Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 181

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 18 1919

18 JUNI 1910

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economischp,Stati
‘stische
S

Ben”chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, F!NANCIË.N EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARGANG

WOENSDAG 18 JUNI 1919

No. 181

INHOUD

BIz.
ONTWERP-,,WET OP DE KAMERS VAN KOOPHANDEL”
door
Jhr. Mr. II. ,Srnissaert ……………………….
569
De aanstaande Vergadering der Nederlandsche Juristen-
Vereeniging door
Prof. Mr. II. R. Ribbius ……….
572
Factoren in het Woningvraagstuk III door
Ir. A. Plate ..
575
De Dividend- en Tantième-belasting door Prof. Mr. W.
L. P. A. Molen graaff ……………………….
576
Tegenwind (Geldieening ten behoeve van de stichting van
een vast Jaarbeursgebouw) door
Prof. ir. Îs. P. de Vooys
577
De Nederlandsche Bank en de Gemeentelijke Financiën ..
578
AANTEEKENING:
Oorlog en bevolking in Duitschiand …………….
579
RECEERINGSMAATREGELEN OP HAND.ELSGEBIED
…………
580
MAANDCIJFERS:
Rijkspostspaarbank …………………………
581
Giro-omzet bij de Nederlandsche Bank…………..
581
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
581-588
Geidkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel. Bankstaten.

I

Verkeerswezen.

INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEKBLAD
ECONOMISCH-$TATISTISCHE
BERICHTEN
$ecretaris-Redacteur: G. E. Huffnagel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.a.dres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 808.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 15,—. Buitenland en Kotoniën f 17,-

per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis..
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh dl van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam,, ‘s-Gravenhage.

16 JUNI 1919.

De verruiming op de geidmarkt maakte deze week

verderen voortgang. Sedert maanden ds de markt niet

zoo ruim geweest als in de laatste dagen en het

schijnt dat ook dit jaar, ondanks de grootere bedrij-

vigheid in den handel, gedurende de zomermaanden

de gewone geldovervloed Eal heerschen. De prolon-

gatierente daalde verder van 334 tot 3 percent en

noteerde heden 2% l. 234 pOt. Ook particulier dis-

conto was beduidend gemakkelijker onder te brengen,

hoewel hier degeldruimte in afwachting van verdere

aanbiedingen van de regeering niet zoo groot was.

Prima bankaccept vond tot 334 pOt. plaatsing; kleine

postjes gemeentopapier werden tot 434 h 434 pOt.

afgedaan.

Ook in den weekstaat van de Nederlandsehe Bank

valt een verdere verruiming te bemerken. De binnen-

landsche wissels verminderden met 1534 en de be-

leeningen met 12 millioen. Daar de regeerdng weder-

om veel geld aan de bank onttrok, haar tegoed van de

vorige week ad 1434 millioen veranderde in een

schuld van
bijna
11 millioen, was de teruggang van

de bankbiljettenomloop niet in verhouding tot de

vermindering van de uitzettingen. Het
cijfer
daalde

van 1016 op 1009 millioen.

*

*
*

De minister van financiën doet weder zijn maait-

delijksch beroep op de geidmarkt. Aangeboden worden

00 millioen drie- en zesmaandspromessen en 434 pOt.

biljetten met een looptijd van 34 jaar, waarop de in-

schrijiring is opengesteld op 19 Juni a.s.

De wisselmarkt was de geheele week flauw ge-

stemd. Bijna alle wissels liepen meer of minder be-

duidend terug en alleen Skandinavië was prijshou-

dend en voor Kopenhagen zelfs iets vaster. Vooral

Marken waren weder sterk aangeboden en in het

midden der week scheen het gedurende enkele uren

of alle kooplust verdweneil was. Op het sterk ver-

laagde koerspeil, voor ca. 15.90 werd afgedaan, out-

stond echter weer meerder kooplust en tot dezen koers

en iets hooger werden ten slotte weder flinke posten

verhandeld.

ONTWERP-,,WET OP DE KAMERS VAN

KOOPHANDEL”.

Met de reorganisatie onner Kamers v. K. is het
wonderlijk geloopen. Eerst in 1895 blijkt iets van het streven der colleges zelve om tot eene betere regeling
van samenstelling, inrichting en bevoegdheid te ge-
raken. De Haagsche K. v. K. nam het initiatief, dat
leidde tot het bekende ,,Schema van 1898″, waarover
iedereen het eens was en dat niettemin onder de alge-
meene instemming begraven werd, een schema bleef.
Eerst de oorlog stelt de urgentie der zaak helder in ‘t
licht: meer dan ooit voorzien of te voorieu was, moet
de Regeering nu ingrijpen en wil daarover organen
van ktndel en nijverheid hooren. Maar hoe kan zij
tijdig advies vragen aan en krijgen van 97 Kamers,
die bovendien niet gezegd kunnen worden den handel
en de nijverheid te vertegenwoordigen? De colleges
beseffen, dat nu waarlijk de tijd voor aanpakken daar
is. Meppel roept ter eerste Utrechtsche jaarbeurs de
Kamers bijeen (1917) en een ,,Oommissie tot reorga-
nisatie” wordt benoemd, zet zich aan het werk. Inmid-
dels dient de Regeeriug een ontwerp-wet op het ban-
deisregister in, waarbij de zorg voor dit register aan
de Kamers
v.
K. wordt opgedragen; die Kamers zullen

570

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juni 1919

rechtspersoonlijkheid bezitten en eigen inkomsten he

zitten. Haar positie zou bij Koninklijk Besluit worden

geregeld; de volledige uitvoering der wet op het
handelsregister zou dus niet vertraagd behoeven te
worden; de regeling bij K. B. kon spoedig worden

tot stand gebracht. Maar de Tweede Kamer besliste
anders en schreef vaststelling bij de wet voor.
Het is wel vreemd, dat die eisch van vaststelling

bij de wet van de positie der Kamers v. K. gevonden
wordt in de wet op het handelsregister. Maar hoe dan
ook, nu werd wettelijke regeling dringend. De Regee-

ring benoemt dus eene ,,Oommissie tot voorbereiding

eener wettelijke regeling van de Kamers v. K.”, waar-
in de voorzitter der reorganisatie-commissie en die
der commissie voor de middenstands-enquête een

plaats vinden; de vrucht van haar arbeid is het nu

voor ons liggend ontwerp, dat via de reorganisatie-

commissie vooraf ter kennis der Kamers is gebracht.

Men ziet uit dit zeer kort geschiedkundig overzicht,

dat incidenteel reeds belangrijke beslissingen over
aard en wezen der te hervormen Kamers v. K.
bij
de

totstandkoming der wet op het handelsregister waren
genomen, o.a. deze, dat het bestaan of voortbestaan
eener K. v. K. onttrokken werd aan den gemeente-

raad; overal in tien lande zouden zulke Kamers zijn.
Maar natuurlijk bleven andere, zeer gewichtige
vraagpunten toen onbeslist. Eerst het ontwerp-,,wet

op de Kamers v. K.” geeft de volledige regeling.

Welke is volgens deze wetsvoordracht die regeling?

De hoofdzaken, tevens de hoofdpunten der wijziging,
worden in de – zeer duidelijk en stelselmatig gere-

digeerde – M. v. T. aldus aangeduid: de wijze van
oprichting, het plaatselijk karakter der Kamers, het
kiesrecht en de wijze van verkiezing, de bevoegdheden
en de geldmiddelen. Een bespreking van deze punten

voert ons in het hart der quaesties, die hierbij rijzen.
Ik maak er geen aanspraak op, in die quaesties diep
door te dringen; ik wil daarop de aandacht vestigen

en er enkele beschouwingen aan ‘vastknoopen.
Er zullen dan,
gelijk
art. 1 van het ontwerp be-
paalt, ,,ter vertegenwoordiging van den handel en van
de nijverheid in het geheele Rijk, Kamers van Koop-

handel en Fabrieken”
zijn.
De Kroon bepaalt haar

aantal en wijst de gemeente aan, waar elke Kamer

haar zetel heeft. De gebieden der gezamenlijke
Kamers zullen dus het geheele land omvatten. Dit
wordt reeds door de economie der wet op het handels-
register gevorderd. Het werd ook in het bovengenoemd
schema verlangd. Er werd op gewezen – ook de
M. v. T. doet dit – dat naar de geldende regeling een
K. v. K. slechts kan worden opgericht als de raad
eener gemeente zulks wenscht, zoodat die oprichting,
hoezeer wellicht door het belang van handel en nijver-
heid gevorderd, achterwege kan blijven, indien nl. de
gemeenteraad, om welke reden ook, daartoe niet wil
overgaan. De Kamers hebben thans een zuiver plaatse-
lijk karakter, al zijn er ,,intercommunale”, voor welker
oprichting dan echter de medewerking van de raden
der verschillende gemeenten noodig is. In 116 van de 1122 gemeenten vindt men Kamers van K.; 1006 ge-
meenten zijn daarvan dus verstoken, onder welke er
vele zijn, waar toch wel handel of nijverheid van
eenige beteekenis is. De steenfabrieken, de scheeps-
bouw, de suikerfabrieken, de aardappelmeel-industrie
komen veelvuldig voor in gemeenten zonder K. v. K.
Voorts neemt in het algemeen de vestiging van
industrieele bedrijven ten plattelande toe. De be-

staande Kamers vertegenwoordigen dus allerminst
den handel en de nijverheid in Nederland.
Ziedaar de gronden, waarop de nieuwe regeling
wordt aanbevolen. Mij komen deze gronden niet alle
even overtuigend voor. Is, zoo zou ik willen vragen,
in de practijk vaak gebleken, dat vertegenwoordiging
van nijverheid en handel in een K. v. K. wenschelijk te achten was, doch de raad der gemeente de oprich-
ting weigerde? Wanneer zoodanige gevallen zich had-den voorgedaan, zou men ze dan niet hebben gesigna-leerd tot steun van de noodzakelijkheid der wijziging?

Laat het waar zijn, dat in de 1006 gemeenten zonder

K. v. K. ,,toch wel handel van eenige .beteekenis wordt

gedreven of zich niet onbelangrijke nijverheidsonder-nemingen bevinden”, gelijk de Al. v. T. ons verzekert,

is dit dan van zooveel gewicht, dat niet-vertegenwoor-
diging daarvan in een (intercommunale) K. v. K.
schadelijk is?

Ik stel deze vragen, omdat ik de leus: handel en
nijverheid
in het geheele land
moeten vertegenwoor-
digd zijn, wel heel verklaarbaar vind, doch er niet
zeker van ben of die vertegenwoordiging, wanneer zij

door de wet wordt opgelegd, een levend instituut zal
zijn, terwijl tot nog toe de behoefte daaraan, naar ik

meen, door de uitgeslotenen niet sterk werd gevoeld.
Want als de aardappelmeel-,industrie, de scheepsbouw,
enz. ook in plaatsen zonder K. v. K. voorkomen en de

aardappelmeelfabrikanten of scheepsbouwers wensch-
ten de oprichting van zulk een college, welke macht

heeft dan de vervulling van dien wensch tegengehou-
den?, Onwil van den gemeenteraad? Nog eens, men
heeft daarvan niet gehoord. Doch wanneer bij de

gegadigden niet veel belangstelling is voor vertegen-
woordiging en de wet dwingt hen straks ,,in te gaan”,
zal dan, vraag ik nog eens, het instituut zijn een
levende instelling of een dood, formeel, plichtmatig

vergaderend, maar zielloos lichaam? Ik ben voor niets
zoo bang als voor officieel ingestelde genootschappen,

die uit kracht der wet bestaan, doch dan ook daarin
hun eenige kracht vinden! Zooals de zaak nu staat,

moet het den gemeenten een offer waard zijn zich de
weelde eener K. v. K. te getroosten en men heeft niet

te klagen over de werkzaamheid dezer instellingen.
Doch wanneer er geen initiatief meer voor noodig is
en de wetgever de instelling schept….. laat ons het

beste er van hopen!
Natuurlijk zie ik niet voorbij, dat de wet op het
handelsregister vertegenwoordiging over heel het land
vordert. In zoover behoeft over de zaak niet meer te
worden gesproken. Maar dat is een vraag van techniek;

ik stelde, buiten die vraag om, deze: of de overige
gronden der M. v. T. alle even overtuigend zijn en of de
door de handelsregister-organisatie geëischte alomme vertegenwoordiging ook overigens
als vertegenwoor-

diging
voldoen zal aan een behoefte, dus als nuttig
zal worden aanvaard en uit het wettelijk kader zal
opgroeien tot eene Organisatie van maatschappelijke
beteekenis. Zou het niet kunnen zijn, dat althans
eenige der naast de bestaande Kamers straks op
te richten colleges het niet verder brachten dan het
beheer van het handelsregister en het ook overigens
in stricten zin verrichten inn den hun door de letter
der wet opgelegden arbeid?

Er is aan deze wijziging van stelsel ten aanzien der
oprichting van Kamers v. K. ook nog een andere zijde:
de vervanging van gemeentelijke zeifbepaling door
het gebod van den Rijkswetgever, doch ik stip dit

punt slechts pro memorie aan.
Een tweede belangwekkend vraagpunt is de wen-scheljkheid eener afzonderlijke vertegenwoordiging
van wat men (in slecht Hollandsch!) noemt ,,groot-
bedrijf” en ,,kleinbedrijf”. Het ontwerp ‘gaat niet zoo-
ver afzonderlijke
Kamers voor beide groepen te schep-
pen, doch bepaalt, dat elke Kamer bestaan zal uit twee
af deelingen,
eene waarin do vertegenwoordigers van

het groot-, en eene, waarin die van het kleinbedrijf,
zullen zitting hebben. De Kroon bepaalt het aantal
leden elker Kamer. Het aantal leden der beide afdee-.
lingen is gelijk, behoudens de mogelijkheid van ver-
schil krachtens een (gemotiveerd) Koninklijk Besluit.
Elke Kamer kiest jaarlijks uit haar leden een voor-
zitter, elke af deeling een onder- (tevens afdeelings-)
voorzitter.

De M. v. T. zegt, dat dit stelsel de slotsom van rijpe.
overweging is: groot- en kleinbedrijf hangen te nauw
samen en gaan te geleidelijk in elkaar over, ,,dan dat
een scherpe afscheiding door stichting van geheel
afzonderlijke Kamers onschadelijk voor het geheel zou
kunnen zijn.” Wel moeten
in elke Kamer
de hoofd-

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

571

groepen aarnveig zijn, niet alleen die, welke de meer-

derheid der kiezers achter zioh heeft. Daartoe strekt
evenredige vertegenwoordiging en moeten zoowel de

Kamers als het kiezerscorps uit twee afdeelingen be-
staan. ,,H.oewel er ook gemeenschapelijke groote

belangen zijn, loopen de belangen van groot- en klein-

bedrijf dikwijls ver uit elkaar” en kunnen ook tegen-
over elkaar staan. Op middenstandscongressen is

sedert lang reeds de wensch naar een eigen vertegen-
woordiging gebleke. Maar ook het grootbedrijf loopt

door de splitsing geen gevaar door de talrijker klein-

bedrijfkiezers onderdrukt te w.orden.
Ziedaar de gronden. Klemmend zijn ook deze niet
voor mij. Niemand zal willen ontkennen, dat er ver-

scheidenheid van belangen is, maar de groote vraag
dunkt mij of men dit moet toespitsen door eene off i-

cieele, wettelijke erkenning van twee groepen, die in
twee afdeelingen gescheiden moeten worden gehou-
den, omdat de samenbrenging van beide bedenkelijk

zou zijn. Komt men door dit afdeelingstelsel niet toch
tot een ,,scherpe afscheiding”, nauwelijks minder

scheip dan
bij
de inrichting van afzonderlijke Ka-
mers? De M. v. T. zelve geeft in haar bewoordingen

aan, hoe onzeker de grenzen der groepenbelangen zijn.
Die groepen hangen nauw samen,. zoo heet het en
gaan geleidelijk in elkadr over; beide groepen hebben
groote gemenschappeljke belangen, doch ook eigene,

bijzondere, strijdig soms met die der andere.
Zeker, aoo is het wel. Maar ware het niet verkieselijk,

dat
de wetgever
de ,,groote gemeenschappelijke be-

langen” z66 nadrukkelijk vooropstelde, dat
hij
voor

geen afscheiding, ook niet in afdeelingen, te vinden
bleek? Do menschen zelven zijn al te vaak geneigd te

zoeken wat hen verdeelt; de wetgever behoeft hen
daarin noch te steunen, noch voor te gaan. Hij moge
den eisch stellen van vereeniging, van samengaan,

van verzoening. Hij moge den gegadigden voorhouden
dat zij, bij onderling strjdige belangen, te streven
hebben naar die harmoniische oplossing, waarin het
algemeen belang wordt gevonden. Dat vooropstellend,

late hij dan natuurlijk den Kamers de vrijheid bijzon-dere commissies voor bijzondere aangelegenheden te
benoemen. Maar hij late het overige aan het beleid
en het inzicht der kiezers en der gekozenen over. Het
college, dat hij, wetgever, in ‘t leven roept, scheppe
hij als een eenheid met één taak: behartiging van

handels- en nijverheidsbelangen in hun bonte schakee-
ring, te midden waarvan de daartoe aangewezenen
zelven den weg ter oplossing en verzoening vinden

iliogen.
Niet h’ij scheide!
1)

De onderscheiding tusschen groot- en kleinbedrijf
brengt mij tot de regeling der kiesbevoegdheid (en
verkiiesbaarheid), welke steunt op de inschrijving in
het handeltregister. Daarin is zeer zeker een ge-
wenschte grondslag voor deze regeling getroffen. De
scheiding tussdhen de beide groepen berust dan op
liet criterium of voor de handeiszaak bij de inschrij-

ving
f 50
(en jaarlijks
f 10)
wordt betaald. Echter

kan de aldus als grootbedrijf-kiezer aangewezene
vragen op do lijst van het kleinbedrijf te worden ge-
plaatst en zoodanige overplahtsing van kiezers kan
ook buiten des kiezers wil geschieden door de afdee-
ling voor het grootbedrijf wegens den aard der han-
delszaak, waarvan de kiezer eigenaar of waaraan hij
verbonden is als directeur, commissaris, algemeen
procuratiehouder, en’s. De practijk zal moeten uit-
wijzen in hoever dit formeel criterium (blijkens de
M. v. T. gelegen in een kapitaal van
f 50.000 o±

1)
Mij is ook niet duidelijk hoe langs den weg van het
ontwerp voldaan zal worden aan den wensch van midden-
standscongressn naar ,,een eigen vertegenwoordiging in
ecuigen vorm”. Duidt niet reeds de naam aan, dat de
middenstand tusscheu liet klein- en het grootbedrjf in
staat en, bij splitsing, tea dccle tot de eene, voor ‘t overige
tot de andere groep behoort? Zal er een eigen vertegen-
woordiging van den middenstand zijn, wanneer de meer-
derheid der daartoebehoorenden met heel het kleinbedrijf
de eene afdeeling eener K. v K. vormt?

minder voor de handelszaak) voor de grensbepaling
van de beide groepen voldoen zal, ook: hoe vaak ge-

bruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid tot

overplaatsing van do grootibedrijf- naar de kleinbe-

drijf-lijst, welke den kiezer en de groothedrjfaf dce-
ling is toegekend.
1)

De uitbreiding van de werkingssfeer der Kamers

v. K. is, dunkt mij, iets dat zonder voorbehoud en

algemeen zal worden toegejuicht; die uitbreiding is

tweeërlei: verruiming van haar adviseerende taak en
toekenning (zoo men wil, eigenlijk ook verruiming)

van bestuursbevoegdheden. Mij komt het eerste be-
linigrjker voor dan het tweede. ,,De Kamers v. K.
(aldus de M. v. T.) behooren de overheid advies te

geven over die aangelegenheden op economisch gebied,
waarover deze haar oordeel wenscht te vernemen en
zij moeten op het gebied van handel en nijverheid de
inlichtingen verschaffen, die haar worden gevraagd.
Maar niet alleen wanneer haar dit wordt gevraagd,

ook uit eigen beweging moeten de Kamers hare

inzihten rechtstreeks aan de overheid kunnen mede-
deden. In het bijzonder behooren zij bevoegd te.

blijven tot het uitbrengen van advies over alle ont-
werpen van wet of verordening, die handel en nijver-
heid in ruimen zin ‘betreffen. Het behoort regel te
worden, dat de overheid, zoowel die van het Rijk of

dé provincie als die van d.e gemeente, de gereorgani-

seerde Kamers over zulke ontwerpen v66r de indie-
ning er van hoort.” Hierin zie ik voor mij het grootste
nut der geheele instelling gelegen: het doen hooren
van de stem der practijk, het verstrekken van prac-
tische voorlichting aan ambtenaren, die bij het ont-
werpen van regelingen aan ‘sulke voorlichting behoefte

hebben. Inderdaad
het behodrt regel
te worden, dat dit

geschiedt!
Wat ten slotte de geldmiddelen betreft, voorzoovor
de baten uit inschrijvingen in het handelsregister
niet voldoende zullen zijn, zal de Regeering dooi-toekenning van subsidies het ontbrekende moeten
aanvullen; het vdornemen daartoe wordt in de M. v.
T. reeds aangekondigd. Natuurlijk zullen de Kamers
v. K. de beschikking over het noodige moeten hebben,
maar voor colleges als deze is geld toch niet dc
,,nervus rerum”. Zij moeten hun heteekeniis ontleenen
aan het feit, dat zij eene goede vertegenwoordiging
van handel en nijverheid vormen, dat zij voor de
belangen van die volkswelvaart-bronnen voortdurend en krachtig opkomen, dat zij gevraagd en ongevraagd
practische adviezen geven. Voor de vervulli*g van
die taak is niet allereerst geld noodig, maar een goede

bezetting van de zetels..
Stel ik – met voorbijgaan van detailpunten – de
vraag of voor zoodanige vervulling van de bovenom-
schreven taak de ontworpen regeling de gewenschtc
waarborgen biedt, dan wil ik in antwoord daarop
allereerst er op wijzen, dat ook reeds onder de gelden-
de regeling verschillende Kamers v. K. uitmuntende
diensten bewijzen; men kent – om dit slechts te
noemen – de uiterst belangwekkende jaarverslagen
der colleges in onze twee grootste handelssteden;
men weet, dat die colleges en andere in den loop der
jarên vele zaakkundige adviezen aan de Regeering
van stad en land hebben verstrekt en trouwe wachters
zijn voor de handels- en nijverfieidsbelangen in rui-
men zin. Natuurlijk heeft de huidige toestad het
onvolledige, fragmentarische van elken willekeurigen
groei, maar zeer onvolledig is de vertegenwoordiging
toch niet. Nu zullen onder de ,,nieuwe bedoeling” de
Kamers v. K. heel liet land omvatten; zij zullen rui-

1)
Het is hier de plaats, iets te zeggen over het Voorloo-
pig Verslag, omdat de bijzondere Commissie in haar alge-
meene beschouwingen, behalve schier eenstemmige toejui-
ching met de nieuwe organisatid slechts eene opmerking
over het kiesrecht omvat: het denkbeeld werd geopperd de
verkiezing aan de vakvereenigingen op het gebied van
handel en nijverheid op te dragen, waartegen m.i. terecht
het feitelijk bezwaar werd aangevoerd, dat daarvan op het
oogenblik nog geen sprake kon zijn.

572

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juni 1919

mere bestuursbevoegd’heden erlangen, geldelijk ster-
ker staan en daardoor allicht beter geoutilleerd kun-

nen zijn.; Te voorzien is, dat zij door dit alles aan

gezag zullen winnen, aan uitwendig gezag wel te
verstaan, want haar eigenlijke, wezenlijke autoriteit
zullen zij ook straks moeten ontleenen aan de hetee-

kenis Tvan haar optreden. Ik zeide reeds, dat de overal-

vestiging ‘van deze Kamers uit kracht der wet leiden
kan tot vorming van colleges, die hun wettelijken

plicht vervullen zonder als levende organisaties be-

langrijke diensten te bewijzen. Dit valt af to wachten.
Ook: hoe de scheiding in afdeelingen voor groot- en

kleinbedrijf zal werken. Laat ons hopen, dat geen
middenstands- of andere ,,politiek” de waarde der

adviezen aantasten, en daardoor het gezag dezer

lichamen ondermijnen gaat!

Vat ik
mijn
oordeul over de nieuwe regeling

samen, ik zou zeggen: aan de reeds bestaande organi-

saties wordt hier éen goede kans voor ontplooiing

gegeven; er zal groei zijn dn de breedte, wellicht ook
in de diepte. Ook van een wet als deze komt alles op

de uitvoering aan, in casu op de vraag of de kiezers
en de gekozenen hun plicht zullen begrijpen. De wet

opent gelegenheden; aan de mannen in handel en

nijverheid is het, die te gebruiken.
SMISSAERT.

DE AAIVSTAANDE VERGADERING DER

N1ijDERLANDSCHE JURISTEN- ‘VEREENIGING.

Op het einde dezer maand zal wederom de jaar-

lijksche vergadering, van do Nederiandsche Juristen-
Vereeniging worden gehouden en als altijd zullen

aldaar cenige zeer actueele onderwerpen besproken

w’orden. Deze onderwerpen zijn door het ‘bestuur
inT

de vo]gende vragen geformuleerd: 1. ,,Li.ggen in de
Nederlandsche RijksNoodwetgeving, sinds 1 Augus:

tus 1914 in het Staats’blad verschenen, beginselen

opgesloten o.a. ton opzichte van het eigendömsecht,

de persoönlijke vrijheid en de strafrechtelijke verant-
woordelijkheid,. welke verdiénen in de wetgeving te

blijven voortbestaan na het eindigen van de buiten-

gewone tijdsomstandigheden?” ën II. ,,Zijn wijzigin-
gen in de bepalingen van het ‘Wetboek van Burger-
lijke Rechtsvordering omtrent de rechtspraak door

scheidslieden, mede in verband met de. toeneming

van viste scheidsgerechten, . wenschelijk; zoo ja,
welke?” Over beide onderwerpen zijn belangrijke

praeadviezen verschenen,- over het eerste van de hand
van Jhr. Mr. E. A. van Beresteyn, over het tweede

‘van Mr. W. Nolen. Het tweede praeadvies over elk
der onderwerpen is nog niet üitgekomen, zoodat

voorloopig met de bespreking van. de vrsohenen ad-

viezen moet worden volstaan.

Geen opwekkende, zij het ook een zeer leerzame, lectuur levert het geschrift van Mr. van Beres’tey’n.
In lange rij passeert het groote getal der crisiswet-

ten de revue, maar weinig schoons wordt ons ver-

toonci en schier geen bepaling gaat voorbij 6f zij is
het voorwerp van een scherpe, vernietigende critiek,
een critiek, die ook naar ‘mijne meenig ten volle
gerechtvaardigd is. Men begrjpe mij goed: de critiek

betreft de vraag of wat in crisistijden geschapen is,
ook diensfig kan blijven voor later en dan
blijft
onge’-

veer niets over;’da’n wordt ‘bijna alles fgekeurd en alle
nieuwigheden worden afgewezen. Waar verandering
noodig is, zal deze meestal elders moeten gezocht wor,

‘den, dan waar de crisiswetgever gemeend heeft
deze ‘te vinden. De lbilljkheid gebiedt natuurlijk te

bedenken, dat deze ‘voor een moeilijke, bijna on-
•overkomelijke taak stond. De materie was nieuw, hij
wist niet of’ de voorschriften voor kort of voor lang

zouden gelden en de loop der gebeurtenissen lei’dde

er toe, dat het meestal anders uit kwam, dan de beste
voorspellers hadden gemeend. Overhaastig moest dik-
wijls gewerkt wordch, een wéttelijke formule moest
voor reeds ‘gebeurde feiten worden ‘gevonden, door
noodzakelijke decentralisatie werden bevoegdheden

gegeven aan organen, ‘die de weelde van gezagsuit-

oefening niet altijd konden verdragen…, geen won-

der, dat op deze wijze niet veel blijvends is verricht.

Ook de praeadviseur is hiervoor niet blind, maar al

was dan ‘ook ‘moeilijk een perfecte crisiswetgeiring

te verwachtdn, het resultaat is wel wat •heel poover;

met erkende rechtsbeginselen is wel wat heel zon-

derling omgesprongen, zoodat toch ook de’ crisiswet-

gever, in’ het bijzonder het depârtement van Land-

bouw, zeker niet geheel ka’n worden vrijgepleit met

een beroep op de moeilijkheid van de taak.

Alvorens ‘de crisiswetten zelf te beschouwen, be-

spreekt Mr. vanBerest’ey.n eerst een’i’ge algemeene on-

derwerpen. De crisiswetgever is ander dan ‘de gewone

wetgever. In d’e eerste plaats is •het zwaartepunt van

het parlement op de regeering overgegaan; de groote

haast ston’d een nauwkeurige bestudeering in den

‘eg; wetten, waarover anders weken zou gespro-

ken zijn, gingen nu in uren. Kreeg men vroeger te

veel, nu kreeg’ men te weinig. Dit zou nog zoo erg

niet zijn geweest, wanneer de departemen’tale voor-

bereiding gelijken tred had gehouden met ‘het groo-,
ter overwicht’ van het werk der regeering, maar in

plaats van beter, vinden
wij
vrij algemeen een slech-

ter, slordiger voorbereiding, wellicht onbewust ver-
oorzaakt door het zwakkere parlementaire toezicht.

Naast een slechte totstandkoming van .wetten zienT

wij een veel grooter plaats toegekend aan den minis-

terwetgever, vi’nden wij delegatie aan lagere orga-

nen, zelfs aan particulieren. A’ls zoodanig worden •in

het bijzonder genoemd ‘het Kon. Nat. Steunoomité,
N.O.T. en N.U.M. Door hun macht om voorwaarden

te verbinden aan vergunningen, oefenenT zij ‘bevoegd-

heden üit b’.v. op fiscaal gebied, welke uitsluitend
den wetgever toekomefl.. Bevredigend is deze boestan,d
niet. De praeadviseur is van meening, dat met uit-

‘hreid’ing van de staatstaak wel gepaard zal moeten

gaan eenige delegatie van wetgeven’de macht, maar

dit zal slechts behooren ‘te geschieden aan openbare

organen, welke voidoend en waarborg bieden.

Buitengewoon ‘slordig, onsystematisch is de vorm

der crisiswetten, de’ terminologie, de wijze van af-

kondiging. Als voorbeeld van slechte .techniek wordt

gewezen op de onteigeningswet, die vijfmalen is ge-
wijzigd, telkens door andere departementen en op
andere wijze. Ook op het systeem, der crisiswetgeving

wordt ‘een strenge critiek uitgeoefend. In plaats van
rechtstreeks voorschriften te’ geven, te gebieden wat
gewenscht wordt, is de wetgever daarvoor terugge-

schrikt en heeft hij ‘zijn kracht gezocht in het zooyeel

mogelijk verbieden. In plaats van b.v. bepaalde teelt’voor
te schrijven, verbiedt hij ‘de teelt van handelsgowassen.
Het resultaat is gering; wat gewenscht wordt, wordt

niet ‘bereikt. Wat m’en als een positief gobod niet
durft te bevelen, tracht men langs indirecten weg te
verkrijgen door het als v’oorwaarde •aan het venco-
non van een of andere vergunning te verhin’deh.

Innerlijk verband tusschen vergunning en voorwaar-
den ontbreekt. Een verder gevolg van het overmatig
aantal verboden is het overmatig aantal overtredin-
gen, vermindering van den eerbied voor de wet’. Na deze algemeene beschouwingen over de crisis-
wetgeving, worden de verschillende bepalingen

groepsgewij’ze ‘besproken. In de eerste plaats d’ie,
welke betrekking hebben, op ‘de grondrechten. Beper-
kingen zijn voorgeschreven voor ‘de vrijheid van ar-
beid en van verkeer. Waar ‘ol1eUige vrijheid van

arbeid beston’d,
is
in sommige gevallen als tot ‘het

gildewezen teruggegaan. Verbod van uitoefening. van
bedrijf, verbod van handel;’ erken’ning slechts van hen,
die v66r den oorlog een bedrijf ‘of handel uitoefen-
den. Een bevriezingsmethode, die wellicht gerecht-
vaardigd was geweest, indien de buitengewone om-
standigheden slechts eeflige maanden hadden geduurd,
maar welke funest heeft gewerkt, nu de oorlog een

zoo langdurig verloop heeft gehad. Uitschakeling van

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

573

concurrentie, ongerechtvaardigde bevoordeeling van

enkelen, tegenhouding van energieke jongeren zijn

evenzoovele fouten, welke zoo spoedig mogelijk naar

de vrijheid van arbeid doen terugverlangen. Absolute
vrijheid zonder eenige beperking? De praeadviseur

meent, dat hiernaar niemand meer verlangt. Toe-

zicht op producten en producenten, op aard en kwa-

liteit der waren, op bekwaamheid der voortbrengers

kan gewenscht zijn. Toezicht op de beurs is in het

algemeen belang, maar .dat alles is anders dan de
beperkingen, die wij in den crisistijd hebben loeren

kennen. De vrijheid van vervoer is door de talrijke

vervoeiverboden aan banden gelegd. Het oorspron-

kelijk doel was om de goederen in het land of
0
1) een

bepaalde plaats te houden, maar in de praktijk werd
daarvan misbruik gemaakt en werd een vervoerver-

bod uitgevaardigd om aan het vervder ‘voorwaarden te verbinden van allerlei aard, met het eigenlijk doel

geen verband houdende.
Op het gebied van het privaatreclit heeft de crisis-

rechter ernstig ingegrepen. In de eerste plaats wat
betreft den eigendom. Beperkingen van gebruik van allerlei aard, en zonder schadevergoeding. In begin-

sel staat Mr. van Beresteyn niet vijan’clig tegenover

meerdere beperking van den eigendom, indien het
algemeen ‘belang deze ‘vordert. Daarnaast gebruik van

eigendom, vorderen van schepen e.d., met een bijzon-
dere regeling van de schadeloosstelling in dien zin,
dat niet de werkelijke schade vergoed wordt, maar
daaraan een limiet wordt gesteld. Dit beginsel, dat
bij de onteigening uitvoeriger besipïoken wordt,

vindt geen aanhanger in den praeadviseur. Wel zou

hij een regeling w’enschen, waarbij in het algemeen
aan den rechter werd opgedragen een billijke vergoe-
ding te verleenen, dus noch imperatief bevel om de

werkelijke waarde te vergoeden, noch een gedwongen
limiet. Toch zullen naar mijne meening zeer gewich-
tige redenen er toe moeten leiden, ‘dat niet de volle

waarde zal worden vergoed, vooral wanneer de wenech
van den praeadviseur werkelijkheid wordt, dat in de
toekomst de on’teigeiti ng zal worden vergemakkelijkt.
T[iertegon is zeker niet ‘veel in ‘te brengen. .De ont-

eigening is moeilijk, kostbaar en riskant en te veel
wordt zij met succes gebruikt om een te hooge ver-goeding in dc wacht te sleepen. i)e procedure werkt
langzaam en de crisistijd noodzaakte herhaaldelijk

tot wijziging om tot een spoedige.r inbezitueming te
kunnen geraken. In deze richting kan wellicht blij-
vend voortgewerkt worden. Een der w’einige resulta-ten van ide wetgeving dezer tijden!

Ook het contractenrecht is niet onopgemerkt door
dcii crisisrechtet voorbijgegaan. De voorschriften der
huurcommissie- en Huuropzegg.i ngswet hebben den

grondslag van alle overeenkomsten: ,,alle wettiglijk
gérnaaktc overeenkomsten strekken dengenen, die de-
zelve hbhen aangegaan tot wet” geheel terzijde ge-
steld. Waarschijnlijk noodzakelijk in crisistijd, zuliejfi
deze voorschriften weer dienen te verdwijnen. Zij

strekken tot bestrijding van den woningnood, maar
deze wordt niet hiermede, maar met bouw van nieuwe
woningen opgelost. Toch zou de praeadviseur deze
bepalingen willen handhaven, niet tot het einde der
buitengewone omstandigheden, zooals in de wet is
bepaald, maar ‘tot het einde van den woningnood.
Op geen gebied echter heeft de crisiswetgever ern-
stiger gezondigd, dan op dat van het strafrecht. Ik
zou te veel ruimte vragen, wanneer ik ook hierop
verder inging, maar voldoende is het er op te wijzen, dat ‘schier op elk beginsel, van wat tot ee goed straf-

i’echt geacht wordt te behooren, inbreuk is ge-
maakt, zon’der dat iets beters, wel veel slechters,
gegeven werd. Laat ik hiermede volstaan. Op-

wekkend noemde ik de lectuur niet, want het is niet
aangenaam over een zoo belangrijke wetgevende pe-

riode een zoo voortdurend afbrekend oordeel te moe-
ten lezen en te moeten beamen. Hoe veel aangena-mei zou het geweest zijn, wanneer wij uit de nood-

wetgeving dezer sombere jaren tenminste veel had-

den mogen behouden wat goed gebleken was, zoodat

•ook voor de toekomst nuttig werk was verricht. Nu
is dit werk voor de toekomst meest negatief; het

heeft on’s geleerd, hoe wij niet moeten doen en in

hoofdzaak is dan ook het antwoord van den praeadvi-
seur op de gestelde viaag ontkennend.

*

*
*

Een geheel ander onderwerp behandelt Mr. Nolen.

In de laatste tien jaren ‘heeft het instituut van de

vaste scheidsgerechten een ‘buitengewone vlucht ge-
nomen. Niet voorzien in de wetgeving, domineert het

nu de arbitrage, overschaduwt het de gewone recht-

spraak. In de vet wordt het compromis summier,

het pactum de compromittendo hoogst summier en
het vaste scheid.sgerecht niet behandeld. De wet be-schouwt als •het normale geval van arbitrage, dat de

partijen besluiten een bestaand geschil aan het oor-

deel van bepaalde schei’dslieden te onderwerpen. Zij
laat ook wel toe, dat wordt afgesproken om een even-
tueel later te ontstaan geschil aan arbiters ter be-

slissing te geven, maar dit geval wordt niet verder

uitgewerkt. Onbekend is het haar, dat er vaste

scheidsgerechten bestaan met vaste arbiters en dat
zonder uitdrukkelijk hewust beding aan zulke scheids-

gerechten geschillen zullen worden onderworpen op

den enkelen grond, dat partijen lid zijn van een be-
paalde vereeniging of dat gehandeld is onder zekere
algemeene voorwaarden of op een bepaalde beurs.
Waar een dergelijke rechtspraak echter een zoo groo-

ten omvang heeft gekregen, dat in 1913 in Rotter-
dam 1330 arbitrale vonnissen zijn gedeponeerd tegen
20 in 1900, spreekt het van zelf, ‘dat het gemis aan

wettelijke bepalingeii sterk wordt gevoeld, meer nog,
dat de toepasselijkheid van de voor de gewone arbi-
trage gegeven regels knellend zijn voor de vaste
schei.dsgerechten, voor welke zij nimmer zijn neer-

geschreven. Het was dan ook een gelukkige gedachte
van het bestuur om dit onderwerp ter hestudeering
op te geven en geen deskundi’ger voorlichter was te
vinden geweest dan ‘de ijverige secretaris van het
scheidsgerecht van het Comitô van Graanhandelaren
te Rotterdam, die reeds herhaaldelijk heeft blijk ge-
geven, welk een warm voorstander ‘hij is van liet jonge
instituut. Geen wonder dan ook, dat het praeadvies
na een historische inleiding aanvangt met ecn op-
somming van de voordeelen van deze arbitrale recht-
spraak boven de officieele gewone rechtspraak. Deze
voordeelen zijn bekend: zij zijn de deskundigheid

van de iec’hters, de ongbondenheid aan ons proces-
recht en verouderd haudelsrecht, de snelle beslissing,
de geringe kosten. Voorwaar geen geringe voordee-
len, waartegen slechts weinig na’deelen zijn aan te
voeren. De praeadviseur wijst er op en ondergeteekende
kan dit uit zijne ondervinding volkomen bevtigen,
dat er geen vrees behoeft te lbestaan, ‘dat de scheids-

rechters hun taak te licht en te oppervlakkig opne-
men; uiterst nauwgezet doen zij hun weik en voor
niets zijn zij zoo bevreesd dan ‘dat zij partijdig zouden
worden geoordeeld. Dikwijls zijn zij, en ook hierin

gaan onze ervaringen gelijk, nog juristischer dan de
jurist, die aan het scheidsgereeht verbonden is.
Het is d’n, ook geen wonder, dat de handel zich
tot deze wijze van berechting voelt aangetrokken en
dat steeds meer groepen handelaren voor hun gioep
een vast seheidsgerecht instellen met uitsluiting van
de gewone rechterlijke macht. Nu heeft echter deze

arhitrale rechtspraak in den laatsten tijd steeds
grootere ioeiljkheden ondervonden van het ‘ontbre-
ken van wettelijke ‘bepalingen of door voorschriften,
welke voor haar ondoelmatig zijn.
In •de eerste plaats ‘de bevoegdlieidskwestie. De
scheids’niannen mogen hun eigen bevoegdheid niet
beoordeelen. De Hooge Raad heeft in 1913 beslist,
dat, waar volgens de Grondwet niemand van zijn
bevoegden rechter mag worden afgetrokken, de rech-

574

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juni 1919

ter allen beoordeelen kan of zich een geval voordoet,

waarin partijen vrijwillig een anderen rechter heb-

ben aangewezèn. Indien dus een der partijen de on-

bevoegdheid van het scheidsgerecht inroept, is ‘het
met zijn taak vooreerst gedaan. Aan den rechter 4e

beslissing of de zaak weder bij hét scheidsgerecht zal

terugkomen. ‘Deze competentie-kwestie kan zich op

verschillende wijzen voordoen. Betwisting van de be-

treffende kodpovereenkomst houdt, meestal onbewu st,

in zich betwisting van de arbitrale bevoegdheid. Zou

immers de koopovereenkomst niet tot stand zijn ge-

komen, dan was er ook niet een daarbij ov’ereengeko-

men arbitraa’l beding en dus geen bevoegdheid van

het scheidsgerecht. Verschil in opvatting over de

voorwaarden van den koop kan
s
er toe leiden ö

te besluiten, dat er geen wilsovereenstemming is ge-

weest. Ook dan dus geen koop, en geen arbitrale

bevoegdheid. In vele gevallen komt het gevoerde

verweer, dus tevens neer op betwisting der corn-

petentie’ en in al die gevallen zou het sakeidsgé-

recht zich volgens deze opvatting onbevoegd moeten

verklaren. Van de rechtspraak der, vaste scheidsge-
rechten zou niet veel terechtkomen. Gelukkig heeft
de praktijk een uitweg gevonden: zij ‘beoordeelt de

bevoegdheid wel en indien het scheidsgerecht zich

bevoegd verklaart, doet het uitspraak in de hoofdzaal.L

Aan de andere partij komt dan het recht toe zich

tegen de tenuitvoerlegging te verzetten met een be-

roep ‘bij den rechter op de onbevoegdheid van het

scheidsgerecht. Acht deze het beroei juist, dan ver-

valt tiatuurlijk de ônbevoegd gegeven beslissing; in-

dien echter door den rechter het scheidsgerecht be-.

voogd wordt verklaard, blijft – dit is onlangs in

ioogste instantie en, naar
mijne
meening vo1kome

terecht uitgemaakt – ook de beslissing over het ge-
schil van kracht. Mr. Nolen wil nu aan dezen toe-

stand een wettelijke ‘basis geven en doen bepalen, d’at

de erkende scheidsgerechten hun eigen bevoegdheid.
mogen onderzoeken. Bij .ij is daarbij de vraag gere-
zen of, wanneer het beroep van den’ Hoogen Raad

op art. 153 en 156 Grondwet juist is, een’ wettelijke
bepaling als door ‘den praeadviseur voorgesteld niet

ongrondwettig is. Ik voor mij ben echter van de juist-heid van ‘s Hoogen Raads opvatting in dezen niet zoo

ôvertuigd. Niet omdat
,
de rechter uitmaakt, dat er

een arbitraa’l beding bestaat, is het scheidsgerecht
bevoegd en. worden partijen niet tegen hun wil van
hun gewonen rechter afgetrokken,, maar omdat het is overeengekomen en het arbitraal beding bestaat.

Ook als het schei’dsgerec’ht dit uitmaakt en zich be-
‘voegd verklaart, is de feitelijke toestand dezelfde en
wor.dt dus niemand een grondwettelijk onrecht aan-

gedaan. Eerst als het scheidsgerecht zich ten on-
rechte bevoegd verklaart; maar daarom moet ook het
laatste woord altijd aan den rechter blijven. Naar
mijne rneening is dus de thans gevol.g’de praktijk noch’
onwettig, noch ongrondwettig. Het is echter in dit
blad niet de plaats om dit punt nader uit te werken;

voldoende is, .dat ik mijne opvattiing hiermede heb
aangeduid.
Nauw ve’bonden aan de bevoegdheidsbezwaren
zijn de vrakingsmoeilijkheden, welke een ware wra-

k’Tugsplaag zijn geworden en het geheele instituut der vaste scheidsgerechten met ondergang bedrei-
gen. Hier ‘hebben wij ‘een positieve wettelijke be-
paling, waarbij is voorgeschreven, dat de beslissing’
over wzakin’g van scheidslieden moet geschieden door
den rechter. Waar deze bepaling uiterst bezwarend is

voor ‘de vaste scheidsger•echten, is in de meeste regle

menten een afwijkende ‘bepaling opgenomen, volgens
welke het scheidsgerecht zonder •den gewraakte over
de wraking beslist. Moeilijkheden gaf dit niet; ‘in
de praktijk kwam wiaking. zoo goed als niet voor;
‘daarvoor orgde de reeds hierVoren vermelde nauw-
gezetheid •der arbiters zelf.’ Tot plotseling de wettig-
heid van zulk een afwijicende bepaling aan het oor-

deel van den rechter en ten slotte aan dat van den

hoogsten rechter werd onderworpen en deze besliste,

dat de betreffende wettelijke bepaling, evenals alle

bepalingen, de scheidslieden b’etreffende, van dwin-

gend recht
zijn,
waarvan niet mag worden afgewe-

ken: Wat is het gevolg? Dat al deze bepalingen on-

wettig zijn, dat elk beroep op wraking de behandeling

voor het scheidsgerecht schorst en de zaak voor den

gewonen rechter brengt, dat door deze uitspraak de

aandacht zoo op deze kwestie is gevestigd, dat hier-,,

van met graagte door onwil’li’ge gedaagden gebruik

is en wordt gemaakt en zich bhans een ware wrakings-

plaag voordoet, waardoor de werkzaamhei’d der
scheidsgerechten met lmheid wordt geslagen. In

ongeveer 250 zaken is een dergelijk beroep gedaan in

den laatsten tijd en is de omslachtige rechterlijke

procedure tusschen de vlugge arbitrale behandeling

ingeschoven. Hier moet worden ingegrepen en is

de voorgestelde wetswijziging absoluut noodzakelijk.

En als deze absoluut noodzakelijke wetswijzig’ing

mocht uitblijven? Laat men dan nogmaals een beroep

doen op den Hoogen Raad. Ongetwijfeld heeft deze

de gevolgen van
zijn
beslissing niet voorzien enreeds

meer ‘heeft ons hoogste rechtscollege getoond ,te wil-

len helpen als de wetgever achterbleef. Het zeer em-

stige gevaar zou hier doen heestappen over het niet

te miskennen ‘bezwaar, dat de vorige tegengeteide

uitspraak eerst zoo kort geleden gegeven is.

Naast meer kwesties wordt ook de vraag van het

hooger beroep ‘besproken. De wet bepaalt, ‘dat er van

arbitrale beslissingen geen hooger beroep openstaat,

tenzij partijen anders hebben beslist; in dat geval

wordt het beroep gebracht bij den gewonen rechter,

die ook in beroep zou hebben ‘geoordeeld, als ‘de zaak

in eerste instantie bij den gewonen rechter was aan-

gebracht. Reeds vôôr ‘de hiervoren vermelde uitspraak

van den bogen Raad omtrent het dwingend karak-
ter van de arbitrale bepalingen is uit vrees hiervoor
een overigens gewenscht h’ooger lberoop bij een, der

vaste scheidsgerechten niet ingesteld. Beroep bij den
rechter wilde men niet; terecht, men kiést geen arbi-

trage om ten slotte weer bij den rechter terecht te

komen en daar alle bezwaren weder te vinden, waar-
aan men juist wilde ontkomen. Een beroep “bij een

hooger schei’dsgerecht durfde men niet instellen uit

vrees, dat een afwijking van de wettelijke bepalingen

hierover niet geoorloofd is. Bij verschillende soheids-

gerechten bestaat echter een zoodanig beroep bij een
hooger scheidsgerecht en ‘dit werkt goed. Een
goede rechtspraak ‘heeft beroep noodig, ware het al-
leen, dat de in het ongelijk gestelde partij meer be-
vredigd is, althans minder aanleiding heeft om zich

achtergesteld te achten, maar toch komt ‘het mij wel
wat optimistisch voor van den praeadviseur, wanneer hij ‘schrijft, dat wel niemand de ‘bevoegdheid ‘zal be-

twisten om als appèlrechter een college van arbiters
aan te wijzen. Het wetsartikel over de wraking ‘heeft
geen ander karakter dan dat’ over het beroep en ik
zou vreezen, dat, indien het oordeel van den Hoogen

Raad thans ‘gevraagd werd over de geldigheid van ‘het
arbitraal beroep, ook hier een beslissing zou worden
gegeven, welke aan de bestaande appèlscheidsgercch-

ten hun grondslag zou ontnemen. Mr. Nolen ‘wil ,dan
dok wel voorstellen om hierover een bepaling op të nemen en zeer practisch stelt ‘hij voor, in tegenstel-
ling met de bestaandë regeling, het beroep op den

gewonen appèlrechter uit te sluiten..
Nog vele punten worden besproken: ‘de benoeming
van scheidslieden,’ hunne vervanging, de tenui’tvoer-

legging
vak
de arbitrale uitspraken, maar een be-

spreking van dit alles zou den omvang van ‘dit artikel
te groot ‘dodn worden.
Zijne
opmerkingen hieromtrent

zijn echter daarom niet ‘minder een overweging
waard. In het geheele praeadvies is verder eemscherpe ‘scheiding gemaakt tusschen de vaste scheidsgerechten
en de eenvoudige arbitrage. Voor vaiste scheidsgerech-
ten, welke waarborg van deugdelijkheid kunnen ge-

ven en welke…dan als zood’anig er.kend kunnen won-

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

575

den, wil hij ruimere .bepalingen geven dan voor de

overige arbitrage. Waar deze arbitrage werkelijk een

eigen karakter vertoont, is in beginsel zulk een schei-

ding niet verwerpelijk. Een stel van voorgestelde
wetswijzigingen besluit ‘dit eveneens zeer lezenswaar-

dige, uitvoerige praea’dvies.
RIBBIUS.

FACTOREN IN HET WONINOVRAAGSTUK.

Wordt, zooais wij in het vorig nummer aantoon-

den ), in industrialisatie in hoofdzaak de oplos-

sing van het woningbouwvraagstuk gezien, dit neemt
niet weg, dat ook in andere richting aan de oplossing

gewerkt moet worden. Al is het niet mogelijk cijfers
te ramen omtrent de besparing, welke uit meerdere
industrialisatie kan voortvloeien, met zekerheid kan

wel voorspeld worden, dat ook deze op zichzelf even-
min als de huurstijging, niet tot het einddoel, dan zelf
rendabelen bouw zal leiden. Het nut, dat uit industri-alisatie te trekken valt, zal misse.hien nog er gezocht

moeten worden in de daardoor mogelijke techniek-

verbetering, zonder bouwkosten-verhooging dan in be-
langrijke daling der bouwkosten. –
De industrialisatie is bovendien een vraagstuk van
zoodanigen omvang en zal zoo tal van jaren vorderen

vôôr een belangrijke stap er heen gedaan zal zijn, dat
ook naar andere spoediger tot stand te brengen be-
sparingen gezocht moet worden. Inderdaad is hierbij
spoed gewenscht. Wie de buitenlandsche vakbladen
volgt en wel eciaal de Duitsc.he, zal met schrik en
beven lezen, hoe geregeld van bevoegde zijden bouw-
constructies en bouwmaterialen aangeprezen wordn,
welke door den. ergsten revolutiebouwer in vroeger
jaren nog met een zekeren afschuw verworpen zouden
zijn. Het leemen huis wordt thans reeds in zuiver
technisch wetenschappelijke bladen als een aanneme-
lijke oplossing besproken. Door den grooten woning-
nood in alle Europeesche landen en door de wanorde
in de productie en het verkeerswczen is het gevaar
maar al te groot, dat wanhoop er ten slotte
,
to6 zal

leiden alle middelen onverschillig welke, te grijpen,
welke maar tot vermeerdering van den woningvoor-
raad kunnen strekken. Om het gevaar van snelle
daling van het peil der woningconstructie te keeren,
moeten wij al aanstonds omaien naar een tweede
middel om den woningbouw goedkooper te maken en
wel liefst zoo, ‘dat daarbij het woningtype uit sociaal
oogpunt beschouwd, niet achteruitgaat. Wij zullen,
daarom onze beginselen, waarnaar we tot dusver onze
woningen bouwden, grondig moeten herzien. Wij
zullen moeten begrijpen, dat veel, wat vdôr den oorlog als min of meer bereikbaar ideaal zich voordeed, thans
ver verwijderd is.
Het gevaar tegen een gezonde hervorming op het
gebied van den woningbouw dreigt alweer van twee
kanten. Aan de eene zijde de reactionnairen, de
sceptici, die in opheffing geen geloof hebben. Aan de
andere zijde de volbioed wonlnghervormers, die met
alle kracht wenschen aangestuurd te zien op den
bouw van type-woningen, welke ‘vöôr den oorlog als
model golden -. zelfs wordt nog op verruiming aan-
gedrongen – zonder dat tegelijkertijd andere, voor-
deeliger bouwmethoden te berde worden gebraGht.
De laatste categorie is – hoezeer betreur ik het dit te moeten zeggen — even, zoo niet nog gevaarlijker
dan de eerste. Waar zij iets nastreven, dat in de toe-
komst in ‘het groot niet bereikbaar is, werken zij er
toe mee, dat op
kleine
schaal model-woningen volgens ideaal-typen van v66r 1914 gebduwd ‘worden, welke de
financ’ieelo draagkracht van de huidige en ook van
de toekomstige maatschappij te boven gaan. Het ge-

volg is, dat op
groote
schaal krotten gebouwd zullen
worden of, wat nog erger is, dat op
groote
schaal
jarenlang woningnood blijft heerschen met al de
ernstige sociale gevolgen, welke daaruit voortvloeien.
• Hoe zou men wenschen, dat een moderne Bastiat
opnieuw naar de pen ging grijpen om ook voor deze

‘) Zie pag. 547 v.v.

tactiek in een helder betoog het
,,ce qu’on voit et c

qu’on ne voit pas”
bloot te leggen.

Wat men
ziet.
Het zijn de enkele groepen model-
bouw, de tuindorpen misschien, welke sommige her-
vormers – niet aan den omtrek der stad alleen –

maar wijk aan wijk wenschen gebouwd te zien.

Wat men
niet ziet.
Het is het tekort aan woningen,
dat zal blijven bestaan of de vele nieuwgebouwde

woningen van allerslechtste kwaliteit en inrichting,

welke ter lenlging in den nood gebouwd zullen moeten
worden van hetgeen ‘de maatschappij nog over heeft

om aan woningbouw te besteden. Want wat de een te
veel krijgt moet de ander derven.
Het grootste gevaar van het drijven naar do ver-

wezenlijking van de woningidealen van v66r 1914

bestaat hierin, dat de aandacht afgeleid wordt van de
richting, wâarin werkelijk verbetering te vinden is.
De stuwkracht van hen, die in de eerste plaats geroe-
pen zijn en ook van nature den meesten aandrang

gevoelen om dan wagen weer aan het rollen te bren-ten, werkt in een richting, welke hem onherroepelijk

opnieuw in het moeras helpt.
Men zal mij wellicht de groote plannen voor woning-
bouw in het Britsche rijk voor de voeten iverpen. De
Engelschen, toch
waarlijk
practische lieden, zullen
thans op groote schaal woningen bouwen volgens
typen, welke de idealen van vôdr den oorlog nabij
komen. Het door Lloyd George ontwikkeld schema
van plannen ter voorziening in den woningnood, be-
staat immers in den bouw van niet minder dan 500.000
vrije ééngezinswoningen met tuin. De bouwdichtheid
zou niet meer dan 30 woningen per H.A. mogen be-
dragen,’dat is nog belangrijk lager dan (lie van model
Nederlandschetuindorpen, waarvan de dichtheid het
cijfer 50 nadert (tuindorpen aan de Heijpiaat en bij
den Hilledijk te Rotterdam). Nooden deze kloeke En-gelsche plannen niet tot navolging?
Verleidelijk is het zeker, maar een nader onderzoek
doet hiervan terugdeinzen. In de eerste plaats is het
moeilijk, bij nalezing van de Engelsche tijdschriften,
de gedachte van zich af te zetten, dat de eerste aan-
kondiging der waarlijk grootsche plannen van Enge-
lands eersten minister niet geheel vrij was van een
verkiezingsbacil. Ook blijken de oorspronkelijk aan-
gekondigde verplichtingen tot zeer ruimen bouw,
welke de regeering den gemeenten op zou leggen, bij

nadere, kennismaking meer als verzoeken te moeten worden beschouwd. Verder blijkt, na lezing en inge-
wonnen informaties, op het oogenblik, dat dit artikel
geschreven wordt, de bouw nog maar op zeer geringe
schaal te zijn ondernomen en zoolang de duizenden wo-
ningen, welke het Vereenigd Koninkrijk te kort komt,

niet gebouwd zijn, is mijn geloof, dat deze alle volgens
de ideaal-tuinstadgedachte ‘tot stand zullen komen,
vrij gering. Maar mocht dit niettemin geschieden, ten
spijt van de groote moeilijkheden, welke aan zoodani-
gen opzet verbonden zijn – ik denk aan het grond-
prijsvraagstu.k, verhoogde kosten van straataanleg,
rioleering en verkeer in de groote steden – dan nog
moet ik helaas sceptisch tegenover het Engelsche
voorbeeld
blijven
staan.
1)

Want een oplossing voor
het
woningvraagstuk geeft
dit voorbeeld niet. Het gaat niet om de vraag of het
mogelijk en wenschelijk is op het platteland en in
enkele buitenwijken van groote steden complexen van
uitsluitend ééngezinswouingen te bouwen, waarbij de
aanleg het karakter van tuindorpen krijgt. Omtrent
de wenschelijkheid daarvan zal weinig meeningsver-
schil bestaan en omtrent de mogelijkheid – nu ja,
men behoeft ook alweer niet al te financieel te wor-
den. Elke gemeente zal van tijd tot tijd – ook in

1)
Nadat dit geschreven was, bleek uit een bericht in de ,,Nieuwe Rott. Courant”, dat van regeeringswege in
Engeland stappen gedaan worden om in samenwerking met
de plaatselijke overheid tot den bouw van een nieuw soort
betonnen huurkazernes te komen. Dit lijkt wel heel iets
anders te zijn dan di oorspronkelijke grootsche opzet
van uitsluitend 66ngezinswoningen. – P.

576

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juni 1919

deze tijden – wel eens een greep in haar schatkist
doen voor niet economische uitgaven op het gebied

van stadsverbetering, voor plein- en parkaanleg, bv.
Evenzeer zal zij termen kunnen vinden om, zij ‘t met

niet onbelangrijke offers, hier en daar aanleg van
wijken te bevorderen, welke strikt genomen te ruim

zijn opgezet. Niet in de eerste plaats het belang der
bewoners vormt dan het hoofdmotief der extra-uit-
gaven, veeleer moet dit gezocht worden in het alge-

meen stadsbelang, dat in bepaalde wijken een ruimen
aanleg wettigt.
Dergelijke woningbouw beheerscht ten slotte niet

liet won’ingvraagstuk in breeden omvang. Het gaat

er om, de oplossing te vinden voor het normaal type

bouw voor de verschillende bevolkingskiassen, waar-

door eenerzijds opheffing van het ivoningpeil mogelijk

is of, wil men zidh voorzichtig uiitdrukken, verlaging

van dat peil voorkomen wordt en dat anderzijds op
.groote schaal en op den duur als op zichzelf rendabel

bedrijf kan worden ondernomen. Als zoodanig kunnen
wij de Engelsche plannen, zooals we deze tot dusver
uit de ‘aklitterdtuur leerden kennen, nog niet be-

schouwen. Hoe belangrijk op zichzelf, zal deze woning-
bouw, zoolang hij duurder uitvalt dan de maatschappij

zich feitelijk veroorloven kan te besteden, de oplossing

van het groote algemeene woningvraagstuk eer be-

moeilijken dan bevorderen. Een nieuwe woningnood dan wel een terugslag tot woningbouw van zeer laag
peil zal, vreezen wij, het onvermijdelijk gevolg zijn.
Met voile kracht moet dus aan den arbeid getogen

om te zoeken naar oplossingen, welke eenerzijds aan
alle uit sociaal oogpunt te stellen eischen voldoen en
welke anderzijds den woningbouw op een financieel

moer gezonde basis zullen brengen. Kan daarbij ge-
deeltelijk gespeculeerd worden op een.ige daling der
bouwprijzen in de toekomst en op wat hoogere huur-
opbrengsten, zoo zal toch de oplossing voornamelijk
in de ‘bouwwijze zelf gezocht moeten worden.

Het is de verdienste van den bekenden Duitschen
aichiteet Peter Behrends in een zeer lezenswaardig
hoekje ,,Vom Sparsamen Banen”, dat ook in ons land

reeds de aandacht trok, het vraagstuk van den

woningbouw bij een goeden kant aangevat te hebben.
Behrends begint nl. als feit te stellen, dat onherroe-
pelijk op de door den oorlog zeer omhoog geloopen
prijzen van bestratings- en rioleeringskosten bespaard
moet worden. Hiertegen helpen geen halve maatre-
gelen. Hij neemt daarbij geen genoegen met den eisch
te ‘stellen, dat •het bestrate oppervlak in woonstraten
ten spijt van de daaruit voortvloeiende nadeelen,
zeer belangrijk in breedte zal moeten verminderen, hij
gaat verder en geeft oplossingen aan, waardoor de
kosten van straat- en rioolaanleg per woning belang-
rijk dalen. En hij doet dit – het lijkt op het eerste
gehoor paradoxaal – door de woningen bovendien
zoowel aan voor- als achterzijde in diepe tuinen te
leggen. Werkelijk een soort tuinstad, met dien ver-
stande, dat hij terecht inziet, dat geen groote stad
denkbaar is van laagbouw alleen, doch dat de laag-
bouw alleen mogelijk is door een logische combinatie
met verdiepingbouw. Op de oplossingen, welke
Behrends geeft, kunnen wij thans – hoe verleidelijk
ook – niet verder ingaan. Het gaat hier trouwens
niet om ‘die oplossing op zichzelf, waartegen zeker
wel bij nadere kennismaking een en ander is in te
brengen. Het gaat hier veeleer om het voorbeeld, door
Behrends gegeven aan allen, die zich met vellen ernst
en toewijding aan de oplossing van het zoo uiterst
moeilijke vraagstuk willen wijden. Het vraagstuk Zien
zooals het
is
en niet zooals we het volgens oude idealen

zouden
wenschen.
Dat is ten slotte de les, die de
schrijver ons geeft.
Terloops mag hier ‘ook melding gemaakt worden
van een ontwerp ‘van den architect Brinkman voor
d’e gemeente Rotterdam gemaakt. Het betreft den
bouw van een complex van ruim 270 woningen op
een terrein, waar verdiepingbouw noodzakelijk was.

De architect wist zich los te maken van het in zekeren

zin terecht, maar in de practijk tot een stokpaardje ver-

worden beginsel om elke woning een eigen trap te geven.

In de plaats van de ellen’dig smalle half duistere trap-
pen, welke zoo ‘tal van ‘bovenwoningen in de groote

steden van ons land als toegang ‘dienen en waaraan

een
schrijver
niet ten onrechte den naam kippenren-

nen toekende, ontwierp Brinkman voor de woningen

der tweede verdieping ruime goed verlichte trappor-

talen. De gemakkelijk begaanbare trappen, waarop

twee personen elkaar zonder bezwaar passeeren kun-

non, leiden naar een ruime open buitengalerj op de

tweede verdieping, van waaruit de bovenwoningen elk
met afzonderlijken toegang bereikbaar zijn. Op orige-

veer elke 14 bovenwoningen komt één trap voor. De

woningen op ‘den beganen grond en de eerste verdie-

ping daarentegen ‘zijn als geheel vrije woningen, elk met

eigen tuin, ontworpen. In het midden van het com-

plex is een gelegenheid voor wasschen en drogen van
goed ontworpen. De galerij kan eventueel later met

liften, ook door bakkerswagens en dergelijke, bereikt

worden.

De oplossing, zooals deze door den architect is aan-
gegeven, is ook alweer niet als
de
oplossing te be-

schouwen. Maar zij opent een stap er heen, doordat
zij met minder kosten woningen levert, welke in het
gebruik ontegenzeglijk den bewoners voordeelen moe-

ten verschaffen boven hetgeeq tot dusver als regel
aan de markt gebracht wordt.

Van het grootste belang is ook – en hier moet het

voorbeeld van boven af komen -, dat gestreefd wordc
naar ernstige oplossingen voor het gebruik van ge-
meenschappelijke keuken. Het is niet noodig en om

sociale redenen ook niet wenschehijk om met de goede

volksgewoonte, den maaltijd aan eigen huis ‘te nutti-
gen, te willen breken. Maar waar straks, evenals in

andere landen, voor de meei gegoeden het houden
van dienstbodeu wel luxe zal worden, is het noodzake-
lijk, bijtijds .naar andere woonoplossingen uit te zien.
Het vraagstuk der ,,flats” en der gemeenschappelijke

keuken voor meerdere gezinnen komt daardoor vanzelf
ter tafel. Reeds thans worden in die richtink plan-
nen ontworpen. Het lijkt een groot belang, dat deze

worden doorgezet. Want hoezeer uit den aard ddr
zaak ‘het vraagstuk van den volkswoningibouw het
meest naar voren wordt gebracht, zoo vraagt ook de

woningbouw van andere klassen alle aandacht. De
meer gegoeden in de eerste plaats zullen in hun woon-
wijze geducht moeten bezuinigen om ook hierdoor de maatschappij weer te kunnen doen verwerven, wat de
oorlog haar ontr’oofd heeft.

Iuist ‘bij de betere klassen kan en moet bezuiniging
zooveel eerder geschieden, omdat hierdoor geen hygië-
nisch-sociale eischen in het gedrang zullen komen,
eer luxe tot eenvoud zal kunnen worden ‘omgezet. De
bovenbouw der maatschappij kan hierdoor slechts
gezonder worden.
A.
PLATE C.
i.
Mei 1919.


DE DIVIDEND- EN TANTIEMEBELASTING.

In No. 176 van dit weekblad heeft Prof. van G.ijn
eenige beschouwingen gewijd aan de ,,Tantième-be-
lasting”, die niet onweersproken mogen blijven.
Volgens Mr. van Gijn zegt de wet duidelijk: ,,de
belasting van het dividend komt ton laste van de
vennootschap, dat wil dus zeggen ten laste van
allen,
die deel hebben in de’winsten der vennootschap.” Ik heb die uitspraak in de wet niet kunnen vinden. Wel

bepaalt art. 11, lid 1, dat ,,de belasting is verschul-
digd door de ven’nootschap”, dit geldt echter niet
alleen ,,de belasting van het dividend” maar zoowel
de belasting van de tantièmes als die van de divi-

denden; het beteekent blijkbaar niet anders dan dat
de ‘belasting moet worden betaald door de vennoot-schap, die de uitdeelingen doet, en niet door hen die
de uitdeelingen (tantièmes of dividenden) ontvangen.
Bovendien is het niet juist, dat de vennootschap
zijn
,,allen.,
die deel hebben in de winsten van de

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

577

der uitdeelingen ten bedragè van
f
92.500′
+
f
9.259

+
f
20.000
+
f 10.000
=
.f
131.759.

Mijne eindcijfcrs zijn derhalve:

aandeelhouders

……….
f
50.000
+
f

42500
r

winstbewijzen

………………….
,,

9.259,-

reservefonds

……………………
,,

10.000,-

directie

………………………..
,,

commissarissen

………………….
,,

9.200,

op

nieuwe

rekening

…………….
,,

100,28

f

89.459,28

•dividendbelasting

………………
,,

8.140,72

tantième-belasting

………………
,,

2.400,-

•f
50.000
+
f 100.000,-

Bovenstaande becijfering, al wijkt zij in hare uit-

komsten van de door Mr.
van Gijn gegeven becijfe-

ring af, is m.i. de eenige,
die in overeenstemming is

met ‘de ‘bepalingen van de
wet.

0LENGSAAff.

vennootschap”; de vennootschap zijn uitsluitend de

gezamenlijke vennooten of aandeelhouders,
niet
66k

andere tot de winst gerechtigden. De
aandeelhouders

hebben dus de belasting vân de uitdeelingen, zoowel

dividenden als tantièmes, te ‘betalen.

Ingevolge lid 3 van art. 11 zijn zij verplicht de
tantième-belasting in mindering te brengen van de

tantièmes, moeten zij dus die belasting van de tantiè-

mes afnemen. Ten aanzien van de divjdendbelasting
wordt niet hetzelfde bepaald; deze behoeft derhalve

niet in mindering te worden gebracht van de divi-

d enden.
Uit het gezegde volgt, dat •tantièmegerechtigden

met de
dividendbela.sting
niets te maken hebben en

dat men hen daarin niet mede mag laten dragen. Iets

anders ware, het, indien de dividendbelasting werd
geheven van de winst, die voor verdeeling of uitdee-

ling beschikbaar is.
Artikel 1 bepaalt echter uitdruk-

kelijk, dat de belasting wordt geheven, niet van de

verdeelbare
of
voor uitdeeling beschikbare winst,

maar van ,,de uitdeelingen” zelve. Dit strookt ‘met het bedoelde zakelijk karakter der belasting. Maar deze mag dan ook niet, direct of indirect, ten laste

worden gebracht van anderen dan degenen die de
uitdeelingen ontvangen. Mr. van Gijn doet dit, wat

de dividend-belasting betreft, . .door buiten de wet om

te decreteeren, dat deze ,,ten laste komt van
allen,

die belang hebben bij de vennootschap”.

Het voorbeeld, dat hij geeft van eene verdeeling
van de winst, is daarom niet juist. Met aanneming
van dezelfde gegevens, als door Mr. van Gijn zijn ge-
btuikt (een belastiugpercentagO van 8 pOt. en voorts

ecn vennootschap met
f
1 millioen kapitaal, waarvan

de helft voor 5 pOt. preferent is, terwijl hetgeec

overblijft als het geheele kapitaal 5 pOt. heeft ont-
vangen, wordt verdeeld: voor 10 pOt. aan de reserve,

voor 10 pOt. aan houders van wiustbewijzep, voor

20 pOt. aan de directie,, voor 10 pOt. aan commissa-
]ssen en voor 50 pOt. aan aandeelhouders) moet de

berekening als volgt geschieden:

De winst bedraagt ………………
….
f
150.000

In de eerste plaats krijgen
de prcf. aandeelhouders 5 pOt.
f
25.000

Voorts de gew. aandeelh. 5 pOt.
f
25.000
,, 50.000

Blijft ……..
f
100.000

Derhalve is beschikbaar voor:

de aandeelhouders

50 pOt. …………
f
50.000

do reserve

10 pOt. …………
,, 10.000

dc winsVbewijzen

10 pOt. …………
,, 10.000

de directie

20 pOt. …………
,,

20.000

de commissarissen

10 pOt. ………… ,, 10.000

Te zamen ……
f
100.000

f
50.000 voor de
aandeelhouders
laat toe eene uit-

keering

an nog 4Y4 pOt., met de hierboven genoemde

5 pOt. uitmakende een dividend van 9 pOt.

Dividend 9

pOt. …………
f
92.500

S pOt. belasting , …………7.400

Te zarnen ….
f
99.900

terwijl
f 100
overgaat op nieuwe rekening.

Voor de
winstbewi.jzen is
beschikbaar ….
f
10.000

waavan uit te keeren ……….
f
9.259,-

8 pOt. belasting . ………….,, 740,72

f
9.999,72
t.erwiil
f
0.28 overgaat op nieuwe rekening.

TEGENWIND.

Professor Is. P. de Voogs ‘schrijft ons:
V.00rtvarendheid schijnt in ons land moeilijk be-
grepen te worden; des te ‘beter de voorzichtigheid.

Dat is ‘de allereerste indruk, dien de Tweede Kamer-
beoordeeling van •de Jarbeursplannen geeft. Het

stuk, waaruit dat blijkt, is het Voorloopig Verslag op het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van het
7e hoofdstuk B der Staatsbegrooting voor het dienst-

jaar 1919 (Geldleening ten behoeve van de stichting
van een vast Jaaibeursgebouw).

Ontmoedigend is het begin: ,,Zeer vele leden ver-

klaarden met het plan zich niet te kunnen verceni-
gen”, waartegen slechts ,,eenige leden” opkwamen.

En verder anderhalve kolom bezwaren tegen slechts

eenige regels verdediging. Dit wijst wel •op een ster-

ken tegenwind.

Naast de voorzichtigheid, •die aanmaant af te wach-
ten en de kat uit den boom te kijken, komt wan-

trouwen en pessimisme aan het woord. l)aarbij wordt
maar al te gemakkelijk het oor geleend aan allerlei

geruchten en oppervlakkige beoordeelingcn over het,

resultaat van de derde Jaarbeurs.
Voordat wij de vraag stellen of dit getuigt van
moed, voortvarendheid en vertrouwen in de toe-
komst, waarvoor toch onze volksvertegenwoordiging
het voorbeeld behoort te geven, dient vast te staa’n
of onze Tweede Kamer wel uitgaat van juiste gege-
vens. Moet het succes van de Jaarbeurs alleen afge-
meten worden aan het aantal bezoekers en het aantal

afgesloten zaken? Mag een Jaarbeurs niet onderhevig
zijn aan de zakenslapte? Niemand kan betwijfelen,
dat die slaiite begin Maart aanwezig was. En de oor-
zaken er van waren en zijn bekend genoeg. Groote
voorraden en vallende prijzen moeten bestellingen
beletten. Wanneer dat scherp in ‘t ‘oog gevat wordt,
is dan niet juist de 3e Jaarbeurs een even sterk be-
wijs geweest als de le en de 2e van een werkelijk

succes, omdat er ondanks de allerslechtste omstandig-

heden
nog zooveel werd bereikt? Meer nog. Toonde

niet het buitenlandsch bezoek, dat de belangstelling
met succes was gewekt, en dat de organisatie niets

te weuschen overliet?
Maar gesteld zelfs, dat men in de derde Jaarbeurs

eene teleurstelling ziet, moet dan maar zoo klhkke-
loos aangenemen worden, dat na den oorlog de Jaar-
beurs in Nederland geen reden van ‘bestaan heeft?

De ongunstige omstandigheden van dit voorjaar zijn
uiteraard van voorbijgaanden aard. Waarom moet

dan een succes in volgende jaren in twijfel getrokken

worden?
Het Voorloopig Verslag bevat daarover de twee
volgende zinsneden, die men geneigd is te karakteri-

seeren als ,,Holl.and-op-zijn-smalst”. ,,Volgens de opvatting van handel en industrie zullen,
nls binnenkort de grenzen geheel open zullen zijn, alle
pogingen om te Utrecht hetzij een nationaal, hetzij een,

Voor de
directie is
beschikbaar ……….

f
20.000

8 pOt. belasting ……………………..,, 1.600

Blijft ……
f
18.400

Voor de
commissarissen is
beschikbaar . . ..
f
1.0.000

SpOt. belasting ……………………,,

800

Blijft ……
f
9.200

Do
Staat
ontvangt aldus f7400 +
f
740,72 +

f 1600 + f 800 =
f
10.540,72 of 8 pOt. van het totaal

578

-. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juni 1919

naast Leipzig, Lyon en Bazel optredend, internationaal
Jaarbeurscentrum te vestigen, tot mislukking zijn ge-
doemd.”

,,Voor een eigen Jaarbeurs is de Nederlandsche industrie
ook na hare ontwikkeling in de laatste jaren, als de bui-
tenlandsche industrie- daarnaast ook -zoet hare aanbiedin-
gen kad komen, te gering van omvang en beteekenis, dan
dat Utrecht ooi’t een beteekenend handels- en nijverheids-
centrum’ zou worden.” –

Een dergelijke laksheid en gebrek aan zelfverIrou

ven berust bovendien nog op gebrekkig inzicht.

Het is toch voor ieder, die in de tegenwoordige

wereld rondziet, ‘bekend genoeg, dat de internatioi
nale handel geheel andere wegen moet gaan inslaan.

Het openzetten der grenzen, verondersteld dat dit

direct zal geschieden, kan onmogelijk meer de toe

standen van v66r den oorlog herstellen.

Wat voor Nederland weggelegd zal zijn, hangt, be-
halve van omstandigheden, die niemand kan voor-

zien, voor alles af van onzen ‘durf, onzen on-dernemings-

geest en onze energie. Moet daar de domper op gezet

wor’den? Of zou er niet juist eene krachtige aanspo-

ring op haar plaats zijn om nu, en juist nu alle krach-

ten in te spannen, opdat ‘Nederland niet achteraan

kome en gebruik make van elke gelegehei•d, die
zich voordoet? –

Het lbestuur van de Jaarbeurs heeft driemaal ge-
toond voor zijn taak berekend te zijn, en de laatste

maal ‘zelfs in den moeilijkst denkbaren tijd. Maar
bovendien heeft dat bestuur een open oog gehad voox

de toekomst. Of men het met zijne opvattingen eens

is ‘of ‘niet, men zal niet kunnen zeggen, dat het bij
,de pakken neerzit en zich met de bereikte waar-
deering satisfait tOont.
Behalve door zijne ‘houding tegenover ‘de vraag of

‘de Jaarbeurs nationaal of internationaal moet zijn,
heeft het ‘begrepen hoeveel meer kracht er in de
naaste toekomst noodig is, wanneer eene reusachtige

concurrentie zich zal ontketenen. Wat de vaderland-

sche industrie en handel ‘te doen ‘hebben is hun taak.
Maar het Jaarbeurabestuur gaf een voorbeeld.

De groote vei’deeldheid der Jaarbeursterreinen en
• de gebi-ekkigheid der tijdelijke gebouwen had nadee-

len, die zoo goed mogelijk overwonnen zijn, en waarbij
men Zich in oorlogstijd had neer te leggen.

Voor het’ ondernemen van de Jaanbeurs na den

oorlog wilde en kon het bestuur niet langer’ ,,klein’

zijn. Niemand ‘der critici kan en mag zich verbeelden,
dat hot Jaarbeursbestuur zich geen ‘rekenschap ge-
geven heeft van de geweldige ‘moeilijkheden, die de

stichting van een vast Jaarbeur.sge’bouw mede’brach’t
Het besef daarvan was echter geen reden om den

gemakkelijken weg van uitstel en overweging in te
slaan. ,,Nu of nooit!” was het parool. Nu is hetdetijd

om te toonen, dat wij kunnen en dat wij durven.
Daarom is de houding van de Tweede Kamer zoo

ontmoedi.gend, dat zij tegen dit voorstel, niet van
een gift, maar van eene leening, zoovele bezwaren
oppert.

Men kan nauwelijks gelooven, dat de-ze

houding
zal worden volgehouden, en dat er zoo weinig waar-
deering zal zijn voor wat het Jaarbeursbestuur reeds

presteerde en met vol vertrouwen en energieken
moed durft te on-dernemén, ja, reeds ondernomen
heeft.

Nog een bezwaar’ zij hierbij vermeld, een ou’d en
bekend bezwaar.

.Utrecht is als stad niet geschikt voor een Jaar-
beu rs, het behoort Amsterdam te zijn. Wanneer de
keuze nog vrij was tnsschen Amsterdam en Utrecht,
zou er veel over te zeggen vallen. Want zoo zeker

dat Amsterdam beter is, staat ‘de kwestie niet. In
Duitschiaiid is ‘t ook niet Berlijn, en in Frankrijk –
niet Parijs of in Zwitserland Bern of Zürich. M’aa

bovendien, de tijd van kiezen is voorbij. Er is -gehan-

deld en wel door cii. in Utrecht. Zou iemand kunnen
en- mogen zeggen, dat er niet gOed, niet knap, niet
energiek gehandeld is? Kan er met goede gronden

worden beweerd, dat de leiding voor de’ toekomst, en

de samenstelling der plannen stumperig, klein, pro-
vinciaalsch of wat ook
iS
geweest?

Tegenover wat in Utrecht is’ gedaan en wat in

Utrecht nog ,verder geschiedt, staat niets ‘anders.
De Tweede Kamer heeft geen andere keuze, dan de

Jaarbeurs in Utrecht te steunen en te toonen, dat
zij den moed en den lust, -ôm aan Nederlands toe-

komst te werken, waardeert, of wel….dat zij in

arren ‘moede en weifelzucht de Jaarbeurs aan haar
lot overlaat.
Er’
zijn
wel eens meer Voorloopige Verslagen -ge-‘
weest, welker ci-itiek zoo in ‘t oog loopend onredelijk

en onbillijk was, da’t ‘hun ongunstig oordeel in een
flinke beslissing verloren ging.

La’ten wij hopen, dat, dit ook nu het geval zal zijn,

en dat de 1-egeer’ing daartoe krachtig het hare zal

bijdragen. Is. P.
DE
Vooys.
2 Juni 1919.

DE NEDERLANDSCHE BANK EN DE

GEMEENTELIJKE FINANCIEN.

In het gistei-en verschenen V e r s 1 a g v a n d’e

Nederlandsche Bank (1918-1919) vindt

men de volgende beschouwing in zake de kwestie van
de financiering door

de Gemeenten, welke in de laat-ste mian-den do publieke belangstelling zoozeer heeft

beziggehouden ). In het verslag les’t men (pag. 8
v.v.) : .

,,Uit den aard ‘der zaak stonden wij ook in ons

land
oor groote eischen, die aan de geidmarkt en ook
aan De Nederlandsche Bank werden gesteld. D.e geld-

mrkt was in het algemeen ruim door de omstandig-

heden, welke reeds meermalen uiteengezet zijn. Deze
geidruimte kon echter niet van langen duur zijn; zij

was grootendeels ‘een gevolg van den stilstand van
bedrijven en uitputting van voorraden van goederen
en grondstoffen, waartegenover tijdelijk gelden ‘be-

schikbaar ‘gekomen waren, welke in het eigen bedrijf

voorshands -niet wederom waren te verwerken. Met de
eischen, welke aan de -geidmarkt wâren gesteld, moest
dus rekening gehouden worden met deze eenigszins

scheeve positie van ‘de -geidmarkt. De lage rente voor
kortloopen-d papier werkte natuurlijk als een stimu-

lans om op korten termijn geld in de open markt op
te iiemen; en zoo werd steeds meer een streven be-

merkbaar om door het uitgeven van kort papier de
benoodigde geldmiddélen te verkrijgen ook voor za-
ken, waarin die geldmiddelen voor langen tijd moes-
tenworden vastgelegd.

,,Reeds in -het jaarverslag van De Nederlandsche
Bank van het jaar 1916/17 werd gewezen op de em-

stige bedenkingen tegen het opnemen van gelden door

afgifte van wissels of promessen, – waarvaii de loop-
tijd reeds uit -den eigen vorm van het papier tot een
beti’ekkeljk korten termijn beperkt moet zijn, terwijl

de, daartegen verkregen middelen zou-den worden vast-
gelegd en eerst door eene amortisatie, verdeeld ovei-
vele jaren, weder konden worden terugbetaald. Wij
meenen goed te doen een gedeelte vân -dat jaarverslag
van twee jaar geleden hier wederom ‘op te nemen:
,,,,Herhaaldelijk weder kwam het in het laatste jaar
voor, dat credieten feitelijk voor zeer langen tijd werden
verleend, zelfs wel voor twintig en dertig jaar, terwijl het
crediet werd gegoten in den vorm eener’ drie of drie en
een halve m-aand,s promesse. Het spreekt van zelf, dat het
uitschrijven van promessen voor dergelijke langloopende
leeningen op zich zelf eene onwaarheid is, welke in tijden
van crisis- gi-oote moeilijkheden ‘kan brengen (in voor den
credietnemer èn voor den credietgever; ook credieten, welke
in den vorm van hypotheken bij de hypotheekbanken tehuis
behooren, worilen door sommigen gaarne in den vorm van
promessen met on-derpand van eene crediethypotheek -aan-
vaard. De Nederlandsche Bank moet zich principieel tegen
het opzetten van dergelijke credietzaken verzetten, omdat
haar octrooi en hare statu’ten uitdrukkelijk verbieden
crediet voor zoo langen termijn
of
‘tegen onderzetting van

1)
Zie pag.
264.

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

579

onroerende goederen te ,verleenen; langs den omweg van
die onware promessen mag zij dus dergelijke credieten onder
hare uitzettingen niet toelaten.”
,,,,Ook hier is een middenweg te vinden; een crediet be-
hoeft niet per ee binnen den termijn van een afgegeven
promesse of wissel af te loopen; de Bank kan ook haar rug zetten onder credieten van langeren duur; dan moet echter
de aard van het crediet zoodanig zijn, dat met redelijkheid
aan te nemen is, dat het in afzienbaren tijd zal kunnen
afloopen; dat het niet een verkapt hypothecair crediet is;
en eindelijk, dat dergelijke promessen door den discontant
ook voor een belangrijk gedeelte met zijn eigen middelen
kunnen gefinancierd worden, zondat de geldschieter niet in
staat is de credieten te geven, tenzij hij doorloopend de pro-
messen weder bij de Bank kan onderbrengen.
,,,,De Bank kan niet toelaten, dat de discontant welbe-
schouwd niet anders is dan een bestelhuis om dat papier
bij de Bank te brengen, zonder voldoende eigen middelen om ook zaken voor eigen rekening te drijen; in dergelijke
gevallen kan de medeteekening van den discontaat aan de
Bank ook niet den waarborg geven, welke octrooi en sta-
tuten voor eene medeteekening vereischen. Eene disconto-
rekening moet dus op- en neergaande cijfers kunnen aan-
wijzen.”

,,In •het afgeloopen jaar hebben verschillende Ge-

meenten in het zoeken van hare geldmiddelen tegen

deze regelen gehandeld. De Nederlandsche Bank heeft

er wel degelijk rekening mede gehouden, dat ook de Gemeenten voor bijzondere omstandigheden waren

geplaatst, en dat zij tot belangrijk grootere uitgaven
genoodzaakt waren met het oog op distributie, wo-
ningbouw en andere maatregelen uit de crisis voort-
spruitende. De Nederlandsche Bank was dan ook in

het algemeen gaarne bereid om Gemeenten in deze
moeilijke tijden te steunen door promessen of wissels

in disconto te nemen van discontauten, welke voor
het doen van zaken met De Nederlandsche Bank in
aanmerking kwamen. Het ‘bleek echtr, ‘dat in ver-
schillende gevallen de zaken formeel niet in orde
waren, in zooverre, dat de wijze, waarop de Gemeen-
ten gelden opnamen, niet in overeenstemming was
met ‘de daarvoor vereischte goedkeuring van Gedepu-
teerde Staten: maar vooral bleek het, dat.de Gemeen-

ten zich lieten verleiden door het goedkoope geld in
de particuliere disconto-markt om gelden in den vorm

van wissels of promessen op te nemen, welke direct besteed werden, bijv. voor aankoop van onroerende
goeaeren, voor ‘het verwerken in gasfabrieken of an-
‘dere gemeenteindusti-jeën, in één woord op eene
wijze, dat die gelden voor zeer geruimen tijd werden
vastgelegd; Bij herhaling heeft De Nederlandsche

}3ank, wanneer dergelijke gevallen haar ter kennis
kwamen, er’nstig gewaarschuwd tegen het groote ge- –
vaar om op •die
wijze
het fin’ancieele beheer van Ge-
meenten te voeren, en er op gewezèn, dat het niet
kon uitblijven of de geidmarkt zou binnen korteren
of langei-en tijd niet meer open kunnen staan voor
het opnemen van dergelijk papier, en ‘dat de Gemeen-
ten dan in staat zouden moeten zijn bij verval hare
promessen of wissels doör contante ‘betaling te vol-
doen. Deze onderhandsche waarschuwingen van De

Nederlandsche Bank werden echter maar al te vaak
in den wind geslagen; -daarom heeft De Nederland-
sche Bank zich genoodzaakt gezien hare waarschu-
wing, in het jaar 1916/17 in het

algemeen gegeven,
nog eens bepaaldeljk te herhalen voor de Gemeenten.
Bovendien werd het al meer en meer gebruikelijk bij
de Gemeenten om het door haar uitgegeven papier

in den vorm van wissels op te maken, hetgeen op
zich zelf ook onjuist was, omdat deze wissels
niet waren gegrond op eene handels-transactie,
dus ondanks den gewijzigden vorm in waarheid

niets anders waren dan credietpromessen. Sedert
meer dan een halve eeuw heeft De Nederlandsche
Bank stelling genomen tegen het misbruik om voor
dergelijke gel’dopnemingen, zuiver op credietverlee-

ning gegron’dvest, den vorm van handelswissels aan
te nemen. Het motief voor het kiezen van den wissel-
vorm was natuurlijk gelegen in de pogingen om op

die wijze dit papier voor particulier ,wisseldisconto

in de markt onder te brengen. De Nederlandsche Bank
heeft zich ‘dus genoodzaakt gezien ook in dit opzicht

hare waarschuwing te herhalen, dat zij dergelijk pa-
pier, hoewel in wisselvoi-m uitgegeven, toch niet

anders dan naar den aard als credietpromesseu zou

kunnen beschouwen, en dus het promessendisconto

voor het herdiscouteeren van dergelijk papier in

rekening zou moeten brengen. Den 14den Februari
1919 heeft derhalve de Bank het vblgende communi-
qué uitgegeven:

,,,,De Directie van De Nederlandsche Bank heeft bepaald,
dat -gemeentelijk credietpapier, hetzij in den vorm van
wissels, hetzij in dien van promessen of anticipatie-biljet-
tea, van
1
April 1919 af bij de Bank slechts zal kunnen
worden geplaatst tegen het disconto voor promessen gel-
dend, en wat de anticipatie-biljetten betreft kuanen wor-
den in beleening gegeven tegen eene rente, ten minste
gelijkstaand met het promessen-clisconto.
,,,,Naar aanleiding van •de veelvuldige uitgifte in den
laatsten tijd van dit papier, brengt De Nederlandsche Bank
in herinnering, dat zij zich wijders voorbehoudt om harer-zijds te. bepalen hoeveel van da’t papier zij wil nemen, en
het slechts te nemen nadat zij bevredigendê inlichtingen
zal hebben ontvangen omtrent den looptijd van het papier
en het tijdstip en de wijze waarop dit zal worden afgelost
of omgezet in eene leening.”

,,In’tusschen h’ad de disconto-markt reeds teekenen

gegeven van met papier verzadigd te zijn; immers
terwijl gedurende verscheidene jaren ‘het particulier
disconto lager en zelfs belangrijk lager, genoteerd was
dan ‘de koersen voor geld op prolongatie ter beurze,
bleek het in de afgeloopen maanden, dat particulier

disconto in den regel hooger dan de prolongatierente
noteerde. Het was dus hoog tijd geworden, dat de Ge-
meenten met deze’ bijzondere omstandigheid i-eke-
ning leerden houden.

,,De Nederlandsche Bank ïs intu’sschen voortdu-

rend bereid gebleven om dergelijk gemeente-papier in herdisconto te nemen, indien kon worden aangetoond,
dat de gemeentelijke promessen waren uit
g
egeven
overeenkomstig de daarop betrekking hebbende mach-
tiging ‘van Gedepu’teei’de Staten, en indien ‘bevredi-
gende inlichtingen konden worden gegeven over de
voornemens der Gemeenten om geldopnemingen, wel-

ke op •den duur niet in den vorm van promessen
mochten plaats vinden, af te lossen, hetzij uit be-
l’ast’inggelden of restituties vamvege de Regeering,
hetzij door het consolideeren van ‘die op crediet opge-
nomen gelden in leeningen, waarvan de aflossingen

over een langer tijdperk waren verdeeld, zoodat het
crediet van de zeer veranderlijke markt van particu-

lier disconto zou worden overgebracht naar de porte-
feuille van houders van effecten.”

AANTEEKENINGEN.

Oorlog en bevolking in D u i t s c h-
1 a
n
d. – Onlangs namen wij enkele cijfers op van den
invloed, dien de oorlog en de daarmee samengaande

economische toestanden ‘blijken te hb’ben op het be-
volkingspeil. Zoo’wel voor Frankrijk als voor Duitsch-
land vertoonde zich de ontzettende achteruitgang,
door den oorlog in ‘de levenskansen der ‘burgerlijke
bevolking teweeggbracht. De gevolgen der ontoerei-
kende voeding ‘heeft vooral in Duitschiand slacht-

offers gemaakt, hetgeen inzonderheid bij ‘de cijfers dex sterftegevallen âan tuberculose tot uiting komt.
In een in de Engelsche taal gestelde brochure, welke
den titel ,,H u n g e r” draagt, waarin een aantal op-
stellen van Duitsche medici zijn samengebracht, wor-
den hierover eenige opgaven gedaan.

Aan tuberculose stierven in 380 Duitsche steden
met eene bevolking van 15.000 zielen of meer per
10.000 inwoners in 1913,
15,7;
1914,
16,0;
1915,
16,8;
1916,
18,0;
1917,
25,3;
1918,
31,7.
In Berlijn bedroeg de sterfte aan tuberculose voor
mannen in het 3e kwartaal van 1917 40,1 pOt. meer
dan die in het overeenkomstig tijdvak van het jaar
1915. Voor vrouwen was deze vermeerdering 91,7 pOt.

Voor alle doodsoorzken gezamenlijk was de toene-

ming der sterfte in een 22-tal Duitsche steden verge-

leken met hôt gemiddelde der laatste vier vredesjaren

geweest:

voor h. 4e kw. v. 1916 voor
mw.
tussehen 15 en 30-j. leeft. 16
0
/0

4e ,,

,, 1916

,,

,,

.,,

31

60 ,,

1117-18
01

le ,,

,, 1917

,,

,,

,,

15

30

43
0
/0

le ,,

,, 1917

,,

,,

,,

31 ,, 60 ,,

,,

62
0/

Personen, die een inkomen ontvangen, dat de 2000
Mark niet te boven gaat, vâllen in Duitschiand
onder de verplichte staats’verzekeri’ng. Tot slot volgen

nog enkele cijfers, waaruit de stijgende sterfte blijkt
tijdens den oorlog onder de uitkeering-genietefldefl

in Berlijn:
Wijziging in de sterfte in
pCt. t.o.v. voorafgaand jaar
jaar

mannen

vrouwen

totaal

m.

V.

1914

2110

103

3113

1915

2334

1107

3441

+ 11

+ 10

..

1916

2127

1096

3223

– 9

– 1

1917

3172

1759

4931

+
49

+61-

De inkomengrens brengt rnede dat deze cijfers een
beeld geven !van de armste klasse der bevolking.

580

ECONOMISCH-STATISTISCHE, BERICHTEN

18 Juni 1919

De Vei.eeniging ,,Handel’srecht deed

een geschriftje het licht zien over
,,De
Mal:elaardij”.

Na ‘herinnerd te hebben aan de vertoogen, die ‘tot de
Regeering gericht werden over de wettelijke regeling

van dit: beroep, welke zich niet meer verdraagt met
de practijk, die zich ten deze gevormd heeft, schetst

d,e publicatie de feitelijke yerhoudingen, welke in de

beide groote Nederlandsche han deissteden worden

aangetroffen.


,,Richten wij allereerst het oog op den goederenhandel.
Inderdaad bestaan er hier enkele artikelen, waarbij de
toestand ongeveer voorhanden is, zooals -de wetgever zich’
‘dezen gedacht heeft,, namelijk: of ficieele makelaars, die-

zich
uitsluitend vergenoegea -et de rol van tusschen-
pel:s000. Ten aanzien van verreweg de meeste artikelen
echter kan worden geconstateerd, dat de makelaars, zij
het niet direct ‘dan -toch langs een omweg, voor eigen
rekening handel drijven. En dit is zoozeer tot een
gewoonte geworden, dat bij velen, makelaars en kooplieden,
de opvatting wordt aangetroffen, dat•de makelaars binnen
hun terrein blijven, zoo zij zich slechts onthouden van het

doen van zaken
buitenslands.
De binnenl-andsChe grossier-
derij ii bij de hier bedoelde artikelen reeds sedert geruimen

tijd aan de makelaars overgelaten.
,,Wat den effectenhandel betreft, ziet men, dat alle aan-
gestelde makelaars tevens ,,commissionairS”, dus hande-
laars zijn en van dit laatste bedrijf zelfs hun eigenlijk
beroep maken. Daarentegen zijn de personen, die feitelijk
ter beurze van Amsterdam als tusschenhandelaars fijn-
goeren, dc z..g. ,,hoekmannen” dikwijls geen makelaars.
,,Nog zonderlinger is de toestand in den wisselhandel.
Te Arnster-dam bestaan geen ,,door het plaatselijk bestuur
aangestêlde” makelaars in dit vak.
Zij,
die feitelijk als

makelaars optreden en bij het publiek als zooclanig bekend
zijn, missen de of ficieele hoedanigheid. Te Rotterdam daar-
entegen kent menS wèl makelaars ,,in wissels en edele
– metalen”, doch hier zijn het de kassiers, die als zoodanig
optreden, en dus nauwelijks geacht mogen worden de
tusschenpersonen te zijn, die de wetgever zich heeft ge-
dacht. Ook in het assurantievak is de toestand te Amster-
dam en Rotterdam ‘,ershillend. Kent men in de hoofdstad
z.g. ,,assurantiebezorgers”, die echter veelal tevens agenten
van verzekering-maatschappijen, dus assuradeuren en niet
enkel tusschen.personen zijn,, te Rotterdam bestaat in di-t
opzicht een scherpe scheiding tusschen makelaars en
assur-adeurs. ‘
,,En ten slotte moge herinnerd worden aan het te
Amsterdam welig tierende beroep van makelaar in vaste
goederen, waarbij zich het wonderlijke verschijnsel voor-
doet, dat de betreffende personen, ofschoon aangesteld als
makelaar in ,,mobilair” of in ,,assurantiën” algemeen en
openlijk optreden als makelaars in een vak,, waarvoor
zij
niet
zijn ‘aangesteld en volgens de algemeene opvatting

ook niet
kunnen
wdrden aangesteld, wijl het hier geen der
handelsartikelen geldt, die met name in art. 64 W. v. K.
zijn aangeduid.
,,’Uit deze beknopte schets blijkt, dat zich , naast en ten
-deele zelfs iii strijd met de wet een ‘toestand ontwikkeld
heeft, die verschillend voor-ieder vak en voor elk onzer beide handeissteden, blijkbaar aafi de behoeften van de

praktijk beantwoordt. In verband hiermede moet dan ook
de groeiende onwil van de gemeentebesturen verklaard

worden 6in makelaars, die in strijd met de voorschriften
an de wet handelen, ‘tot de orde te roepen en ingev’olge
de uitdukkeljke machtiging van art. 71 W.
Y.
K. even-

tueel te schorsen of van hun ambt vervallen te verklaren.
,,Deze beschouwingen samenvattende – ieest men aan
het slot – aarzelen wij derhalve geen oogenblik met de’
conclusies, vervat in het voorstel van de staatscommissie
van 1890, en in het adres van de Amsterdamsche Kamer
van Koophandel van 1908 tot de onze te maken; wij snee-
nen evenzeer dat het belang van den handel opheffing
van de verouderde bepalingen op het stuk van makelaardij
dringend vordert. De bdtte weg daartoe ware, dat de ge-
heele 2de af-deeling van den 4den titel van het iste Boek, benevens de 6de afdeeling van den 9den titel van het 2de

Boek, werden geschrapt.
,,I’ndieu – aldus besluit de publicatie – het boven-
staande de overtuiging, dat de toestand, gelijk hij thans
bestaat, een wantoestand is, en de wettelijke regeling op het stuk der makelaardij in haar hu-idigen vorm, al ware
het slechts in iiet belang van het prestige onzer wetgeving,
zoo spoedig ‘mogelijk behoort te verdwijnen, vermag te
versterkën, zoo is het -doel van di-t vlu’gschrifje bereikt.”
1)

Het Fran-sche ,,Office National du

Oommerce Extérieur” bericht:
,,De’ Fransche Minister van Handel en Nijverheid heeft
een ,,Office Comsrtercial Français aua Pays-Bas”
gevormd,

gelijk aan de reeds bestaande ,,Offices” in Engeland,
Italië, Spanje, Zwitserland, Roemenië en in de Oostersche
landen.
,,Dit lichaam, hetwelk een officieel karakter heeft, is
gevormd om de economische handelsbetrekkingen tussehen
-Frankrijk en Nederland te vergemakkelijken.
,.Het ,,Office Commei’cial Français aux Pays-Bas” zal
gevestigd zijn te Amsterdam

en zal, binnenkort onderge-
bracht worden in hetzelfde gebouw als het Vice-Consulaat

van Frankrijk te dier stede.” . –


REGEERINGSMAATREGELEN OP


HANDELSCEBIED.

K a s na a r 1 -n d i ë. Aan den uitvoer van kaas
naar de Nederlandsche koloniën zijn geen bepaalde

formaliteiten meer verbonden. Daar de koloniën
op’

gelijke – voet met hët Moederlan’d worden behandeld,

is voor den uitvoer daarheen het gebruik van het

Rijk-smerk niet verplicht. –

U i
t v oe r s i ga r e n. Dé N.U.M. heef-t bepaald,
da-t in het vervolg een exporteur niet meer bij haar
.

behoeft te zijn ingeschreven’, om sigaren- te mogen’

uitvoeren.

S i
g a r e n. De 6 pOt. voor de steunregel’ing, ge-
heven van factuurbedr-agen -van ten uitvoer bestemde –
sigaren, zal vervallen voor die fabrikanten, welke met
voltallig personeel werken of dit zullen laten doen.
De bedoeling is de sigarenfa’brikariten .te bewegen om
hun producten tegen vefrlaagde prijzen naar het bui-
tenland te ver-koopen, -ook al.zou dit verlies opleveren.

M e e 1 e n

b 1 o -e m. Volgens een berich-t van het

Ned. Correspondentiebureau zou het de i-egeering
mogelijk zijn tegen half Jul-i de samenstelling’ van
het meel en de -bloem belangrijk te verbeteren.

Buitenlandsc’he tarwe en

rogge.’

Behoudens u.itzonaeringen
is
het verboden buiten-

landsche tarwe, tarwe’blöem, t’arwemeel, rogge, ro.-ge-
bloom en roggemeel hetzij ongemengd, hetzij onder-
ling of me-t andere bestanddeelen gemengd, te ‘ver-
voel–en of – af te leveren. Het verbod geldt o.a. niet voor vervoer en aflevering van regeerin-gsbloem en

regeeringsmeel.
Rij ksleder. Met ingang van 13Juni is inge-
trokken -de aan de burgemeesters verleende -bevoegd-
heid tot het afgeven van Rijkslederbons. Met ingang

1)
[Naar wij vernemen zijn voor belangstelleiiden, voor
zoover de voorraad strekt, exemplaren van het vlugschriftje
verkrijgbaar op aanvraag bij den Secretaris der Vereeni-
ging ,,Handelsrecht”: Mr. W. C. Mees RAzn., Oranjelaan
15, Rotterdam., – Red.]

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

581

van 15 Juni vervallen de nog in omloop, zijnde Rijks-

ledej’bons en mag door lederhandelar’en geen Rijks-
ieder meer worden afgeleverd.

Steunregeling. Door het voortduren van
de crisis-werkloosheid in tal van bedrijven en de

waarschijnlijkheid, dat nog wel eenige tijd rai voorbij-

gaan voor een evenwichtstoestand in het• bedrijfs-
leven zal zijn ingetreden, dient het ondersteunings-

werk voorloopig nog te worden voortgezet. Wettelijke

maatregelen zijn spoedig te verwachten, volgens welke
van overheidswege een groot deel van de zorg voor de

tot dusverre door steuncomité’s gesteunden zal wor-
den overgenomen.

Voorschotten aan Frankrijk. Er is een
wetsontwerp ingediend, waarbij de Minister van Fi-
nanciën wordt gemachtigd aan Frankrijk rentedra-

gende voorschotten te verstrekken tot een bedrag van
f
25 millioen, ten behoeve van de betaling van leve.

ringen door Nederland en de Nedijrlandsche koloniën.

Ziekenverzorging vanarbeiders.

Bij Kon. besluit is ingesteld een commissie tot het

uitbrengen van advies aangaande de meest wensche-
lijke wijze, waarop de ziekenverzorging van arbeiders
en van in economisch opzicht met de aibeiders gelijk-

staanden al of niet in airnsluiting aan de bij de Ziekte-
wet geregelde ziekteverzekering zou kunnen worden
geregeld.

Belasting op weelde-uitgaven. De
Mi-
nister van Financiën heeft ingesteld een commissie,
teneinde hem van advies te dienen met betrekking tot
vraagpunten, die zich voordoen bij het ontwerpen van
een wet tot heffing eener belasting op weelde-uit-
gaven.

A a r d a p p e 1 e n. Bij de inventarisatie van ge

wassen van oogst 1919 worden ook de aardappelen met inbegrip van die van zand- en veengronden op-
genomen. Hierin mag geen aanwijzing worden ge-
zien, dat alle aardappelen door de regeering tegen de
vastgestelde garanti.eprijzen zullen worden overge-

nomen, aangezien zoodanige prijzen alleen zijn vast-
gesteld voor aardappelen van klei-, zand- en veen-
gronden, bestemd voor tafelgebruik.

MAANDCIJFERS.

RIJKSPOSTSPAARBANK.

APRIL
1917
1918 1919

f

6.095.646f 7.008.386f
9.869.018
Terugbetalingen

,.
,,

6.934.811
8.491.956
,,

10.359.976
Tegoed der inleggers
,
206.805.051
222.728.570
,, 252.240.885
op ultimo ……….
Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekjes

Inlagen

………..

op ultimo ……….
,

27.120.200
,,

30.251.600 34.454.500
Spaarbankboekjes:

gegeven ………
7.749 8.709
11.624

Aantal nieuw uit-

Aantal

geheel af-
betaald
8.609
7.509 8.841
Aantal

uitstaande
op ultirno
1.739.625 1.780.088 1.850.115

GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSOHE BANK

Mei 1919
Mei P1918

Posten
L
Bedrag
IPosten
1

Bedrag

Voor

rek.e-
ninghouders
23.652
f1.161.765.178
19.798
f487.633.733
waarvan door
de H.-bank
plaatselijk…
7.104
,,

828.816.771 3.812
277.231.84
Ter voldoe-
ning van
Rijkshelast.
1.360
,,

12.997.19811
797
8.439.061

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

20
Juli
1914

Disc.Wissels.
Ned.
4’/2 sedert 1Juli ’15
3
2
/,sedert23 Mrt. ’14
BlBiEff
an
1Vrsch-in
4’/t

,1

,,

’15
4

23

;

’14
R.C.
5
1
1s

,,

19Aug.’14
5

23

’14
Bank van Engeland
5

,,

5 Apr.’17
3

29Jan.’14
Duitsche Rijkabank
5

,,

23 Dec.’14
4

6Febr.’14
Bank vauFrankrijk
5

21Aug.’14
31/t

29Jan.’14
Oosteur. Hong. Bk.
5

12 Apr.’15
4

12 Mrt. ’14
Nat.Bankv.Denem.
5
1
/2

4 Jan.’19
5

6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
6

,,

13Juni’19
4/1

6

’14
Bank v. Noorwegen
51/2

,,

11 Mei ’19
4
1
!3

11

,,

’14
ZwitserscheNat.Bk.
5
1
12

,,

3 Oct. ’18
31/2

,,

19

,,

’14
Belgische Nat. Bk.
4

12Juni’19
4

30Jan, ’14
Bank van Spanje..
4

22Mrt.’17
4
1
/2

24Sept.’03
Bank van Italië ..
5

,,

10Jan.’18
5

9 Mei
1
14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4
9


Javasche Bank…. 3
1
/1 ,,

1 Aug.’09 31/1 ,,

1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part. Berlijn

I

Part.
Parijs
Part.
N.Ysrk
Ccl!.
1

Part.

1

Prolon.
disco,,to
gatie
disconto
disconto
disc.
monegi

14 Juni ’19
3
1
1s
3
35/
4h/8

10-V,
1)
9-14 J. ’19
3’I-/

)
3/,s
45/
5/4-101
2-7

J. ’19
3
1
4-
1
4

3/a-4
3
5
/is
4-11s

5’/2-10+
26-31 M.’19
35/5_/4
3-
1
/2
3
17
4
46/s

4l/_5

10-15 J. ’18
2/-/8
2/43/4
ro
16

3-

4_5/
4-6
11-16 J. ’17
2

I
V/s-sho
2

2114-3
45 88
1 8
4..5/
4_51/,

20-24Juli’14
2 1/4_8/4
2 h/
8
_h1
2

2
1
/4
1
/42
‘/5
t) Noteering van 13 Juni. 1) Het particulier disconto der gemeente-wiosels was in de afgeloopen week 8/
5
-1 1/4 pCt. hooger.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Bijna alle wisselkoersen brokkelden deze week in meerdere
of mindere mate af. Londen liep terug van 11,87 tot 11,78,
heden ca. 11,74. New York daalde iets minder,2,55
1
/2, heden
ca. 2,54. Parijs was aanvankelijk prijshoudend, liep echter
tea slotte ook terug en België kon zich evenmin geheel aan
de daling onttrekken. Marken waren weder zeer flauw.
Vooral in het midden der week was het aanbod overwel-
digend en het scheen gedurende enkele uren, alsof de markt
absoluut verzadigd was door het steeds aanhoudende aanbod
van niillioenen. Op de lage prijzen kwamen echter weder
opnieuw flinke koopers in de markt, zoodat de slotkoersen
der week eerder iets hooger waren. Ook Zwitserland kon
zich niet aan den algemeenen teruggang onttrekken en daalde
onder het goudpunt. Slot ca. 47,75. Alleen Sknndinavië was
iets beter of ongeveer op hetzelfde koerspeil als de vorige
week.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen S)
Parijs
S)
Berlijn
S) Weenen
S)
Belglc
1)
I


New
Yh
1)

9 Juni1919..


– – –

10

,,

1919..
11.85k
39.9ij
17.55
8.25. 38.40
2.55
1
/,
11

1919..
11.85/,
39.85
17.32/,
8.25
38.30
2.55/
12

,,

1919..
11.83
39.92/
1

.16.85
8.20
38.40
2.55/
4

13

,,

1919..
11.804
39.85 16.10 8.10 38.30 2.55
1
/a
14

,,

1919..
11.78
39.75 16.15 8.10 38.80
2.54
1
/2
Laagste
d.w.’)
11.77
39.60 15.90
7.75
38.15
2.54
1
/2
ifoogste
,,

,, ‘)
11.87
40.10
17.70 8.50 38.60 2.56
1
/
7Juni 1919..
11.87′
39.90′
17.30′
8.90′
38.50 2.56
1
/4
31 Mei

1919..
11.87
41.-
18.40 10.40 38.80
2.55
1
1,
tuntpariteit..
12.10*
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48/4
)
Noteering te Amterdam. 1) Particuliere opgave.
2) Noteering van 6 Juni.

582

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juni
1919

1
Stock-
1
Kopen- Chrls-
1
Zwitser-
1
Spanje
1
Batala
1)
Data

1
holm)
1
hagen
5
) Ilanla’)! land5)
1

1)
telegrafisch

64.65
48.60
51.60
99/2/4
64.66
48.40
51.75
991/2.9/

64.70
48.20
51.60
99V2’/4
64.40
47.85
51.45
99
1
/2
1
/
64.60
47.75
51.25
99’/2/4
64,25
47.80
51.-

99
1
/
64.80
48.70
52.10
99
1
/
64.50
2
48.771
51.60
99i/_2/4

64.25
49.60
51.25
991/_l/4

66.67
48.-
48.-
100

Particuliere
opgave.

KOERSEN TE -NEW YORK.

Cable
Zicht Zicht Zicht

a
Londen
Pariji

Berlijn

Amsierd.
(in
,
(In fr,.
(In cents
(In cents
per £)
P. ,)
p. 4
Rm)
per gid.)

14Juni….

1919
4.62.10
6.35
nom.
38
7
!8
Laagste d. week..
4.62.10
6.35
nom.
38
7
/s
Hoogste,,

,.

..
4.64.50
6.44

..
nom.
39
7 Juni …. 1919
4.64.25
6.45
nom.
3813/,,
t)
31 Mei

…..1919
4.64.50 2)
6.422)
nom.
39ij

2)

Muntpariteit.
.
..
4.86.67
1

5.18’/4
95
1
1
40’/is
2)
Koers van
4
Juni.
2)
id van 29 Mei,

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsenen
Landen
Noteerings.
eenheden
31
Mei
1919
7 Juni
1919

TIjdperk

Laagste Hoogste

14
Juni
1919

A1exandÇi..
Piast. p.0
977/,,
977/16
971,
977/1e
977/io

5
B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
61
8
/
512!,
50
29
122
51’18
611182

Calcutta
. . . .
sh/d.rup.
118
1
/32
1/81/,
2

118
118
1
1,6
1/8’I82
Hongkong..
id. p.
$
3f6’/4
3/61/
1

3/61/,
3/6
3
/
316
3
/4

Lissabon….
d.p.escudo
30
8
/4
30/8
30
30
7
!,
30
8
!,
Madrid

.. ..
Peset. p.
£
23.13.
23.00
22.85 23.22
23.11

5
Moutevideo’
d.p.peso
5713
572/2 553/4
58
56

Montreal….
$
per
£ 4,76/
4.76/
4.74
1
/4
4.771/2
47451

5
R.d.Janeiro.
d.p.milr.
14
1
!,
14/98
14
19
/,,
14
1
/a2
1415,
8

Lires p.
£
$9.98 37.08 36.15 36.85
36.35
Shanghai

. .
sh/d.p.tael
512
5/3
5/3/2
5I41/
510!2
Rome

…….

Singapore ..
id. p.
$
2/42/
16

2
1
1
4
7
132
214
1
!8
2/4
3
/s
2
1
1
4
1
1
4

5
Valparaiso.. d.p.pap.p.
11
1
!,,
112/,2

10
2
‘132
11’/82
bal!,,

Yokohama ..
sh/d.p.yeu
212
5
/6
2121
212V4
213
2/21/
2

‘ Koersen van den dag voorafgaande aan de data in het hoofd vermeld.
t)
Telegrafisch tranafert.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksehe ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen

te New York
14 Juni 1919……..54
1
/4

lilVa
7

,,

1919 …….. 53
1
/s)

109’18
31 Mei

1919……..53

.

.108
1
/4
1
)
24

,,

1919 ……..51/a

105/

15 Juni

1918……..48′!8

99′!2
16 Juni 1917 …….. 39’/,s

77
20 Juli

1914.
…….24″/s

.

54′!5
t) Koer, van 6 Juni. 2) id van 29 Mei.

N.U.M.

Weekstaat der Nederlandsche (Jitvoermaatschappij.
Voornaamste nosten in duizenden guldens.

,
Bulten!.
Debet
5
pCt.
Credit
Data

Bankiers
Schat..
Diverse
Schuld.
Diverse
kist blij.
reken.’)
brieven
reken.
1)

12 Juni 1919..
2.033
58.650
536
17.152 36.789
5

,,

1919..
1.809 58.650
532
17.150 36.449
31Mei

1919..
1.368
58.650
520 17.145
36.151
22

,,

1919..
1.468
58.650
474
17.145
35.439

13Juni 1918..
10.700
19.100
53.200
12.876 65.485
1) Beide rekeningen omvatten, behalve garantiewissels in portefeuille
tot het bedrag der buiteni. schatkistbiljetten, in hoofdzaak garantiewissele
in depbt bij de Ned. Bank.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 14 Juni 1919.

Activa.

Binnenl.Wis-(ll.-bk.
f
79.601.970,10
1
!2
sels,Prom., B.-bk. ,,

487.511,70
,i;,,. 1 A,

os
053
9 706 06
••_

f
103.179.187,86
1
!2

Papier
ô.
h. BuitenL in


disconto

….. …………………

Idem eigen portef..
f
26.504.995,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.

,,
26.504.995,-
Beleeningen
H.-bk.

fi36.2o6.155,18’/,
mci.
vrseh.
B.-bk.

11.421.883,58
1
/
,,
in rek.-crt.

Ag.sch. ,,.56.075.439,18
op
onderp.

f203.703.477,95

Op
Effecten

……f198.327.177,95
Op
Goederen en Spec.
,,

5.376.300,-
203.703.477,95

Voorschotten a. h. Rijk
…………….,,
10.935.97,86l12

Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……f 56.411.325,-
Mutitmat., Goud ..

,,605.557.175,01
1
12

f661.968.500,01
1
/,-
Munt, Zilver, enz..

,,

8.492.180,92
Munt-mat. Zilver
..


670.460.680,93’/
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..,
f

5069.962,32
id. van
‘/,
v.
h. kapit.
,,

3.984.593,43
9.054.655,75
Geb. en Meub. der Bank …………….,,

1.770.000,-
Diverse rekeningen ……………….,,

84.587.822,17

fl.1 10.196.657,532/,

Passiva.
Kapitaal

……………………..
.f

20.000.000,-
Reservefonds

……………………
5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop
…………
,,
1.009.393.760,-
Bankassignatiën in omloop……….
,,

3.518.106,02
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk …. f

Van anderen

….

,,

63.581.754,7412
63.581.754,74’1,
Divérse rekeningen

………. ……..
,,

.
8.623.634,21

fl.110.i96.657,53’/,

Beschikbaar metaalsaldo…………..
f

454.785.459,18
1
/s
Op de ba8is van I/o metaaldelcicing ……
239.486.735,03′!,
Minder bedrag aan bankbiljetten inomloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ..
,,
2.273.927.295,-

Verschillen met dan vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s
15.437.722,24
1
!2
Buitenlandsche wissels
979.104,-
Beleeningen

…………….
12.335.692,941/2

G
oud

………………..-

Zilver ………………..317.055,76V,
Bankbiljetten
6.260.130,- Part. Rok.-Crt. saldo’s

1.011.35.6,90

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud
Zilver
B

k-
bilj°e7ien

Andere
opeischbare
schulden

661.969
8.492 1.009.394 67.100
7

,,1919

….
661.969
8.175
1.015.654
79.187
31 Mef

1-919

….
661.969
7.938
1.026.962
85.180
24

,,

.

1919

….
661.979
7725
1.024.837
85.531
17

,,

1919

….
662.160
7.545
1.042.667 104.158
10

1919

….
662.389
7.359
1.061.881 74.220

14 Juni

1919

…..

3

,,

1919

. … .
662.835
7.262 1.083.454
48.581
26 April- 1919

.. . .
663.348
8.114
1.034.638
94.915
19

»

1919

….
666.605
8.952
1.025.906 93.872
12

,,

1919

….
667.070
8.851
1.020.674
90.518
5

,,

1919

.. . .
667.947
8.733 1.019.207
81.820
29 Maart 1919

….
669.334
9.750
1.011.223
82.202
22

,,

1919

….
670.253
9.597
992.658
83.231

15 Juni

1918

….
717.787
7.821
911.227
61.847
16 Juni

1917.
….
602616
7.573
741.257 68.016

25
Juli

1914

….
162.114 8.228
310.437
6.198

9 Juni1919 –


10

1919 65.70 60.40
11

1919 65.80 60.85
12 ,, 1919 65.95 61.90
13 ,,

1919 65.80 60.85
14 ,,

1919 64.60 61.50
L’ste d.
w.1)
65.60 60.30
H’ste ,, ,, ‘) 6 6. 10 62.-
7 Juni 1919 65.902 60.452

31 Mei 1919 65.10 60.-
Muntpariteit 66.67 66.67

5) Noteering
te
Amsterdam.
5)
Noteering van 6 Juni.

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

583

0
Da

Disconto’s

Belee-
Beschik.
baar
Dek-
hing.,-
Hiervan
Totaal
Schatkist.
ningen
Metaal.
percen.
promessen
saldo
lage
rechtstreeks

14 Juni 1919
103.179
57.000 203.703
454.785
62
7

,,

1919
118.617 72.000
216.039
450.799
61
31Mei 1919
117.372 72.000
234.150
447.302
60
24

1919
125.459
78.000 212.287
447.254
60
17

1919
153.333
101.000
228.517
439.960
58
10

,,

1919
147.102
88.000
226.085
442.146
59
3

,,

1919
144.892 80.000 231.978
443.305
59
26 Apr. 1919
139.716
93.000 225.975
445.163
60
19

,,

1919 143.344
94.000 206.089
451.211
60
12

1919
140.327
94.000 200.495
453.290
61
5

,,

1919
137.031
99.000
194.720
456.077
61
29 Mrt. 1919
119.690
87.000
195.746
459.997
62
22

,,

1919
113.894
82.000
190.530
464.262
63

15 Juni 1918
45.195
18.000
118.496 530.028
75
16Juni1917
53.142 40.000
83.238
447.376
75

25 Juli 1914
67.947
14.300
61.686 43.521
1
)
54
‘)
Up dc
basis van
‘/6
metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ci6n blijkt, dat uitston(fen op:

7
Juni 1919
1
14 Juni 1919

Aan schatkistpromessen
f442.440.000,-
f432.340.000,-
waaryan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
72.000.000,-
,,

57.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
.
67.575.000,-
,,

67.560.000,-
Aa6

zilverbons

……..
…54.403.665,50
,,

53.398.187,-

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevens worden detelegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

Data
Goud Zilver
Bank
biljetten
Andere
opeischb.
schulden

31

Mei

1919 ……
***
**
328.500
24

,,

1919
327.800
17

1919
330.800

127.269 9.419 213.115

120.023 127.356 9.553 214.701

118.937
127.009

10.530
211.469

123.292

19 April 1919 …….

127.706
10.748
210.776

126.038

12

1919 …….
5

,,

1919 …….

100.863
15.735
185.897

68.287

29 Mit.

1919 …….

1

Juni

1918 …….
72.995
22.160 160.565

35.127
2

Juni

1917 …….

25

Juli

1914 ……
22.057
31907
110.172

12.634 Wissels,

ik.
Dek.
Data
Dis.
buiten
Belee.
DlV
k
crse

baar
kings-
contos
N.-Ind.
ningen
ningen i)
metaal.
percen.
betaalbaar
saldo
lage

31 Mei 1919
198.200 69.200
***

24

1919
201.400
***
69.900
**

17

,,

1919
214.300
*5*
68.800
***

19Apr.1919
9.443 70.329
41
8.548
24.599
79.33
12

1919 8.594
23.700
78.175 10.817
70.466
41
5

,,

1919
8.500
20.832
78.731
8.515
70.880
41
29Mrt.1919
9.398
22.069
80.700
10.254
71.342
41

1Juni1918
7.737
26.324
69.586 24.956
65.925 46
2Juni1917
6.550
36.226 50.976
12.565
56.465
49

25 Juli 19141
7.259
1
6.395

1
47.934
2.228
4.842
2
)
44
“)Stuitpost
der
activ*.
‘) Op
de
basis van
2/

metaaldekking.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circula tie
Andere
opeischb.
schulden


Discènto’.,
Div. reke.
ningeni)
19 April

1919..
980
1.6502)
828
1.347
228
12

1919..
973
1.659
3
)
828
1.343 212
5

,,

1919..
970
1.702
4
)
906
1.368
207
29 Maart 1919..
965
1.618
5)
883
1.345
171

20 April

1918..
582
1.293
735
1.118
844
21 April

1917..
749
1.097 1.080
923
454,

25 Juli

1914.
1

645
1

1.100
560 735
396
t)
Sluitpost der activa.
2)
Hiervan zilverbons
267
de. gid.
5)
idem
266
cli. gld.
4)
idem
252
de. gid.
5)
idem
274
dz. girl.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Currencg Notes.
Data

Metaal

Circulalie

Bedrag
1
Goudd.
1
Goo. Sec.

11 Juni 1919 87.029

78.008 347.121 28.500 331.339
4 ,,

1919 86.935

78.195 346.277 28.500 330.335

28 Mei 1919 86.080

77.161 344,213 28.500 327.090
21

1919 85.524

76.540 344.839 28.500 328.089

12 Juni 1918 63.879

52.025 249.226 28.500 226.251

13 Juni 1917 55.357

38.779 160.523 28.500 131.814

22 Juli 1914 40.164

29.317
1 –

Data
Gov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
sense

Dek.
kings-
percen.
lage
1)

11Juni’19
61.492 79.879 20.315 130.792 27.471
18,17
4

,,

’19
58.721
80.801 21.441 127.532
27.190
18,24
28 Mei ’19
52.523 80.477
21.034
121.583 27.369
19,19
21

,,

’19
46.340
80.382
26.104 110.333
27.434
20,10

12Juni’18
56.149 100.919
43.020
126.563
30.303
17,88
13Juni 17
45.208
113.124
49.784
125.855 35.029
19,94

22 J.ili ’14
11.005
33.633 13.735
42.185
29.297
52/,

1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposit,.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darleheus.

kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.
scheine
Circu.
latie

Dek-
kings-
percen.
lage
)

7 Juni 1919
1.322.749 1.312.403
8.268.186 28.217.855
34
31 Mei

1919
1.536.482
1.516.111
8.068.767
28.244.915
34
23

1919
1.547.007
1.526.481 7.732.861
27.286.482
34 15

,,

1919
1.746.190
1.725.056 7.431.689 26.957.855
34

7 Juni 191i
2.466.172
2.345.823
1.630.987
12.034.194
34
7 Juni 1917
2.574.484
2.533.316
483.115
8.255.124
37

23 Juli

1914
1.691.398 1.356.857 65.479 1.890.895
93

1)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.

Data
Wissel.,
Rek. Cr1.

Darlchenskasscnscheine

Totaal
Inkas bij
uitge.
I

de Reichs.
geven
bank

7 Juni 1919
27.438.644 9.150.671 19.529.900
8.247.100
31 Mei

1919
28.656.472
9.987875
19.134.800 8.047.600
23

1919
25.864.668 8.468.722
18.804.900
7.711.200
15

,,

1919
28.627.131 11.290.454 18.535.900
7.410.600

7 Juni 1918
14.308.910
7.364.024
8.918.500 1.615.800
7 Juni 1917
9.250.165 4.509.604
4.716.500 466.400

23 Juli

1914
750.892

OOSTENRIJRSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.

1
Metaal en
Di3c.en
Bijzondere
Data
buiten!
1
schuld van
Bank.
Rek. Cr1.
goud:
Oostenrijk
biljetten
saldi
wissels
ningen
en Hongarije

31Mei’19
t)
340.424
11.389.564
32.954.000
39.949.891
6.536.628
23

’19 352.294
11.436.110
32.954.000
39.689.691
6.672.689
15

’19
352.019 12.030.363
32.954.000 39.648.582
6.709.549
7

,,

’19
348.068 12.031.598
32.954.000
39.461.587
6.533.182

23Juli’14
1.589.267
954.356

2.159.759
291.270
t)
waarvan 252.274 goud, 20.844 buitenlandsche goudwissels en 57.306
munt- en muntmaterjaal zilver.

584

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 juni 1919

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden francs.

Data
Goud
Waarvan
in hel
Buitenland
Zilver
T. goed
In het
Buitenland

Bgew.
voorsch.
a/d. Slaat

12 Juni’19
5.550.307
1.978.278 305.792
873.228 23.250.000
5

,,

’19 6.570.045
1.978.278
306.585
827.479
23.200.000
30 Mei ’19
5.549.470
1.978.278 306.915 769.991
22.900.000
23

,,

’19
5.548.811
1.978.278
307.352 770.563 22.900.000

13 Juni’18
5.410.662
2.062.108 253.552 1.434.272 17.950.000
14Juni’17
5.311.899
2.064.775 258.107
756.840
10.600.000

23 Juli’14
4.104.390

639.620
– –

Wissels
Uitge.
stelde Wissels

Belee-
.
ning
Bankbil

jelten

Rek. Cr1.
Partt.
culieren

Rek.
Cr1.
Slaat

855.918
829.376
1.278.432
34.448.513
3.442.560
65.656

941.436
842.766
1.249.831
34.370.877 3.503.048
28.546
E.
896.613
859.300
1.227.362
34.061.243
3.401.957
146.214
808.454
862.536
1.225194
34.133.592
3.200.009
163.417
0
1.477.568
1.079.659
956.648 28.232.073
3.876:273
53.227
.503.097
1.208.772
1.141.740.19.793.987
2.593.971
34.448

1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400.590

SOC1ÉT GNRALE DE BÈLGiQUE.
1)

Voornaamste posten in duizenden francs.

Data
Metaal
mcl.
buitenl.
saldi

Beleen. van
builenl.
vorder.

Beleen.
van
prom. d.
provinc.

T
wissels
en
beleen.

Circu-
.

latte

Rek.
Cr1.
saldi

17Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728 1.507.912
377.440
10

’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040 1.508.011
382.595
3

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287 1.452.612
358.318
26Sept.’18
1.146.778
99.982
480.000
101.783 1.452.948
365.452

18 Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19Oct. ‘161
352.8721
76.0331480.0001
39.8341
828.739
110.068
1)
Sedert einde
1914 met de functie van circulatiebank belast.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD.AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Goud
Waarvan
voor dekkIng
F. R. Notes
van in
hel bui.
tenland

Zilver
etc.

t

F.R.
J
Notes in
1

clrcu’
1

lalie

161%
,
Iei

’19
2.175.837 1.291.659

70.020
2.532.039
9

’19
2.174.348
1.259.469
– .
68.436
2.556.749
2

,,

’19
2.166.618 1.218.922

70.601
2.549.040
25April’19
2.169.216
1.223.385

70.936 2.649.552

17Mei

’18
1.894.404
944.038
52.500 58.308
1.569.445
18Mei

‘171
989.303
451.065

27.442
1

446.501

ii
Percent.

Totaal Waar.
Dek-
Goud.
Data
.
Wissels
Deposilo’s
an
v
Kapitaal
kings.
1
.
dekking
percen.
circu.
lage’)l
lalie

16Mei

’19
2.223.657
2.574,670
82.397 47,4 51,0
9

.

’19
2.150.339 2.391.343
82.228
51,8
49,2
2

,,

’19
2.162.067 2.428.876
.

82.198
53,4
478
25 April ’19
2.136.234
2.382.708 82.015 54,0 48,0
17 Mei

’18
1.122.151 1.906.962
75.315.
62,3
60,1
18 Mei

’17
145.023
987.915
74.223
68,-
101,-
1)
Verhouding
tusochen: den totalen goudvoorraad. zilver etc.. en de
opeischbare chulclen, F R. Notes en netto deposito’s met inbegrip van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
Totaal
uitgezette Reserve
bij de
tTotaal
1
Waarvan
time
banken
gelden en
F. R. bank,
l

deposilo’s
deposits
beleggingen

9 Mei ’19
771
14.603.951
1.295.776 12.735.788
1737.702
2

,,

’19
771
14.679.331
.1.273.146
12.770.889
1.720.352
25 Apr. ’19
771
14.679.331
1.273.146
12.770.889 1.720.352
18

,,

’19
772
14.336.73
1.288.044
12.453.331
1.717.842

10 Mei ’18
693
12.659.810
1.223.127
11.160.825
1.398.264

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 14 Juni 1919.

De onzekerheid welke met betrekking tot den definitie-
Ven aflOop der vredesonderhandelingen heeracht, houdt dè
internatiOnale beurzen nog onder zwaren druk. Deze’ uit
zich grootendeels in een inkrimping van den zaken-
omvang, terwijl de koersen der diverse fondsen, als geheel
genomen, slechts geringe afwijkingen vertoonen. Een uit-
zonderihg moet hier weder . voor de beurs te New York
worden ‘gemaaki, waar speciale factoren hebben medege-
werkt tot het in groote mate fluctueeren der verschillende
prijzen; op deze factoren komen we overigens hieronder
nader terug.
Het sterkst, worden de markten wel beïnvloed door de
vrees, .dat Dui.tschland ten slotte niet tot teekenen van
het vredesverdrag zal overgaan. Krachtige stemmen in het
land zelve drijven naar deze richting, waartegenover
echter een minstens even krachtige invloed naar de andere
zijde kan worden opgemerkt. Voorloopig, naar de teekenen
thans aanwijzen, iog gedurende een, achttal dagen, zullen
de internationale.beurzen ‘derhalve wel door hoop en vrees worden bewogen ‘met, als gevolg, een weinig onderbroken stilstand in ‘het ‘bedrijf.
Vooral te B e r 1 ij n is deze toestand sterk naar voren
getreden. De besprekingen, •daar ter beurze gehouden met
betrekking tot de vredesvoorstellen hebben. een vrij peSSi-
mistischen gedachtengang in het leven geroepen, die aller-
eert ongunstig op den koers der staatsleeningen heeft
ingewerkt. Ook de berichten uit het neutrale buitenland
aangaande de koersdaling van de Markenvaluta. hebben
niet nagelaten’ een deprimeeren’de werking te oefenen..
Alleen bestond er groote vraag voor buitenlandsche cou-
pons en losbare stukken, waarbij vooral Rumeensche soor-
ten in het eerste gelid stonden. waar verluidde zouden
deze coupons en uitgelote obligaties te Parijs in betaling
worden genomen. Overigens valt van de markt te Berlijn
slechts weinig nieuws meer te releveeren.
Ook te W ee n e n beweegt de thans weder heropende
.beurs zich in kalme banen. De koersvari’aties worden hier
grootendeels bestuurd, door de ‘berichten uit Berlijn en deze
zijn uit den aard der zaak niet zoodanig, dat zij een leven-
digen handel zouden kunnen stimuleeren. Ook de nadere
mededeelingen uit ‘het naburige Hongarije, waar de Raden-
Regeering thans is overgegaan tot het invoeren van een zelfstandig geldsystecm, hebben een gevoel van groote
onrust wakker geroepen. De plannen der Hongaarsche
Regeering komen in hoofdzaak hierop neer, dat de v’erbin’
ding van deze Regeerin.g met de Oostenrijksch-Hongaar-
sche Bank aan het einde van het loopende jaar (op welk
tijdstip het bankoctrooi eindigt) wordt verbroken en
dat de biljetten der Bank zoo snel mogelijk worde inge.
trokken, om hiervoor geldmiddelen der Regeerin’g zelve
in dc plaats te stellen. In cle eerste plaats zullen,de biljet-
ten van 50, 100, 1000 en 1.0.000 Kronen worden ingetrok-
ken. ])eze bankbiljetten kunnen tot einde Juni omgewis-
seld worden. De coupures van 10 en 20 Kronen blijven tot
einde Juli in omloop en worden dan eveneens ingewisseld..
VÔSr alles worden de blauwe biljetten der Oostenrijksch-
Flongaarsche Bank aan het verkeer onttrokken, ingevolge
d.e weigering van de boereubevolking om de reeds in om-
loop zijnde nieuwe biljetten der Raden-Regeering te accep-
teeren, benevens om paal en perk ‘te stellen aan het ,,op-
potten” dezer blauwe biljetten.
Te P a r ij s is de beurs nog zeer stil gebleven, mede in
verband met alom dreigende atakingsbewegingen. Toch
kon de ondertoon vast worden genoemd, wijl men ook daar
ter plaatse den blik op de toekomst heeft gericht en men
hieruit hoopvolle perspectieven naar voren tracht te halen.
Vooral op bankgebied breidt de invloedsspheer’ van het
Fransdhe kafi’taal zich sterk uit, waardoor thans te meer
gelegenheid wordt geboden, nu een groot gedeelte van
Duitschlan’d door Fransche bezettingstroepen is geoccu.
peerd en men zich daar derhalve vrijwel onbeperkt in zijn
bewegingen kan gevoelen. Zoo wor.dt thans bericht, dat de
Banque ‘Nationale de Credit te Parijs, die voor korten tijd
de Bank van Metz heeft overgenomen en ook te Straats-
burg een filiaal oprichtte, het plan heeft opgevat een af-
deeling in Mainz te openen.
Op
deze wijze wordt de hoop op een spoedige hervatting der internationale . betrekkin-
gen in Frankrijk wakker ‘gehouden, hetwelk op de beurs
niet .nalaat een goede werking uit te oefenen.
Te Lo n d e n is de beurs voornamelijk bezig gehouden
door de ‘besprekin’gen aangaande de nieuwe Regeerings-.
leeningen. Ter ‘dekking der oorlogsuitgaven wodt thans
overgegaan tot de emissie van een 4 Ct. z.g. Consolidatie-
leening tot den koers van 80 ‘pCt. met een looptijd van

18 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

585

71 jaar benevens tot de uitgifte van een 4 pCt. z.g. ,,Vic-
tory Loan”, welke f 85 pCt. wordt aangeboden. De in-
schrijving op deze beide leeningen wordt door verschillende
gunstige bepalingen omtrent uitloting en aflossing zeer
aantrekkelijk gemaakt, %oodat de •gereclite hoop bestaat,
dat de leeningen een volkomen succes aan te toonen zullen
hebben.
Een en ander heeft op de beurs een stimuleereude uit-
werking gehad, waardoor het aanzien van cle fondsen-
markt gedurende het grootste deel der achter ons liggende
berichtsperiode zeer opgewekt is geweest
Te N e w Y o r k heeft de beuo

s een uiterst verdeeld aan-
zien gehad. Eenerzijds waren de berichton omtrent den
gunstigen stand der landbouwgewassen zoodanig, dat zij
een zeer geanimeerde tendens in het leven konden roepen,
anderzijds waren er factoren aanwezig, die een volkomen
nivelleerende uitwerking moesten hebben. En van deze
factoren was wel de beperkende maatregel omtrent het ten
dienste stellen van gelden voor speculatieve doeleinden.
Naar het schijnt, heeft speculatie te New York een buiten-
gewonen omvang aangenomen, hetgeen overigens ook reeds
af te leiden is geweest uit de groote omzetten die iedei

en
dag aan de New Yorksche Beurs werden geregistreerd,
terwijl aan den anderen kant getracht wordt de juist
geëmittcerde Staatsleening zooveel mogelijk en zoo goed
mogelijk te classeeren. Naar het schijnt weren de groote
Banken en geidgevers hierom overeengekomen de fondsen-
markt niet meer op ongëlimiteerden schaal te steunen, het-
geen op sommige dagen de uoteering voor ,,Call-Money”
tot 10 1 11 pCt. heeft opgedreven. Het spreekt van zelf,
dat hierdoor realisaties op vrij grooten schaal in het leven
werden geroepen, waardoor de beurs voorbijgaand een
koortsachtig aanzien heeft verkregen.
Een tweede factor, die niet gunstig op de Beurs heeft
gewerkt, was de vermindering van het aantal onuitgevoerde
orders der ,U.S.Steel Coiporation per einde Mei. Waar
men – allerwegen vcrwaehtingeu heeft gekoesterd met be-
trekking tot. de opleving der Amerikaansche Industrie,
zelfs
v66r
het definitief tot stand komen, van den vrede, is
de systematische vermindering der onuitgevoerde opdrach-
ten der Steel Trust wel in staat een pessimistische gedach-
tengang naar voren te roepen. Toch is het teekenend voor
de veerkracht van de markt te Walldtreet, dat noch het
dure geld, noch cle minder goede industrieele vooruitzich-
ten in staat zijn geweest langer dan een enkelen dag cle
markt te deprimeeren. Tegen het einde der berichtsperiode
toch, was cle tendens reeds weer volkomen gekeerd en kon
men eerder van een opgewekte stemming spreken.
Te o n z e n t is dc markt voor
staatsfondsee
over het
geheel uiterst stil gebleven. Variaties van beteekenis waren
voor de inheemsche soor.ten niet te registreeren, terwijl ook
ile omzetten op een buitengewoon kleine schaal hebben
plaats gevonden.
Ook voor de buitenlanclsche soorten was cle animo niet
bijster groot. Oostenrijksch papier moest nieerendeels
eenige procenten van het koerspeil laten vallen in verband
met den zeer ongunstigen stand der betreffende valuta.
Doch ook Russisch papier kon niet meer de belangstelling
trekken, die enkele weken geleden op deze markt heeft
geheerscht. De overwinningsberichten van admiraal Kolt-
schak komen thans met grootste tusschenpoozen binnen,
terwijl ook •de hoop op een val van het bolschewikisch
regime niet meer zoo levendig is als enkele weken geleden
het geval is geweest.

10Juni12 Juni 16 Juni

5

0
/0
Ned. W. Sch.

.

.
91

/4
92
92
+
‘I
4

0
/0

1916
860/
4

86′
‘/16
86

0/
4

4

0/

,

,,

,,

1916
80
0
/8
80
1
/
80’I

‘Is
334
0
/0

,,

,,

,,
69’18
69
69
1
/8
3

0/0

,,
61/o
62
0
/j6
61
‘ho
8
/ja
234
0/

Cert. N. W. S…..
50’1,o
50/8
500/4

5

0/

Oost-Indië 1915

. . . .
92
1
/
92
0
/s
92I
+
3/
4

0
/0
Hongarije Goud

. . – –
24
22’/2
24
4

0
/0
Oostenr.Kronenrente
22
1
/4
21
1
8/j,
21

5

0
1

Rusland 1906

……
42’hi
43/16
438/4
.+ Pl4
434
0/
Iwangorod Dombr..

25/8
25/
25/8
4

0/
Rusland Cons.

1880
29
30
29
4

o
/o RusI. hij Hope
&
Co.
28/11
28
1
I,o
28
1
/i6
4

o/o
Servië 1895

……..
50
50
50
434
°/
o
China Goud 1898
– –
688/
8

701/
7j8/4
+
38/8
4

0
/0
Argentinië Buitenl
68
1
/
68
1
/
68’I1
5

0
10 Brazilië

1895 ……
74
1
/8
75
750/8
+
11/4
5

0
/0

1913

……
74 74 74

er teekenen, die op een opleving dezer markt hebben ge-
wezen, doch in de juist verloopen veertien dagen hebben
deze vasteren vorm aangenomen, waardoor een uitgespro-
ken hausseperiode op de rubberafdeeling aan onze beurs
is
ingetreden. Deze is voorafgegaan door bewegingen van
.gelijken aard te Antwerpen en te Londen en is feitelijk
‘ingezet door het doen vervallen van het uitvoerverbod voor
rubber door de Geassocieerden. Hierdoor’ toch wordt het
mogelijk gemaakt, dat de rubberproclucenten een groot ge-
deelte van hun, voorraden aan de voormalige groote af ne-
mers, Duitschland en Oostenrijk, kunnen verkoopen tot een
prijs, die een voldoende winstmarge laat. Weliswaar zal
van een deigelijke levering naar dè voormalige vijandelijke
landen geen sprake kunnen zijn alvorens de vrede defini-tief tot stand zal zijn gekomen, doch het uitschakelen van
het uitvoerverbod stelt in ieder geval de mogelijkheid van
grooten verkoop binnen afzienbaren tijd in het vooruit-
zicht.
Het sterkst waren hier ter beurze aandeelen der Rubber-
Cultuur-Mij. ,,A’msterdam” gevraagd, hetgeen mede toe te
schrijven is aan de krachtige contraminepositie, die hier
langzamerhand was opgebouwd. Toen de gunstige vooruit-
zichten bekend werden, werd deze positie door dekkings-
aankoop ten spoedigste geliquideerd. Deze gang van zaken
heeft ook op de overige rubberwaarden een gelijke uitwer-
king gehad, zooclat hier kan worden gesproken van een
flinke koersverbet,ering, die tot het einde der berichts-
periode gehandhaafd kon blijven.
In aansluiting aan de rubbèrafdeeling was ook cle
tabaldsmarlct
gunstig gedisponeerd, ondanks het feit, dat
het passeeren van dividend door de Senembah en de Medan-
tabak-Mij. een teleurstellenden invloed heeft gehad. Ook
hier echter houdt men rekening met de toekomstmogelijk-
heden en accepteert men voor het oogenblik een geringere
of in het geheel geene uitkeering, ten einde hierdoor de
Maatschappijen sterker te ‘doen staan voor de toekomst.
Van de
handelsvennootschappen
traden aandeelen Corn-
pania Mercantil Argen’tina wel het sterkst op den voor-
grond, eenerzijds in verband met het declareeren van een
interim-dividend ad 22 pCt., anderzijds met het’ piibliceeren
van het plan tot emissie van
f
6.000.000 nieuwe aandeelen
tot den koers van 250 pCt. –
Deze anndeelen worden slechts tea- beschikking gesteld
van aandeelhouders in dier voege, dat het bezit van édn oud aandeel recht geeft op de toewijzing van een nieuw
aandeel tot den hierboven genoemclen koers.
Ook de
scheepvaartmarkt was
in de dagen na de Pink-
stervacantie veel beter geclisponeerci. ‘Weliswaar zijn bijna
alle factoren bekend, die kunnen medewerken tot een
koersbepaling voor deze afdeelitag, doch langzamerhand dringt
het door tot het pnliek, dat het internationaal ‘scheep-
vaartverkeer zeer belangrijke vormen gaat aannemen en
dat derhalve de betreffende reederijen op groote schaal
financieel hiervan kunnen profiteeren. De vrachten woi

den verlaagd doch hiertegetiover breidt het aantal reizen
zich ‘sterk uit, waardoor het aandeel der vrachtverlagingen
vcl voldoende kan ‘worden ‘genivelleerd. Voornamelijk
de maatschappijen, die de verbinding met do Zuid-Amen-kaal] sche republieken onderhouden, erden gefavoriseerd,
waardoor b.v. aandeelen Koninklijke Hollandsche Lloy’d
goed in koers konden niont’eeren. Doch ook de minder
courant verhandelde waarden als aan deden ,,Noordzee”,
,,Oostzee”,
,,Van
Nievelt Goudriaan”, Stoomvaart-Mij. ,,De
Maas”, enz. mochten zich in goede vraag verheugen met
ccii overeenkomstige rjzing van het koerspeil.

10Juni12 Juni 16Juni
Rijzing of
daling.
Holland-Anierika-Lijn

– – . –
384
386
1
/:
383
– 1
11

,,

,,
gem.eig.
365
367
1
/i
364
– 1
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij..
290 290
289
—1
I’Ioll.
Alg. Ati. Stoomv.-Mij.
158
1
14
157 157

11/
4

Ilollandsche Stoomboot-Mij.
2018/
4

207
199

20/
4

Java-China-Japan-Lijn….
338
1
/
338
339
+
‘1
Kon. Hollandsche Lloyd
– .
172
1
/
178
177
1
hi
+
5
Kon. Ned. Stoonib.-Mij.

. .
233
1
/
234
1
/
229’/
—4
Kon. Paketvaart-Mij…..
263
263
1
/2
260

3
Maatschappij Zeevaart
– – – .
P 2
1
/2
310
306
1
/
+
4

Nederl. Scheepvaart-Unie.
.
83
1
,’3
284
‘/4
281/,

2
Nievelt

Goudriaan

……
525
527
520

5
Rotterdamsche bloyd ……
281
280
276

Stoornv.-Mij.,,Hillegersberg”
298 295
1
/3
292

6
,,Nederland”
– –
319
316’/2
309 —10
,,Noordzee”

. .
157
1
/2
172
163
1
/,
+
6
,,Oostzee”
354
1
/4
355
356
+
18/4

Va’s de locale markt konden
rabberwaarden
de grootste

De
peta-oleurnmarkt
daarentegen was meerendeels oege-
interesse tot zich trekken. Reeds eenigen tijd aaneen waren animeerd gestemd. Voor ‘aandeelen Koninklijke Petroleum.

586

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

– 18 Juni 1919

Mij. overheerschte hier de deelaroie van een slotdividend
van slechts 25 pCt., waardoor het totaal dividend wordt
gebracht op 40 pCt. -tegen 48 pCt. het vorige jaar. Welis-
waar had -men algemeen op een verminderde uitkeering gerekend, doch de definitieve bekendmaking wekte toch
wel eenige teleurstelling, die, gepaard gaande met de aan-kondiging der nieuwe emissie (welke overigens ook reeds
lang bekend was) eenige realisaties uitlokte, waardoor de koers van het fonds niet onbelangrijk werd gedrukt. Toch
blijft aan het einde -der week een betere ten-dens overheer-
schen, door voortgezette groote aankoopen, die, naar be-
weerd wordt, voor buitenlandsche rekening hebben plaats
gevonden.
Aandeelen Geconsolideerde Hoilandsche Petroleum daar-
entegen sloegen een dalende richting in, waarvan zij zich
nog -niet hebben kunnen herstellen. Na de berichten om-
trent een vermoedelijke omwisseling dezer aandeelen in
aandeelen Koninklijke Petroleum-Mij. (berich-ten welke in:
tusschen geenerlei bevestiging hebben kunnen vinden) is
het fonds van den hoogst bereikten koers geleidelijk – doch
voortdurend gedaald. In aansluitink aan deze beweging
waren ook de andere Rumeensche soôrten in minder vaste

houding.
Op de markt -van bin-nenlandsche indutrieele waarden
reageer-den aandeelen Jurgens Vereenigde Fabrieken vrij
scherp na de jongste rjzing.
10Juni 12Juni16 Juni

Amsterdamsche Bank .

186

185

1848/
4

1
1
I4
Ned.HandelMij.cert.v.aafld 2061/
8
203

205’/ –
l’/g
Rotterd. Bankvereeniging. 141

144

143/8 + 2/8,
Amst. Superfosfaatfabriek 157
1
/ 157/2 155 – 2′!,
Van Berkel’.s Patent ……
148
8
/4 147/a 140’14
– 81/2
Insulinde Oliefabriek . . . . –
249
1
/
258′!8
248’/

1
/4
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand.
l08/8
107

1071/4. – 1/,
Ned. – Scheepsbouw-Mij…..177/4 178

178

+ 1/4

Philips’ Gloeilampenfabriek 570

579/2 569’/ –
R. S. Stokvis & Zonen …. 535 551 543 + 8
Vereenigde -Blikfabrieken. . 136h 130
1
/
4
130
8
/8 — 6
1
/8
Compania MercantilArgent. 324’/2 311
2.3’I2
— 41*

Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
234
1
I
235/4 227114 ._ 7I/
Handelsver. Amsterdam . . 507
1
/
509 501
2
/8 — 6
1
/a
Ucill. Transatl. – Handelsver. 128

129/8 130

+ 2 –
Lin-de Teves & Stok-vis . . -. 229/4 229
3
/4 225

– 48/
4

VanNierop&Co’s Handel-Mij 189

188

188
1
/ —
1
/1

Tel-s & Co’s Handel-Mij . . . . 169

168

167/4 —
11/
4

Gecons. Roll. Petroleum-Mij. 3621/
4
354 ‘/2 334

—.28
1
/4
Kon. Petroleum-Mij. …… 874’/

865’/2 682

—192j
Orion Petroleum-Mij…….101

991/4

938/
4

71/
4

Steaua Romana Petr.-Mij.. – 157

159

154/s — 218
Amsterdam-Rubber-Mij—–231

229!,
227 ‘/ — 38/
4

Nederl.-Rubber-Mij. …….
– 120

1188/
4
118

— 2
Oost-Java-Rubber-Mij…..245 240 234 — 11
Deli-Maatschappij ……..513’/a
5111/2
508’12 — 5
Medan-Tahak-Maatschappij. 223 223
1
/3
224 + 1 –
Senembah-Maatschappij .. 491

495

495

+
4

* ex claim ex. div.

§ ex claim.

-J

De
.élinerilraansche afdeeiing
aan de beurs sloot zich ge-
heel aan de aanwijzingen van Wallstreet aan. Het sterkst
viel de aandacht hier op aandeelen International Mercantil
Marine Trust, die op sommige -dagen vrij groote fluetuaties hebben – aangetoond. Ook aandeelen I-ntercontinental Rub-
ber-Mij. werd-en in vrij beteekenende. mate omgezet, overi-
gens was de markt hier nog -al stil.

10Juni12 Juni 16Juni Rijzngof

American Car & Foundry. . 111
1
/ 108
1
/ 104


Anaconda Copper ……..158
18
/, 156/, 151′!, –
7f,&
Un. States Steel Corp…..111’/4 109°/, 106
1
/4 — 5/2
Atchison Topeka ……..104’/ 104 1018/g – 2
8
/4
Southern Pacific ……..1i4je 111

106

— 818
Union Pacific ………….145

1437/
1
140
1
/2 — 4!2
Int.Merc.Marine afgest..
..

‘,’,
. 52

487/8
_4I/

prefs. 1 62ij – 159’/2 15381, — 9e/s

De
geldrnazkt
blijft kalm en ruim; geld op prolongatiè
3—Y
4
pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

17 Juni 1919.

In de afgeloopen week heeft ons zeer weinig nieuws
bereikt. In het algemeen kan men zeggen, dat in Europa
het weer veel te droog is en ongetwijfeld zullen. de te velde
staande oogsten daaronder lijden.

Europa zal dus op groote schaal moeten blijven betrek-ken, doch zooals reeds herhaalde malen aaligegeven, be-
staat er in het komende jaar wat tar*e betreft, -weinig
gevaar, dat de buitenlan-dsche voorraden zullen uitgeput
worden.
Qok dc toestand van mais blijft onveranderd. De markt
in Argentinië ging nog -steeds niet hooger, niettegenstaande
,Chicago weer aanmerkelijk vaster is. De aanvoeren van
maïs, die,. zooals wij in ons rapport vermeldden, waren
toegenomen, zijn wederom afgenomen.
Nederland. De veiling van 5000 ton gerst op 16
dezer was in zôoverre een succes, dat de geheele hoeveel-
heid verkocht verd. Evenwel varieerden de prijzen tus-
schen
f
454 en
f
451, terwijl in den loop van de vorige
week’ door ide Regeering vrij regelmatig tot
f
470 werd
afgedaan.
De eerste directe lading met mais kwam vorige week te
Rotterdam aan. Aanvankelijk liep de prijs van de nog in
déze boot geoffreerde partijen terug, doch later verbeterde
de markt aanzienlijk. In het

algemeèn is er betere con-
sumptievraag. Toen evenwel de garst tot lagen prijs ge.
veild werd, verminderde de attentie voor mais aanzienlijk
en liep de mark-t wederom eeni-gezins terug – Ook in Antwerpen. arriveerde een lading mais, welke
grootendeels
.
naar Nederland -zal worden doorgezonden en
aangezien nog een reeks booten op Antwerpen onderweg
is, mag men van nu af aan regelmatige aanvoeren ver-
wachten.

Haver zeer flauw onder den invloed van lager aanbod
en gebrek aan vraag.
Door bemiddeling van de Regeering werden 3 stoombooten
voor lijnzaa-d aangeboden tot
f
120 upriver, op grond
waarvan ca. 8000 ton lijnzaad verkocht wèrd tot
f
929.
Deze prijs is aanmerkelijk beneden den prijs waa.r-toe expor-
teurs, die in de open markt moeten charteren, kunnen
afsluiten en tengevolge hiervan werden er door hen geen
nieuwe, zaken afgesloten.
Olie was flauw, onder den invloed van de verlagde
ilijnzaadoff er-ten.
Zie de

stdat van .noteeri

ngen op nevenstaan’de pagina.

SUIKER.

De Beetwortelvelden in ons land staan over het alge-
meen zeer bevredigend.
In geen der groote Europeesche productielanden is de
toestand van de suikeriudustrie meer teleurstellend dan in
cle Oekraine. Volgens courantenberichten is de beetwortel-
aanplant aldaar zoo achteruitgegaan, dat in dit jaar slechts
eene productie van 10/15 millioen poed en in 1920 315 millioen
poed suiker verwacht kan worden.
In Engeland werd gedurende Januari/April geïm-
porteerd:

Ruwsuiker

1919

1918
Nederland ……….-

1 –

7.691 toijs
Java …………..71.731

149.590
Cuba …………..159.929

160.780
Ned. Guyana

956 .

1.522
Peru …………..18.367

– 18.994
Brazilië …………330

3.138
Mauritius ……….85.868

71.868
– – Br. Indië ………..1


Br. West-Indië
Br. Guyana en
t-..

15.779

18.932
Br. Honduras )

Andere landen ……

1.337

2.325

Totaal R u w .

354.299

434.659 tous

Wit s ci ik er
Nederland ……….

4.824 tons
Frankrijk

……….-
17
2
Java

…………..
32.045
88
Ver. Staten ……..
64.088
1.626
Argentinië
7
2
Mauritius ……….
12.730
2.869
Andere landen
826
669

Totaal W i t ….
1.09.713
10.080 tons

Melasse


42.139
33.871

Totaal…………
506.151
478.610 tons

Op Java werd door de Kloetuitbarsting aan ver-
schillende suikerrietaanplantingen schade aangebracht, doch
zal dit niet van eenige beteekenis zijn op het eindresultaat van den geheelen oogst. Wel is de oogst dit laar zeer laat,
hetgeen echter ook, niet van nadeeligen invloed- op het
rendement behoeft te Zijn. Betreffende de markt op Java
kwamen geen nieuwe berichten binnen; de telegrafische

18 Juni
1919
,ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

587

Noteeriugen.
Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.

Data

Chicago
Buenos Ayre,
1
Soorten.
16 Juni
1919
9 Juni
1919
16Juni
1918
Tanve
MuTs
Haver
Tarwe
Mat,
1
Lijnzaad
Juli
Juli Juli
Juli Juli
Juli.

572,50 ‘)
14
Juni’19
7 ,, ’19
14Juni’18
14
Juni’17
14 Juni’16
20Juli’14

22 6

173’/2 226

168
7
/8
220

142’/
225

164
2
/2 102
2
18

71
1
Is
82

1)

568/
8

69
1
14
67/2
69
5
/a
63
39
1
/4
1)

36
1
12
‘)

il,40

5,70

28,90
11,30

5,55

28,15
12,45

5,40

24,45
18,85

13,50

25,35
7,10

4,05

11,25
9,402)

5,38 2)

13,702)

Tarwe ………………..-
Rogge (No. 2 Western)
MaIs (La Plata) ……….
Gerst (48 ib. feeding) ….
Haver (38 Ib. white clipped)
Lijnkoekeu (Noord-Ame-
rika van La Plata-zaad)
Lijnzaad (La Plata) ………


54,-
453,-
26,-

287,50
1015,-


518,-
470,-
26,-

285,-
1015,-


– –
213-
1)



1) per Dec. 8)
per

Sept. 1)
Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.

Rolkra’am
Amsterdam
Totaal

8-14 Juni
1919
Sedert 1 Jan. 1919
Overcenk.
tijdvak 1918
8-14 Juni
1919
Sedert

1
1 Jan. 1919

J

Overeenk.
tijdvak 1918
1919 1918
.4 rilkelen.

8.000

37.329


17.849


55.178


2.500

11.190


11.190

Tarwe ……………..
Rogge

……………….
90

1.633



1.638

Boekweit

…………..
MaIs

…………….
236

1.259


10.828

Gerst

………….. ….
8.0
.69

9.569

– –

21.586


3.200

31.709


53.295

Haver

……………..

5.806


165

3.833


9.639

5.956


‘.

5.600


11.556

Lijnzaad ……… …….
Lijnkoek …………..
…800

15.077


100

100


15.177

Tarwemeel …………..
-.

47.737


..

37.435


85.172

Andere meelsoorten..
..

19.393


10.573


29.966
-.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor het Buitenland.
4.770

176.015

117.953
II


II

176.015
117.953
Maïs

…………….
1

1

14.072

1

66.843
II


II

14.072

1
66.843

Tarwe ………………..

Rogge

…………….
1
Tarwemeel …………
1

44.725

5.174 12.438

t

132848

1


.-
II

44.725

1

132.848

1

5.174

Gerst

…………….1
2.268

1

62.373

13,347


II

62.373

1
13.347
Haver
……………..
1

118.100

-.

Ii

1

1


118.100

1

Lijnkoeken …….
…..J
1.480

2.412


Ii

1

1


2.412

Andere meelsoorten ….
210

115.992

1

II

1

1


Ii

115.992

gemeenschap blijft zeer
gebrekkig. Volgens opgave van de
NOTEERINGEN.
Handeisvereeniging te Batavia kunnen de totale afschepisgen
van
1
April tfm. 31 Maart gedurende de laatste 3 jaar
als volgt onder cijfers worden gébracht:

1918119

1917/18

1916/17
Nederland ed Ned.v.o

.

31.673 tons

bt0

Amsterdam
per
Juni

Londen
New York
96%
Centrifugal.,.
j6.

Taie,
Cuise,
Na. 1
________

____I

Whiie
J
ava,
fob


1
Amerlc.
1

.
1
Granu

.

13 Juni

1919..

f

64/9

3716

7,28
6

,,

1919..

64/9

32/6

7,28
13 Juni

1918..

64/9

5,92
13 Juni

1917..

53/9

17/6

5,77

5,89
21 Juli

1914..

1112

18!

3,26

Engeland …………145.184

317.580

546.333


Frankrijk …………56.120

34.429

69.509

«
Noorwegen

……….44.980

19.754

11.836

«
Zwitserland ………..6.635

«
Italië …………….5.583

20.697


Griekenland ……….5.245

11.780


Egypte

…………..
32.232

18.209

11.904
Port-Said
v. o………
Amerika (Atl. havens)
San Francisco
Vancouver
…………

19.719

12.197

18.164

,,

7.542


10

17.933

3.500

6.000

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars
G.
Duuring
&
Zoon, Kolff
&
Witkamp en Leonard Jacobson
&
Zonen).

Argentinië

……….
5.284


Noteeringen en voorraden.
China…………….
Hongkong
…………
Japan
…………..
Wladivostok
……….

32.469

2.311

6.980

312.716

163.464

130.205

446.396

90.710

49.312
3.002

Data
Rio

I

Santos
.
Wissdkoera
________________
Voorraad
Voorraad

14 Juni

1919

493.000
1
13.850 2.301.000
1
16.400

14/io
7

1919

496.000
J
12.900 2.500.000
1
15.200

14
11
/82
31Mei

1919

521.000
1
12.700 2.653.000
1
14.900

14
17
132
14
Juni

1918

767.000
1

4.775 3.055.000
1

5.550

13/87

Britsch-Indië

……..348.976

335.980

388.999
Singapore …………165.842

163.452

56.614
Siarn …………….1.638

21.372

13.683

«
Australië

…………30.480

25.261

,,
Diverse havens……..100

141

Totaal

.. ..

1.668.076

1.194.889

1.387.170 tons
Ontvangsten.

Rio
Santos
Blijkens onderstaande
C u
b a’statistiek had de oogst
op
31 Maart dien van verleden jaar reeds met 300.000 tons
overschreden, terwijl nog 41 fabrieken meer dan verleden

Data
.
.
Afgeloopen
week
1

Sedert
1

1Juli
Afgdoopen
I

week
1
Sedert
1

1
711
jaar

aan

het

werk

waren.

De

geheele

oogst

zal

dus
waarschijnlijk ruim
33/t
millioen tons bedragen.

1919

1918

1917

7.209.000
14 Juni 1919..
. .1

42.000

1
1.657.000
1

92.000 111.890.000
14 Juni 1918….

58.000

1
2.838.00
1

126.000

Ontv

der week tot 31 Mei

98.465

72.483


72.000 tons
Statistiek der firma G. Duuring
&
Zoon.
Totaal sedert
1
Dec.
0 .. . .
2.959.340 2.662.293 2.467.163

«
Werkende fabrieken

136

95


Exp. d. week tot
10
Mei..

97.893

99.958

94.000 tons
Totaal
1
Jan.-10 Mei..
. .
1.529.048 1.312.401 1.451.140
Export
U.K. 1
Jan.-3 Mei

243.740

222.662

300.328

,,
Frankrijk

,,

,,

21.345

7.400

17.743

,,
Totaal voorraad 12 Mei
..
1.080.790 1.079.025

777.000

,,

Zichtbare voorraad
op 1
Juni, in duizenden balen.

1919

1918

1917

1916

1915

Voorraad in Etiropa..

1.485

2.082

3.463

3.597

4.471

iBl

1.723

151

396

859

776
Stoomend

Oost-Ind.

149

?

?

152

40
n.Europa
I.Ver. Staten

14
1)

1918/17116.
,

.
.

3.357

2.233

3.859

4.608

5.301

588

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juni 1919

3.357 2.233
3.859
4.608

5.301
Voorraad Ver. Staten
1.010
1.827
2.689 2.106

1.817

Stooinend JBrazilië
379 1.103 276
411

357
naar
1 1

8
lOost.Ind.
Ver.Staten

4.746 5.163 6.824 7.125 7.483

Voorraad in Rio ….

521
1
)

746
2
)

103

128

356

Santos..
2.6538)
2.941
4
) 1.184

581

394

Bahia ..

27

89

.25

40

24

Totaal.. ….
.7.947

8.939

8.136

7.874

8.257

Op 1 Mei ……….8.136

9.119

9,161

8.487

9.023

1918 1917 1916 1915 1914

Op 1 Juli……….8.710

7.778

7.091

7.538 11.289

1)
hierin niet begrepen 124 dz. bi.
I
0)

64 ., ,.

gekocht door de regeering van
3)

2.949 ,, ,,

San.Paulo.
2.826

RUBBER.

De markt voor plantagesoorten bleef in dezelfde flauwe stemming en prijzen daalden weder iets.’
De algemeene toestand
bleef onveranderd.
Noteeringen zijn:
prima Crêpe loco

……
1/9

eindevoorafg.weekl/10
smoked Sheets ..

……
1/8

…………….
1/9
primaCrêpe

Juli/Sept
119
1
!2

…………….
1/10/2
Oct./Dec.
1/101/
4

…………….
1/11

Para

………………
2/5

…………….
2f5

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

16Juni’191 9Juni’191 21uni’19 117Junl’181 16Juni’17

New York voor
Middling . . 32,75e 32,75e 32,80e 30,50 c 25,30e,
New Orleans
voor Middling 31,63e 31,25e 32,50 c 31,25e 24,19e
Liverpool voor
Middling .. .. 19,22 d 18,96d 20,38 d 22,60d’) 17,06d
2
)

‘) Good Middling Amer.
2)
15 Juni 1917.

Ontvangsten in, en uitvoeren vali Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)

1 Aug. 18

Otiereenkomstige perioden
tot
13Juni’19

1917-18

1916-17

Ontvangsten Gulf-Havens.. 5847

5946

6892
,,

Atlant. Havens

3
Uitvoer naar Gr. Brittannië

1961

2446
‘t Vasteland. 4682

1167

2084

• ,,

Japan etc…
1

473

.453 –

Voorraden in duizendtailea

13Juni 19 14 Juni 18

15 Juni •17

Amerik. havens …………
.1372

1246

812
Binnenland …………..
.1155

881

648
New York ……………1

159

86
New Orleans ………….1

392

203
Liverpool ……………1

.

271

445

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.:
De markt blijft vast en vooral in Engeland en Frankrijk
worden groote zaken gedaan tot de verhoogde prijzen
:

Hier te laude blijft men stil en wordt er weinig afgedaan.
De laatste weken zijn er met diverse booten partijen
droge en gezouten huiden aangekomen en zullen er eerst’
daags bij inschrijving aan de markt gebracht worden 12.000
droge Kaap- en andere huiden. Bizonderheden zullen vol’
gende week vermeld worden.
Men offreert Liebig-huiden, November/December 1918
slachting 8. 21
1
/2
d. c.i.f. Rotterdam, gewicht te Liverpool
geconstateerd.
Inlandseh e h u i d e n vast maar kalm en minder zaken.
Kalfsvellen worden voortdurend tot de laatst geno’
teerde hooge prijzen afgedaan.
Java-markt. Per ,,Tambora” zijn aangekomen 1000 Padang
runderhuiden, welke gesorteerd aan de markt komen. Van
de huiden, aangeboden per inschrijving d.d. 9 Mei 1919
zijn nog 500 Padang runders af te geven.
14 Juni 1919.

METALEN.

Loco.Noteeringen te Londen:

Data
IJzer
Cle,,.
Koper
Standard
No.3

I

Tin
Lood
Zink

16Juni 1919..
nom.
83-/-
241.10/-
23.2/6
36.10/7
10

,,

1919..
lom.
80.i216
235.5/-
22.51-
“36.-1-
17Juni 1918..
nom.
110.-/-
329.-f-
30.101-
52.-1-
15 Juni 1917
.
lom.
130.-/-
240.151- 30.101-

20 Juli

1914..
51/4
61.-1- 145.15!- 19.-1-
21.10/-

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.

GRAAN.

Au. Kust

San Lorenzo
Petra’ Odessa

Ver, Staten

grad

Rotte,.
Data

Londen/ dan,

Rotter- Bristol Rottcr-
1
Enge-

R’dam

dom
1
Kanaal dam
1
land

9114 Juni 1919 –

8/6′ 275/- 651-‘
217

,,

1919 .-

8162 265/- 240/-
3

10/15 Juni 1918 –

501-

– 225/-

11116 Juni 1917 –


f7.-
401- f52.25 1451-

Juli 1914 lid.

7/3

11111/
4
11111/
4
121-

121-

KOLEN

Cardif
1
Oosik. Engdand

Data

L
.

1 Bar’

Port

Plato
Roiter. 1 Got hen.

deaux

Genua
Said

Rioier
dam

burg

9/14 Juni1919
25/6′
47/6
47/6
51/104
1

f
10
Kr.324
2/7

,,

1919
541._4

4716
47/6
52-
,,

10
,,

45.-
10115 Juni 1918
69/-
10113
2001-
1201-

,, 205.-
11/16 Juni 1917
691-
101/3
150/- 108/-
=
,
180.-
Juli 1914
fr. 7,-
71-
713
1416
312
41-

DIVERSEN.

1 West 1 West

stock 1 West
Data

1
Europa

Europa
1
West
1
Europ
1
(d. w.) 1 (rijst)

1
Europa t (salpet

9114 Juni

1919 ……
107/6′
160/-‘


2/7

,,

1919…..

90/-‘
200/_1

10/15 Juni

1
9
18 ……
275/-

.

500/-

18.5/-
11/16 Juni

1917 ……
350/-
.
450/-

170/-
Juli

1914 ……
.14/6
.
16/3
25!-
2213

1)
Voor neutrale schepen.
2)
Voor Britsche schepen.
8) Vrij.

4) Voor neutrale schepen onder geallieerde time
charter.

Graan
.Fetrograd
per
quarter
van 496 iSa. zwaar, Odeooa per Unit, Ver. Staten
per guarter van 480 16e, zwaar.
Overige
noteeringen per ton van 1015 K.G.

RIJN VAART.

Week van 9 tot 16 Juni 1919.

De afgeloopen week bracht weinig verandering in den
toestand. Nog steeds worden schepen in daghuur aangeno-
men, waarvoor de huur 3’/,/4 cents per ton per ‘dag be’
draagt. Ofschoon er wel schepen voor liggen te Rotterdam
werden aangenomen, ging het meerendeel echter naar Ant-
werpen, om aldaar te laden of als lichters dienst te doèn.
Het sleeploon bewoog zich tusschen 70 en 80 cents boven
het 50-cents-tarief.
Vanaf de Ruhrhavens nam de omvang der beladingen
nog steeds niet toe; de vracht bedroeg voor plaatsen van
het Rhein.Herne-kanaal naar Mainz en Mannheim Mk. 3.25,
Karisruhe Mk. 3.75 en Strassburg Mk. 4.25 per ton. Voor
het Rhein-Herne-kanaal werd de beschikbare ruimte aan-genomen, terwijl voor beladingen in de Ruhrhavens geen
particuliere schepen werden gehuurd, aangezien, zooals hier-
boven gezegd, de verschepingen nog niet normaal zijn en de
groote firma’s de aanvoeren met hare eigen schepen kunnen
doen verrichten. Het sleeploon naar Mannheim, hetwelk
in het midden der week nog Mk. 4.50 per ton bedroeg,
was Donderdag Mk. 5.- en Zaterdag Mk. 5.50 per ton.
De ‘waterstand was gunstig, Cauber Pegel wees einde der
week 2.65Meter aan.

Auteur