6
1
Januari
1919……..277,0
11,19
256,6
1
Januari
1921 ……..269,3
11,31
252,1
1
Januari
1922 ……..198,0
11,42
187.2
Einde Februari 1922..
193,6
11,61
186,1
Maart
,…..195,3
11.54
186,5
April
……194,8
11,63
187,5
Mei
,
…..198,7
11,51
189,3
Juni
,
…..199,5
11.49
189,8
Juli
,…..199,8
11,47
189,7
Augustuc
,,….
193,5 11,49
184,-
September ……190,4
11,44
1
1
180,4
October
,,
.:
193,6 11,39
182.5
November ……194,7
11,401/
s
183,8
December ……193,8
11,55
1
i
185,3
Januari
1923….196,5
11,751
4
191,2
Februari
……200,1
11,85
196,3
De maand Februari heeft een sterke
stijging van de
groothandelsprjzen gebracht, voornamelijk van kolen,
ijzer en staal en andere metalen.
Dit is een voort-
zettg van de beweging, welke
in
Januari inzette
tengevolge van de Ruhrbezetting
en
de plotseling
toegenomen
iraag naar deze artikelen. Het index-
cijfer is hierdoor met
78
punten
gestegen.tot
4402,
een
cijfer
dat sedert November
1921
niet meer is
bereikt. Einde Juli
1922
werd een totaal bereikt 6 pun-
ten lager dan dat van nu.
Hieronder laten
wij
de
gebruikelijke
–
aan ,,The
Economist” ontleende
–
tabel volgen:
Data
Granen
en
V
eescn
Andere
vee-
a’ings-
en ge-
nolm.
Wee!-
itoffen
Dell-
stoffen
Dioer-
sefl:
olien,
hout,
rubber, enz.
Totaal
Alge-
meen
index-
cijfer
Basis (gemidcl.
1901-5) .
.
500 300 500 400 500 2200
100,0
1Juli
1914
5651
345
616
4711
551
2549
115,9
1 Januari 1919
1303
7821
18051
816
1337
6094 277,0
1 Januari 1921
1344
805
1284
1216
1275
5924
269,3
1 Januari 1922
9211 636
1106
762
931
4357
198.0
Einde Feb.1922
948 6401
10371
6961
9361
4259
193,6
Mrt.
,,
980
687
1038
700
892
4297
195,3
April,,
1008
667
1010
7091
890
4285
194,8
Mei
,,
1040
657
1079
7101
885
4372
198,7
Juni ,,
10001 6764
1135
690
887
4389
199,5
Juli
,,
9944 669 1120
7121
900
4396
199,8
Aug.
8801
674
1123
6911
8871
4257
193,5
Sept.
8731
6821
1116
.699
818
4189
190,
Oct.
885
700
1150
712
813
4260
193,
Nov.
864
703 12001
7041
811
4283
194,’
Dec.,,
861
706
1184
705
8071
4264
193,8
Jan.1923
860
711k
1205
739
808
4324
196,
Febr.,,
8471
746
1201
7971
810
4402
200.1
Zooals blijkt stegen de delfstoffen met 58% punt,
terwijl de tweede groep der voedingsmiddelen met
238
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
14
Maart 1923
3414 punt toenam. Deze laatste stijging is practisch
geheel ontstaan door een verhooging der suikerprijzeri,
tengevolge van marktspeculaties, welke in Amerika
zijn begonnen. De eerste groep der voedingsmiddelen
sluit lager door een kleine daling der granen.
Ook
de weefstoffen sluiten lager, hoewel de bewegingen
in de samenstellende deelen van deze groep onregel-
matig waren. Amerikaansche katoen was iets hooger,
maar Egyptische katoen en katoenen stoffen konden
dalen; katoenen garens onveranderd. Na de toege-
nomen vraag in Januari ging de katoenmarkt ge-
durende de afgeloopen maand weer merkbaar achter-
uit. Van de delfstoffen stegen vooral stoomkolen,
hoewel
ook
de ijzer- en staalnoteeringen hooger
waren. Na een voortdurende stijging gedurende de
geheele afgeloopen maand monteerden tinprijzen op
den laatsten dag plotseling zeer sterk. De voornaamste
oorzaak hiervan is de sterk toegenomen consumptie
zonder eenig vooruitzicht van grooter productie ge-
durende de eerstkomende tijden. Amerika koopt veel
en men verwacht dat de vraag van daar in de eerst-
komende maanden nog zal toenemen. In 1922 bedroeg
de netto-vermindering der voorraden 14000 ton en
de zichtbare reserves zijn op het oogenblik klein.
Ook koper en lood gerezen. De veranderingen in
de diversengroep waren klein en onbelangrijk.
Het indexcijfer der groothandeisprijzen is thans
tot 71.6 pCt. boven den stand van 1914 gestegen,
zooals ook
blijkt
uit onderstaande tabel.
Andere
LII
Granen voe-
35fl:
Data
en
dinga- Weef- Ddf-
otMn,
vleesch en – sloffen sloffen hout. Totaal
nolm.
rubier,
en:.
1Juli
1914
100
100
100
100
100
100
1 Januari 1919
226
222
293
186 241 236
1Januari 1921
233
229
209
261 230 231
1Januari 1922
159
180
180
164 168 170
EindeFebr.1922
164
182
168
150 169 166
Maart , …….169
195
168
151
161
167
April ……
..174
189
164
152
160. 167
Mei
, ……180
186
175
153
159
170
Juni, …….174
192
184
149
160
171
Juli
,…..
.172
190
181
153
163
171
Aug. , ……153
192
183
149
160
166
Sept …….151
194
181
150
148163.5
Oct.
, …..
..153
199
188
154
1471166,2
Nov……..150
200
195
152
148167.0
Dec…
….
.149
200
193
152
146
166,2
Jan. 1923
149
201
196
159 146 168,6
Febr. ,. ….
.146
211
195
172
146
171,6
l)e eerste groep der voedingsmiddelen en de diver-
sengroep
zijn
het minst gestegen. De tweede groep
der voedingsmiddelen staat evenwel
111
pOt. boven
den basisstand, terwijl de delfstoffen thans de ge-
middelde verhooging bereikt hebben.
Chronolgisch overzicht van de ver-
lagingen, welke de tarieven voor het vervoer
van goederen Over de Nederlandsche Spoor-
wegen sinds Juni 1921 hebben ondergaan. 1 –
Herhaaldelijk zijn in de afgeloopen maanden in
de dagbladen berichten verschenen omtrent vracht-
verlagingen
bij
de Nederlandsche Spoorwegen. Hier-
onder volgt nu het eerste deel eener
lijst
(zie Tabel 11),
welke ongeveer alle verlagingen sinds Juni 1921 bevat,
en die in staat stelt na te gaan, welk een omvang deze
in totaal reeds hebben aangenomen. In de toeliâh-
tingen zijn de vrachtverlagingen nader omschreven.
Vooraf zijn echter enkele gegevens omtrent vracht-
prijzen opgenomen, die de gelegenheid bieden de
financieele beteekenis der verlagingen nader onder
de oogen te zien. (Zie Tabel
1).
Ter verduidelijking zij opgemerkt, dat de goederen
bij kleine hoeveelheden worden bevracht volgens de algemeene stukgoedklasse (behoudens in enkele ge-
vallen, waar de nog lagere zoogenaamde uitzonderings-
stukgoedkiasse is toe te passen, welke echter, om
verwarring te voorkomen, in tabel
1
maar weggelaten
is), tenzij een bevrachting als wagenlading goedkooper
uitkomt.
Bij de beoordeeling of de bevrachting als wagen-
lading voordeeliger is, dient in ‘t oog te worden
gehouden, dat voor wagenladingen een minimum-
gewicht wordt berekend en wel:
van tenminste 5000 KG. voor goederen, di.e tot
Klasse A of B behooren;
van tenminste 10.000 KG. voor goederen, die tot
Klasse
0 behooren.
Welke Klasse voor de wagenladingen is toe te
passen blijkt uit het goederentarief. Hierin is ni.
een classificatie opgenomen, die de goederen indeelt
in goederen van Klasse A,
B
en
0,
terwijl
tevens is
aangegeven het eventueel in aanmerking komend
Speciaaltarief; de niet in de classificatie genoemde
goederen vallen alle in klasse A. In ‘t algemeen
behooren de waardevolle artikelen tot klasse A, de
minder waardevolle tot klasse
B,
en grondstoffen e. d. g.
tot klasse
0
of tot de Speciale tarieven. Evenwel
bestaan talrijke uitzonderingen op dezen regel, want
ook andere factoren, economische belangen en commer-
cieele overwegingen, spelen een
belangrijke
rol bij de
rangschikking der goederen in die classificatie.
TABEL 1.
1
rachtprjzen op enkele afstanden voor vrachtgoed van het normaal tarief eis van sommige
peciale._iarieven.
Vrachtprijzen voor het vervoer als vrachtgoed per 1000 KG. in guldens.
Normal tarief.
Speciaal tarief
Speciaal-
Speciaal-
No. 3
Speciaal- Speciaal-
stand
Tarief
Tarief
steenkolen, cokes
‘Tarief
Tarief
Alge-
Wagen
Wagen
Wagen No. 1
No. 2
No. 10
No. 12
hij
bij bij
Kilo- meene
ladings ladings
ladings
(mest)
(steenen,
graan
voor
meters
stukgoed.
klasse klasse klasse
1 Januari
aarde
minstens
1
minstens
1
minstens
veevoeder
steen-
klasse.
A.
B.
C.
1923
kalk)
10.000
1
45.000
100.000
enz.
kolen.
1(0.
t.
KG.
1
‘KG.
10
2.70
1.8Ö
1.70 1.60
1.04
1.10
1.22
1.22
1.22
1.30
1.22
25
4.20 2.80
2.60
2.20 1.44
1.40
1.75
1.75
1.75
1.80
1.75
50
6.70 4.50
4.-
3.30 2.16
2.20
2.02
2.62
2.62
2.70
2.62
100
10.50
7.30 6.20
4.50
2.88
3.33
3.50
3.23
3.23
3.60
3.50
150
14.20 10.10
8.50 5.60
3.60
4.13
3.80
3.51
3.23
4.50
4.37
200 16.70 12.30
9.60
6.70
4.32
4.93
4.10
3.79
3.48
5.40
5.25 250
19.20
14.60
10.70
7.80
5.04
5.73
4.40
4.07
3.74
6.30
,
0.12
300
20.50
15.70 11.80
9.-
5.76
6.53
4.70
4.34
3.99
7,20
7.-.
400
23.-
18.-
14.10 11.20
7.20
8.13
5.30
4.90
4.50
9.-
8.75
De goederen van deze Speciale-tarieven zouden, indien geen Speciale- tarieven bestonden, volgens klasse C. worden bevracht. De vrachtprijzen
zijn dus, ter bepaling van de vrachtsreductie
op
het normaal tarief, te
vergelijken met de prijzen van klasse C.
14′ Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
239
TABEL II.
LIJST DER VRACHTVERLAGINGEN SINDSJUNI 1921.
•
Datum.
Omschrijving.
•
Tolichthg
–
.
1921
.
29 Juni
Wagonladingen ijlgoeclereu te bevrach-
Wagenladingeu, behoorende tot Klasse
B
en
C,
werden bevracht
ten tegen het dubbele der betrekkelijke
tegen het dubbel van de duurdere Klasse
A;
nu dus, al naar gelang
wagenladingsklasse.
de goederen zijn gerangschikt in Klasse A, B of 0, tegen het dubbel
van Klasse A, B of C.
24 Augustus
Stroo in geperste coili wordt opge-
Verlaging van Klasse B tot Klasse C. nomen in Klasse C.
24 Augustus
Staangeld voor wagens steenkolen en
Daarvoor in de plaats getreden is het gewone staangeld ad:
andere brandstoffen ad t 1,— per uur
10.36 voor de eerste
24 uur
per uur
en per wagen opgeheven.
10.48
,,
,,
tweede
24
,,
en
10.60
,,
,,
verdere 24
J
per wagen.
Minimum 11.80 per wagen.
Hierbij zij opgemerkt, dat het gewone staangeld (dus ook voor
steenkolen enz.) 1 Januari 1923 verlaagd is tot: 10.30 voor de eerste 24 uur
per uur en
10.50 voor elke verdère 24 uur
j
per wagen: Minimum 11,50 per wagen.
1 September
Invoering
Speciaaltarief
No.
7
als
Geeft voor alle drie genoemde categorieën goederen 1
1
/
2
.voudige
ijigoed:
stukgoedvracht, in plaats van de
dukbele
(de dubbele stukgoed-
10.
voor versche mosselen;
vracht is namelijk de normale ijlstukgoedvracht).
20. voor visch, melk en gist;
Reductie voor wagenladingen verleend, bedraagt:
3
°
. voor versche groenten en vruchten.
voor
visch, melk
en
gist:
1
1
/
2
-voudi9e Klasse A, inplaats van dubbel
Voor
verdere
verlaging:
Klasse A.
1°. van de vrachtprijzen voor mosselen
voor
mosselen:
1
1
1
2
-voudige.Klasse A inplaats van dubbel Klasse B.
zie 1 Mei 1922
voor
groenten
en
vruchten:
bij zendingen van minstens 5000KG.:
2°. van melk zie onder 13 Dec. 1922
1’/
2
.voudige Klasse A, inplaats van dubbel klasse B; bij zendingen
(invoering van Speciaaltar. No. 18);
van minstens 10.000 KG.: 1
1
/
2
-voudige Klasse A, voor zoover deze
van versche groenten en.vruchten,
bevrachtingswijze goedkooper is dan dubbe] Klasse C.
zie onder 1 September 1922.
1 December
Invoering
van
de Speciale-Tarieven Speciaaltarief No. 8 (manufacturen en nieuwe juten zakken) geeft
Nos. 8 en 9. van stations in Twente naar
Rotterdam
(voor uitvoer over zee) en
Speciaaltarief No. 9 (Afval van Jute, Katoen enz.) geeft van
Rotter.
dam
naar Twente dezelfde prijzen als tussohen
Amsterdam en.
Twente
bestaan.
14 December
Voor een heele reeks goederen (Aard-
Indien voorheen voor deze goederen door afzender uitdrukkelijk
appelmeel,
Arrovroot,
Boekweitegort,
gesloten wagens werden gevraagd, werd Klasse A (bij wagenladingen
Cement,
Gips,
Gort,
Gortemout enz.)
van 5000 KG.) en Klasse B (bij minstens 10.000 KG.) toegepast.
wordt liet vervoer in
gesloten
materieel
Thans komt klasse B (bij 5000 KG.) en Klasse C (bij 10.000 KG.)
ambtshalve gegeven.
in aanmerking.
1922
5 April
Zendingen kunstmeststoffen uit het
Blijkt uit de vrachtbrieven of andere documenten, dat gesloten
buitenland in gesloten wagens, zijn steeds
materieel op verzoek van afzenders is verstrekt, dan was Klasse B
te bevrachten, alsof dit materieel ambts-
verschuldigd. Nu evenwel Barême A van Speciaaltarief No. 1 (dat halve is verstrekt,
nog vrij
i’at lager is dan Klasse 0.)
1 Mei
Invoering van het 2e Vervolg op het
IJ1- en Vrachtgoederentarief, Deel II,
bevattende o.m.:
minimum-gewicht van 30 KG. voor
Was tot dusverre 50 KG.
stukgoed.
Minimum-vracht ijlgoed ad 10.60.
Was tot dusverre 11,—.
Minimum vracht voor vrachtgoed ad
Was tot dusverre t 0,60.
/0.40. Nieuw Speciaaltarief No. 1 (Mest).
Verlaging van
±
20
%
op Klasse C.
Nieuw Speciaaltarief No.
2 (Aarde,
Verlaging van
±
25
%
op Klasse C.
kalk, steen enz.)
Nieuw
Speciaaltarief No.
3
(Steen.
Op lage afstanden, tot 100 KM., niet veel reductie; op hooge af-
kolen, cokes).
standen: tot
±
50
%
op Klasse C.
In Speciaaltarief No.
7
wordt voor
Was tot dusverre (zie onder 1 September 1921) 1
1
/0.voudige stuk-
mosselen
de enkelvoudige stu.kgoedvracht
goedvracht resp. 1
1
/
2
.vouclige Klasse A.
en enkelvoudige wagenladingsklasse A
ingevoerd.
Sjciaaltarief
7a
(mosselen en visch
oi
de normale ijlgoedprijzen voor schaal. en
J
sclpen1mih1ctie
als ijigoed) voor exjort over land.
t
±
40
%
reductie op de normale ijlgoedprjzen voor visch.
Speciaaltarief
7b
(viseh als vrachtgoed)
f
20
%
reductie op de algemeene stukgoedkiasse voor stukgoed en
voor export over land.
20
%
reductie op Klasse A voor wagenladingen.
Speciaaltarief 10 (Ohinaboonen, Gra-
20
%
reductie op Klasse C.
nen, Peulvruchten, Veevoeder enz.)
Speciaaltarief No. 11. (Goederen van De prijzen van Rotterdam overgebracht op Amsterdam.
allerlei aard) van en naar Amsterdam
naar en van België of achtergelegen
landen via Eysden (grens) en Valkens-
waard (grens), die over zee via Amster-
dam uit- of ingevoerd worden.
15 Mei
Invoering tijdelijk Speciaaltarief No.
7e
Geeft nog 20
%
reductie op de prijzen van Speciaaltarief
7a
en
7b,
voor visch (als iji. en vrachtgoed) van
dus
±
50
%
op de normale ijlgoedprjzen en ±
36
%
op de normale
IJmuiden naar Amsterdam, Hoek van
vrachtgoedprijzen.
Holland en Rotterdam
voor uitvoer
over zee. (Geldt nog steeds).
..
.
..,
.
–
.
–
240
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
Datum.
•
Omschrijving.
.
.
•
Toelichting.
1922
15 Mei
Tijdelijke verlaging op de vrachtprijzen
Geeft nog 20
%
reductie op de vrachten van Speciale Tarieven
voor visch bij uitvoer over land (geldt
Nos.
,
7a
en
7b:
nog steeds).
dus voor mosselen
±
70
% )
op de normale
.
voor visch
:E 50
%
f
ijlgoedprijzen
voor visch, álsvrachtg. verzonden,
36% opdenorm. vrachtgoedpr.
7
Juni
In Speciaaltarief No.
12 (Steenkool)
Verlaging voor deze relaties van Klasse 0 tot Speciaaltarief No. 12.
worden de Belgisch-Nederla.ndsche grens-
punten opgenomen.
14 Juni
Invoering Speciaaltarief No. 13 voor
Reductie van
/
1,— per,
.1000 KG. op de prijzen van Klasse C.
beetwortelen.
9 Augustus
Indien een wagenlading versche en
Voorheen zou bij, door afzender aangevraagd yervoer in gesloten
ingemaakte groenten voor minstens de
wagehs, Klasse A en bij aangevraagd vervoer op wagens met dek.
helft uit
versche
groenten bestaat, is een
kleed, Klasse B
+
dekkleedenhuur ad minstens
1
2,50 per kleed
wagen met dekkieed, of een gesloten
worden berekend. Door nevenstaanden maatregel en door detari-
wagen, steed.s als ambtshalve verstrekt te
feering van de ingemaakte groenten van Klasse B naar Klasss C.
beschouwen.
ingemaakte
groenten tevens
is nu steeds Klasse 0 verschuldigd.
in Klasse 0 opgenomen.
18 Augustus
Invoering van een Speciaaltarief No. 3
In de plaats van het dure rij- en voertuigentarief worden nu
voor beladen meubel- en verbuiswagens.
geheven vrachten, die op lage afstanden even lager zijn dan 5000KG.
Klasse B en op hoogere afstanden ongeveer gelijk met die voor 5000
KG. Klasse A.
23 Augustus
Invoering Speciaaltarief No. 15, voor
.
Reductie van /1,25 per 1000 KG. op Klasse C.
natte
pulp
als
retourlading
van
de
suikerfabrieken.
1 September
In Spe&aaltarief No.
7
wordt voor
Beteekent voor zendingen van 5000 KG. verlaging van 1
1
/
2
.
Groenten enz., de
1/
voudige vrachtvan
voudig Klasse A tot 1
1
/
2
-voudig Klasse 13; voor zendingen van
Klasse B (bij wagenladingen van minstens
10.000 KG. verlaging van dubbel klasse C tot 1
1
/.voudig. Klasse C.
5000KG.) resp. de 1
1
/
2
-voudige vracht van
Klasse 0 (bij wagenladingen van min-
stens 10.000 KG.) in rekening gebracht.
1 September
In Speciaaltarief No. 10 worden nog
Verlaging voor deze artikelen van Klasse 0 tot Speciaaltarief
opgenomen de artikelen: Aardappelen
No. 10.
versche; Kool (ook bloemkool), Kool-
rapen, Kroot, Uien en versche wortelen.
1 September
Invoering van Speciaaltarief No. 16
Voor ijlgoed is de reductie:
voor groenten en vruchten van allerlei
als stukgoed: 40% op het dubbele van de Algemeene Stukgoed-
aard naar het Buitenland,
klasse.
als wagenlading: 40
%
op het dubbele van Klasse B (bij minstens
•
5000 KG.).
40
%
op het dubbele van Klasse 0. (bij minstens 10.000 KG.)
(N.B.
de
dubbele
vracht is iiameljk de normale ijlgoedvraeht.)
Voor vrachtgoed zijn de reductie’s:
als stukgoed: 30
%
op de Algemeene Stukgoedklasse.
als wagenlading: 30
%
op Klasse B (bij 5000 KG.) en
±
36
%
op Klasse 0 (bij 10.000 KG.)
20 September
Voor groenten en versche vruchten is
Beteekent voor zendingen van 5000 KG. af tot
±
10.000 KG.
Klasse 0 reeds van toepassing bij 5000
een verlaging van Klasse B tot Klasse C.
KG. per gebruikten wagen.
(De regel is namelijk, dat Klasse C eerst van toepassing is voor
zendingen van minstens 10.000 KG. per wagen).
11. October
Niet volumineuze emballage wordt bij
Was tot dusverre tegen het werkelijk gewicht, zoodat een verla-
terngzending
of
ledige
opzending
ter
ging van,
±
50
%
wordt gegeven.
belading, bevracht tegen de
hel/t
van
het werkelijk gewicht.
18 October
Betonartikelen van allerlei aard (ook
Beteekent voor tal van betonartikelen verlaging van Klasse C
gewapend beton) worden opgenomen in
tot Speciaaltarief No. 2.
Speciaaltarief No. 2.
1 November
Invoering Speciaaltarief No. 17 voor
Is een vrachtverlaging van 20
%
op de normale vrachtprijzen
iii.:
hout uit Nederlandsche bosschen.
als stukgoed: 20
%
op de Algem. Stukgoedklasse;
als wagenlading: 20
%
öp Klasse B bij minstens 5000 KG.; 20
%
op Klasse 0 bij minstens 10.000 KG. per wagen.
10 November Invoering van Speciaaltarief No. 4 voor
ffiermede wordt een reductie van 15
%
verleend.
groot en klein vee tusschen Leeuwarden
en Nieuwerkerk resp. Rotterdam.
22 November
Afhaal. en bestelloon van voorwerpen
Was tot dusverre het
dubbele
van het gewone loon. Is dus 25
%
.
zwaarder dan 300 KG. wordt gebracht
verlaging.
op
–
het
anderhal/-voudige
van het ge-
–
wone loon.
29 November
Hoogtemaat van rundvee,
dat als
Was tot dusverre 1 M. zoodat voor dieren van 1 M.-1.20 M. klein vee wordt bevracht, is gebracht
hoogte thans ook de goedkoopere vrachtprijzenvoor klein vee in
Op
1.20 M.
.
aanmerking komen.
6 December
Speciaaltarief A voor versche visch
J 20
%
‘reductie op de bestelgoedprjzen gewoon en snelvervoer.
als bestelgoed ingevoefd.
11 December
Indien
voor
goederen,
volgens
het
Voordien werd toegepast voor goederen:
tarief op open wagens te ‘vervoeren,
van Klasse B: de prijzen van Klasse A.
gesloten
materieel
door
den
afzender.
van Klasse 0: bij 5000 KG.; de prijzen van Klasse A;
•
wortit gevraagd, is 10%; verhooging vers
bij 10.000 KG.: de prijzen van Klasse B.
schuldigd boven de gewcinevracht van de
Bij toepassing van de Speciale-tarieven in den regel:
betrekkelijke wagenladingsklasse (Bof 0)
de prijzen van Klasse A bij 5000 KG.
of van het
betrekkelijk
Speciaaltarief.
de prijzen van Klasse B bij 10.000 KG:
•
14 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
241
Datum.
Omschrijving.
Toelichting.
1922
13 December
Invoering Speciaaltarief No.
18
als
Beteekent 40
%
reductie op de dubbele
prijzen
van de Algemeene
ijigoed
van
melk
en karnemelk.
,
Stukgoedkiasse en de
dubbele
prijzen
van
Klasse A.
20 December
Invoering van Speciaaltarief No. 19
Reductie:
voor
Vlas
en Vlasafval van verschillende
voor vlas:
Kladse
C in plaats van
Kinsse B.
stations
in Friesland en
Groningen
naar
voor vlasafval: Speciaaltarief No. 10 in plaats van Klasse C.
de Belgisch.Nederlandsche grensptmten.
1923
1
Januari
De bonen voor afhalen en bestellen
Voor den omvang hiervan zie onderstaande en neven-
staande voorbeelden:
Vergelijking.
1
°
. tusschen de vorige en tegenwoordige afhaal- en bestel-
bonen voor IJI- en
Vrachtgoederen te Amsterdam.
Gewicht
in
KG.
v66r 1 Jan.
1923
thans
1-50
/
0,65
t 0,40
100
,.
0,65
,,
0,50
200
;,
1,20
,,
1,-
300
,,
1,50
,,
1,20
400
,,
2,.-
,,
1,60
500
,,
2,50
,,
2,-
20.
tusschen de vorige en tegenwoordige afhaalloonen voor
bestelgoederen te Amsterdam.
Gewicht
in
KG.
v66r 1 Jan. 1923
thans
1-10
/
0,35
1
0,10
15
,,
0,35
,,
0,15
25
,, O35
,, 0,20
50
,,
0,65
,, 0,40
100
,, 0,65 ,, 0,50
200
,,
1,20
300
,,
1,50
,,
1,20
400
,,
2,-
,,
1,60
500
,,
2,50
,,
2,-
MAANDCIJFERS.
RIJKSPOSTSPAARBANK.
JANUARI
1921
1922
1
1923
f
12.788.203f 10.800.336f
11.273.266
Inlagen
………
Terugbetalingen
..
10.555.621
,,
8.704.560,,
11.596.048
Tegoed der inleggers
,
263.527.655
,,
278.743.037
,,
290.576.698
Nom. bedr. der uitst.
op ultimo ……….
staaf sschuldboekj es
37.986.400
,.
44.756.450,,
45.086.750
op ultimo ………..
Spaarbankboekjes:
gegeven
17.417
13074
14.177
Aantal nieuw uit-
Aantal
geheel
af-
betaald
8.609
7.547
8.295
Aantal in omloop
op ultimo
1.900.222 1.925.779
1.944.048
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
S’S
beteekent: Cijfer.s nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
Ne d ~
Dise.Wisselo.
4
18Juli
’22 Zweeds.R.ksbk
S lOMrt.’22
Bk Bel.Binn.Eff.
4
18Juli ’22
Bk.
v.Noorw.. 5
17Aug.’22
Vrsch.inR.C. 5
18Juls ’22
Zwits. Nat. Bk.
3+
2Mrt. ’22
Bk. van Engeland 3
13 Juli ’22
Belg. Nat. Bk.
5*22 Jan. ’23
Duitiche Rijksbk. 12
18 Jan. ’23
Bank v. Spanje
5
+
18Mei ’22
Ok. van Frankrijk
5*22
Feb.
1
23
Bank v. Italië 6 20
Mei
1
20
Oostenr. Hong. Bk. 8
2Sept.’22
F.Res.Bk.N.Y.
4
*
23Feb. ’23
Nat. Bk. v.
Denem. 5
25Apr.’21
Javasche Bank
3
*
1Aug.’09
OPEN
MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Port. Parijs
Part.
N. York
Cel!
–
Part.
Prolon.
disconto
goile
disconto
disconto
disc.
moncu
10Maart’23
3
29
29
4_I8
–
5_5*
1
5-1OM. ’23
3-X
2
X
-3X
2/-3
4-1a
26F..3M.’23
3
1
18_18
3-4
2
1
18
4-
1
It
–
4K-5%
19-24
F.
’23
3/-/,
3
Y
4
-X
2
1
1,-
4_
1
18
–
4
–
63
6-11
M.
’22
4
_1/,
4-49
3
_t,
4_bj
–
35
7-1211.’21
4
1
1,
4-5
63
–
.’/,
4
–
/,
–
6
–
7
20-24Ju1i’14
3’/,_
8
Ij,
2j(-%
23.(-9i’
2
1
/,-
2
53-7
t)
Noteering van 9 Maart.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Londen was deze week weder zeer weinig bewogen. De
omzetten varen
vrij
groot, beter dan de vorige week. Ook
dollars waren stationnair, echter met geringere omzetten.
Parijs en België waren flauw. De schommelingen bleven
echter eveneens
Vrij
beperkt. De eenige beweging van be-
lang was voor de Marken. Woensdag ontstond plotseling
een groote vraag, die weliswaar door afgiften van de
Reichsbank beperkt werd, maar die den koers toch een
oogenblik op 0.0130 bracht. Daarna trad weder een kleine
daling
in en was de Reichsbank den toestand blijkbaar
weder meester. Althans de koers bleef ;vei-der op 0.0121 0.0122
Skanclinavië was weder flauw. Vooral Christiania liep sterk
terug. Zwitserland in het begin der week aangeboden, ver-
der vrij stabiel. Ook Buenos Aires en Batavia vrijwel on-
veranderd.
13 Maart 1923.
KOERSEN IN NEDERLAND.
1)
ata
Londen
•
Parijs
•)
Berlijn
5)
Weenen
e)
Brussel
)
New
York”)
5Mrt.
1923..
11.89*
15.47+0.011
1-0.0035*
13.46*
2.52+
6
,,
1923..
11.891
15.45
0.0113
0.0035+
13.47*
2.53k
7
,,
1923..
11.891
15.35
0.0122*0.0036
13.36
2.533.(
8
,,
1923
.
11.891
15.30
0.0122
0.0035+
13.25
2.53?
9
,,
1923
11.89+
15.25
0
.
0121
+
0
.
0035.13
.
17
+
2.52f
10
,,
1923
11.89+
15.27*0.0121*0.0036
–
–
Laagste d. w.
)
11.89
15.17* 0.0111
0.0035
13.05
2.52K
Hoogste
,,
,,
)
11.90*
15.50
0.0130
0.0038
13.57*
2.53′!,
3 Mrt. 1923.
.
11.89*
15.35
0.0112
0.00351
13.46*1
2.52+
24 Febr. 1923..
11.88*
15.25
0.0111
0.00351
13.47*2.52.
Muntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
)
P4oteertng te Amsterdam.
) Noteerlog
te
Rotterdam.
Particuliere opgave.
Noteering van 2 Maart
S)
Idem
van
24 Februari.
Data
Stock-
è’wlm’)
Kopen-
hagen’)
Chrls-
lianta’)
Zwitser.
land’)
Spanje
t
)
Bataoto
t
telegrafisch
5
Mrt. 1923
67.30
48.75 46.50
47.35
3942*
98-989
6
,,
1923
67.30
48.60
46.25
47.30
30.40
98-98k
7
,,
1923
6730
48.50
4620
47.25
39.30
98-98K
8
1923
67.30
48.60
46.15 47.22*
39.27*
98-98K
9
1923
6730
48.30
4580
47.20
39.25
98-98K
10
,,
1923
67.30 48.20 45.80
47.22+
39.25
97K
hate d. w.
1)
67.10
4825
45.70
47.15
39.20 98
H’ste,,
)
,,
67.40 48.80
46.60
47.45
39.50
98K
3 Mrt. 1923
67.20
48.75
46.50
47.40 39.45
97
24 Febr. 1923.
67.25 49.25
46.75
47.45
39,45
98..-98K
Muntpariteit
66.67
46.67
66.67
48.-
48.-
100
242
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
KOERSEN TE NEW YOEK..
.
NED. BANK 12 Maart 1923
(vervoig).
Vocrnaamsteposten in duizendeigu1den.
Data
CableLond.
1
ZichiPorijs
Zicht
Berlijn
IZlchtAm3lerd.
(in g peré)
I(in cf..p.fr3.)I(in
ci. p. Mik)I(ln
cia.
p.
giS)
Data
Goud
Zilver
Bank
biljetle
•
ii
OpCl3Chbarc
10 Maart
1923
4.71.-
6.04
0.0048
39.62
Laagste ii. week
4.69.75
602
0.0044
39.51
________________________
schulden
Hoogste
,,
,,
4.71.-
6.10
0.0049
39.62
12 Mrt. 1923
581.790
6.016
944.420
37.355
3 Maart
1923
47050
6.12
0.0044
39.55
5
..
1923
581.790
6.394 958.108
34.961
24F’ebruarj1923
470.50
6.06
0.0044
39.65
26 Febr. 1923…. .
581.790
7.448
939834
30.994
Muntpariteit
4.86.67
19.30
23.81 Y,
40I1
1
19
,,
1923
581.790
8.360 941.885
31.651
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
12
1923
. . .
581.790
7.001
953.107
33.042
13 Mrt. 1922.
.
14
Mrt.
1921 …….
25 Juli
1914
605.953
636.119
18.525
162.114
6.863
8.228
985.189
1.037.984
310.437
28474
53.801
6.198
Plaatsen en
1
Landen
J
Notee,ings.
1
eenheden
24
Febr.
1923
3
Maart
5110
Maart
23 1923
Laagste Hoogste
10
Maar!
1
1923
Alexandrië
. .
Piast.
p.I
971519718132 9715/Sj 97151
97151
Totaal
:i
HTan
1
1kT
5
B
Aires
1
).
.
d. p.
$
43/8
43
8
/je
43
43/i6
43/.
Data
bedrag
Schatkist.
Belee.
baar
ktngs-
Calcutta
. . . .
Sh. p
rup.
1I4
1
114
1
1
1/4′.
l/4/82
d
13
conto5
promessen
rechtstreeks
ningen
1
Metaal-
saldo
percen.
lage
Hongkong
. .
id. p $
213
1
/
21391
21334
214
2I31i6
Lissabön
d.
Mii.
21
6
2
1
/to
2Vs
12 Mrt.
1923
1
136838
–
105.297
390.755
60
. .
..
per
2182
2°1
Madrid
. .
.. Peset.p.0 30.14
30.15
30.12
30.33
30.31
5
«
1923 185.833
48.000
108.650
388.874
60
*Montevideol
d. per
$
4
3X
43y
4
42
15
1,
0
43X
43
26 Febr.
19231
160.1 18
22.000
105.339
394.376
60
Montreal.
.
..
$
per
£
4.79
4.7818 4.769
4.80
4.79
19
19231 186.125
48.000
105.774
394.747
60
523
R.d.Janeiro
.
d. per Mii.
5251
51/’
5%
12
1923 195.008
55.000
104.197
390.865
60
82
Rome
. .
. .
Lires p. £
97211
97Y
4
99%
98Y
2
13 Mrt. 1922 200.846
43.000
140.990
409.344
60
Shanghai …. Sh. p. tael 3
Ohe
311
311313
3/2’/iv
14 Mrt. 1921! 203 395
53.000
210.838
435.495
60
Singapore
..
Id. p. $.
121481
se
2/4/ie
2
/’/e
2/4k
2
1
4I
16
25 Juli
19141
67.947
14.300
61.686
43.5211)
54
•Valparaiso..
pesop.
37,80 37.50
36,70
37.60
1
36.70
1)
Op de basle van ‘/, metaaldekking.
Yokohama .. Sh. p. yen
1
210518
2,Oj32
2/0/
2/0k
1210
2u
132
*
Koersen der voorafgaande dagen. ‘) Telegrafisch transfert.
Uit de bekendmaking
van
den M i n
i
s t e r v a n F
i
3i
&
I1
c
i
ë n blijkt, dat uitstonden op:
NOTEERING VAN ZILVER.
5Mrt.
1923
t
12
Mrt.
1923
Noteering te
Noteering te
Lonlen N. York
Londen N.York
Aan schatkistpromessen.
f437.190.000,-
f386.620.000,-
10 Maart 1923
32
8
/1
0
67y
4
11
Maart 1922
333(
64′
waarv. direct bij Ned. Bk.
1
,,
48.000.000,-
3
..
1923
3I11/
66
1
/
12Maart1921
32(
569
Aan schatkistbiljetten
..
1
,,200.397.000,-
200.388.000,-
24 Febr. 1923
31
6415
20
Juli
1914
.
2415
/
54Vs
Aan zilverbons
……..
.,,
28 483.748,-
28.207.478,-
•
Onder de vlottende schuld
is
begrepen:
NEDERLANDSCHE BANK.
Voorsch. aan de Koloniën
1
,,331.282.000,-
1
,,280.346.000,-
Verkorte Balans
op 12
Maart 1923.
Voorschot aan Gemeenten}J
3!
Dec.
1922
31
Jan
1923
voor door Rijk voor hen
,,
97.769.073,47
1
97.836.024,80
Activa.
te heffen Ink. belasting
1
.
5
Mrt.
1923
12
M,t.
1923
Binnenl.
Wis{
H.-bk.
f
43.034.530,03
sels, Prom.,
B.-bk.
34793443,09
Tegoed v.d.Postch.&G.dst
,,
98.067.022,60
98.127.217,60
enz. in disc.
Ag.sch.
,,
59 009 639,79
f
136.837 612,91
JAVASCHE BANK.
Papier
o.
h. Buiten!,
in
disconto
–
Vooinaaniste posten in duizenden guldens. De sa•mengetrok-
idem eigen portef.. fl12.104.564.-
ken cijfers der laatste weken zijn_telegrafisch_ontvangen.
Af: Verkocht maar voor
1
Andere
‘Ïb:
de bk. nog niet afgel.
–
112.104.564
–
Data
Goud
Zilver
Ba
opetschb.
1
meMo,’.
Beleeningen
f
H.-bk.
17.558.81050
schulden
ja/do
1
________________
mci.
vrsch.
B.-bk.
6.230 166,15
,,
3Mrt. 1923
218.500
264.500
104.000
144.800
in
rek.-crt.’
Ag.sch.
,,
81 507.986,45
24Feb.1923
218.500
262000
111.000
143.900
op
onderp.(
17
,,
1923
218.500
261.000
108.000 144.700
It
fl05.296 963,10 3Feb, 1923
158.985
58.366
259.261 108.310
144.543
Op
Effecten
. …..
fl04.397 1i63
10
27 Jan. 1923
156.131
58.057
259.718
102.498 142.433
OpGoederenenSpee.
,,
899.000.-
105.296 963,10
20
,,
1923
155.957
57.519
261.801
103666
141.049
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..12.018.68094
4Mrt. 1922
143.151
36.592
268.361
67.486
113.247
MuutenMuntinaterjaal
5Mrt. 1921
225.365
11
098
338.020
143 679 140.354
Munt, Goud ……
f
56.239.410,-
25Juli 1914
22.057
1
31.907 110.172
1
12.634
4.8421
Muntmat., Goud ..
.
525.550.137,91
–
”Wtssds,
1
–
“P,.
– –
–
Dek-
ƒ581.789.547,91
Data
1
Dio.
buiten
Belee.
1
schotten
Diverse
rc.te.
kings-
Munt, Zilver, enz.
.
6.016.317,22
t
,
I
conto,
betaalbaar
N.-Ind.
t
ningen
1
aan het
Gouv.nem.
ntngen
‘
percen-
lage
Muntmat., Zilver
3 Mrt. 1923
154.720
9.400
‘**
59
Effecten
587.805 865,13
BeI.v.h.Res.fonds..
f
5.659 646,93
24 Feb. 1923
163.750
•
12.300
***
.
59
id. van ‘sv.h.kapit.
..
3.983.513,50
S”
17
,,
1923
161.570
12.800
59
9.643.160,43
Geb. en Meub. der Bank ……………….4.522.000,-
3Feb. 1923 35.0121 32.2091
71.764
14.195
23.362
59
Diverse rekeningen
………………
57.787.569,48
..
27Jan, 1923 35.9141 30.8691
73.482
11.973
22.741
59 20
,,
1923 36.0401 30.1561
78.848
11.680
23.542
58
f1.026 016.415,99
4Mrt 1922 37.692
1
7.7571
87.788
1.651
27890
53
Paeeiva.
5 Mrt. 1921
37.0071 31.5701 119.176
46.126
27.142
50
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,-
25Juli1914
7.259J
6.3951
47.934
6.446
2.228
44
Reservefonds
………………… …
..5.660.599,75
Bijzondere reserve ………………..
..1.675.581,33
1)
Sluitpost activa.
‘)Baele
2/
metaa1kk1ng.
‘)Credltaaldo.
Bankbiljetten in omloop …………..
..
944.419.545,-
DE SURINAAMSCHE BANK.
Bankassignatiën in omloop
……….
..
1.321.746,83
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Rek.-..our
Het Rijk
t
Andere
saldo’s:
J
Anderen
,,
36.032.953.79
Data
Metaal
Circulatie
1
opetschb.
1
Disconto’s
Div.
reke.
36 032.953,79
_________________
1
schulden
1
_______ ________
ningen’)
3 Feb. 1923….
1.199
1.829
910
1.224
460
Diverse
rekeningen
………………..16.905.989.29
fl.026.016.415,99
27 Jan. 1923….
1.209
1.666
1.038
1.227
437
Beschikbaar
metaalsalclo …………..
t .
390.755.428,72
20
,,
1923….
1.208
1.696
1.005
1.219
466
Op
debasis van
2
15
snetaaldekking
……194.’OO.579,62
4 Feb. 1922
…
1.474
2.206
612
1.096
1.097
Minderbedragaanbaukbiljetteninomloop
25Juli 1914
…
645
1.100
560
735
396
dan waartoe de Bank gerechtigd
is..,,
1.953.777.140,-
‘)
Sluitpost der activa.
14Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
243
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bij’voeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Data
1
1
Metaal
1
Circulalle
Bedrag
1
Goudd. Ccv. Sec.
Currency Notes.
281.156 27.000 236.451
7 Mrt. 1923 127.508 123.468
297.101 27.000 234.696
28 Febr. 1923 127.504 123.940
279.383 27.000 236.575
21
1923 127.499 122.042
279.991 27.000 237.768
14
1923 127.493 120.719
300.413 28.500 260.579
8 Mrt. 1922 128.764 122.234
22 Juli 1914
40.164
29;317
Data
Gov.
Sec.
Other
Scc.
Public
Depos.
Othcr
Depos.
Reserve
Dek-
1
kings.
7 IV.Irt. ’23
47.412
70.394
15.868
70.394 23.790
19,28
28Febr.’23
47.283
79 107
20.907
110 548
23.319
17,73
21
,,
’23
47.317
74.435 22.036
106.792 25.207
19,36
14
,,
’23
48.507
70.623
19.715
106.727
25.224
19,98
8 Mtt.’22
50.549 80.919
15.169
123.097
24.980
18,06
22 Juli
’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52/8
5)
Verhouding tusachen kieserve en
Depositi.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Vo.rnaamste posten, onder hijvoeging ‘der Darlehens-
kassenscheine, in millioenen Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Goud
1
Kassen.
scheine
Circulatie
IDek-
klngs.
28 Febr.’23
1.074 1.005
708.305 3.512.788
20
23
’23
1.074
1.005
668.683
3.123.540
21
15
’23
1.074
1.005
593.632
2.703.795
22
7
,,
’23
1.074
1.005
379.180 2.252.963
17
28 Febr.’22
1.012′
996
4.634
120026
5
23 Juli
’14
1.691
1.357
65
1.891
93
1)
Dekking der circulatie door metaal en Kaeseoecfleine.
— –
J+’lssels
Doriehens.
kassenscheine
Rek. Cr1.
/
0 aa
Handels-
Schatkist-
Totaal
in kas hij de
wissels
papier
uitgegeven
Rijksbank
.
4.776.705 1829.341
2.947.364 1582.981
721.000
708.300
‘
4.096.186 1651.883 2.444.303 1289.485
681.600
668.700
3.646.191 1345.143 2 301.048
1165.180
606.800
593.600
rD
2.825.527
901.133 1.924.394
883.927
392.500
379.200
–
136.109
1.857
134.252
26.526
12.617
4.519
7511
751
–
944
‘-
–
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden france.
Waarvan
Te goed
Buit.gew.
Data
Gouc
in het
Zilver
in hel
voorsch.
Buitenland
Buitenland
ald. Staat
8Mrt,’23
5.535.868
1.864.345
290.828
23500.000
1
,,
’23
5.535 840
1.864.345
290.703
599.087
23.700.000
22Feb.’23
5.535.764
1.864.345 290.569
598.779
23.200.000
IOMrt.’22
5.525.547
1.948.367
281.341
633.105 21.900.000
23Juli ‘141
4.104.390
–
639.620
–
Wissels
Ulige.
1
stelde Wissels
BeleeL
1
ning
J
Bankbil.
jetten
1
Rek. Cr1.
Parti-
culleren
1
Rek.
01.
Staat
.
2.683.977
24.865 12.124.944 37.822.81812.140.6121 32.249
‘
3.176.658
25.306
2.029.434 37.434.065 2.403.11 6
16.935
‘
2.683.819 25.811 12.091.059 37.055.35412.204.149
75.103
CD
2.924.847 48.875
2.376.366 36.225.85212.276.330
89.028
.
11.541.980
–
1
769.400
5.911.9101
942.570 400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste
posten in duizenden trance.
Metaal
Beleen. t,Beleen.
Binn.
Rek.
Data
t
mcl.
t
bullenl.
van
bulienl.
1
van
1
prom. d.
wissels
en
Circu.
lotie
Cr1.
saldi
vorder.
provinc.
beleen
parlic.
8 Mrt. ’23
346.287
84.653480.000
890.348
6.890.877
148.705
1
,,
’23
348.513
84.6531480
000 913.177
6.964.853
122.976
22
Feb.’23
349.072
84.653
480
000
833.566 6.870
616
185.601
9Mrt.’221326.880
84.6531480.000
690.128
6.293.872
191.377
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Goudvoorraad
F.R.
Zilver
Not es in
Data
dc.
circu.
___________________
Totaal
_________
Dekking
in het
bedrag
F. R. Notes
hutten!.
latie
21I”ebr. ’23
3.075.242
2.197.717
–
128367 2.260
497
14 Jan. ’23
3.078 497
2.204.156
–
140.464 2.243.603
7
,,
’23
3.076.076
2.199.231
–
143.288 2.217.817
21
Febr.’22
2.946.835 2.044.449
–
134.006 2.173.514
Goud.
Algem.
,.jata
Isses
Totaal
Gestort
Dek- Dek-
Depostio’s
Kapitaal
kings
kings.
pere.
11
perc.
t)
21 Febr.’23
810.276
1.965.914
108.874 72,7
1
75,8
14 Jan.
’23 837.915
2.030.692
108.373
72,0
753
7
,,
’23
754.254
1.964.441
107.810 73,5
77,0
21
Febr.’221
803.847
1.772.181
103.685
74,6
78,1
.’) vernouaing wcaten gouovoorraaa tegenover
opviicuoure
schulden:,
F. R.
Notes en netto deposito. ‘)Verboudlng totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data’
Aantal
Totaal
uitgezette
hij de
Reserve
Totaal
Waarvan
time
banken
gelden en
F. R. bank.,
deposlio’s
deposits bdeggln gen
14 Feb. ’23
778 11.508.696 1.483.766 15.454.326 3.727.654
7
,,
’23
780
11.439.377
1.429.953 15.342.366 3.722.762
31 Jun.’23
780
11.424.667
1.444.013
15.415.296
3.728.502
15 Feb.
‘221
807
10.930.2031
1.333.056 13.805.540
3.061.97C
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten,
–
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 13 Maart 1923.
Bij het nog steeds ontbreken van een richtsnoer in de
internationale politiek behoeft het, geen verwondering te
wekken, dat ook gedurende de achter ons liggende bericlits-
periode het algemeen aspect der verschillende beurzen slechts
in geringe mate is gewijzigd. Alleen hebben sellicht de
beurzen aan Duitsche bankplaatsen een uitzondering op
dezen regel gevormd. Hier toch was een uitgesproken on-
geanimeerde tendens op te merken, ondanks het feit, dat
de koersen der buitenlandsche betaalmiddelen een, hoewel
lichte, verbetering hebben aangetoond en ondanks de om-standigheid, dat de biljetten-circulatie der Reichsbank op-
nieuw met een kleine 400 milliard is toegenomen, waardoor
het totaal thans is gestegen tot bijna 3513 milliard Mark.
Het spreekt vanzelf, dat deze voortdurende aanwas de kans
vergroot op een nieuwe verheffiug van de koersen der
buitenlandsche deviezen.
WTel
is waar is de geweldige toe-
name van den omioop aan Markenbiljetten ten deele toe te schrijven aan de bezetting van het Ruhrgebied (bij de
tegenwoordige inkrimping der industrieele bedrijvigheid
zou men in Duitschland anders wellicht met veel geringer
bedrag nieuwe betaalmiddelen kunnen volstaan), waar-
door mogelijkheid bestaat, dat bij een regeling van deze be-
zetting tevens de aanmaak van bankpapier niet in een zoo
snel tempo meer behoeft te geschieden, doch toonaangevende
kringen houden met dit vooruitzicht stellig niet zooveel
rekening, dat hieraan alleen een zoo sterke daling in aan-
deelen van allerlei aard, zooals in de jongste dagen is
voorgekomen, mag worden toegeschreven. Eerder zijn hier-
voor meer voor de hand liggende redenen aan te wijzen.
De industrieele bedrijvigheid in Duitschiand toont, zooals
hierboven reeds mt een enkel woord is gezegd, een dalende
richting aan, welke in hoofdzaak het gevolg is van de
tijdelijke stabilisatie van de Mark. De werkloosheid, neemt
toe, de orders worden schaarscher (hetgeen de Leipziger
Messe overtuigend heeft aangetoond) en bovenal, de
on
d
er
t
nemingen moeten er voor zorgen lquide middelen te be-
houden voor den ongestoorden ,gang van het bedrijf. – Dit
werkt van twee kanten aanbod op de effectenmarkt in de
hand: eenerzijds van het publiek, dat beangst is ten aan-
zien van de resultaten der verschillende bedrijven, apder-
zijds van degroote ondernemingen zelve, die vroeger ge-
resei-veerde beleggingen in effectén realiseerden. Aanvanke-
lijk hebben buitenlandsche deviezen in dergelijke omstan.
heden als vliegwiel gediend, doch nu deze deviezen door de
maatregelen van de Reichsbank grootendeels reeds van de
hand zijn gedaan (althans door die kringen, die dit bezit
244
ECÖNOMISCH-STÂTISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
niet door alles heen kunnen aanhouden) moeten aandeelen
in diverse bedrijven de taak vervullen. Toch is aan de beurs te J3 e r 1 ij n geen sprake van een
vaste lijn. De richting wordt van beursdag tot beursdag bepaald en waar de nervositeit Vrij groot is spreekt het
vanzelf, dat ook de reacties op tegenstrjdige berichten zeer
omvangrijk kunnen worden. Zoo was er b.v. tegen het slot
der berichtsperiode een krachtig herstel op te merken,
vooral voor montaan-waarden. Een bepaalde oorzaak hier-
voor was niet aan te wijzen; vermoedelijk heeft hier de
technische positie van de markt een woordje meegesproken.
In den loop der laatste weken is nl. een vrij uitgebreide
contramine-partij ontstaan, die af en toe in verband met
ware of onware berichten tot dekking op groote schaal
overgaat, hetgeen dan door groote variaties in de koersen tot uitdrukking komt.
De markt te P a r
ij
s is doorgaans stil gestemd geweest.
De daling van den Franschen Franc is binnen zeer enge
grenzen beperkt gebleven en zoo ontbrak de stimulans tot
het aangaan van groote hausse-engagementen in verband
met een aanzienlijke rijzing in de buitenlandsche wissel-
koersen. Hierbij kwam, dat de liquidatie van medio Maart
haar schaduwen vooruit heeft geworpen. De geldmarkt
te Parijs is, hoewel men niet bepaald van een groote stroef-
heid kan spreken, toch verre van ruim. De verklaring ligt
voor de hand: de aanvankelijke kosten van de bezetting
worden bestreden door het uitgeven van schatkist-biljetten,
die voor een deel langs verschillende kanalen hun weg naar
de banken vinden. De geldmarkt wordt daardoor min of
meer gedraineerd en kan zich niet meer zoo ten volle ter
beschikking van de beurs stellen. Toch gelooft men, dat er
zich geen moeilijkheden bij de liquidatie zullen voordoen,
zoodat er van een uitgesproken flauwe tendens geen sprake
is geweest. In financieele kringen vertrouwt men voorts op
een eindelijk welslagen van de politiek ten aanzien van
Duitschland, waardoor aanbod van eenige beteekenis ook
wordt vermeden.
Te L o n d e n heeft de geanimeerde stemming voor eerste-
klasse beleggingswaarden ook gedurende de afgeloopen week
zich volkomen kunnen handhaven. De vooruitzichten voor
een grooter credit-saldo van de betalingsbalans worden dan
ook voortdurend gunstiger. Over
1922
bedroeg dit credit-
saldo circa £
62
millioen; over
1921
was er nog een debet-
saldo te registreeren van £
63
millioen. ‘Waar het jaar
1923
heeft ingezet met een sterk vergrooten export (Voorname-
lijk in verband met omvangrijker kolen-transporten als
gevolg van de Ruhr-bezetting) rekent men in sommige
kringen op een toename van het credit-saldo tot circa
£ 100 millioen.
VTel
is waar zou dit bedrag nog verre ten
achter blijven bij
1913,
toen er een overschot was van
£ 193
millioen, doch de tendens naar een volkomen her-
stel wordt toch reeds in de beurskoersen ruim verdiscon-
teerd. Hierbij komt, dat ook het budget alle reden tot op-
timisme geeft in zijn sterke vermindering der uitgaven,
waardoor de eveneens niet geringe achteruitgang der ont-
vangsten volkomen wordt genivelleerd en zelfs overtroffen.
De aandeelenmarkt heeft geen bijzondere factoren te
aanschouwen gegeven. De algemeene tendens was opgewekt,
doch zonder sterk op den voorgrond tredende feiten.
De markt te N e w -Y o r k is niet in overeenstemming ge-
weest met de berichten uit de industrieele centra. Deze
blijven voortdurend opgewekt luiden en ook de cijfers
toonen aan, dat de gang van zaken alleszins bevredigend niag worden genoemd. Zoo heeft b.v. de jongste maand-
staat van onuitgevoerde orders der Steeltrust (per einde
Februari
1923)
weder een vermeerdering der bestellingen
aangetoond, ditmaal van
373.000
ton, zoodat het totaal
aan onuitgevoerde orders
7.284.000
ton bedraagt. Deze
maandstaat mag als het spiegelbeeld der industrieele be
drjvigheid in het algemeen worden opgevat en daarom
mag het interessant worden genoemd op te merken, dat
de overeenkomstige maandstaat van het jaar
1922
een
totaal van
4.141.000
en van
1921
een van
6.934.000
heeft
aangetoond. Er is derhalve een gestadige en vrij groote verbetering op te merken. Toch was het aanzien van de
beurs te Wallstreet niet onverdeeld gunstig. Het is mogelijk,
dat de jongste disconto-verhooging tot
4
pOt. van de
Federal Reserve Bank te New-York eenigszins remmend
op den ondernemingslust ter fondsenmarkt heeft gewerkt;
andere teleurstellende factoren immers waren niet aanwezig.
Te n o n z e n t is wel én feit sterk naar voren gekomen gedurende de achter ons liggende week, nL dat de specu-
latieve bedrijvigheid aanmerkelijk is afgenomen. Niet alleen
was dit te bemerken in de sterk geslonken omzetten van
de verschillende af deelingen ter beurze (met uitzondering
dan van enkele markten, die zeer bijzondere aanleidin
tot grooter handel hebben gegeven) doch ook uit de uiter-
mate ruime houding van de geldmarkt en de overeen-
komstige vraag naar allerlei prima beleggings-papieren.
Dientengevolge hebben ongeveer alle binnenlandsche staats-
fondsen min of meer groote verbeteringen te aanschouwen
gegeven Buitenlandsche soorten traden een weinig op den
achtergrond. Ook voor Russen is de belangstelling weder
zoo goed als verdwenen; naar hier ter plaatse reeds werd
medegedeeld heeft men hier uitsluitend te doen gehad met
een periodiek terügkeerenden kooplust, die op geen werkç-lijke feiten is gebaseerd.
5
Mrt.
9
Mrt.
12
Mrt.
8
0/
Nederland
1922 …… 100%
100% 100
71
8
+ ‘/
5 o
o
1918 ……89’/,, 89%
89
71
8
+ “ho
4
,
1
2
0
/0
1916 ……
88’/,
88/,
88%
+ $/
4
ol.
,,
1916 ……
82′!,, 8234
82%
+
2
/io
311
7
01
0
,,
72%
72%
72I8
+
118
3
o/,
,,
631,,
64’18
64
1
1
•+.
/i
211
2
°Io
Cert. N. W.
S. ………
5315/,, 501,,
54!,
s
lie
7
01
Oost-Indië
1921 ……102
8
/,, 10218
102
1
$11,
+
34
6
0
/0
,,
1919 ……96’/,
9734
9734
+ ‘/8
5
0
10
,,
1915 ……9434
93
1
19
93% —
4
0/
Oostenr. Kronenrente 1
1%
—
+
34
5 o/,,
Rusland
1906 ………5%
4%
4
2
18
—
71
4 ol
o
Rusl. bij Hope & Co.
5
47/,,
4
1
18
-i
e
4
0/
Japan
1899 …………67%
68%
68% + 1
5
s,,
Brazilië
1895 ………5334
–
537/,
-+-
8
0/
San Paulo
1921……98
97%
9734 —%
6 ol
o
Amsterdam
1920 …… i0Iis,, 101% 102
+ ‘/,
7 ol
o
Rotterdam
1920 …… 102% 102
7
/8
102
1
1,
– 1/s
Van de aandeelenmarkt is op twee afdeelingen zeer in
het bijzonder de aandacht gevallen. In de eerste plaats
op Scheepvaartwaarden, die onder aanvoering van aan-
deelen en obligaties Koninklijke Hollandsche Lloyd en van
aandeelen Hollandsche Stoomboot Mij. over de geheele linie
(met uitzondering van aandeelen Pakketvaart) een reactie
te aanschouwen hebben gegeven. De daling voor de waarden
der Kon. Roll. Lloyd moet worden toegeschreven aan de
bekendmaking van de directie dezer onderneming, dat een
regeling ten aanzien van obligatie-bouders zal worden ge-
troffen, waaruit min of meer officieel blijkt, dat het ge-
heele aandeelen-kapitaal verloren is. Aandeelen Hollandsche
Stoomboot Mij. werden medegesleept door geruchten, volgens
welke het met deze ll:j. er ook niet veel beter zou voor
staan, volkomen in tegenstelling met de nog slechts zeer
korten tijd ter beurze circuleerende geruchten omtrent een
meer bevredigenden gang van zaken. Deze aandeelen konden
zich echter tegen het einde der berichtsweek eenigszins
herstellen in verband met een bericht, dat onderhandelingen
met de firma Wm. II. MUller waren aangeknoopt, waarvan
de juiste aard echter nog niet werd medegedeeld. In aan-
sluiting aan deze onverkwikkelijke daling in de beide ge-
noemde soorten, was de geheele scheepvaartmarkt onge-
animeerd.
5
Mrt.
9
Mrt.
12
Mrt.
Rijzingof
Holland-Amerika-Lijn
……
123% 112
116%
—7
11
1,
,,gem.eig
109% 10234
106% — 3
ilollandsche Stoomboot-Mij
31
23
26
— 5
Java-China-Japan-Lijn
……93
—
9034 —
2%
Kon. Hollandsche Lloyd
9%
4
Y
4
4s/ — 5
Kon. ,Ied. Stoomb.-Mj
……. 7534
70%
—
— 5%
Konink.Paketvaart-Mij
105
104% 106
+
1
Maatschappij Zeevaart
……65
—
–
Nederi Scheepvaart-Unie
111
5
1,
10834
1 09
— 2
1
1,
NieveltGoudriaan …………110
107
108
—2
Rotterdamsche Lloyd
………
129’/, 127% 129
— 118
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
142
5
18 141
140
— 2′!,
,,Noordzee”
4234
4134
42
—34
De tweede beurs-af deeling, die nogal eenige belangstelling
heeft getrokken, was de Tabaksmarkt. De met zooveel
spanning verbeide eerste voorjaars-inschrijving op Sumatra-
tabak heeft thans plaats gevonden en de verwachtingen
zijn niet teleurgesteld. Niettemin heeft de betrokken beurs-
af deeling hierop gereageerd met een daling. Wel een bewijs
hoe ongemotiveerd hoog opgeschroefd de koersen voordien
zijn geweest. Dit verschijnsel is vooral voor de tabaks-af-
deeling niet nieuw en moet in hoofdzaak worden toege-
schreven aan het feit, dan de courante handel zich slechts
in drie soorten beweegt, welke bovendien nog vaak lijden
onder gebrek aan materiaal. Het gevolg is dan ook bijna
steeds, dat een eventueele vraag naar tabaks-aandeelen
zich in een nauwe markt op drie soorten concentreert,
hetgeen wel bijna onvermijdelijk tot overdreven koersbe-
wegingen moet leiden.
Aan den anderen kant was de Suikermarkt vast van
toon in verband met de nog steeds voortdurende gunstige
14 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
245
berichten
omtrent de statistische positie van het artikel.
Ook bank-aandeelen waren iets
meer gezocht. De petroleum-
markt
bleef
zeer
stil
bij
geringe
variaties,
evenals
de
rubber-afdeeling.
5 Mrt.
•
9 Mrt.
12
frt.
Rijzingof
Amsterdamsche Bank
……
l20I,
124
125
+
41/,
Incasso Bank ………………
9434
94%
94%
+
34
Koloniale Bank ……………
l66’j,
171% 172%
+
6
1
1,
Ned.Handel.Mij.cert.v.aand.
143%
142%
142
–
1%
Rotterd. Bankvereeniging…
93%
–
931
+
‘i Amst. Superfosfaatfabriek..
38%
36% 35
–
3%
Van Berkel’s Patent ………
36
31
4
3434 3434
–
2%
Gouda Kaarsen
……………
104
–
–
HolI.Draad-enKabelfabriek
89%
80
80
–
9%
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
56818
–
5434
–
171
8
pr. aand
66
6734
67%
+
1%
Leerdam Glasfabrieken ……
39%
37%
37%
–
234
Philips’ Gloeilampenfabriek
239%
243
–
+
3%
Vereenigde Bliklabrieken
8934
–
98
+
8%
Vereen.Chemische Fabrieken
3734
–
–
Compania Mercantil Argent.
13 11
10
—3
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
174 177%
1761,
+
2
1
1,
Handelsver.Amsterdam ……
464%
47534
47534
+
1134
Handeisverg. Reis
&
Co…….
31
30 30
–
1
Int. Crediet- en Handeisverg.
Rotterdam
………………
172%
17434
176
+
3%
Linde Teves
&
Stokvis ……
76
7734
78
1
19
+
2
1
1,
Tels
&
Co’s Handel-Mij …….
734
7%
6’18
– 118
Redjang Lebong Mijnb.-Mij.
100% 101%
102718
+
2
1
1,
Gecons. Roll. Petroleum-Mij.
123
7
8
123
7
!, 123
– 718
Kon. Petroleum-Mij. ………
40034
410%
4049/
4
+
4%
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand.
29%
29%
29%
Amsterdam-Rubber-Mij ……
147%
145%
1509
+
3%
Nederl.-Rubber-Mij.
………
7034
6634
69
–
134
Oost-Java-Rubber-Mij. ……
211%
209
217%
+
6
Deli-Batavia Tabak Mij.
…
338
338 324%
–
1334
Deli-Maatschappij …………
310
316%
306%
–
3%
Senembah-Maatschappij
…
371%
36634
352
–
1934
De Amerikaansche afdeeling
was
iets
luier;
omzetten
zoowel als fluctuaties bleven echter
beperkt.
5NIrt. 9Mrt. 12M
r
t
.
0
f
Rijzing
Americ. Smelting & Refining 69″1
1
, 68
67% –
2
1
!,,
Anaconda Copper ………… 107″/,, 107% 106% – 1
9
116
Studebaker Corp. ………… 124% 124% 124 –
34
Un. States Steel Corp. …… 110% 109% 109’18 –
1
18
Atehison Topeka …………… 108% – 107% – 1%
Ene …………………………13′!,
12
7
18
1234
– 1
7/
Southern Pacific …………… 98″/,, 97’18
97
– 1
151
Union Pacific ………………l46/,
148
147
+
Int. Merc. IMlanine orig. gew.
1125182
1111116
115116
–
1537
pref.
437/,
45
431
-.-
/j
De geldmarkt was ruim; prolongatie reageerde tot 234
pOt. en verliet de berichtsweek op 2% pCt.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
13 Maart 1923.
In den omzet van de Europeesche graanmarkten kwam
ook deze week weinig verandering en ofschoon de laatste
dagen de stemming voor enkele graansoorten verbeterde,
blijft over het geheel de kooplust beperkt. Voor tarwe
toonde Frankrijk op enkele dagen levendige belangstelling,
zich uitende in den aankoop van een viertal ladingen
Platatarwe, waarvan drie zich reeds in of nabij de Euro-
peesche wateren bevonden. Ook in parcels kwamen naar Frankrijk, vooral van Argentinië, vrij omvangrijke zaken
tot stand en ofschoon in 1922 Frankrijk’s tarweinvoer be-
langrijk geringer is geweest dan in het voorafgaande jaar,
blijkt uit dezen herleefden kooplust toch wel, dat de onlangs
verspride of ficieele Fransche berichten, volgens welke in
dit seizoen nog slechts zeer weinig ovenzeesche tarwe
noodig zou zijn, veel te optimistisch zijn geweest. Duitsch-
land kocht een lading Plata-tarwe en onderhandelt over
verdere inkoopen, hetgeen echter voorzoover ons bekend is,
nog niet tot zaken heeft geleid, afgezien van een enkele
parcel-zaak, eveneens in Plata-tarwe. Het overige Euro-
peesche vasteland, waarbij ook Italië, was al evenmin
gretig kooper en bepaalde zich tot stoomende partijen, vooral van Argentinië. In Engeland bestond vrij goede
vraag, vooral toen de prijzen afbrokkelden wegens ruime
wereldverschepingen, onvoldoenden Eur.opeeschen kooplust
en dringend aanbod van Canadeesche tarwe en lagere
markten in Argentinië. Aanvankelijk werd slechts een
enkele lading in Engeland opgenomen, doch aan de parcel-
markt werd nu en dan een flinke omzet bereikt. Tevens
kocht Engeland gisteren (12 Maart) nog drie ladingen
stoomende Australische tarwe. Dat die ruimere omzet en de
betere Fransche vraag geen prijsverhooging hebben kunnen
teweegbrengen, wijst en wel op, dat het aanbod overvloedig
blijft. Vooral blijft dat het geval voor Canada, waar groote
hoeveelheden liggen te wachten op heropening der scheep-
vaart op de meren, die met enkele weken kan worden
verwacht en voor Argentinië, waar ondanks groote ver-
achepingen de voorraad in de havens blijft toenemen. Van
5 tot 12 Maart daalde in Argentinië de tarweprjs 5 tot
15 Centavos per 100 KG. Misschien mag echter in de
naaste toekomst eenige prjsverbetering worden ver-
wacht. De Noord-Amenikaansche tarwemarkten zijn namelijk
de laatste dagen vaster. De stand van de wintertarwe in de
streken, die zoo langen tijd over droogte en gebrek aan
sneeuwbedekking hebben geklaagd, kan daartoe nauwelijks
aanleiding zijn, want de berichten uit die streken wezen
ook deze week op eenige verbetering van den toestand.
Naast de Fransche vraag vindt men de schatting van
den voorraad op de boerderijen op 1 Maart als reden voôr
de prjsverhooging vermeld. Die voorraad wordt door het
Departement van Landbouw te Washington geschat op 153
millioen bushels, hetgeen meer is dan in 1922, minder dan
in het recordjaar 1921, en iets meer dan het gemiddelde
der laatste 6 jaren. Veel reden voor de verwachting van
hoogere prijzen ligt er in de raming niet en men vindt
haar beurtelings gebruikt als hausse- en als baisse-motief.
Veeleer zal men de vastere stemming der markt te Chicago
en onder haar invloed ook te Winnipeg dienen te be-
schouwen als een uiting van de nog steeds sterk verbreide Amerikaansche opvatting, dat tarwe tot de tegenwoordige
prijzen goedkoop is, vooral nu zooveel andere stapelartikelen
in prijs zijn gestegen, en dat Europa zeker nog veel zal
koopen. Wel zijn deze Amerikaansche beoordeelaars zich
bewust van het bestaan der groote Canadeesche voorraden,
waarmee de houders steeds dringend aan de markt zijn,
doch deze druk is reeds zoo lang bemerkbaar, dat zij in
de prijzen reeds is verdisconteerd en wij dienen toe te geven, dat in Europa telkens weder, nu hier, dan daar,
goede kooplust aan den dag treedt, die vraag en aanbod
vrij goed in evenwicht schijnt te houden, al bewegen zich
dan de prijzen in Europa veelal op een niveau, dat den
overzeeschen verschepen geen winst laat, doch hem dikwijls
aanmerkelijk verlies berokkent. Dé prijzen voor tarwe te
Chicago sloten na geringe prijsdalingen in het begin der
week, op 12 Maart voor den Mei-termijn 1%, voor
Juli
34
dollarcent per 60 lbs. hooger dan op den 5den.
Oogstbenichten blijven bijna overal gunstig, ook in Centraal-
en West-Europa, doch in Bnitsch-Indië schijnen door on-
tijdigen regenval de vooruitzichten minder goed dan eenigen
tijd geleden. Rogge ontmoet in Europa weinig belangstelling
en de voorraden Amerikaansche rogge, die zich in Duitsche
en Nederlandsche havens bevinden, nemen slechts zeer
langzaam af. De Duitsche regeening kocht nu en dan tot
lage prijzen loco rogge te Hamburg en Bremen en in Neder-
land is de vraag slecht. Van die voorraden behoort een
groot gedeelte nog aan Amerikaansche houders. In de
Vereenigde Staten neemt de zichtbare voorraad, die ongeveer
het dubbele bedraagt van dien van 1922, nog steeds toe.
Te Chicago daalde aanvankelijk deze week de roggeprjs
om later tarwe te volgen en op 12 Maart vast te sluiten
op
34
cent per 56 lbs. hooger en
34
lager dan op der 5den.
Voor maïs kon de stemming in de laatste dagen der week
vrij aanmerkelijk verbeteren. Het eerst begon dit herstel
zich bemerkbaar te maken voor Plata-maïs in Frankrijk
en in België, waar zich de invloed der zeer geringe ver-
schepingen van de laatste weken het eerst liet gelden en
hoogere prijzen werden betaald voor spoedige posities. In
Engeland bleef daarvoor de vraag nog slecht en aan de
ladingmarkt kwamen geen zaken tot stand, tot gisteren een
te Las Palmas aangekomen lading naar het vasteland werd
verkocht. Parcels te Londen trokken tot stijgende prijzen
vat meer belangstelling. Ook voor de posities van den
nieuwen oogst was dat het geval, ofschoon de omzet daarin
nog zeer matig blijft. Kort na de verbetering van de
stemming in België volgde ook Nederland, dat tot nog toe
zijn beperkte behoefte aan Plata-maïs vooral dekte uit de tot geschikten prijs verkrijgbare voorraden te Antwerpen
en de prijzen konden hier met beteren kooplust aanmerkelijk
worden verhoogd. In Argentinië fluctueerde de maïsmarkt
weinig. De stemming was daar eerder iets gemakkelijker
en prijzen daalden voor nieuwen oogst 5 á 15 centavos per
100 KG., terwijl oude oogst onveranderd bleef tegenover
5 Maart. De aanvoeren blijven zeer klein, doch de voor-
uitzichten voor den nieuwen oogst zijn beter dan zich
246
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Maart 1923
Noteeringen.
Ch1ago
1
Buenos Ayres
Data
J
Mï
Ive,
Tarwe
Mars Lijnzaad
Locoprijzen te RotterdamIAznterdam.
Soorten
12 Maar!5 Maar!
1
13 Maar!
1923
1
1923
1
1920
iviet
lviez
Mei
Maart
Maar!
Maart
–
–
–
Tarwe
. . ., ……….
‘)I
12,75
1
12,75
16,-
I0Mrt.’23f 119/
74
447/
s
11,65
8,45
1990
Rogge (No. 2 Western)
1)
Mais (La Plata)
1
)
10,50
1
10,50
13,50
3
,,
‘231 118
7
1,
75
1
I
45
–
39Y4
11,70
8,60
19,85
……
Gerst (48 ib. malting)
.
.1)1
202,-
178,-
1
198,-
177,-
238,- 230,-
10Mrt.’22 1361
62h
13
.
801)
8,20
20,501)
Haver (38 1h. whitecl.)
.
.
1
)1
10,10
10,30
11,65
10Mrt,’21
138h
60
36)’
15,80
2
)
7,202)
14,952)
Lijnkoeken (Noord-Amen-
10Mrt.’20 265
20Juli’14
82
147
5621
s
83
1
/
364
17.70
1
)
9,40
9,25 5,38 29,801)
13,70
ka van La Plata-zaad)’)
12,90 13,25 18,60
Lijnzaad (La Plata) ….
)
420,-
414,-
1
460,-
1)
per April.
2)
per Juni.
‘) p. 100 K.G.
1)
p. 2000
K.G.
8)
per 1960 K.G.
•) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.
AANVOEREN in tons van 1000 K.G.
Artikelen.
rçozteraam
Amsterdam
Totaat
4110 Maart
Sedert
Overeenk.
4110 Maar! Sedert
Overeenk.
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923 1922
15.944 168.838
94.006
3.917
10.179 1.215
179.017 95.221
Tarwe ……………..
17.125
123.207
5.003
–
–
–
123.207
5.003
Rogge
.’ ……………..
Boekweit …….
……
…..-
2.321
5.649
–
–
–
2.321
5.649
Mais
……………..
21.341
160.679
204.628
2.330
24.901
31.504
185.580
236.132
3.685
30.486
19.940
–
4.127
1.655
34.613
21.595
1.226
15.138
0774
–
228
–
15.366
9.774
Gerst
…………….
780
22.630
31.162
17.049 30.261
23.906
52.891
55.068
Haver
………………
Lijuzaad
……………..
2.300
39.420
35 903
–
–
470
39.420
36.373
Lijnkoek ……………
Tarwemeel ………….
2.378
15.297
7.371
–
2.826 2.822
18.123
10.193
Andere rneelsoorten
. .
–
239
2.377
– –
970
239
3.347
eenigen tijd geleden liet aanzien. Er wordt nu gesproken
van een uitvoersurplus van 234 millioen ton tegen een uit-
voer van 2,8 millioen in de twee voorafgaande jaren. De
betere Europeesche stemming werd in de hand gewerkt
door vaste markten te Chicago. Aanvankelijk daalde daar
de markt ongeveer
ly4
dollarcent per 56 lbs. tengevolge
van groote aanvoeren en vermeerdeting van den voorraad,
doch de raming van het overschot bij de hoeren op 1 Maart
bleek ruim 17 pCt. lager te zijn dan in 1922, hetgeen tot een belangrijk herstel leidde, waardoor op den 12den de
prijzen weder het niveau van 5 Maart hadden bereikt. Wel
dient hier in aanmerking te worden genomen, dat de Noord-
Amerikaansche maïsverschepingen tegenwoordig zeer be-
langrijk ten achter blijven, bij die van het vorige jaar, zon-
der dat daardoor in Europa iets blijkt van een tekort. In
Engeland blijft de vraag teleurstellend, hoewel zij wel iets
beter was dan in voorafgaande weken. Duitschiand koopt
weinig en in Nederland blijft ondanks eenig herstel van
het evenwicht de maïsprijs nog steeds beneden Amerikaan-
sche pariteit en, voor Noord-Amerikaansche maïs is de ver
–
betering dus nog slechts van weinig beteekenis. In Duitsch-
land was deze week de markt onderhevig aan heftige fluc-
tuaties, veroorzaakt door de recente verhooging van den
markenkoers. Likwidaties hadden op enkele dagen groote
prijsverlagingen tengevolge, doch de markt kon zich spoedig
herstellen. Nieuwe aankoopen van Amerika bleven echter
bijna geheel uit.
Verschepingen van gerst van den Donau, verreweg den
grootsten gerstleverancier, bereikten deze week weder een
hoog cijfer. De vraag verbeterde in België en blijft goed
in Nederland, doch Engeland toont bij voortduring zeer
weinig belangstelling en Duitschland klaagde over over-
matigen aanvoer en slechte prijzen. Haver is overal stil,
nadat in het begin der week in Engeland bij iets stijgende
prijzen wat meer zaken in Plata- zoowel als Canada-haver
tot stand kwamen. De voorraad haver bij de boeren in de
Vereenigde Staten op 1 Maart was grooter dan in het vorige jaar en met eenige prijsdaling in het begin der
week, die later weder werd ingehaald, sluit de markt
vrijwel onveranderd.
Nederland. – Tarwe is deze week door de Nederland-
sche molens op ruimere schaal gekocht dan in den laatsten
tijd het geval was geweest. De inkoopen betroffen uitslui-
tend spoedig verwachte partijen, waarbij ook Manitoba en
Hard Winter, doch vooral Plata-tarwe tot dalende prijzen. Maïs bleef aanvankelijk slecht verkoopbaar ondanks de
zekerheid, dat van Platamaïs nauwelijks nog eenige aan-
voer kan worden verwacht en mixed maïs voorloopig niet
meer in zon overvloedige hoeveelheden zal aankomen, als
nu geruimen tijd het geval is geweest. In de laatste dagen
der week verbeterde voor beide soorten de stemming. Het
meest geldt dit voor Plata-Maïs, waarin het goedkoope
aanbod uit den Antwerpschen voorraad heeft opgehouden.
De voorraad te Rotterdam is in enkele vaste handen over-
gegaan en de prijzen bevinden zich bij verbeterde vraag
reeds ver boven het zeer lage niveau van het begin der
week. Ook mixed maïs verbeterde in prijs, doch de Amen-
kaansche pariteit kon nog niet worden bereikt. De ruime
aankomsten der laatste weken hebben nog niet uitgewerkt
en de groote voorraden, die zich voor Amerikaansche reke-
ning te Rotterdam bevinden, vormen een voortdurende
bedreiging voor de markt. Voor gerst blijft matige, doch
regelmatige vraag bestaan en nu en dan werden nog weder
uit Antwerpen loco en spoedig verwachte partijen gekocht.
Haver stil en weinig zaken. De Nederlandsche graanmarkt
blijft bij voortduring een nadeeligen invloed ondervinden
van de politiek van Frankrijk en België tegenover Duitsch-
land, die Nederland van zijn achterland afgesneden houdt.
SUIKER.
NOTEERINGEN.
Londen
Amster- –
Whi!e Java
Amer. Gra.
tj41
York
Data
.?:
c.i
job, per
nulatcd.f.
Ceniri
No.! Mrt./Aprj Juni/Juli Maart/April
fuga
s
•
Sh.
Sh.
Sh.
Sh.
$ ets.
8Mrt. ’23 ƒ34X
65!3 27/9
251-
321-
7,40
’23 ,,34(
64/9 2713
251-
321-
7,40
8Mrt.
’22
,,21
9
1
51/3 2513
1716
19/-
3,86
8 Mrt. ’21 ,, –
721- 421-
3416
391-
6,02
4Juli ’14,,11″(
181- –
–
–
3,26
Ook deze week vertoonde de markt te New-York vrij
sterke prijsschommelingen bij Vasten ondertoon. Spot Cen-
trifugals openden met $c. 7.03 en sloten einde der week op
$c. 7.28. De openings- en slotnoteeringen waren op de
termijnmarkt voor Maart 5.50 en 5.67; voor Mei 5.47 en
5.69; voor Juli 5.55 en 5.80; voor September 5.62 en 5.90
en voor December 5.35 en 5.62 $c.
Cubaplanters toonden zich nogal gereserveerd en de
laatste statistiek luidt:
1923
1922
1921
Tons Tons Tons
Weekontvangsten N.O. 3 Mrt. ’23 170.425 173.168 171.565 Tot, sedert 1 Dec. ’22-3 Mrt. ’23 1.346.194 838.880 969.121
Aantal werkende fabrieken
179
175
187
Weekexport 3 Mrt. ’23
128.336 95.847
1
107.989
Totale export 1 Jan.-3 Mrt. ’23
886.191 346.847 418.734
Totale voorraad 3 Mrt. ’23
460.009 847.341 652.523
1)
Oude Oogst export
117.500
De andere suikermarkten regelden zich vrijwel naar
Amerika.
Op Java verkochten de V.J.S.P. uit den nieuwen oogst nog wat late leveringen en wel Superieur tot
f
17.- e.k.
No. 16 en hooger tot f 16.25 en No. 12114 tot
f
16.-,
De prijzen voor disponibele suiker liepen verder op.
Hier te lande richtte de markt zich eveneens naar
14 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
247
New York. Koopers en speculanten raken echter wat ver-
moeid en dientengevolge ging er niet veel op de termijn-
markt om. De openingsnoteeringen waren ongeveer
f
33.-
voor Maart,
f
34— voor Juni en
f
32.— voor Augustus,
terwijl het slot na vrij sterke fluctuatie vast was met on-
geveer
f
35.50 voor Maart,
f
35.75 voor Juni en
f
33.50
voor Augustus. De omzet beliep ongeveer 2000 tons.
KATOEN.
Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling Upian).
I0M,t23 3M,L23
24
ebr.’231 IOMl.’221 I0M’,C21
New Yok voor
Middling .. 30,75e 30,90e 29,75e 18,65e 11,60e
New Orleans
voor Middling 3075c 30,50e 29,75e 17,—c 11,—e
Liverpool voor
Fy Middling 16.70 d’ 16,54 d’ 16.44 d’ 10,82 d
7,78 d
1)
9 Maart ) 2 Maart.
3)
23 Febr.
Ontvangsten in, en uitvoeren van Aimerikaansohe liaven.
Un
dulzendtallen balen)
1 Aug. ’22
Oocreenkomstige perioden
tot
10Maart’23
1921-’22
1920..’21
Ontvangsten Gulf-Havens..
4110
3224
3644
11
Atlant.Havens
954
1218
1053
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1183 1034
1186
‘t Vate1and.
2608
2858
–
2311
Japan ete…
–
–
–
Voorraden in duizendtallen
10
Maart ‘
2
31
10 Maart’22
11 Maart21
Amerik. havens ……….
700
1048 1419
Binnenland..
……….
826
1300
606
.
76
126
New York
……………68
1
)
New Orleans …………
.
i)
..
252
417
Liverpool
……………
.62
872
987
1018
1)
2 Maart ’23.
RUBBER.
De rnarktstemming is afgeloopen week zeer flauw ge-weest en er is nagenoeg niets omgegaan. Prijzen zijn af-
gebrokkeld en vooral aan het slot had een tamelijk sterke
daling plaats.
Het slotnoteeringen zijn als volgt:
einde voorafgaande week:
Prima Crpe Maart …. 92
ct
97 ct.
April/Juni
93
……….98
Juli/Sept.. . 95
……….9934
Smoked Sheets Maart . . 93
,,
……….97
April/Juni 943
,,
……….98
Juli/Sept. 9634
……….9934
12 Maart 1923.
VETTEN EN OLlN.
(Ontleend aan ,,Cerealia”).
Cocosolie. Voor Cochin- en Ceylonolie was op de hui-dige prijzen weinig belangstdlling. Voor ruwe inlandsche
was de stemming vast en verschillende partijen werden
tot stijgende prijzen verkocht. Later werd, in verband met
de lagere Copraprijzen de beijngstelling iets minder.
Soyaolie. De consumptie heeft groote posten bulkolie
op Febr./April opgenomen. Hoewel de prijzen onregelmatig
waren, kon men de stemming voor Soyaolie toch vast noemen.
Katoen olie. Noord Amerikaansche Katoenolie bleef
onveranderd vast, terwijl de tweede hand zoo goed als
geen voorraden meer heeft. Engelsche boterolie iets vaster
met eenige af doeningen.
Palmolie. Prijzen van palmolie brokkelden aanvankelijk
iets af, nadat de vraag eenigszins verminderd was, speciaal
van de zijde van Amerika. Toen echter van Engelsche en
continentale koopers vraag kwam, werden de prijzen weder-
om met 101- per ton verhoogd en bedroeg de omzet te
Liverpool 3000 ton.
Pe.lmpittenolie. De prijzen van palmpittenolie bleven
zeer vast, doch de omzet was zeer gering.
Vetzuren. Prijzen van alle soorten vetzuren waren
stijgend. De vraag was zeer goed, in ‘t bijzonder voor
cocos- en cocospalmpitvetzuren, waarvoor de verhoogde
vraagprijzen zonder meer ingewilligd werden.
Oleo oil met meer vraag. Loco tweede soorten tot
f
60 gedaan, terwijl verschillende posten afwijkende loco
tweede en derde soorten tot geheimen prijs afgedaan werden.
Op Maart aflading werden Extra’s gedaan tot
f
75176
en tweede soorten tot
f
6134/6234. Verder Extra’s geno-
teerd op
f
7617834, tweede soorten
f
623416734.
Loco Extra’s
f
78.
Premier Jus vaster. Aanvankelijk werden Zuid Ame-
rikaansche Extra’s loco en stoomend tot
f
56 gedaan, later
werd voor Extra’s stoomend en Maart aflading
f
56,
April aflading
f
5634 /57 betaald.
Premier Jus No. 1 in kratten noteert
f
61. Loco Noord
Amerikaansche Extra’s
f
68. Loco Zuid Amerikaansche Extra’s
f
57, tweede soorten
f
5534.
Oleo Stearine. Noord Amerikaansche, Maart aflading
tot $ 24.30 gedaan.
Eetbare talk. Loco noteert
f
51;—.
Technische talk. Zuid Amerikaansche no. 1 op Maart/
April aflading gedaan tot
f.
4834149. Loco Zuid Amerikaan-
sche no. 2
f
46.
Cooking fat. La Plata, prompte aflading tot
f
52,
gedaan.
Stoomende Zuid Amerikaansche
f
53.
Neutrallard. Aanvankelijk loco tot
f
78, op aflading
tot / 76177 gedaan, later werden de noteeringen verhoogd tot
f
78 voor aflading.
Pure Lard hooger. Voor loco kisten werd / 78, voor
stoomende
f
77178 betaald. Op aflading loopen prijzen zeer
uiteen van $ 3034 tot hooger. De tweede hand biedt goed-
kooper aan.
Spek met uiteenloopende prijzen. Ten slotte nog gedaan
op Maart afladiug d.s. fat backs
10
1
12
$ 2634, 12/14 $ 2694,
14116 $ 27%, 16118 $ 29.
Katoenolie. Loco voorraden zijn geruimd. Wesson 44,
prompte af lading van Engeland / 62. Engelsche katoenolie,
f
56
34
Geraff. Cocosvet. Maart levering
f
60. Tweede hand
offreert voor / 59.
Palm pit ten v é t. Prompte aflading van Engeland
£ 48.17.—.
Palmpittenolie. Prompte aflading van Engeland
£ 44.17.—.
Ruwe Cocosolie, Loco
f
56.
Ge r af f. S o y aol ie. April-levering f.o.b. binnenland
f
54k.
Rotterdam, 10 Maart 1923.
VERKEERS WEZEN.
GRAAN.
Data
Petro
grad
Londen
R’dam
Odessa
Rotter-
dam
Ati. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo
–
Rotte,.
Bruto!
–
Rotte,.
—
Enge.
dam
Kanaal
dam
land
5-10Maart1923
–
151-
2
11
c’
214*
1914
1914
26 F.-3 Mrt.
1923
–
151_2
11
c’
214* 2016
2016
6-11MaartI922
–
–
18
c’
419
311-
311-
7-12Maart1921
–
– –
3516
3516
Juli
1914
11 d.
713
l/1lt/
l/l1I/
121-
121-
KOLEN
Data
Card(fl
1 Ooitk. Engeland
Bordeaux
Gcnua
Port
Plato
1 Rotte,.
dag,
1Gothen.
)RJukr(
5-10 Maart’23
813 131134
1513
191- 6110
6110
26F.-3 klrt.’23
716
1116 1216 1619
6110 6110
6-11Maart’22
619
1416
1519 1416
61-
9/-
7-l2Maart’21
81-
1813 1716
221-
61-
–
Juli
1914 fr. 7,—
71-
713
1416
312
41-
1)
Amer. cents P.
100
lbs.
1)
per ton d.w.
RIJN VAART.
Week van 4-10 Maart 1923.
De aanvoeren van zeezijde waren eenigszins gunstiger
dan de voorafgaande week.
Scheepsruimte, vooral grooter kaliber, sehaarscher.
Waterstand gunstig.
Ertsvrachten, welke in het eind van de voorafgaande
week t -,50 met
34
en f..,60 met34 lostijcl bedroegen, liepen
geleidelijk op tot
f
_,65 met
34
en
f
_,75 met
34
lostijd.
Daghuur naar de Rijnstations 134 á 2 Cts. per ton.
Het sleeploon steeg successievelijk van het 60 cts.-tarief
tot het 75 cts.-tarief.
248
14 Maart 1923
• DE. TWENTSCHE BANK’
AMSTERDAM – ROTTERDAM’- ‘s-GRAVENRA6E DORDRECHT – UTRECHT ZAANDAM.
Maandstaat op 28 Februari 1923
DEBET
Aandeelhouders
nog
,
te
storten
90
pOt.
op
aandeelen B,
waarvoor waarborg gedeponeerd, …………………..
f
1.721600,-
Deelneming in de firma’s:
B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londen;
B. W. BLIJDENSTEIN Jr. te Enschede;
LEDEBOER
&
Co., te Almelo,
f
7.985.000,—, waarvoor in
geld
gestort
………………………………….
,,
6.435.000,-
waarvoor effecten gedeponeerd
……………………
f
1.550.000,-
Deelneming in bevriende Bankinstellingen
. . . .
f
9.436,513,75
waarvoor
in
geld
gestort
………………………..
,,
‘
6.999.313,75
waarvoor effecten
gedeponeerd ……………………
van Aandeelhouders
gedeponeerd bij bevriende instellingen
…………….
,,
3.000.000,-
ten
eigen
gebruike
…………………………….
,, 30.865.650,-
37.852.850,—
Kassa,
Wissels
en
Coupons
……….. ……………….
.
33.719.294,07
Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen
‘
.
,,
47.911.016,96
Saldo’s bij Bankiers:
beschikbaar voor eigen
gebruik
…………………..
f
3.250.057,96
voor
rekening
van
derden ………………………..
11.441.558,39
14.691.616,35
Prolongatiën
gegeven …………………..
.
……………
10.695.665,—
Eigen Effecten en
Syndicaten ……………………….
11.063.048,63
Saldo te ontvangen en te leveren fondsen
.,
,,
34.360,69
Oredietvereeniging
………………………………….
f
66.577.155,34
Af:
loopende
Promessen
…………………………..
,, 19.359.000,—
47.218.155,34
Voorschotten tegen Onderpand of Borg’tocht en Saldi Rek Crt
f
51.742.669,09
Af:
loopende
Promessen
…………………………..
,,
925.000,-
50.817.669,09
Voorschotten
op
Consignatiën ……………………….
,,
3.099.178,94
Gebouwen
……………………………………….
,,
4.462.517,62
Totaal……
f
276.722.286,44
CREDIT
Kapitaal ………………………………………….
f
35.500.000,-
Reservefonds ……………………………………..,,
8.200.613,62
Buitengewone Reserve
…………………………….,,
1.000.000,-
Waarborgfond’s Oredietvereeniging …. . ……………….
,, 5.994.355,-
Reserve Credietvereeniging …………………………
.
.3.425.259,47
–
f
54.120.228,09
Aandeelhouders voor gedeponeerd als waarborg voor 90 pOt.
storting op aandeelen B:
Effecten …….. . …………………
f
1.700.000,-
Contanten ……………………….,,
22.600,–
in. Leen-Depot Effecten …………………………,, 36.152.850,–
Contanten ……… . ……………….
,,
1.045.200,
59
Totaal Effecten
.
…………………………
Totaal Contanten ……………………….
Zieken- en Pensioenfonds ……………………………
Deposito’s
………………………………………..
Prolongatie-Deposito’s
…………………………….
Saldi Rekeningen ‘Courant
…………………………
,,
voor gelden in het Buitenland
Credietvereeniging …………..
Te betalen Wissels ………………………………..
Diverse Rekeningen…………………………………
37.852.850,-
1.067.800,-
1.791.237,08 44.513.027,93
2.880.200,-
f
88.217.885,43
11.441.558,39
-5.000.536,14
104.659.979,96 27.414.332,94
2.422.630,44
Totaal……
f
276.722.286,44