A UTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Eco
nom
i
sc
h
–w
S
tat
i~
-tische
l
Ben
.
ch
‘
t
en
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID,
FiNANCIËN
EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
–
32E
JAARGANG
WOENSDAG 24 DECEMBÉR 1947
No. 1598
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H: W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de
Vries;
J. H; Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. c’an Tihelen; R. Vandeputte;
F. Ve,sichelen.
–
–
Adres voor Nedérland: Pieter de Hoochstraat »s, Rotterdafn (W.).
Telefooni Redactie
38040,
.Administratiȍ
38340.
Giro: 8408.
Bankier8: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eco-
n6mie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
–
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s,
Roflerdam-W.
Bankiers: Banque de
Commerce,
Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
t
26,p.er
jaar,
voor België/Luxemburg
f28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franca bij de Banue de Cômmerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zèepost)’en overige landen
/
28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.
–
Aangetekede 8tukken, in. Nederland aan het Bijkantoor Wetzee-
dijk, Rotterdam (W.):
Alle
correspon5e
4
ntie
betreffende’ adeerlenies
ie
riihten
aan
de
Firmat H. A. M. Roelants, Lange flaven
14%,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
INHOUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze
week
……………..
1023
Somnalres,
suinmarles ………………….:..1023
–
Erop ol eronder
door Mr H. F. can Leeuwen …………..
1024
De
werkzaamheden
van
het
Internationale Monetaire Fondi
door Prof. Dr 1-1. M. H. A. van der Valk …………….
1025
Statlsftsche gegevens
over de
haven
van hamburg na do
ooriiSg
door
Mr W.
P. Lichtenauer
………………..
1026
BegroIlngsevenwlcht en -conjunctuur
door Dr M: 0. Loëys
–
1028
De tankermarkt
door C.
Vermoy
…………………….
1030 Enige
linternatiouaal-recbtslijke
aspecten van
douane-unies
au het
flandvest voor de wereidhandel en de
werkgelegenheid
door Dr J.
L.
F. van
Essen
……………………..
1033
19oekhespr
»
1cihg :
I
–
Dr Ii 11.
0. van Beusekom,
Dc
volkshuisvesting,
bespr.
door
Mr J.
Wilkens
…………………………
1033
Mededeling
van hot
secretariaat van do Centrale Commissie
voor
de
Rhjisvaart
…………………………….
1084
Internationale
notities:
De
geidsanering
in
Rusland……………………..
1035
De
les
der
Franse
stakingen………………………
1035
Goudtmporten in do Verenigde Stateis
………………
1036
Het
transatlantische
luchtverkeer
………………..
1036 • Een Aineriicaanse visie op
het Marshall-plan …………
1036
De Russische petroleumindustrie
………………….
1037
Ontvangen
boeken
………………………………
1037
Geld-
en
kapitaalmarkt
…………………………..
1037
Statistieken:
•
Bankstateu
………………………………….
1038
Stand, van
‘s
Rijks
kas
…………………………
1038
Enige indoxcljfers-vaii de Industriëie productie in Nederland
1039
In-
en
uitvoer
van
Nederland
……………………..
1039
Werkloosheid
in
Betgië
.
………………………..
1039
Emlssles In
November
1947
……………………..
1039
DEZER DAGEN
spoedt zich elk zijns weegs om herberg te vinden. ,,Dan
naar het Westen, dan naar het Oosten”: Het afbreken van
de Cnferntie te Londen heeft niet alleen ministers huis-
waarts doen keren, )et Duitse volk moet hen volgen.
Het blijkt uit de snelle maatregelen van deze week, dat
de scheiding der wateren zich voltrekt; op korte termijn
bezien wordt de chaos Duitsland uiteengelegd in losse
delen met een eigen bestaan. Tussen de Verenigde Staten
en Groot Brittannië is een overeenkomst gesloten, waarbij
de eerste 90 pCt van de kosten der imporLen in de ge-
zamenlijke zôiies zullen dragen. D& tegenwaarde wordt
zèlfs niet diplomatiek uitgedrukt, zij worlen de baas in huis.
Minister Bidault heeft verklaard, dat Frankrijk volledige bewegingsvrijheid bezit;’ bok
–
»op zijn persconferentie’s
heeft hij zich steeds een handig diplomaat getoond.
In de Oostelijke zône tast Rusland door. De leider der
–
Christelijk-Democratische Partij, die betwijfelde,
f
.
de
waarheid aldaar nog herberg kân,. ‘idei, afgezet.
Velen der aldaar gevestigden trachten de weg naar d
Westelijke zônes te vinden, voordat de-tijd komt, dat zij
-worden opgeroepen om beschreven te worden. N5g
echter wordt de desintegratiej niet erkend. De laatsté
• Russische eis was eenheid, dç; Amerikaanse pers spreekt
reeds over een nieuw&confereitie van vièr in het voorjaar.
Een pure breuk dooi het trekken der twee grote machten,
in de Duitsland omriigende landen is het zo simpel’ niet.
Daar voltrekt de spliting zich» in onder- en bovenstromen.
–
De leiding der Engelse Arbeiderspartij heéft zich ver-
plicht gevoeld te vaaschuwe -voor een mogelijke onder-
mijningsactie. De minderheid in het Centrale Franse
V,akverbond heeft ziCh afgescheiden met de uitdrukke-
lijke bedoeling, afstan:d te nemèn van de communistische
lèiding, hetgeen in eenbësluit van de Nationale Vergadering
echo heeft gevonden De Italiaanse volksvertegenwoor-
diging heeft, ondanks felle actie der communisten, het
kabinet de Gasperi op verbrede grondslag gehandhaafd.
Worden de Verenigde Staten voor West Europa de
herberg met het, gelukbrengende, hoefijzèr? De President
heeft het Congres ter overdenking bij het Kerstreces de
‘officiële huippiannen overgelegd. Het is als bij elk zuiver
gesteld theoretisch evenwichtsprobleem: een aantal voor-
waarden tot en een aantal karaktertrekken van het plan
moeten worden onderscheiden. De kern voor Europa:
$ 17 mrd. in goed vier jaar. De eerste indruk van de
leider der oppositie Taft: te hoog, op de een of andere
manier blijven ze altijd in leven. Een zin uit Dostojewski’s
–
,,Misdaad en Straf” schiet in de ‘gedachte: ,,hij is een
intelligent mens, maar om intelligent te handelen is
verstand alleen niet voldoende.
,,Een iegelijk naar zijn eigen stad”. Dr. Beel’s beroep,
op de Republiek is mislukt. Zij wil niet aanvaarden, dat
Nederland niet zuivere bedoelingen een federatie van,
antonome staten wenst. Ook de,ze Kerstmis houdt
Indonesië Nederlânders onder de wapenen.
,,Wij, edelingen, blij van geest”, het klinkt thans als,
een van Vondel’s hekeldichten.
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage
£OMIII1STRATIEKANTOOR DORDRECHT. BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 56-
Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
Nederlalldsch Indische Handelsbank, NV.
Amsterdam
–
Rotterdam
–
‘sGravenhae
Alle Bank. en Effectenzaken
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS
AMSTERDAM
– ROTTERDAM – ‘
S•GRAVENHAGE
DELFT SCHIEDAM – VLAARDINGEN
GEMEENSCHAPPELIJK INSTITUUT v. TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE
mei
medewerking der R.K.
Universil elf en de Kafh. Econ. Hogeschool
Nijmegen. Berg en Dalscheweg 97
Heerlen, Stationsstraat 59
Tilburg, Wilhelminapark 25
– Eindhoven, Dommelhoefstraat 8
Arbeidsanalyse – Personeelsselectie
M8
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloog
natronloog cawtic so1hr.
IK
34
•
BEDRIMSBANK”,if,
N.
NEDERLANDSCHE
KEIZERSGRACHT 706, AMSTERDAM
TELEF. 3J634, 3jz7j,.330.
.
.-
KAPITAALVERSCHAFFING
AAN
NEDERLANDSCHE BEDRIJVEN
RAADGEVENDE FUNCTIE BIJ BEDRIJFS.
FINANCIERING
met papier geïsoleerde kabels
voor zwakstroom en sterkstroom
koperdraad en. koperdraadkabel
kabelgarnituren, vulmassa
e1
olie
HE KABELFABRIEK
DELFT
24 December 1947 .
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1023
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Mr
H. F. van
Leeuwei.’Ér
‘
jïof eronder.
Een terugblik leert, dat Nederland in 1947 boven zijn
stand heeft geleefd. Om de moeilijkheden te overwinnen,
zij het volgende programma aanbevolen
Afschaffing der subsidies en sluitend maken van
het overheidsbudget door werkelijke versobering.
Een complex van maatregelen
)
waardoor de zwarte
handel verdwijnt – de Overheid moet de zwarte markten
nationaliseren – en de prikkel tot het verrichten van
productieve arbeid wordt vergroot.
Beperking van het investeringsprogramma.
Prof. Dr H. M. H. A. van der
Valk,
De werkzaamheden
van het Internationale Monetaire Fonds.
– De voornaamste doeleinden van het. I.M.F. zijn: het
medewerken aan de instelling van een onhelemmerd
rnultilâteraal betalingsverkeer en het bereiken van stabi-
liteit van de wisselkoersen in de wereld. 1-let Fonds
aanvaardt de nog bestaande belemmeringen in het inter-
nationale handels- en betalingsverkeer gedurende de
overgangsperiode, die in beginsel tot 1 Maart 1952 duurt,
maar verwacht, dat de ledôn zullen trachten deze te ver-
minderen. Inmiddels vervult het Fonds een belangrijke
functie van economische en monetaire research, waar-
mede – de -adviserende taak tefi na.iwste. is verbonden.
Mr W F. Liclitdnauer,
Statistische gegevens over d haven
van Hambuig net de oorlôg.
Een :overziôht van de inhoud van een publicatie, welke
het• ,,St’atistisches Landesamt der llansestadt Hamburg”
aan de toestand en de ontwikkeling in de haveiï van
Hamburg heeft gewijd. Deze publicatie, waarin een uiter-
mate propagandistische strekking niet te miskennen valt,.
geeft o.a. een beeld van de omvang van de oorlogsschade
in de Hambiirgse haven, 1et haienherstel, dè organiatie
van de haven, de huidige omvang van het goederenverkeei
(1946 = 16,4 pCt van 1939), de nadelen der zône-inde-
ling van ])uitsland en de .zeevissrij.
Dr M. 0.
Loey,
J3eg’otingsevenwicht en conjunctuur.
Het traditionele standpunt, volgens hetwelk de pri-
mordiale taak van de Minister van Financiën cuirnineert
in het jaarlijks sluitend maken van het budget, dient
als overwonnen te worden beschouwd; het heeft plaats
gemaakt voor de noodzaak van een cylische evenwichts-
politiek. Naarmate het economisch leven meer normaal zal functionneren, zal deze politiek zich, bij het streven
naar een meer gematigd conjunciuuverloop op een
maximaal peil van materiële welvaart, sterker opdringen.
C. Vermey,
De tankermarkt.,
Gezien de ontoereikendheid van het aanbod van ruimte
enerzijds en de sterke vraag anderzijds heerst op de
tankermarkt een uitgesproken hausse. Daarbij is van
belang, dat de hiidigë rol der Verenigde.Statn. als im-
porteur van minerale oliën het vervoerprobleem tenge-volge van de langere afstand – aanvoer uit het Midden-
Oosten – nog accentueert. 1-Jet zal vooi Europa niet
eenvoudig zijn, het tekort aan tonnage te overbruggen.
Dr J. L. F. van Essen,
Enige internationaal-rechtelijke
aspecten van douane-unies en het Handvest voor de
wereldhandel en de werkgelegenheid.
Het ontwer-Handvëst voor de wereldhandel en de
werkgelegenheid betekent een belangrijke poging 6m in
9én multilateraal verdrag vast te leggen, wat in de-loop
der’ jaren in verschillende verdragen aHonderlijk v’erd
geregeld. Oök douane-unies vinden daarom
in
het •FInd-
vest een plaats. Schr. schetst de betekenis van de ltref-
fende gedeelten van hét 1-landvest, gezien de internationaal-
rechtelijke ohtwikke’lirig’ van het begrip dduane-unie.
SOMMAIRES
Mr H. F. van
Leeuwen,
Perspectiveg de l’écono,nie des
Pays-Bas.
Les difficultés de la Hollande au cours de 1947 suggérent
le programme suivant: suppression des subsides gouverne-
m&ntaux â l’alirnentation, nationalisation du marché
noir et.réduction du prögramme des’ investissements.
Le professeur H. M. H. A.
van der Vftlk,
La tâche ii Fonds
MoneWire Jnternational. –
Ayant pour biit la réalisation d’un système complet
de commerce multilatérl et la stabilité’ des éhanges â travers le mondë, le Fonds a déjt accompli un travail
important tant par son activité de recherche que par
son action consultative dans les domaines économique
et monétaire.
Mr W. F. Lichtenauer,
Quelques doiin’ées statistiques
concernant le développement d’après guerre du port
de Ilambourg.
L’auteur examine avec esprit critque une publicition
récente du Bureau statistique de Hambourg.
Dr N. 0. Locys,
L’e’quilibre du budget ei le cycle.
L’auteur montre la nécessité d’une politique suivant
laquelle le budget s’équilibrerait dans Ie cycle.
C.
Vermey,
Le t,ansjort par bateau-citernes.
Dr J. L. F.
van Essen,
Les unions douanières ei la charte
dé l’LT.O.
.
L’auteur analyse le concept d’union douanièi’e en droit –
international.
SUMMARIES. :
Mr
II.
F. van Leeuwen,
holland’s economie struggie.
1-Jolland’s difficulties during 1947 suggest the following
program: abolition of the Governmerrt food subsidies,
nationalisation of the hkck market and curtailment of
investment schemes.
Professor II. –
M. H. A.
van der Valk, The task of the In te,-
national Monetary Fund.
–
Pending the realisation of an unhampered system of
multilateral trade and exchang stability throughout the
world, the Fun’d has already done important wbrk in
the field of economic and monetary.research and advising.
‘Mr W. F. Lichtenauer,
Some statistical data concerning
‘the postwar developmeit of the j5rt of Hamburg.
A critical analysis of a recent publication -of the lIam-
burg Statistical Bureau.
Dr M. 0. Loeys,
Budget equilibrium and trade cycle.
The wriuer urges the necessity of a ,ôyclica1′ budgit
1
1
equilibrium policy.
C. Vermey,
The tanker freighi market.
Dr J. -L. F. van Essen,
Custoins ,unions and the I.T.O.
Charter.
The writer gives an analysis of ‘the côncept of custbms
unicins in internatibnal law.
1024
– ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 December 1947
EROP OF ERONDER.
Nederland’heeft in 1947 boven zijn standgeleefd. Dit
is mogelijk geweest door infiationistischefinanciering, door
intering op intern vermogen (ôa. onafgeschreven en slecht
onderhouden huizenbezit), door het opneme’n van buiten-
lardse credieten en door te gelde making van buitenlandse
vermogensbéstanddelen. Fliertegenover staat Ven gewin
aan ons productie-apparaat en herstel van vermogens-
betanddelen op velerlei gebied
.
. Doch vast staat, dat
tegenover de ,,overspending” maar zeer gedeeltelijk bliji
vende waarden staan, en dat een groot deel in de consuinp-
tie is vervlogen. Dit kan niet zo doorgaan en het allesbe-
heersende probleem voor de toekomst van ons vaderland
is: hoe en wanneer zwenken wij af van de weg, die naar de
ondergang voert.
Wij konién hier niet af door wat te prutsen. aan enige
verichijnselen, ‘velke een gevolg zijn van een verstoord
nationaal budget. 1 mportbelemmering, exportbevordering
door• consumptiebeperking, prijsbeheersing roepen weer
nevenverschijnselen in het leven, die vaak de goed be-
doelde maatregelen weer geheel of gedeeltelijk illusoir
maken. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de
omstandigheid,dat door beperking van de vraag op velerlei
gebied en door laaghouden van prijzen van goederen van
essentieel belang de productie en de import gestimuleerd
worden van andere goederen en diensten, die helemaal
geen prioritèit behoren te hebben.
Een evenwichtig nationaal budget moet het doel zijn,
dochmet eeri’groot tekort op het overheidsbudget is dit
doel onbereikbaar.
Met versobering en meer doeltreffend beheer, van de
ôverheidsdiensten zal ongetwijfeld hier en daar iets zijn
te bereiken, maar zonder afschaffing van de subsidies op het’ levensmiddelenpakket is een sluitende begroting niet
denkbaar. Deze subsidies waren in de aanvang niet zinloos,
al heeft er altijd een gespletenheid bestaan in een politiek
ten aanzien van een destijds onnodige devaluatie van de
gulden en het streven naar het behoud van een laag
prijsniveau. Men heeft nl. gedacht, dat de ,,postwar boom”
spoedig door een prijsdaling zou worden gevolgd. Indien
wij er dan in geslaagd zouden zijn door eeii subsidiestelsel
onze prijzen laag te houden, zou ons bij dalende wereld-
marktprijzen een deflatieperiode bespaard zijn gebleven,
want dan zouden wij onder afschaffing .van ons subsidie-
stelsel het prijs- en loonniveau constant hebben kunnen
houden. Deze speculatie is èchter mislukt en nu staan wij
voor de eigenaardige consequentie, dat w’ij intern nog maar
steeds doen of.een gulden een gulden is, maar dat alle
importprïjzen sterk zijn gestegen, in onze ogen te sterker,
omdat de 40 pCt wisselkoersverhoging op de prijzen komt.
Intussen gaan wij d’oor, het binnenlandse prijspeil, voor-
namelijk voor consurhptiegoederen, door een systeem van
subsidie. en egalisatie te drukken. Verschillende sectoren
van ons economisch leven zijn er aan te duiden, die zich
nog in het geheel niet hebben aangepast aan het verhoogde
niveaû; op ander gebied hebben echter de importprijzen
ten volle hun stempel op de kosten gedrukt. Een en ander
maakt, dat een grote onevenwichtigheid in prijs-, loon-
en kostenstructuur inoet worden geconstateerd.
**
*
De gekunstelde situatie heeft velerlei bezwaren. Op de
begroting legt zij een ‘dusdanige last, dat het ideaal van een
sluitend budget niet te verwezenlijken is. Maar er is meer:
• wij leven daardoor in een wereld van schijn, waarin de
werking van natuurlijke prijsvorming is uitgeschakeld,
waarvoor prijszetting in de plats is getreden. Maar in ons
• gefausseerde pi’ijzensysteem dekken de privaat-economi-
sche calculaties de maatschape1ijk juiste calculaties niet
meer. Wanneer wij producten importeren tegen hoge prij-
zen ‘en deie worden door subsidie of door prijsegalisatie
met het binnenlandse product lager verkocht, dan zal
iedere fabrikant bij calculatie ,van exportprijzen niet de
importprijs van de ve’werkte grondstoffen, doch de door
hem werkelijk betaalde prijs in aanmerking nemen. Evenzo
zal hij uitgaan van de werkelijk betaalde lonen en daarbij
niet in aanmerking nèmen, dat deze door onvrijwillige
subsidie van de zijde van de. huiseigenaren kunstmatig
laag zijn. Soms zelfs zal hij de fout maken, de afschrijvingen
te calculeren op de historische kostprijs zoals de fiscus dit
wil, in ‘plaats van de afsôhrijvingen op basis .van de repro-
ductiewaarde in zijn calculaties te becijferen.
En zo worden winsten en schijnwinsten gemaakt, ge-
deeltelijk op de rug van de Overheid, gedeeltelijk op die
van huiseigenaren en van bedrijven, die zgn. voor de
binnenlandse markt werken en aan prijzencontrôle onder-
worpen zijn. Soms zijn de winsten in werkelijkheid verliezen
uit een oogpunt van de nationale economie bezien.
Dit gehele complex van, omstandigheden beperkt zijn
invloed niet tot begroting, huiseigenaren en andere gedu-
peerden, maar verstoort het nationale budget, omdat door
de een voor winst wordt aangezien, wat verlies is voor de
aider, welke laatste dit verlies alleen maar door interen
en niet door bezuiniging kan opvangen.
Men pleegt het bekende gat in onze betalingsbâlanTs wel
als een min of meer op zichzelf staand verschijnsel voor te
stellen, dat door maatregelen tot verhoging van export
en tot vermindering van import zou kunnen worden op-
gevahgen. Niets is minder.
waar. Een betalingsbalans;
welke alleen maar door het opnemen van büitenlands
crediet kan orden sluitend gemaakt, is een symptoom
van een economie, waarin boven de krachten wordt ge-
leefd. Zij is symptdom van een niet-sluitende begroting,
waardoor koopkracht moet worden gecreëerd. Want de
besparingen zijn onvoldoende ôm’ enerzijds het berotings-
tekort te dekken en anderzijds te voorzien in de kapitaals-
uitgaven in de private sector voor herstel en expansie van
het productie- en vervoersapparaat, van woongelegenheid
enz. ‘Bij een systeem van vaste wisselkoersen zal de infla-tionistische financiering zich moeten openbaren in een gat
in de betalingsbalans, welk gat door buitenlands crediet,
rçsp. door intering op vermogens in het buitenland moet
worden gevuld, indien men althans op hetzelfd bestedings-
niveau wil doorleven.
**
*
Floe komen wij nu uit het complex der geschilderde
moeilijkheden?
Het volgende prôgram zij hiervoor aanbevolen:
le. Afschaffing der subsidies en sluitend maken van het
overheidsbudget door werkelijk versobering.
2e. Een complex van maatregelen, waardoor de zwarte
handel verdwijiit en de prikkel tot het verrichten
van productieve arbeid wordt vergroot.
3e. Beperking van het investeringsprogramma.
Afschaffing van subsidies en verhoging van huishuren heeft ongetwijfeld een derde loonronde tot gevolg. Dit is
onvermijdelijk, maar zal met veel omzichtigheid frioeten
worden gedaan, opdat niet opnieuw een surplus aan koop-
kracht ontstaat, hetgeen hetzij niet-bereidheid tot werken,
hetzij het ontstaan van zwarte markten tot gevolg heeft.
De zwarte markten zullen moeten worden bez*oren,
doordat,de Overheid die nationaliseert. Wie meer wil dan
een matig rantsoen, zal daarvoor extra moeten betalen, maar niet aan de zwarte handelaar, doch aan het distri-
butiekantoor en wel minstens op basis van de hoogste
importprijzen. Het geld wordt hierbij in zijn distribuerende
functie gedeeltelijk in ee hersteld. Wanneer de zwarte
handel kan worden beperkt, zal de schaarste op de arbeids-
markt tevens verminderen.
Met die schaarste is het een eigenaardig geval. Er is
alom een ,,cry” voorindustrialisatie, om emplooi te kunnen
24 December 1947
ECONOMISCH.STATiSTISCHE BERICHTEN.
1025
geven aan de arbeidskrachten van de toenemende bevolking.
• Maar de huidige waarheid is deze, dat talloze bedrijven
onderbezet werken, m.a.w.
niet
het zo groot mogelijke
nuttig effect uit het bestaande productie-apparaat halen
wegens gebrek aan arbeidskrachten. Beperking van het
investeringsprogramma is dan ook niet alleen nodig ter
heteugeling van de over-expansie van liet nationale budget
en het nadelig saldo van de betalingsbalans, maar ook om
een eind te maken aan de ,,o,reremployment”,welke maakt,
dat het bestaande productie-apparaat niet volledig kan
worden benut.
De tijden zijn er niet fiaar om aan plannenmakers de
• vrije hand te laten, prachtige opzetten te verwezenlijken
op het gebied van stedenbouw, scholenbouw, verkeer en
industrieprojecten, die een verstandig calculerende onder-
nemer niet aandurft; zij zijn er niet naar om nu, to komen
tot verlengde leerplicht en vervroegde pensioenen: Nog-
maals, wij moeten haleii uit onze arbeidskracht en ons
productie-apparaat wat erin zit; is dit hier en daai wat
verouderd, dan moet de vindingrijkheid erop gericht zijn,
dit met eenvoudige middelen zodanig te verbeteren, dat
het nog een tijdje mee kan. Een typisch voorbeeld van ge-
brek aan gevoel voor de vereiste soberheid leveren de voor-
schriften omtrent huizenbouw. Men houdt hier bijv., in
tegenstelling met wat elders het geval is, vast aan een
minimumhoogte van vertrekken, welke door niets wordt
gerechtvaardigd en welke het bouwen duurder maakt.
Talloze voorbeelden kunnen ervan gegeven worden, dat
de geest van versobering voornamelijk in de publieke
doch q
ôk mde private sector niét is doorgedrongen; wij
varen een rijk land en zijn heden arm. De rijkdom kan
niet op de wijze .der bedelaars, maar alleen door noeste
arbeid volgens economische principes worden herkregen, waarbij moet worden gewaakt, dat men zich niet verstrikt
ih de door onszelf opgebouwde complicaties.
Amsterdam.
Mr II. F. VAN LEEUWEN
–
DE WERKZAAMHEDEN VAN HET
INTERNATIONALE MONETAIRE FONDS.
Het Internatiqnal.e Monetaire Fonds werkt, maar voor
een belangrijk deel in stilte. Dit is o.aéén van de redenen,
dat over zijn werkzaamheden in het algemeen weinig
bekend is. En het w’ekt daardoor de indruk, dat het Fonds
temidden van de hevige monetaire crisis in Europa enkel
en alleen toeschouwer inplaats van helper is. Mede in
verband met de voorgestelde hulpverlening van de Ame-rikaanse Regering aan Europa is er aanleiding de functie van het Fonds en zijn werkzaamheden nader te beschou-
ven.
Doeleinden.
De .voornaamste doeleinden van het 1. M. F. zijn:
1′ ht medewerken aan de instelling van een onbelemmerd
multilateraal betalings’rerkeer, voorzover het de lopende
posten van de betalingsbalans betreft;
2. het bereiken van de stabiliteit van de wisselkoersen
in de wereld. –
Voor dit laatste is nodig:
het invoeren en handhaven van een code varf faire
gebruiken op dit gebied en het raadplegen en adviseren
van zijn leden in monetaire vraagstukken;
het onder bepaalde voorwaarden beschikbaar stellen
van deviezen aari zijn leden om tijdelijke onevenwich-
– tigheden in de betalingsbalans te overbruggen en un-
faire practijkeit te vermijden.
– 1-Jet eerstgenoemde doel impliceertnog
–
niet het tweede.
Een onbelemmerd multilateraal betalingsverkeer is mo-
gelijk in een wereld met fluctuetende wisselkoersëii. Om-
gekeerd kan bij afwezigheid vn een multilateraal betalings-
verkeer stabiliteit van de wisselkoersen bereikt worden
door middel van deviezencontrôle, zoals duidelijk uit de
na-oorlogse verhoudingen op monetair gebied blijkt. De
wederinvoering van een onbelemmerd multilateraal be-
talinigsverkeer is niet alleen een monetair, maar eveneens
een handeispolitiek vraagstuk. Zonder afschaffing of ver-
mindering van de talrijke handelspolitieke belemmeringen
in de weeld is dit doel niet te bereiken. De oprichting van
een internationale handelsorganisatie (1 .T.0), waarover
de conferentie van Havana in de komende weken zal be-
slien, is daarom van grote betekenis voor het Fonds.
Beide instellingen zullen elkaar op dit gebied volkomen
moeten aanvullen.
Het doel van een onbelemmerd multilateraal betalings-
verkeer was door de convertibiliteit van het pond sterling –
in Juli een stap nader gekomen. Ook al zou het mogelijk
zijn geweest, deze convertibiliteit te. handhaven, dan
zou het ideaal nog lang niet bereikt zijn. Immers, bijna –
overal in de wereld wordt het betalingsverkeer nog be-
lemmerd door kwantitatieve handelsrestricties, deviezen-
restricties, meervoudige koersen, en z.
Het Fonds aanvaardt deze belemmeringen in het be-
talingsverkeer voor de overgangsperiode, die in beginsel
tot 1 Maart 1952 duurt, maar verwacht, dat de leden
alles zullen doen om tot vermindering ervan te geraken.
Zonder een intern evenwicht in de volkshuishouding is
dit doel niet te bereiken. De overgangsperiode moet voor
het herstel van dit evenwicht worden gebruikt
1).
Vaststelling der pariteiten.
– Eén van de eerste eisen hiervoor is de juiste vaststelling
van de wisselkoersen ten opzichte van goud of van de
huidige goudwaarde van de dollar. De overeenkomst van
Betton Woods bepaalt, dat de pariteiten van de wissel-
koersen van de landen, die lid zijn van het Fonds, moeten
worden vastgesteld in overleg met het Fonds. Daarna
mogen zij slechts veranderd worden met zijn goedkeuring,
tenzij de verandering binnen de marge – .en dit geldt
slechts voor eeimaal – van 10 pCt van de pariteitskoers
blijft. •.
Het eerste belangrijke contact van het Fonds met zijn
leden betrof de vaststelling van de pariteiten. Op12 Sep-
tember 1946 verzocht liet Fonds zijn leden de aanvangs-
pariteiten van hun valuta’s mede te delen. In December
1946 werden dé door 81 leden opgegeven pariteiten
door acht landen werd uitstel van de opgave van de aan-
vangspariteit gevraagd – zonder wijziging goedgékeurd.
Deze goedkeuring betekent niet, dat de aanvangspariteiten,
als definitief kunnen worden beschouwd. Zowel in het
eerste jaarverslag als in officiële uitspraken yan de ma-
naging director van het Fonds, de heer C. Gutt, is er op
gewezen, dat de aanvangspariteiten onder gewijzigde om-
standighedenonverenigbaar kunnen blijken met de ,ver-
kelijke pariteiten. Het Fonds is zich ervan bewust, dat de
opgegeven wisselkoersen aanzienlijke dispariteiten in de
prijs- en kostenniveaux van een aantal landen vertonen.
Deze dispariteiten hebben echter in de huidige omstandig-
heden niet dezelfde betekenis als in normale tijden. In de
eerste plaats wordt de export van bijna alle landen beperkt
door moeilijkheden in productie en transport en het grote
verschil, dat in sommige landen bestaat tussen de invoer-
waarde en de opbrengst van de uitgevoerde goederen, zou
niet aanzienlijk.vernauwd kunnen worden door veranderin-
gen in de vastgestelde pariteiten. Verder is te verwachten
dat in de sterk door de oorlog getroffen landen de toe-
nemende productiviteit zich langzamerhand bij het kosten-
niveau van de andere landen zal aanpassen. En tenslotte
zou een depreciatie de reeds aanwezige inflatietendenties
versterken.
–
–
– Dit betekent echter niet, dat de aaiivangspariteiten
‘)
De Amerikaanse hulpverlening aan Europa zal v’aarschljnlijk
Ok tot dat jaar lopen.
1026
ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
24 December 1947
orveranderd, zullen blijven. Op een mogelijke vijziing
van depariteiten is reeds in het eerste jaarverslag gewezen,,
zoall uit de hieronder volgende passage blijkt. • ,,We.reognize. that in some,cases the initial par values
that are established may later be found incompatible,
with the rnintenace,.of a jalanced international pay-
ments position at a high lvel of domestic econömic activity.
Because the entire world is in need of goods, some .coun
;
.
tries may .,maintain fpreign excbange values for
,
. their
currencies which are not fQr
.
the ‘time
being
a great, han-
dicap to, tie sale
p1
their, exports, but which prove to he
tQo high vhen pre, duction is, revived
all
over the world
and the
m
mmediate, shortage o import goods is in large
rt
paet. Such countries may later find difficulty in sçlling
sufficient exports.tnpay for needed imports. When this
occurs, the Fund will be.faced with new problems of ad-
justmnt and will. haye .to
,rçcognize the unusual circum-
sthnces under which the initial par values .wredeterminpd.
• It,is just at, such tirnes, that the Fund can be mos,t useful in
seeing that necesary exehange ‘adjustrnents are made
in an.orderly.rnanner and competitive exchange deprecia-
tion is avoided”. • . . ,.•
S
,
–
Buitenlandse goudtransacties tegen agio
‘In het belang .van.de handhaving van, stabiele. wissel-
koersen heeft het Fonds in de zomer .van dit jaar stelling
genomen,egen de verkoop van goud naar hêt buitenland
tegen agin in enkele landen, welke lid zijn van het Fonds.
Immers, als en land goud, tegen een hogere dan de met
de pariteituaarde’ overeenkomende prijs naar het buiten-
land verkoopt, verkrijgt het een groter ‘bedrag in vreemde’
valuta dan oy,ereenkomt met de wisselkoers op dat land,
hetgeen dus overeenkomt, met een depreciatie van de
valuta yan het land, Bovendien worden door doze verkoop
van goud, dat wordt .opgepot,
de:
monetaire rçserves in
de, wereld verminderd of nemen zij niet toe in die mate
als anders.het gev,al zou zijn geweest. Het Fonds zal zich
dâarentegen niet
verzette,n,tegen
binnenlandse transacties
in goudtegen agi, mits ,dee,niet tot gevolg hebben, dat
.de waardeverhouding van de, .landsvalua ten opzichte
van andere valuta wordt beïnvloed en derlalve ook, dat
•
de- positie, van, andere landen niet wordt geschaad.
Rese.arch en adytseiende taak
t
Het Fonds verricht een belangrijke taak op hei gebied
van economische en monetaire research, die zich uitstrekt
tot vrijwel alle landen-van
de-wereld, maar iii. het bijzonder
gericht is op de ,.volkshuishoudingen van de aangesloten landen.’ In verband met de snelle beslissingen, welke ge-
nomen moeten worden als een land zich.om steun .tot het
Ennds wendt,,ihet hiet mogelijk,op dat moment een uit-
gebreid onderzoek te beginnen, dat .dagen eventueel weken
kan duren., Het Fond moet
blijeend
van de economische en monetaire toe,stand van een land, op de hoogte zijn, wil
het ‘ijn beslissingen, die op zeer. korte termijn genomen
moeten-worden – ingeval van een voorstel, tot een be-
perkte , verandering .yan -de pariteit .van de valuta van
een lid ‘kan het Fonds zijn beslissing binnen 72 uur moe-
ten bekendmaken– -kan .verantwoorden niet alleen met
het oog op de
4
.zaak zelve, maar ookin verband met zijn
:internationale monetaire politiek. –
.Nauv- met de researchfun,ctie is de adviserende taak
,vcrbonden. In de huidige moeilijkheden op monetair ge-
bied’ is er een aantal landen, welke gaarne gebruik maken
yan de ervaring en inzichten .van het Fonds. Om deze
.f,unctie goed -tot.haarrecht..te laten komen, is een weder-
zijds. contact nodig… Dit contact vindt allereerst plaats
-in de jaarlijkse vergadering van ‘gouverneurs. Voor urgente
.p.roblemen, i: een veelvuldiger contact, vaak ter plaatse,
nodig. Daarvoor moeten de leden van de directie en de
staf , . persoonlij) verschillende landen bezoeken. Deze
bezoeken hebben de vorm van contactreizen of van reizen
van feiten verzamelende commissies.
De contactreizen, zijn korte bezoeken, fijdens welke de
problemen in algemene lijnen besproken worden. Bij de
reizen van .feiten,,verzamelende commissies, welke, van
langere duur zijn, valt, naast het contact van de,hoogste
autoriteiten, het accent op het werk van de technici. Deze
hebben het poblëei vaak van tev,oren bestudeerd, d.’s.z.
feiten verzameld, analyses gemaakt enz., maar gaan ter
plaatse hun inzicht verdiepen eii verbredeh. Want het doel
van al deze studies is gericht op het voeren van een nhine-
taire politiek, d.w.z. op het invoeren of afschaffen, van
bepaalde maatregelen enz.
1-let laatste jaarverslag maakt melding van een dergelijke
reis, die de betekenis van het ,Fonds op. dit gebied zeer
goed illustreert. De Regering van Ecuador heefthet Fonds
geraadpleegd over de dringende noodzaak de reeds sterk
gedaalde monetaire reserves van het land te behouden.
Vor dit doel vroeg 4e.Regerin de goedkeuring vah het’
Fonds voor de aanpassing van het door dit land gevoerde
stelsel van meepvou’dige koersen door middel van d,e invoe-
ring van een deviezenibelasting bij de invoer yan piet-
essentiële goederen. Dé opbrengst van deze belasting zou
gebruikt worden vooi de aankoop van staatsobligaties.
1-let Fonds heeft het gebruik van dit middel voor een korte
tijd toegestaan,.orndat daardoor niet alleen de vraag naar
importgoederen vermindert, -maar ook het – geïnfleerde
credietvolume afneemt,.. Daar deze, maatregel evenwel niet
afdoende was om het evenwicht in de betalingsbalans van
Ecuador te herstellen,
,
heef t de Regering maatregelen ge-
nomen voor een aanpassing van prijzen en lonen, voor de
invoering van een helaiigrijke hervorming van de monetaire
en credie,tpolitiek en voor de versterking van de volkshuis-
houding in haar gehe’el.
Een
technische commissie van het
Fonds heeft al deze vraagstukken ter plaatse bestudeerd.
Uit diL bericht, blijkt, dat voor een herstel van het
evenwicht in ‘dp betalingsbalans niet ,alleen de interne
en externe monetaire politiek, maar ook de economische
politiek (danpassing van prijzen en kosten) van dit land
aan een herziening wordt onderworpen. 1-let bovenstaande
is enigszins uitvoerig toegelicht om aan de hand van de
officiële publicatie§ te laten zien, welke, taken liet Fonds
te vervullen heft.
” …
.
S •
–
Aan de transacties van het Fonds,’ welke uiteraard op
het ogenblik de meeste belangstelling hebben, zal een
afzonderlijk artikel worden gewijd.
Washingion,
19
November
1947.
–
‘
v. cl. V.
STATISTISCHE GEGÉVENS OVER DE HAVEN
VAN HAMBURG NA DEN OORLOG.
Inleiding.
1-let ,,Statistisches Landesamt der I’lansestadt 1-lam-
burg” heeft als Sondernummer 3 in haar serie uitgaven
,,Aus 1-Ianîburgs Verwaltung und Wirtschaft” een inte-
ressante uiteenzetting gegeven omtrent den toestand en
de ontwikkeling in de haven van Hamburg na den oorlog.
1-let iswerklijk ,opnierkelijk en – laten we eerlijk zijn –
— bewonderenswaardig, wat men in deze door den oorlog
zo zwaar getroffen stad -met een zodanige uitgaaf heeft
gepraesteerd. ” . .
Helaas moet daartegenover worden gesteld, dat . dit
ogenschijnlijk zo wetenschappelijke en serieuze werktuk
toch ook trekken vertoont an den beke,nden wolf in de
schaapsvacht. Een uitermate, propagandistische strekking
is in deze op het
–
eerste gezicht streng theoretische be-
scliouwingen bij nadere kennisneming niet te miskennen.
En de Duitse ,;grondigheid” blijkt niet zÔ objectief te, zijn,
dat zij de, stellers heeft vermogen te weerhouden van
onjuist concluderen in hun voordeel.
Op grond van het bovenstaande moet het aan den enen
kant zaak geacht worden, dat allen, die belang stellen
in het
–
wel en wee van de Nederlandse zeehavens; met
4 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1027
andacht kennis nemen van ‘de bedoelde monografie,
âan den atideren kant moet hun daarbij het nodige criti-
sche vermogen worden’ toegewenst. De ontdekkingen,
welke zij daarbij zullen kunnen doen, zullen vellicht mede
kunnen dienei a)s richtsnoer voor le vaststelling van de
houding van Nederland in verschillende thans aanhangige
interntionale ierkeersvraagstukken.
Ilicronder moge een poging worden gdaan om een eer-
sten greep te ‘doen ‘uit de rijke schakering van gegeveils
en daaraan enige voorlopige hescliouwingpn vast te
knopen. –
Re1i’ospeciene geeQens.
De uitgaaf begint met een reeks indrukwekkende cijfers
over de betekenis van de haven van ,Hambirg vôÔr den
oorlog. Met vette, letters wordt gedrukt,, dat zij in 1938,
toen 18.149 zeesehpen binnenkwânei% met 20,6 mi1lion
netto registerton inhoud, welke 25,6 millioen ton goederen
ter waarde van 6,1 milliard Reichsmark in beide richtingen
vervoerden, de derde plaats onder de grote havensteden
der wereld innam, slechts overtroffen ‘door New York
en Londen.
Deze conclusies in cle eerste de beste kolom van een
ogenschij nlijk exact wetensQhappelij k werk zijn eenvoudig
verbazingwekkend, lIet feit, dat de haven van Rotterdam,
zelfs wanneer men de kleinerç havens in het gebied van
den Nieuwen Waterweg niet mederekent, iii het jaar 1938
in menig opzicht niet alleen 1-laniburg, maar zelfs Londen,
sloeg, wordt hier eenvoudig genegeerd. Voor het gehele
gebied van de Rijn-Maasdelta bedroeg in 1938 het aantal
binnengekomen schepen 17.269 met een netto tonnage
van 27.809.541 ton en een goederenverkeer van 46.765.150
ton. Voor de enkele haven van Rotterdam waren deze
cijfers 15.366 schepen met een inhoud innetto registerton
van 24.744.472, en een goederenverkeer van 42.370.990 ton. Waardecijfers voor deze havenbewéging zijn helaas
niet bekend, omdat de doorvoer over Nederland niet naar
de waarde statistisch is vastgelegd. De vorengenoemde
cijfers rechtvaardigen evenwel •ten volle de conclusie, dat
de havenstreek aan den Nieuwen Waterweg en desnoods
ook de enkele haven van Rottei’dam in 1938 na New York mocht gelden als tweede zeehaven van de w’ereld. Dâarna
volgde Londen en eerst op de vierde plaats hamburg.
Bescheidenheid….
Ôoilogsschade.
De omvang van de oorlogsschade van de haven van
Hamburg en het herstel daarvan tot en met. het eerste
halfjaar van 1947 kunnen blijken uit de ondeistaande
gegevens:
Percentage van Percentage van
Onderdelen van de verwoesting
het herstel ver-
de haven
vergeleken met
geleken bij het
–
den tijd vÔôr den
totaal van de
oorlog
beschadigingen
kademuren
9,5
%
3
0′
/o
havenloodsen
85,5
% 20
/0
0′
opslagruimte ……..
71,6
%
4
0′
/0
havenspoorwegen ….
67,8
%
49
,,
0/
spoorwegbruggen….
29
%
0/
40
/0
andere verkeersbriiggen
45
%
50
,
0/
landingssteigers
. . ‘ .
54,5
%
64
0/
o
kranen
…………
72
%
0′
38
/o
Na den wapenstilstand lagen in de havenbekkens en in de toegangs’aterent tot de haven 1.500 wrakken.
De koopvaardijvloot ter zee van 1-lamburg, welke véér
den oorlog 1.538 zeeschepen met 2,28 millioén bruto register-
ton inhoud omvatte, is gedaald tot 250 schepen met een bruto tonnage van 63.201 ton, dat is dus tot 2, 8pCt van
1938 (de Duitse tekst geeft hier mijns inziens ten onréchte het getal 2,6 pCt).
De Hamhuigse hinnenvloot omvatte voéi
1
dcn ooilog
3.033 schepen met 1.05 millioen ton dragvermogen. Hier-
van zijn s1chts 1.081 vaartuieimet 419.521 ton draag-
vermogen over, uitniakende otigeveer 40 pCt.
Var de
we
huiten ed. vaartuigei,
lke y6r den ‘ôorlog zich steeds binnen het l-Iamburgs havengebied bewogen
(te vergelijkn met het vletwerk in .R9tterdaIij,s ruim
40 pCt verloren gegaân. –
Van de 66 yâartuigen,’ welke de Haiiiburgse. .,,Fisçh-
dampferflotté” vprniden (24.340 brhto regstejtd), zijn er
lechts 33 oyer (10:896 bruto registerton),’vooi ,drievierde
veiouderde eenheden.
Haoenhe’stel:
Mede doordat ook te iiamurg veel aan de boeien ieid
gewerkt, is de overgehl
ç
ven capaciteit van d haveds
groter da9 uit de bovengegeven percentages zou moeten
wordèn opgeipaakt. Men hoopt, dat tegert het einde van
1949 de haven weder 70 pCt van hetgoderenveryoer in
1936 zal kunnen praesteren (datbetekent 15,4 miljoen
ton). Mén rekent daarbij op. herbouw van: 6,3 km kadé- –
muur, 5,6 k m
–
Aigplaatsen aan ducdalven, 340000 m
2
1oos-_ oppervlakte, 152.000 m
2
veemruimte, 60 km havenspoor
en 345 ,laad- en loswerktuigen; voorts op 23 millioen m
3
baggerwerk.
Tevens wordt in het rapport.sterk aangedrongen op het
openstellen van de gelegenheid om weder tot scheeps-
bouw te geraken, ‘omdat in de haveii steeds weei nôdig
%bilen zijn, al ware het slechts’ vèor het herstel van be-
‘schadigde schepen. Overigenswordt int dit verlan ver-
wezen naar den bouw van 100 niuwe’ vi’sérsschepen,
welke reeds moet zijn toegestaan,’ en naar den aanbouw
vant kleine iiraebtschepeh, waarv het bezit bij de ovr-
eenkbrnst .vhn Pétsdam riôt ‘uitdrukkelijk zou zijn ver-
boden. Voorts wordt de aandacht gevestigd op de be-
tekenis van werven als deviézeninbrengende ctiva an
de haven. Het ,,Han’delsstatistiches Amt” noemt ‘twee tot drie ,,Grosswei’fte” benodigd. Zoals de zaak op het
ogenblik staat, is de realiteit intussen, dat Blohm & Voss
in 1046 is vernietigd, en dat den overigen werven in de haven hetzelfde lot schijnt te vachten.
Organisatie oan de han’en.
De ‘verschillende oude Hamburgsp ,)iaveninstellingen
(1-lainburger Hafen- und Lagerhausgesellschaf t, Verwal-
tung für Strom und Hafenbau, Oherhafenamt, Hafen-
polizei und -feuerwehr, Freihafenamt, Handelsstatisti-
sches Amt, iIafendampschiffahrtgesellschaft en Gesamt-
hafenhetrieb) zijn verenigd in de ,,Hamburg Port Atho-
rity”, zonder dat zij tot een enkele organische eénheid zijn samenge’ioegd. In Hmbui’g hoopt men, dat
1
na de
practische samensmelting ook de organisatorische zal vol-
gen:
Zeescheep oaart.
In 1-lamburg werken 11 scheepvaarthijnen ,an 18 rede-
rijen voor het kustverkeer binnen de Duitse grenzen.
Vreemdd havens mogen niet wordén aangelopen, behalve
Rotterdam, voor het afhalen van Ruhrkolen ten behoeve
van Noord-Duitsland. Een enkele vreemde rederij, de
General Steam Navigation Company”, is weder in 1-lam-
burg gevestigd, daarnaast 10 Britse cargadoors, één uit
de Verenigde Staten en één uit Nederland, welke ohder-
nemingen alle volgens de onderhavige verhandeling zijn
onderworpen aan de aanwijzirgen van het Britse Ministry
of. Transport, dat een bureau in Hamburg onderhoüdt.
Uiteraard wôrdt met kracht aangedrongen op het weder-
openstellen van de mogelijkheid, dat Duits’che schepen
vreemde havens bezoeken.
In 1946 bedroeg het goederenverkeer ter zee over de
haven van 1-hamburg 16,4 pCt van 1938. Dit resultaat
‘erd bereikt ‘met een cheepsverkeer, dat nog leclits
11,6 pCt bedroeg. In het bijzonder wordt er bp gewezen,
1028
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 December 1947
dat de aanvoeren van levensmiddelen ten dele ok bestemd
zijn voor het Westen van de Britse zône, waar het Rijn-
en het Ruhrgebied ,,op gronden, welke ontleend zijn aan
de besparing van deviezën in een groteren omvang (dan
vroeger) over Hamburg wordt bediend”. In 1946 omvatte
de totale aanvoer van goederen over zee 3.181.596 ton,
waarvan 11,4 pCt bestemd voor de bezettingstroepen..
Overigens wijst het rapport er op, dat de betekenis van
het transoceanische verkeer voor de haven van Hamburg
ook relatief is achteruitgegaan, doordat veel meer dan vroe-
ger Groot-Brittannië is ingeschakeld in de overzeese go.ede-
renstromen, mede als gevolg van het verdwijnen van de
Duitse handelsvloot.
De uitvoer over Hamburg, welke’ in 1946 slechts 998.010
ton bedroeg, heeft zich later dan de invoer weder ontwik-
keld. Hij is eerst op gang gekomen in de tweede helft van
1946, toen Tsjechoslowakije op grond van handeisverdragen
met de Noordse landen uitvoer daarheen over Hamburg
ging ontwikkelen. Ander doorvoerverkeer was in Hamburg
nog niet aanwezig. Dat met Tsjechoslowakije verschilt geheel van den doorvoer vôör den oorlog, toen dit land
zich elders placht te voorzien van grondstoffen, welke
het thans over Hamburg betrekt. De doorvoer van en
naar Tsjechoslowakije is mede een steun voor de Elbevaart,
welke naar de Russischezône nog niet mogelijk is.
Nadeel door de zônale begrcnzing.
Het rapport beklaagt zich bitter over de nadelen, welke
Hamburg ondervindt door de Russische zônegrens. V66r
den oorlog gingen naar en van ce Russische zône en de
tegenwoordig Poolse gebieden 41,7 pCt van het totale
Hamburgse goederenverkeer aan de binnenzijde ,,Binnen-
verkehr”), zijnde meer dan het verkeer met de Britse
zône, dat toen 40,9 pCt bedroeg. Door deze zônale begren
zing wordt, Hamburg dan ook veel meer getroffen dan
Bremen en Emden en zelfs meer dan Lübeck, waarvoor
véér den oorlog de Britse zône altijd nog een weinig ge-
wichtiger was dan de Oostelijke gebieden.
Visserij.
Zeer veel aandacht wordt in het rapport ook gewijd
aan de zeevisserij. Teneinde niet te uitvoerig te worden,
volsta ik met de mededeling, dat in het bijzonder ook het.
verlies van de walvisvaart wordt betreurd, en dat wordt
betoogd, dat Duitsland, evenals Japan, weer daartoe moet
worden toegelaten.
De relatieoe positie oan Hamburg, o.a. (en aanzien oan
Rotterdam.
Aan het eind van de litanie wordt er op gewezen, dat
Hamburg de zwaarste verliezen heeft geleden van alle
Duitse. zeehavens: de omvang van de vervoeren is terug-
gegaan tot dien in het jaar 1880. Het aandeel van de stad
aan het Duitse zehavenverkeer is van 58 pCt vÔér den
oorlog geslonken tot 39 pCt. De verhouding van het ver-
voer van en naar zee tussen Hamburg en Bremen is ge-
daald van 3. 1 tot 1,1 :1.
• Voorlopig schijnt men het meest bevreesd te zijn voor de concurrentie van Triëst en de Poolse havens. Veel zal wat de laatste betreft afhangen van de vraag, in hoeverre
de Sowjet-Unie de grens naar de Russische zône voor het vervoer van en naar Hamburg afgesloten zal
–
houden.
Minder bevreesd is men of geeft men althans voor te
zijn voor de havens aan den Rijnmond. Het zal hier niet
veel instemming vinden, wanneer de heren in hun slotbe-
schouwing, constateren, dat de door natuurlijke redenen
bevoorrechte positie van de havens aan den Rijnmond
door de tarievenpolitiek van de Duitse spoorwegen nooit
in gevaar is gebracht. En dan volgt zo’n echt-Duitse zin,
waarvan de dof dreigende dreun in onze taal niet tot zijn recht kan komen en welken ik daarom hier ten slotte on-
vertaald doe volgen: ,,Aus Devisenersparnisgründen und im
Zusammenhang mit der Bevölkerungsmassierung im nord-
westlichen Deutschland wird sich die Einfuhr künftig
weifellos in sttrlcerem Umfange auf die deutschen’ Hëfen
verlagern’ und deren Schwergewicht im Aussenhandel
erhöhen”.
Laten wij hopen, dat de havens aan den Rijnmond zullen
tonen, ten minste even fikse concurrenten te zijn als die van Polen en Triëst. Men zal hier te lande aan Hamburg
zijn natuurlijke havenverkeer niet misgunnen, doch. acht
zich niet geroepen dit te versterkn door afgeven van
een gedeelte van het natuurlijke achterland van de Neder-
landse en Belgische zeehavens. Niet voor alle statistische
monografieën ter wereld!
Rotterdam.
Mr W. F. LICHTENAUER.
BEGROTINGSE VEN WICHT
EN CONJUNCTUUR.
Het verband tussen de begroting en de conjunctuur was,
in algemene regel, tot vÔôr de oorlog 1914-1918 van
weinig belang. Sindsdien is echter in toenemende mate een nauwe samenhang tussen de overheidsfinanciën en
het conjunctuurverloop aan het licht getreden, vooral in
de economisch en sociaal geëvolueerde landen.
De sterke belangstelling, die van toen af in de econo-
mische literatuur aan genoemde interrelatie werd geschon-
ken, betrof overwegend het verband tussen de buitenge-
woije begroting en de conjunctuur, waarbij de actieve
betekenis van deze eerste als conjunctuurbepalend instru-
ment op het voorplan staat. De betrekkingen tussen de
gewone begroting en de cyclische fluctuaties is daarentegen
merkelijk minder behandeld geworden. De beschouwingen
van dit artikel slaan op dit tweede terrein. 1-let begrotings-
èvenwicht betreft immers de gewone uitgaven en de
gewone inkomsten en wel in hun wezenlijk verband
1).
De betrekkingen tussen het begrotihgsevenwicht en de
conjunctuur berusten ook in een wisselwerking. Vandaar
twee hoofdaspecten, die beide belangwekkend zijn..
Betreffende de invloed van de conjunctuur op het be-
grotingsevenwicht wensen we kort te zijn, omdat dit
uiteraard minder aan de aandacht heeft kunnen ontsnap-pen en derhalve ook minder onbekend is gebleven. Deze
relatie kan als volgt worden samengevat: ingevolge het
verschil in gevoeligheid der gewone uitgaven en inkom-sten, verwekt de conjunctuur, onder overigens gelijkblij-
vende omstandigheden, in tijden van voorspoed een min
of meer beduidend surplus; in tijden van depressie daar-
entegen doet zij een min of meer belangrijk cleficit ont-
staan. Dienvolgens rijst de vraag: hoe dient de evenwichts-
politiek te dien overstaan te worden gevoerd?
Het antwoord hierop heeft een niet te onderschatten
belang. Het begrotingsevenwicht is immers, de hoeksteen
voor een goed beleid en duurzame ordening der staats-
financiën. Daar verder de begrotingspolitiek in haar
diverse onderdelen te allen tijde een terugslag heeft op het
conjunctuurverloop, moet anderdeels van de evenwichts-
politiek worden gevergd, dat zij steeds, voor zoverre doen-
baar, mede van uit een conjunctureel oogpunt verant-
woord weze.
Stippen we nochtans vooraf aan dat, in verband met
de aard van de gewone uitgaven – waaronder we in be-
ginsel de (niet duurzame) verbriiiksuitaven verstaan –
en de eisen van een goed fiscaal beleidde politiek van het
budgetevenwicht en van de gewone dienst geen conjunc-
tuurbepalende (-actieve) rol moet worden toebedeeld
zoals de buitengewone begroting. Bij principiële opvatting
van het budgetevenwicht en de gewone dienst heeft het
beleid op dit.. terrein een conjunctuur-inachtnemende
(-passieve) functie te vervullen. –
‘)
Zie
omtrent het begrip ,,begrotingsevenwicht’, alsook voor
een omstandige behandeling van, het onderwerp van dit artikel
91.0. Loeys, ,,Begrotingsevenwicht en Conjunctuur. De conjuncturele.
Problematiek van het
–
l3egrotingsevenwicht”, N.V. Standaard-
Boekhandel, Antwerpen 1947. ‘
MR
24 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1029
Er zijn verschillende gdragslijnen mogelijk ten aanzien
van de tevoren geschetste inwerking van de conjunctuur
op het begrotingsevenwicht..
Aangezien voor de overheidsfinanciën de fundamentele
eis van het evenwicht bestaat, kanhet volkomen natuurlijk
lijken, dat men het budget aan de door de conjunctuur
gewijzigde oiistandigheden zoekt aan te passen, om aldus
steeds het evnwicht te kunnen handhaven. Dit is de zgn
aanpassingsolitiek of politiek van het jaarlijks evenwicht.
Principieel w6rd deze gedragslijn tot vÔôr. kort algemeen
gevôlgd. Zelfs tôt aan de tweede wereldoorlog was de
practijk, in bijna alle landen, nog overwegend daarop ge-
richt. Deze politiek brengt mede, dat men in tijden van
depressie de gewone uitgaven beperkt en de gewone in-
komsten, inzonderheid de belastingen, opvoert. In tijden van
voorspoed kunnen de beldstingen weer verlaagd en de uitgaven vermeerderd worden. – Wat men ook ter ver-• dediging van deze politiek kunne aanvoeren, het blijkt
bij nadei onderzoek dat zij, vooral zoals men haar in de
practijk heeft gevolgd, kortzichtig is en nadelig uitvalt,
zowel voor de overheidshuishouding als voor dé private
economie. Zij is oorzaak van een hinderlijke, en schadelijke
staatsadministr’atie en accentueert de conjunctuurschom-melingen. Daarvan afgezien kan zij overigens hij intense
depressies veelal niet het gestelde doel bereiken.
In bepaalde structurele reformen van het budget blijkt
evenmin een verantwoorde oplossing vtor het gestelde
probleem te kunhen worden gevonden. Het is niet mogelijk
een budget met conjunctuur-immuun evenwicht op te
bouwen, dat eens eii voor goed iie éyclische evenwichts-
stoornissen verwijderd iou houden. In zoverre men deze
weg toch zou kunnen ôpga
an, ware dit nadelig voor het
eôonomisch levei, ook in conjunctureel opzicht. In de
gevoeligheid van het’ budget ligt een voordeel voor de
private economie en middellijk daardoor ook voor de
staatsfinanciën. Van ëen andere kant stoot het voorstel
tot het invoeren van eé’n cyclisch budget – U. een be-
groting opgesteld voor de duur van een cyclus -, dat
eveneens beoogt de conjuncturele evenwichtsverstoring
definitief te ondervangen, op zeer èrnstige hinderpalen
vaif technische, ad.ministratieve en politieke aard. En wat
erger is, deze reform op zichzelf draagt niets tot een op-lossing bij, daar het de moeilijkheden slechts verplaatst.
Een laatste mogelijkheid bestaat hierin, dat men bij
handhaving van de annaliteit en de huidige algemene
structuur der staatsbegroting, de conjuncturele excedenten
en deficitten in koop neemt en deze ‘ouderling compenseert.
Dit is de compensatiepolitiek, of politiek van het cyclisch
begrotingsevenwicht. Het evenwicht van elke iudividuele,
jaarlijkse begroting wordt hierbij bewust verlaten en men
zoekt het door een cyclisch èvenwicht te vervangen.
• Bij deze gedachtengang is men dus nog wel wezenlijk
om het evenwicht bekommerd, wat overigens wel vanzelf
spreekt. Niemand heeft echter ooit gevergd, dat de be-groting elke dag of elké maand zou shiiten; de gewone
overheidsinkomsten en -uitgaven vertonen immers sterke
seizoenschommelingen en zonder uitzondering wordt het
als volkomen geoorloofd en aangewezen. beschouwd deze
saisonale breuk door een compensatie te overbruggen.
Waarom zou dan wel het budget voor elk jaar in evenwicht
moeten zijn, vermits er zich dan toch ook belangrijke
conjuncturele verschillen onder de gewone overheids-
inkomsten en -uitgaven voordoen.
Van uit een financieel-technisch oogpunt, is men tei’
eerbiediging van de fundamentele evenwichtseis niet strict
verplicht elk budget sluitend te maken. Per slot van reke-
ning bereikt men immers hetzelfde resultaat met enkele
deficitaire begrotingen gevolgd door andere, die globaal
een even groot surplus vertonen, of omgekeerd, als met
jaarlijks sluitende begrotingen. Het ware nu gewis vermetel
een zeer lange brug te willen slaan, en het kan ook niet
voldoende veilig heten deze weg naar vrij goeddunken
op te gaan. Met betrekking tot de conjunctuur steunt
voormeld6 afwijiing var liet traditionel eenwichtsstre-
ven evenwel op gegronde redenen, die zowel het belang der
staats- als der private economie’raken. –
Wut de overheidshuishouding aangaat, brngt de corn-
pensatiepolitiek van het evenwicht uiteraard mede, dat
men over de grenzen der gëbruikelijke jaarlijkse begroting
heenziet en de staatsfinanciën ten minste in het perspectief
van de cyclus gaat beschouwen. Dit’ löopt in de richting van
wat voor de Overheid wenselijk is. Deze dient immers nint
enkel jaarlijks een begroting op te stellen, doch zij hoeft
ook een financieel plan te bezitten. Als gevolg daarvat
kenmerkt de ôyclische evenwichtspolitiek zich door plati-
matigheid en doorzicht. Zij behandelt de uiteraard tegen-
gestelde conjuncturele budgetstoornissen niet zoals andére,
uit een foutieve opbouw van het budget. resulterende
evenwinhtsafwijkingen, doch o.’ereenkomstig hun’ eigen-
aard, nl. als de met mekaar samenhangende ‘gevolgen van
de cyclus. Daardoor is het haar mogelijk hinderlijke wijzi-
gingen in de belastingheffing, alsmede kortzichtige in-
krimpingerien uitbreidïiigen der uitgaven te v’ermijderi.
Door de politiek van het cyclisch evenwiëhtwordt de
staatseconomie onbenadeeld •doorheen de aonjunctuur-
sch’mmèlingen geleid; ‘de voorziening, in de collectie’ve
behoeften kan door haar géschieden zonder de hinder van
niet wezenlijke perken. – -.
Wat het belang van de compensatiepolitiek voor de
private economie in cqnjunctureel opzicht betreft, moet
aangestipt, dat zij tijdens de depressie tot het hôrstel van
de conjunctuur bijdraagt. Men vermijdt’ immers de bé-
lastingen te verhogen op een ogenblik, waarop de rehta-
biliteit der ondernemingen reeds fel te lijden heeft., Het aanvullen van het tekort door een beroep op’ de crediet-
markt houdt geld in omloop waarvoor de ‘private economie
dan geen emplooi heeft en dat bij het uitblijven van de
overheïdsvraag zou worden gépot. Wordt beroep gedaan
op de geldscheppende banken, zo helpt zij eveneens de deflatie bestrijden, die in elke depressie schuilgaat.Ook
het benutten van een te voren aangelegde reservekan
reflatorisch werken. Het op deze wijze mogelijk gemaakte
handhaven der gewone staatsuitgaven op een normaal peil
zal de afbrokkeling der koopkrachtige vraag tegenwerken.
Tijdens de voorspoed kan’ de compensatiepolitiek de
opwaartse conjunctuurbeweging min of ‘meer remmen’.
Zij vermijdt dan immers de belastingen tô -‘erlaen; zoddt
de gunstige voorwaarden dér hausse niet nog’nieer kracht
worden bijgezet. Anderdeels worden
,
de uitgaven nièt’
Op
grond van de conjuncturele meeropbrengsten verhoogd,
waardoor de koopkrachtige vraag niet additioneel wordt,
vermeerderd, juist in een periode, waarin zulk een ver-
meerdering niet wenselijk voorkomt.- 1-lét benutten der
excedenten voor het aanleggen van een reserve of voor
het weer goedmaken van wat in de voorafgaande depressie
werd ingeteerd, zal onder bepaalde voorwaardeneveneens
tot het remmen der hausse kunnen bijdragen.
De politiek van het cyclisch evenwicht bewerkt zodoende
een verzoening tussen de belangen van het conjunctuur-
verloop en de eis van het begrotingseveniwcht.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, kan dergelijk beleid
volgens twee algemene stelsels worden gevoerd, nl. dit
van het reservefonds, waarmee in de voorspoed’dient ge-
start, en dit van het tijdelijk interen, waarmee in de
depressie kan worden aangevangén. Financieel-technisch
vermogen beide stelsels, in principe althans, vrijwel even-
veel te bereiken. De geschiktheid en practische mogelijk-
heden, alsook de gevolgen ten aanziën van de conjunctuur hunner concret’e modaliteiten, kunnen nochtans merkelijk
verschillen. Het bestek van dit artikel laat niet, toe daar
verder in bijzonderheden op’ in te gaan. Een omstandig
onderzoek leert evenwel, dat men in beide stelsels goède
en practisch bruikbare w’egen aantreft, mits de gebodén
mogelijkheden passend en omzichtig worden benut en
verder de staatsfinanciële leiding zich door voldoende zélf-
beheersing kenmerkt.
1030
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 December 1947
FIet traditionele standpunt, volgens hetwelk de primor-
diâie taak van de Minister van Financiën culmineert in
het jaarlijks sluitend maken van het budget, dient als over-
w’onnen te ix6rden beschouwd. De huidige na-oorlogse
omstandigheden mogen het invoeren van een cyclische
eveiiwichtspolitiek vooralsnog verhinderen. Doch naarmate
meer normale voorwaarden in het economisch leven zullen
ontstaah
zal
dee politiek zich sterker opdringen bij het
strëven’ naar ebn mèer gematigd conjunctuurverloop, op een zo hoog mogèlijkpeil van niateriële welvaart: –
Knokke aan Zee.
.
Dr
M. 0. LOEYS.
DE TANKERMARKT.
De grote vraag naar i’uimte en de zeer vasic
,
stenming,
waarvan de tanlcvrachtenTinarkt sedert lit einde van
de wereldoorlog blijk geeft, duren onverminderd voort.
In feite zijn de vrachten tengevolge van liet geheel ontoe-
reiknd aanbod van tonnage gedurende de laatste weken
wederom scherp gemonteerd. Bedroeg de prémie, welke
voor reischarters boven de schaaltarieven der ,,United
States Maritime Commission” enkele weken geleden werd
betaald, 105 pCt, recente marktrapporten maken o.a.
melding van een premie van 190 pCt, betaald voor het
vervoer ener sclioie lading van de Perzische Golf naar
Frankrijk per eind December. Ook voor tônnage op
timecharter bestaat voortdurend levendige belang-
stelling, zowel voor Amerikaanse als Engèlse rekening.
Wat de laatste ctegorie’ bevrachters betreft,’ zijn het
voornamelijk de grote maatschappijen, die bereid zijn tonnage voor een duur van vijf jaren te huren op basis
van 23/— per ton draagvermogen per maand. Dit geldt’
zowel voor prompt beschikbare schepen als voor tonnage,
die’nog in aanbouw is en eerst begin 1940 kan worden
opgeleverd. Voor achtereenvolgende reizen gedurende
een tijdvak van
2/
jaren, volgend jaar aanvangend.,
zijn bevrachters bereid 60 pCt boven de U.S.MC. schaal-
vracht voor twee jaren en 50 pCt dito voor drie’ jaren
te betaln. Voorts beslaat voor continentale rekening
vraag naar schone T-2 tankers voor vijf jaren timecharier,
oplevering v56r 31 Maart a.s. op basis van $ ‘6.— p. ton
draagvermogen per maand ‘voor’ de beide eerste jaren,
$ 4,50 voor het’derde jaar en’ S 3.— voor de beide laatste
jaren. In tegenstelling met Engelse bevrachters geven
hun Franse collega’s voorkeui’ aan een politiek op kort
zicht; men betaalt liever een hoge premie voor reis-
charters dan’ zich voor een aantal jaren te binden. Monè-
taire problemen zijn aan deze voorkeur wellicht niet
vreemd. –
De verklaring voor de uitgespr0ken hausse op de tanker-
markt ligt voor de hand. Niet slechts is het huidig aanbod
van ruimteontoereikend om aan de vraag te voldoen, maar
dit tekort aan tonnage zal nog verscheidene jaren duren! De gegevens, welke de zestien landen, welker vertegen-woordigers kortgeleden te Parijs samen kwamen, in hun
aan Washington uitgebracht rapport ten aanzien van de
tankvloot hebben verstrekt, zijn even leerzaam als be-
langwekkend.
Allereerst’ blijkt uit de gegevens, dat tegenover een
tonnage van 10,1 millioen tons’ draagvermogen in 1938
per medio 1947 een vloot ter grootte van 9,5 millioen tons
ter beschikking van de betrokken landen stond. Ondanks
de zware verliezen aan tankers tengevolge der oorlogshan-
delingen is de achterstand, vergeleken met v65r de oorlog,’
dus goeddeels ingehaald. In theorie zou dus, indien de
huidige verhoudingen vergeleken met 1938/1939 geen
fundamentele w’ijzigingen hadden ondergaan, de beschik-
bare tankvloot toereikend moeten zijn om in de behoefte
aan vervoergelegenheid te voorzien. In theorie, maar de
practijk is anders.
Afgezien van de allerwege geste’gen vraag naar vloei-
bare brandstof – gevolg o.a. van de voortschrijdende
industrialisatie, waarhijaan ölie boven kolen als brandstof
devoorkeur w’ordt gegeven -. en van de vooralsnog vol-
strekt ontoereikende kdlenproductie ‘in de .Europese
landen vab voortbrenging ‘__ ik noem ‘slechts deze beide
factoren’ – heeft het vervoer ebningrijpende wijziging
ondergaan. Vah belangrijk, exporteur van minerale oliën’
zijn de Verenigde Staten importeur gewörden. De bekende
reserves zijn gedurende de oorlog duchtig aangesproken
en. Amerika wenst zijn nog beschikbare reserves zovëel
mogelijk intact te houden. De rol,welke het Midden-Oosten’
thans in de oli’evoorziening dnr iveeld ispeelt
j
zal in de
toekomst nog aan betekenis winnen. Reeds betrekken
Amerika en Europa aanzienlijke hoeveelheden olie uit’het
Midden-Oosten, hetgeen intussen het vervoerprobleem
tengevolge van de langere afstand accentueert. .Een’ sim-
pele vergelijking van de lengte van hèt traject U.S. Gulf
naar het Verenigd Koninkrijk niet die van bijv. Abadan
(Perzis’clie Golf) naar Noord-Amerika resp. Gulf is’ vol-
doende om dit laatste duidelijk te maken. Een en ander
isoorzaak, dat een tankervloot, die vôér de oorlog groot’
genoeg was om in de ‘behoeften te voorzien, thans ten
ene male ontoereiknnd is. Bovendien moet rekening
worden gehouden n’iet een niet onbelangrijke stijging
der behoeften gedurende -.de eerstvolgende jaren. .De
navolgende gegevens, mede aan bovengenoemd rapport
ontleend, geven van de geschatte behoeften der 16 landén
gedurende het tijdvak’ 1947-1951 een duidelijk beeld:’
–
In mi11oenen tonnen draagermogen.
Eerste helft 1947
………………..13,2
Tweede helft 1947 . ………………..
14,0
1948
.
…………………………..
15,1 1949
. ‘ …………: …………………16,7
1950
……………………………
.18,4
1951
………………………… .. … .19,7
Men heeft te Parijs tevens nagegaan’, hoe de tankloot der
16 landen zich vermoedelijk gedurende bovengenoemd
tijdvak zal ontwikkelen, daarbij rekening houdend zowel
mt, aanbouw als aankoop van tankers, waarbij men
wat de laatste categorie betreft, het oog op Amerika
richtte.
Deze laatste shattingn luiden als volgt:
In millioenen tonnen draagvernio gen.
Eind 1947
……………………..11,1
1948
…………………………..12,1
1949
…………………, …. ……
13,0
1950
.” …………………………13,8
1951
……………… … … ………14,4
Blijkens deze tabel stijgt het tekort aan tonnage
van rond 3 millioen ton per eind 1947 tot ruim 5 mil-
lioen ton in 1951. Men
hoopt
dit tekort o.a. door aan-bouw op grote ‘schaal te overbruggen. Of men hierin
zal slagen, is een andere vraag. Niet ten onrechte wordt
er in liet Ilarriman-rapport op gewezen ,,that this pro-
gramm’e requires very considerable quantities of steel and
other materials in short supply as well as’ labour”. 1-let
Harriman-rapport bepleit dan ook aankoop, voor zoveel
mogelijk (en dit geldt ook en in liet bijzonder voor vracht-
schepen) van beschikbare Amerikaanse tonnage. Welke zijn nu de mogelijkheder tot aankoop van Knie-
rikaanse tankers? Wij zagen reeds, dat de medio 1947
beschikbare ‘tankvloot welhaast even’ groot is als die van
1938. Dit is een gevolg van de zeer omvangrijke aanbouw
van tankers in de Verenigde Staten gedurende de oorlog.
Van slechts 4,4 millioen ton draagvermogen in 1939
steeg de inhoud der Amerikaanse tankvloot in 1946 tot
niet minder dan 13,5 millioen ton draagvermogen. hier-
van was per midden 1947 een hoeveelheid van rond drie
millioen ton’ tijdelijk’uit de vaart genomen. Kan deze
,,reserve”-vloot niet in dienst worden gesteld van resp. aan
24 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1031
enkele Europese landen, di dringend behoefte aan tank-
schepen hebben, worden verkocht? In de praktijk is een
dergelijke oplossing al weer niet eenvoudig.
Allereerst zijn daar enkele goeddeels praëtische bezwa-
ren. Dê opgeiede tankers zijn in hoofdzaak schepen van
liet zgn. T-2 type, sneller en van groter lengte dan bijv.
in Engeland gebruikelijk.
Enerzijds vreest men, dat deze tankers minder econo-
misch in exploitatie zijn, andei’zijds voorziet men moeilijk-
heden met het manoeuvreren, indien deze schepen
naar kleinere havens zouden worddn gedirigeerd. Zelfs
indien men, _indachtif het nood breekt wet, over deze
bzwaren zou heen stappen, dan zijn er andere moeilijk-
heden, wèlker oorsprong in Ameiika zelve liggen. Ook
daar hebben de oliemaatschappijen niet een ernstig tekort
aan transportgelegenheid te kampen. Reeds heeft men zich
tot de ,,Maritime Commission” gewend met het verzoek
tônnage uit de reservevloot ter beschikking te stellen, ter-
wijl o.a. bij monde van debekende Senator Robert A. Taft
géprotesteerd is tegen de voorgenomen aflevcrin door de
,,Maritime Gommission” van 47 tankers uit een t6taal
van
97
schepen.. Deze
47
tankers zijn door de ,,Maritime
Cbmmission” aan de navolgende landen verkocht: Enge-
land 31, Turkije 1, Frankrijk 1, Nederland 4. In feite
zijn tot dusver negentien tankers door de ,,Maritime Corn-mission” op grond van ftiet Engelse kopers gesloten koop-
contracten afgeleverd. Senato Taft heeft zich in he,t
navolgend telegram aan de presidënt der ,,Maritime Corn-
missich”, Vice-Admiral William W. Smith, tot tolk ge
maakt van de oppositie tegen de verkoop van Amerikaanse
tankers naar liet buitenland: ,,I have received many
l)rtests against the pending sale of United States Heet
tankers to foreign nations and foreign nationals. Would
he obliged for full information regarding the whole proposal.
In view of early returi of Congress, sûggest tbat no such
sales beclosed pending the consideration of such infor-
mation’. Ongetwijfeld zal dus de overdi’aclit van Ameri-
kaanse tankers nog wel wat voeten in de aarde hebben,
maar zelfs indien een aanzienlijk perceiitage der 3 millioen
ton sïirplus-tonnage zijn weg naar Europa vindt, zal nog
op vrij aanzienlijke schaal moeten worden gebouwd, wil
nen in de stijgende behoefte aan vervoerscapaciteit voor-
zien.
Vooralsnog is de levering van staal – noch Amerika
noch Engeland kunnen in de huidige behoefte voorzien – een der bottle necks. Dat dit voor de olievoorziening der
w’ereld bedenkelijke gevolgen kan hebben en in feite reeds
heeft, behoeft geen betoog. Flet huidig wereldtekort aan
olie is
niet
een gevolg van een uitgeput raken der wereld-
oliereserves, maar
is
terug te voeren op onvoldoende
vervoergelegenheid en ontoereikende raffinagecapaciteit.
Beide problemen worden primair beheerst door het wereld:
tekorl aan staal. Reeds wordt de wereldscheepvaart be-
dibigd met een acuut tekort aan bunkerolie!
Los van de te verwachten zeer aanzienlijke prijsstijgin-
gen zowel van stook- als dieselolie – naar met zekerheid
moet worden aangenomen, zullen in de •contracten voor
1948 geen maximum prijzen worden opgenomen, zodat
verdere prijsstijgingen gedurende het contractjaar aller-
mihst tot de onmogelijkheden behoren – ontvingen tal
van rederijen reeds bericht, dat bestaande contracten
niet kunnen worden hernieuwd, terwijl in andere gevallen
met een drastische verlaging der te leveren hoeveelheden
moet worden gerekend. Daar liet merendeel der gedurende
de laatste jaren gebouwde resp. thans nog in aanbouw
zijnde schepen voorzien is van verbrandingsmotoren dan
wel is of wordt ingericht voor het stoken van olie onder
de ketels – de
–
op grote schaal door verschillende landen
aangekochte , ,Liberty”-schepen zijn alle oliestokers –
baart de benarde bunkerpositie zeer ernstige zorgen. Het is overigens duidelijk, dat, onvoorziene omstandig-
lieden voorbehouden, gedurende de eerste jaren nog met
zeer lonend emplooi
01)
de tankermarkt kan worden ge-
rekend. Hier lijken de’ vooruitzichten stabieler.dan op de
algemene vrachtenmarkt
5
hoe gunstig ook op laatstge-
noemde markt de tendentie vooralsnog is.
Rotterclain.
G. VERMEY.
ENIGE INTERNATIONAAL-RECHTELIJKE
ASPECTEN VAN DOUANE-UNIES tNhET
HANDVEST VOOR DE WERELDHANDEL
EN DE WERKGELEGENHEID.
Met liet ontwerp van het Handvest voor de wereld-
handl en de erkge1egenheid, dat thans in Havana
ter definitieve goedkeuring aan de Verenigde Naties ‘vordt
oorgelegd, is een belangrijke poging gedaan om in
één multilateraal verdrag vast te leggen datgene ‘wat
als liet wezenlijke voor de ivereldhandel in de talrijke
haddels- en soortgelijke verdragen in de loop van vele
jare
q
werd geregeld. Dat er daarnaast ook vele nieuwe
gedn.chten en strekkingen in zijn opgenomen, die in de
bilaterale verdragen gemist worden, is niet te verwon-
deren: de tijd staat niet stil, zomin als de ruimtelijke
omvang van de zakelijke aanraking der volkeren dezelfde
blijft, liet vele landen omvattende charter biedt nu dé
gelegenheid, materies te regelen, die veelal geheel buiten
de spheer van uiver partiële regelingen, als de bilaterale
handelsverdragen, moesten vallen. Vandaar de benaming:
wereldhandel en werkgelegenheid. Doch ook ten opzichte
van het essentiële van de tweezijdige handelsverdragen
van het traditionele type vertoont het ontwerp-charter
een ont.vikkeling, die de .aandcht verdient. 1-hei’ mogen
dan met name worden besproken de regeling van de
.handelshetrekkingn op de ouderwetse voet van meest-
begunstiging en de daarop erkende uitzonderingen voor
speciale omstandigheden, in het bijzonder ten gévolge
van liet bestaan van douane-unies. Dit onderwerp is in
verband met. de tolunie tussen de llenelux en het pro-
gramma van actie in verband met. het plan-Mai’shall
uit de voorheen mee, of uitsluitend, theoretische spheer getreden in het licht van de practijk en de. actualiteit.
Douane-un ies in het internationale recht. –
Wanneer men de. ontwikkeling terzake -in liet inter-nationale recht nagaat, valt op, dat thans voor de eerste
maal bij verdrag het begrip douane-unie
concreet wordt
omschreven. liet belang daarvan is niet zozeer gelegen’
in het feit van deze ,,codificatie”, dan wel in het feit,
dat hier nieuw recht is geschapen. Nieuw recht zowel met
betrekking tot liet instituut zelf, als ook wat betreft de
gevolgen ten aanzien van de meostbegunstiging, dié
derde landen krachtens’ verdragen met één van de unie-
staten genieten. Voor het volkenrechtelijke begrip van
een tolunie moet men teruggi’ijpen op de auteurs van het
volkenrecht, die aan de hand van de – uiterst geringe –
practijk aan deze vorm van samenwerking tussen de staten
beschouwingen hebben gewijd. Zij zijn eenparig van oor-
deel, dat een douane-unie moet voldoen aan de volgende
voorwaarden: 1. de, gemeenschappelijke tolgrenzen vallen
weg, 2. cr geldt één toltarief voor de unieleden en 3. de
douane-inkoinsten Izijn gemeenschappelijk en worden volgens een vaste verhouding tussen de unieleden ver-
deeld. Ten aanzien van andere elementen van de tolunie
lol)en de meningen uiteen. Als nietessentiële kenmerken
noemt men dan, dat er een gemeenschappelijke douane-
administratie zal zijn en dat er gemeenschappelijke organen
van de unie zijn. Over de betekenis van deze kenmerken
treft men verschil an opvatting aan, terwijl ook de con-
sequentie van het unieverdrag ten aanzien van de buiten- –
landse handelspolitiek van de uniestaten verschillend
wordt beoordeeld. Dat liet internationale recht geen
naiiwkeurige definitie geeft van het begrip douane-unie,
zal
wel
zijn toe te schrijven aan liet feit, dat de juristen
1032
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 December 1947
–
hier •te maken hadden met een probleem, dat wel zeei
raakt aan het economische en politieke leven der natie
en aan het vrijwel ontbreken van practijk ter zake.
De moeilijkheid, waarmede het. internationale rech
hier te maken heeft, is, dat wat in het verleden als douane
unie werd aangediend, inderdaad ongelijke trekken ver
toonde: Wij zullen later zien, dat wellicht ook thans
nu douane-unies aan de orde van de dag zijn, uiteen
lopende gedachten bij deze plannen voorzitten. Toch kar
men twee tyfen duidelijk onderscheiden, die men gemeen
lijk ,,unions douinières parfaites” en ,,imparfaites” noemt
Zit de bedoeling voor, de totstandkoming van een volledig
douanegemeenschap in étappes te bereiken, dan ontwik
kelt zich de onvolledige tolunie tot een volledige. ‘Is dii
niet de opzet, of faalt deze, dan hebben wij te maker
met ‘rat men een voorkeursrègiern, een preferentieel han
delsverdrag noemt. De betekenis van deze onderscheidin€
wordt dikwijls door . de volkenrecht-juristen niet onder
kend,”omdat zij in het algemeen de douane-unies mees
beoordelen naar haar merites als
porni
van samenwerking
tussen de naties. Letten wij echter op hovenbedoeldt
inhoud en bedoeling, dan is het duidelijk, dat deze be-
slissend zullen zijn voor de houding, die derde landen
in verband met hun handel (en handelsverdragen) tegenover
deze tolunieplannen zullen aannemen. In het sluiten van
een preferentieel handelsverdrag’ toch wordt terecht een
discriminatie gezien, wëartegen de landen zich plegen
te verzetten op grond van de door hen bij hun handels-
verdragen bedongen clausule van de meest-begunstigde-
natie. Zonder hun medewerking geldt dan ook geen uit-
zondering op de meestbegunstiging voor dergelijke voor-
keursrechten. Anders staat het .met de
unions douanières
part aites.
Algemeen werd, sinds Frankrijk in 1865 na de
aansluiting van Monaco bij het Franse tolgebied de quaestie
scherp stelde, erkend, dat aan de meestbegunstiging in de
handelsverdragen geen aanspraak kon wordèn ontleend
op de voOrdelen, voortvloeiende uit het wegvallen van de
binnen-grenzen tussen de unie-partners. Toch stelde bijv.
in 1929 ‘het rapport van experts uit het Economisch
Comité van de Volkenhond nog vast, dat, hoewel dit alge-
meen wordt aangenomen, de verdragspractijk ten deze
zoveel vefschillen vertoont, dat het verstandig is, in elk
handeisverdrag uitdrukkelijk een uitzondering voor
deze
,,voorkeursbehandeling” op te nemen.
Voordat wij de voor de ontwikkeling in de toekomst
van de douane-iinies zo belangrijke bepalingen in het
• Handvest voor de wereldhandel âan een nadere beschou-
• wing onderwerpen, is het nuttig even stil te staan bij het
verleden en het heden. – Zonderen wij van de douane-
unies uit die, welke onder het begrip van tolaansluiting
vallen, zoals de bovenbedoelde tolgemeenschap tussen
Frankrijk en Monaco van 9 November 1865 en die tussen
• Zwitserland en Liechtenstein van 29 Maart 1923, dan
komt men tot de verrassende ontdekking, dat op dit
ogenblik in Europa alleen twee douane-unies bestaan, en •wel de Belgisch-Luxemburgse econdmische unie van 23
Juli 1921 en de douane-unie, voorzien in de overeenkomst
van 5 September 1944 tussen de Benelux-landen, die on-
langs werd geratificeerd, en buiten Euopa alleen één:
tussen Syrië en Libanon. Het is bekend, dat de eerstge-
noemde niet zo maar uit de lucht is komen vallen, doch
de voortzetting is van de oude Zoliverein van Duits-
land,. die, hoewel na de stichting van het- Keizerrijk in
1871 gemeenlijk als in dat jaar vervallen beschouwd,
toch is blijven voortbestaan zolang Luxemburg econo-
misch met Duitsland verbonden bleef en wel tot 1919
toe! Het is niet de bedoeling deze in 1828, of om formeler
te zijn, in 1833 begonnen en in de Zollverein van 8 Juli’
1867 culminerende douane-unie op de keper te beschou-
ven. Er is reeds te veel over geschreven. ‘Wel moet echter
worden geconstateerd, dat de opzet van die uniever-
dragen de wezenlijke elementen van een tolunie bevat
en dan ook
–
ten grondslag heeft gelegen aan de vele plan-
nen en projecten, die sindsdien het licht hebben gezien.
Want de hausse in.de douanie-unies van thans is geen
nieuw verschijnsel
1).
De 19de en deze’ eeuw ,hebben,
naast; vele niet verwezenlijkte projecten, als bijv: de
Belgisch-ranse van 1835-1836, het memorandum van
Briand van 17 Mei 1930 (Union fédérale européenne)
en het Duits-Oostnrijkse protocol voor een tolunie (van
19 Maart .1931), verdragen gekend, die voor de ontwik-
keling van de economische samenwerking der Europese
volken van -thans uit volkenrechtelijk oogpunt van bete-
kenis zijn. Met voorbijgaan van de bijzondere figuur
van de Dantzig-Poolse tolgemeenschap mogen worden
genoemd de Oostenrijks-Hongaarse douanie-unie, die de
logische consequentie was van de reële unie tussen die
landen na de zgn. ,,Ausgleich” in 1867, de ,,onvolmaakte”
douane-unie van 9 Juli 1905 tussen Bulgarije’ en Servië,
die op het verzetan de Donaû-monarchie is afgestuit, en tenslotte het verdrag van 5 Februari 1927 ,,ter uit-
voering van de (in 1923 reeds bij verdrag voorgenomen)
douane-unie” tussen Estiand en Letland, dat nooit tot
uitvoering is gekomen, omdat de ,,Commission ‘générale
mixte”, die krachtens artikel 5 belast was met de’ uit-
werking van een gemeenschapplijk douanetarief, binnen
de bij verdrag gestelde ‘termijn niet tot overeenstemming was kunnen komen.
Het charter en douaae-unies
Thans erkent artikel 42 van het charter in beginsel
elke douane-unie,.00k wanneer deze nog in’statu i’iascendi,
nl. in de vorm van een
plan
bestaat. Deze bepalingen
staan onder het hoofd ,,Territorial application of chaptèr
IV (commercial policy) – frontier traffic – customs
unions” aan het eind van dat hoofdstuk, dus – in tegen-
stelling met de haidelsverdragen, waarin meestril allé
algemene,.bijzondere en buitenissige uitzonderingen op de
meestbegunstiging (in, verbijsterende verscheidenheid!) ‘in één adem worden vermeld – scherp gescheiden van de
bijzondere uitzonderingen, die volgens artikel 16 zijn
toegelaten en in de Annexen A—F met haar beperkte
territoriale werking met name worden’ opgesomd
2).
Volgens alinea 4 van artikel 42 wordt onder en douane-
unie verstaan ,,the substitution of a single customs territory
for two or more customs territories,
50
that all tariffs
and other restrictive regulations of commerce as between
the territories of members of the ‘union’ are substantially
eliminated and substantially the same tariffs and other
regulations of cmmerce are âpplied by each of the mom-
bers of the union to the trade of territories not included
in the union”.
Na wat boven werd vern’iel& over de theorie in het
internationale recht over douane-unies is er dus nu een
duidelijke verdragsbepaling. Men herkent er de twee
essentiële elementen in; over het derde: de gemeen-
schappelijke douane-inkomsten en verder over de ad-
ministratieve organisatievormen en de consequenties ten
aanzien van de buitenlandse handelspolitiek, waai’over
de volkenrechtauteurs theoretiseerden, schijnen wij ons
niet meer druk behoeven te maken.’
Schijne?r,
want al is het
begrip nu wel omschreven in dit multilaterale handels-
verdrag, er is meer. Mèt de vorming van eigenlijke ,unions
douaniéres parfaites” is in artikel 42 erkend als vallende
buiten de werking vai de meestbegunstiging ,-,the dop-
tion of an interim agreement necessary for the attainment
of a customs union”, dus ook de ,,onvolkomen” tol-
unies. Doch daarvoor eist het charter bepaalde waar-
borgen en wordt aan de nieuwe Internationale handels-
organisatie een controlerende taak’ gegeven, die voor het
‘)
Voor de vermelding van de vele plannenin’Europa zie o.a.
uit de grote literatuur hij Truchy (H.),, ,,L’union douaniêre euro-
péenne”. Paris (Sirey) 1934.
‘) Het betreft hier zowel de imperiale preferenties, alsook voor-
keurstarieven tussen bepaalde landen en die voor Koloniale in-
voer. Daarbij wordt voor het eerst melding gemaakt van de delen
van het douanegebied van Benelux, zoals ook in art. 75 dc er-
kenning is te vinden van de douane-unie tussen deze cli’ielanden.
24 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1088
trekken van enige conclusies van groot belang zijn. In
het bijzonder omdat de toepassing van deze nieuwe inter-
nationale rechtsregels beslissend zal zijn voor de ont-
wikkeling van het instituut douane-unie in de naaste
toekomst.
rren
eerste zullen de rechten en bepalingen,
welke zullen gelden voor de invoer uit derde, niet-unie-
staten, ,,on the whole” niet zwaarder mogen’ drukken
dan gemiddeld (average) het geval was vôôr de instelling
van de unië. Fletzelfde geldt voor de voorkeursrechten.
Aângezien de uniestaten, die partij zijn bij de Inter-
nationale handelsorganisatie, krachtens dit artikel voorts
verplicht zijn, met de organisatie in overleg te treden,
verkrijgt dit. internationale lichaam in feite een recht
van ‘eto over de tolunieplannen. Trouwens de genoemde
voorwaarde is reeds zo gesteld, dat, indien daaraan niet
zou. zijn voldaan, de douane-unie of -overeenkomst auto-
matisch in strijd zou komen met de bepalingen’ in het
cIarter over de handelpolitiek, zodat de artikelen inzake
geschillen op de desbetreffende staten van toepassing
zouden worden. De verplichting, vervolgens, om aan de
organisatie alle verlangde inlichtingefi over de voor-
genomen unie te verstrekken, sluit aan bij de tweede
voorwaarde, speciaal bestemd voor de ,,onvo1komei”
douane-unies (interim agreements), dat deze moeten
bevatten een definitief plan en schema ,,for the attain-
ment of such a customs union within a reasonable length
of time”. Komt de I.T.O. tot de conclusie, dat dit laatste
,,niet waarschijnlijk” is, dan zijn de betrokken staten
verplicht de overeenkomst te laten vervallen.
t
. Deze realistische oplossing van het tot nu toe dikwijls
te formeel bekeken probleem van de douane-unies biedt
vele voordelen. Door in principe de afspraken om tot een
douane-unie te geraken gelijk te stellen met de verdragen,
die reeds de complete tolgemeenschap bevatten, trekt
het charter de les uit de historie en opent het de gelegen-
heid tot serieuze voorbereiding van de toekomstige unies,
die immers uiteindelijk niet•door haar juridische vorm,
maar slechts door de groeiende economische en culturele
affiniteiten van de landen, zij het dan ook geboren uit
politieke noodzaak, een feit kunnen worden. De tolunie
tüssen Estland en Letland strandde op de te straffe
tijdslimiet. Het Bulgaars-Servisch . verdrag van 9 Juli
1905 voorzag wel in de behoefte aan een geleidelijke tot-•
standkoming van de. volkomen unie en stelde de in wer-
kingtreding van het gemeenschappelijke tarief op 1 Maart
1917 vast! De ontworpen Duits-Oostenrijkse tolunie
van. 1931liet de datum van het wegvallen van de douane-
grens geheel open, zodat de kans bestond, dat voor on-
bepaalde tijd gewerkt zou worden met voorkeurstarieven.
Hoe dit zij, het charter laat enerzijds de weg open voor
regionale economische samenwerking, doch ziet ander-
zijds nauwkeurig toe op de uiteindelijke bedoeling, die
in een duidelijke vorm kenbaar gemaakt zal moeten
worden. De Internationale handelsorganisatie zal dus, zolang geen douaneunie naar de vorm aanwezig is, in
de Organisatie en de politiek van de samenwerkende
landen een aanwijzing hebben te vinden van het streven
naar een tolunie
3).
Deze vaststelling is geschied ten
aanzien van de Benelux en deze douane-unie in wording
werd erkend. Er zal nog gelegenheid zijn nader in te gaan
op de wenselijkheid van een statuut voor deze unie, die
in zo korte tijd reeds werkelijkheid is geworden – een
‘)
Te Parijs kwamen Frankrijk en Italië overeen de vorming
van een douane-unie in studie te nemen. Griekenland en Turkije
zouden een gelijk voornemen hebben, doch, naar verluidt, zou
eer beoogd worden. een.gezamenlijke handelspolitiek ter bevorde-
ring van de uitvoer van tabak en ge’droogde vruchten, omdat de
parallel lopende economie van beide landen zich niet voor een
tolunle leent. Op 1 Augustus 1947 werd te BIed tussen Bulgarije
en Joegoslavië een principiële economische Unie gesloten, die blij-
kens de strekking van het veelomvattende Protocol sterk de indruk
van blokvorming maakt. Ook de studiecommissie’vqor een Euro-
pese tolunle zal zich voor de vraag gesteld zien hoe te voorkomen,
dat ,,onvolkomen” douane-unies het streven naar bevordering
van de wereldhandel In de weg zouden kunnen Staan. Ten aanzien
van volledige tolunieverdragen zou met liet openstellen van toe-
treding kunnen worden volstaan.
opmerkelijke praestatie in het licht van zo vele projecten
in het verleden, die, hoewel internationaalrechtelijk reeds
verder uitge’erkt, om verschillende redenen niet tot
uitvoering konden komen.
‘s-Gravenhage. –
Dr J. L. F. VAN ESSEN.
BOEKBESPREKING.
Dr Ii’ H. G. Qan Beusehom, De Volkshuis Qesting.
Uit-
geverij Het Spectrum, Utrecht, Brussel 1947.
In de’serie ,,De Nederlandse volkshuishouding tussen twee wereldoorlogen” behandelt de bekwame schrijver,
de lezérs van dit blad wèl bekend, onze volkshuisvesting
in het jongste verleden, bezien vanuit het standpunt van de,
deskundige ambtenaar, wiens Dienst met enig recht de
woorden van Vergilius zou hebben mogen gebruiken:
Quorum parc magna fui.
1-Jet boekje bevat in 113 bladzijden een schat van gege-
vens, die op aangenaam’leesbare wijze objectief zijn ver-
‘erkt. Wat ‘er gedaan is op dit gebied vÔÔr en n 1930,
in de stad en op het platteland; wat er gedaan is voor
de weinig draagkrachtigen; belangrijke speciale onder-
werpen als bijv. het vraagstuk van de bouwkosten en de
huren; het bouw- en woningtoezicht; de stedebouwkundigé
ontwikke1ing der gemeenten en de ontwikkeling der sociale
opvattingen in de behandelde periode; aan dat alles wordt
aandacht gewijd, en critiek op wat in het verleden ver-
zuimd is te doen, «’ordt ons daarbij niet bespaard.
De schrijver toont zich hierbij een kind van zijn tijd.
Wanneer hij het heeft over het geringe succes van de Rijks-
tweedehypothekenregeling in de jaren nt de crisis van
1933, dan concludeert hij: ,,Dit is wel een bewijs, dat het
beoogde doel – het bouwen van goedkope woningen om’
loonverlaging te kpnnen forceren -. niet is bereikt”. Maar
hij laat daarop volgen: ,,Wel vond gedurende deze periode
de woningbouw regelmatig .voortgang, doch dom’ de lage
bouwkosten en de ruime geldmarkt verliep deze bouw
zonder enige bemoeiing Qan de zijde van de ovc,heid”.
De
schrijver zal toch niet bedoeld hebbeti het resultaat van
de sociale kant dezei’ ontwikkeling, waaraan wij o:a. dn
arheiderswoningbuurten van vrijwel het gehele nieuwe
Amterdaii-West, in Den 1
–
laag het Zuiderparkkwartier
en in Rotterdam de bebouwing van de Blijdorppolder en
het nieuwe Zuid hebben te danken, geringer to achten,
nu zij zonder overheidsbemoeiing langs natuurlijke weg is
tot stand gekomen?
0, zeker, met de wetenschap van vandaag betreuren wij
allen meer dan ooit, dat er destijds niet nog veel meer is gedaan aan compenserende overheidsopdrachten ter be-
strijding der werkloosheid en ter-sanering van krotwonin-
gen, doch is het daarom geoorloofd,.om, gelijk de schrijver
doet op blz. 169, dze critiek te formuleren in het verwijt,
dat men een hogere waardering had voor een gave gulden
dan voor een gaaf gezinsleven?
1)
.
–
De schrijver maakt geen melding van de circulaire dd.
23 Juni 1938 van de,Minister van Binnenlandse Zaken
inzake premieregeling voor verbetering van zogenaamde
,,ongewilde” woningen
2),
hoewel hierin toch, ook een be-
scheiden poging kan worden gezien om de sanering van
krotwoningen aan te pakken. Evenmin vermeldt de schrij-
ver particuliere pogingen op dit gebied, zoals bijv. een ini-
tiatief van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid
en Flandel, dat resulteerde in de oprichting, o.a. te Nij-
megen en ‘s-Gravenhage, van stichtingen ,,Sanering Bin-
nenstad”. Erkend dient, dat tengevolge van de eerst
dreigende en toen werkelijkheid geworden oorlogstoestand
1)
Daargelaten, dat de gave gulden daardoor volstrekt niet in
gevaar zou behoeven te zijn gebracht, wijst dit verwijt op een be-
denkelijke onderschatting van de nadelige gevolgen van inflatie
ook voor het gezinsleven, gelijk wij thans bij de verdrie- en ver-
.viervoudiglng van de bouwkosten maar al te zeer ervaren.
‘) Zie: ,,Een onvoldoend gewaardeerd regeringsinitiatief” in ,,E.-S:B.” van 9 November 1938, blz. 842.
1034
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24
December
1947
al deze te waarderen initiatieven gan ‘effectiviteit van
enige betekenis niet zijn toegekomen.
1-let betoog vgn de schrijver wordt verlevendigd door
talrijke opmerkingen van bespiegelende aard.’ Uitspraken
alsdeze: ,,het
is
de taak van hen, die met de zorg voorde
Volkshuisvesting zijn belast, te strijden v’oor verhoging
van het woningpeil of in het uiterste geval handhaving
van hetgeen in de
loop
der jaren was bereikt” (blz. 64)
en ,,de woningpolïtiek in de komende jaren zal sociaal
gericht moeten zijn’ (blz.
109)
doen het hart van de
schrijver vooronze Yolkshuisvesting alle eer aan, maar zij
brengen degenen, die zich met de navrante problemen der
huidige Volkshuisvesting in de practijk bezig’ houden,
helaas geen tap’ verder. Büiten zijn kader en beneden
zijn peil blijft de hooggeleerde schrijver
o:i.
met zijn be-
wèring: ,,wahneer wij één ding uit deze oorlog dankbaar
rroeten’ aanvaarden, dan
is
het wel dit, dat hij de.defini-
tieie overwinning gebracht heeft
op
de’ liberaal-indivi-
dualistische gedachte, ook in ons land. T-let Nederland
van na de tweede wereldoorlog moet sociaal georiënteerd
zijn” (blz. 109). Immers, in de eei’ste plaats zal men vragen;
wadrom cle liberaal-individualistische gedachte, waaraan
onze Westerse beschaving zoveelte danken heeftehad,
niet met de tijden mee
zou
kunnen evolueren en w’aarom
deze gedachte een sociale oriëntering zôu moeten uitsluiten.
En in de tweede plaats zal men willen weten, in hoeverre
zôgenhamd meer sociâal gerichte geetelijke ondersti’omin-
gen beter in staat’ zullen
zijn:
ons uit de tegenwoordige
impasse te helpen. Zooang de woningproductie nog zo
bedroevend is, ondanks repectabele p’ogramrna’s, bij de
opstellink waarvan men toch rekehin’g hield met de materia-
lenpositie, bepei’kte rbeidskrachten en verminderdë
arheidsproductiviteit, zijn wij voorlopig nog weinig ge-
neid, die
zo
sympathiek schijnende verandering als een
bron voor werkelijke sociale verbetering aan te merken.
é kern van het probleem wordt door de schrijver even
geraakt, als hij zegt (blz. 72): ,,De klacht, daterenigings-
wdningen in tal van gevallen bewond worden door ‘ge-
‘zinnen, die evengoed
op
de particuliere markt een woning
zouden kunnen huren,
is
dan ook zeker niet ongegrond.
Alen zit hier met een moeilijkheid, waar men tot heden niet
uit gekomen is”. –
De les uit deze ervaringen lijkt echter deze: aangezien
soitmiige sociale paragrafen van de Woningwet in strijd
met haar bedoeling gebruikt zijn ten behoeve an andere groepen dan warvoor ze waren geschreven,
zo
zal men
voorzichtig dienen te zijn met sociale maatregelen, welke
vooralsnog te veêl tegen de menselijke natuur ingaan.
In ieder geval: indien men met de schrijver en Kohn-
stam
3)
van oordeel is, dat de ,,liberale” crisisbestrijding
vaii de dertiger jaren steriel is geweest, dan behoort men
vooial ook
op
het terrein der Volkshuisvesting eveneens
aandacht te besteden aan Kohnstam’s waarschuving:
,,dit de huidige sociale politiek iian de regering met al
zijn verstarringen eigenlijk would-be sociaal moet heten,
omdat hij niet de levensvoorwaarden schept voor het
werkelijk voortbestaan der gemeenschap en daardoor in
zijn eindresultaat even steriel dreigt te w’orden”.
Hoewel dus•
o.i.
het bespiegelende gedeelte var het
werkje *einig verhélderends bevat
vooi’
de oplossing van
de vraagstukken der Volkshuisvesting ondei’ de geheel
verschillende omstandigheden van vandaag,
zo
blijft de hoofdzaak, nl. de beschrijving van wat er
op’
dit gebied
tussen twee wereldoorlogen heeft plaats gevonden, tref-
fend, compact en waardevol voor ieder belangstéllende.
‘s-Gravcnliage. Mr J. WILKENS.
‘) Prae-ac!vies van dc Ver. v. d. 5aathujs1toudkundc en Sta-
tistiek 1947, blz. 165.
– –
MEDEDELING VAN HET SECRETARIAAT VAN
DE CENTRALE COMMISSIE VOOR’
DE .RIJNvAART..
VIERÔE ZIT’J’INC IN 1947 ‘VAN I)E CENTJ1AIJi COMMISSIE
.
.
VOOR DE ItIJSVAART.
VERSLA& VAN HET sEcRETARIA;T.
Ee Centri1e Commissie vor cle Rijnvaaii lieelt te SÊraatsbu’g
voor cle vierde maal dit jaar vergaderd van 18 tot 20 Novembci’.
sjafl dc kwesties, diie voor cie gebruikers van de Rijn van belang
kunnen zijn, mogen de volgende vernield worden. –
! Reglement betreflonde liet onderzoek van vaartuigen eii vlotten,
velke iie 1Uji1 opvaron. . .
De vergadering was bijeengeroepen om liet ontwerp goed te
keuren voo!’ een nieuw reglement betreffende het onderzoek van
vaartuigen en vlotten, na talrijke bijeenkomsten vastgesteld door
een speciale commissie onder voorzitterschap van Ir N. Th. ICoo-
mans, gedelegecde voor Nederland, welke commissie werkte aan
dc hand van een ontwerp, in 1939 in Den Haai besproken. Dit
reglement bepaalt cle voorschriften? waaraan de vaartuigen of de vlotten uit een oogpunt van veiligheid van de scheepvaart moeten – voldoen ter, verkrijging van het certificaat, bedoeld in art. 22 van
de-Akte van Mannheim, op grond waarvan het is
–
toeÈestaan met
(leze schepen te Rijn te bevaren. Het bevat bepalingen, voornamelijk
betreffende de bouw en de bemanning der vaartuigen, (le samen-
stelling zowel van liet dek- als-van het machinekamerpersoneel,
het grootst toegelaten aantal reizigers op passagiel’svaartuigen enz. –
Evenals voorheen zal het certificaat van onderzoek worden af-
gegeven door een Commissie van Deskundigen na een Onderzoek
van het vaartuig of, onder bepaalde omstandigheden, op vertoon
van een certificaat van een classifiektiebureau; erkend ‘door de
Staten,”dic Commissies van Deskundigen hebben ingesteld. ]lcn
lijst van deze erkende bureaux zal periodiek door de Centrale Com-
‘missie worden bekendgemaakt. Dit zijn op liet – ogenblik: het
British Corporation Register of Shipping and Airerafi te Glasgow,
het :l3ureau Veritas te Parijs en de GermanischeLloyd te Berlijn.
De regeringen zijn uitgcnochgd het nieuwe reglement op 1 ApriF
1948 op de
–
gehele Rijn van kracht te verklaren. Het zal liet be-
staande reglement, dat in 1904 aangenomen en sedertdien gewijzigd
is, vervangen, evenals do aanvullende bepalingen betreffende de
minst vereiste bemanning, liet grootst toegelaten aantal passagiers,
de drinkwaterreservoirs en de op, vlotten betrekkitig hebbende
bepalingen van het oude politieregiemeüt van 1912, die van kracht
gebleven zijn bij de invoering van het politiereglement van 1939.
Al deze onderwerpen zijn nu in het nieuwe reglement opgenomen.
Vloeibare brandstoffen.
–
In 1939 hadden de oeverstaten en België te ‘s-Gravenhage een
overeenkomst gesloten betreffende het transport van vloeibart
– brandstof met tankvaartuigen. Een technisch reglement maakte
deel uit van (leze overeenkomst. De Centrale Commissie had de tekst
hiervan aangenomen als algemeen reglement voor de Rijnvaart
en had zich voorbehouden (le datum van inwerkingtreding hiervan
later vast te stellen. Daar dit laatste en het re
g
lement betreffende
onderzoek van vaartuigen en vlotten elkaar aanvullen, zal, ge-
tracht worden te bereiken, dat ze gelijktijdig van kradht verklaard
zullen worden.
Rijsisclmipperspatent.
In Januari 1947 had de Centrale Commissie besloten dc mini-
mum leeftijd, vereist voor het verkrijgen van een Rijnschippers-patent, met twee jaar te verlagen. Zij heeft vastgesteld, dat deze
wijziging, die in Zwitserland en Frankrijk reeds van kracht is, in
België eveneens is afgekondigd bij besluit van de Regent van
30 September 1947.
Toepassing von het politieregloment.
–
Volgens inlichtingen, die ter kennis van de Commissie gebracht
zijn, schijnt het, dat de sehèepvaart niet voldoende zorg draagt
voor de naleving van de politievoorschriften. Met het oog op de
gevolgen van een verslapping in. dit opzicht voor de veiligheid van de scheepvaart gaf cle Commissie aan haar secretariaat op-
dracht over te gaan tot een onderzoek naar de wijze, waarop het politiereglement en de aanwijzigen voor de scheepvaart worden
toegepast en nageleefd.
Technische kvestics. ‘
Brig. Walter, gedelegeerde voor Engeland, is voor •1948 benoemd
tot voorzittem’ van dc permanente Technische Commissie en de
heer Graff, gedelegeerde voor Frankrijk, tot Wice-voorzitter.
Plannen voor het leggen van telefoonkabels in het rivierhed
bij Düsseldorf en het instellen van een veer hij Chalampé zijn aan-
genomen; bovendien wordt de autoriteiten van. dc Engelse zône
in Duitsland aanbevolen voort te gaan met de baggerwerkzaam-
heden teneinde dc beoogde diepte wederom te herstellen.
Bij de
verkecrshwesties heeft dc Commissie kunnen eorÇstatcren,
dat tengevolge van haar activiteit zich een zekere vooruitgang
heeft voorgedaan door de publicatie van tarieven voor bewezen
diensten .en leveringen in natura en doQr de valtstelling van
coëffieiënten voor dc omrekening van de Reichsrnark. De Ameri-
kaanse en Engelse auto6teiten zijn van plan om, ter tegemoet-koming aan de behoeften der seheepvaartondernemingen, een
clearing-instituut voor de Rijnvaart in het leven te roepen en zullen
hun aandacht gericht houden op het .betalingsprobleemn in Duits- /
land.
Militaire visa.
De Commissie blijft zich bezighouden met de voorwaarden van
afgifte van militaire visa, nodig voor reizen naar Duitsland. Zij
heeft besloten opnieuw stappen te doen bij de Combined Travel
J3oard om te komen tot gratis afgifte van scilippersvisa voor een
gelijke geldigheidsduur al5 de groene ,,laissez passer” door alle
bureaux, die-deze visa afgeven, hetgeen thans nog niet het geval
is. Zij stelt pogingen in het werk om uitgebreider faciliteiten te
verkrijgen voor sehippem’s, die over land reizen om hun vaartuig
op de Rijn te bereiken of om naar hun land terug te keren, evenals
24 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘1035
voor de agenten van scheepvaarimaatschappijen, die
zich
ten
behoeve van hun maatschappijen naar Duitsland moeten begeven.
19 ogister van ltijnsehepen.
ZoaÏs in een vorig verslag vermeld, lied de Commissie in principe
besloten haar bescherming te verlenen aan een partiëuliere instel-
ling van, internationale allure, welker ‘oprichting werd overwogen
en waarvan ééin der werkzaamheden 70u bestaan in hei houden
en publiceren van een register van Rijnschepen, ten kantore van
de. Centrale Commissie. Deze instelling, waarin de delegatis der
oeverstaten en van België in de Centrale Commissie door één van
hun ledbn zullen worden vertegenwoordigd, zal binnenkort worden
opgericht, nadat de statuten definitief zijn vastgesteld.
Sociale en arbeklskwestics.
Onder voor7itterschap van de heer Bonél-Maury, gedelegeerde
voor Frankrijk,. is een commissie opgericht teneinde in samen-
werking met liet Tnterûationaal Arbeidsbureau een studie voor te
bereiden, over een uniforme oplossing vande problemen der sociale
veiligheid
,
van het scheepvaaripersoneel op dc Rijn.
– Betrekkingen niet do Commissio
voor
fliniieiilands’e Transporten
van de Etonoiniselie Commissie
voor
Europa.
Tot een uitwisseling van waarnemers tussen de Centrale Com-
missie en de Commissie voor Binnenlandse Transporten is aan
heide zijden besloten.
Als
dium voor de
valgende
vergédering is vastgesteld tO
April
11948.,
MEDEDELING.
CU19STJS ,,]ITJITENLANBSE JIANI)EL”.
De Commissie voor Voortgezet 1-landelsonderwi3s, in-
ge1eld door de Nederlandse Veeniing voôr 1-loger Onder-
wi in .le Economische Wetenschajpen,’ heeft het voör-
nemen om’ in de maanden Januari en Februari 1948 een
serie ‘lezingen onder de titel’ ,,Buitenlandsè Handel” te
doen houden: 1-let is de bedoeling de lezingen te doen
p1aatsvnden wekelijks, iedere Maindg- en Donderdg-
avond, in het gebouw van de Ned’e’rlandse Economishe
1-logeschool, Pieter de Floochweg 122, Rotterclam-C.
De onderwerpen, waarover zal worden gesproken,
omatten: het nut van marktanalyse (Dr Th. L. N.
Thui’lings), de organisatie van de handel (Dr A. M. Lucas),
de internationale handel (Dr F. L. van Muiswinkel),
reclame’ in het buitenland (D. ‘Schipper), economisôhe
geographie en wereldhandel (Prof. W. E. Boerman),
Zuid-Afrika (Dr P. J. Idenburg), Liberia (A. G. Aukes),
le Scindinavische landen (1-1. D.’ Baars) en de Balkan
(A. L. van Beek).
Dé kosten bedragen in tdtaal f 20. Voor deelneming
kan men zich schriftelijk opgeven aan hët secretariaat
van de Commissie, Eendrachtsweg 12a, Rôlterdam-C.,
ouder gelijktijdige’ stoi’ting van f.20 op de rekening,
die de Commissie heet’bij de Fii’ma R. Mees & Zoonen,
Blaak 10, Rtierdam-C. ‘
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE GELDSANERING IN RUSLAND.
1-loewel het bekend was’, dat er in Rusland reeds ge-
ruime tijd inflationaii’e téndenties aanwezig waren,
hebben’ de recente monetaire maatregelen der Sovjet-aûtoriteiten in het buitenland veel opzien gebaard. Dit
vloeide voor een groot deel voort uit het gebrek aan actuele
en ‘exacte gegevens; ,,up-to-date information about the
sizé of the Soviet inflationary gap is lacking”, aldus
The Timès” van’ 16 ‘dezer. Desalniettemin’ meldden
,,Les Cahiers de l’écoriomie oviétique” reds iii 1946
aanzienlijke prijsstijgingén, waaruit in zekee mate e-
volgtrekkingen kond’én wo’ldeui gemaakt over de ‘sto-
ringe’n in de Sovjeteconomie (zie ‘staatje).
Een correspondent van ,,Tlib ,Economist” – ook ,,The
r[im verwijst hiernaar – gaf redds geruime tijd ge-
leden de meeting te kennen, dt de inflationaire tendenties
in d’ Sovjet-Unie duidelijk aan ‘dé ‘dag trèden, wanneer
men de cijfers omtrent de in totaal uitbetaalde lonen
in beschouwing neemt. Voor 1947 is het betreffende be-
drag door de Overheid vastgesteld op 280 milliard
roebel; dit is 118 tnilliard roebéls meer dan het correspou-
derende bedrag voor 1940, têrwijl sindsdien de werk-
Indexci,jfers prijzen in Son jet-Rusland
le
half jaar 1946′
(le halfjaar 1945 = 100)
Zijden artikelen
…………
217
Kousen ensokken
……….
258
Aardewerk
…………….
291′
Katoenen goedéren
……..”.
358′
Ledören schoenen
……..
372
Onder- en bovenkleding
648
Fluishoudzeep
……………
1.200
gelegenheid slechts met 4 pCt is toegenomen. Bvendien
blijkt ,het voor 1947 vastgestelde bedrag bijna 30 milliard
roehels gi’oter dan het voor 1950 geschatte bedrag
(1950 is het laatste, jaar van het huidige vijfjarenplan).
1-lieruit kan men concluderen, dat de lonen sinds de publi-
catie van het plan sterk zijn gestegen.
Wat de goederenvoorziening in de Sovjet-Unie betreft,
dient te worden vermeld, dat tijdens de pei’iode van de
N.E.P. de markt werd ingedeeld in een beheerste en een
vrije sector. Als gevolg van de inflationaire druk nu kwam
na de oorlog de vrije prijs steeds verder boven de officiële
te liggen; dit bracht voor de beheerste sector hetgevaar
van een acute goede,renschaarste met zich. Deze ont-
wikkeling heeft men getracht te bezweren- door ,en
twetal decreten, op grond waarvan ‘de officiële en de vrije pi’ijzen dichter bij elkaar werden gebracht. 1-let
decreet van 2 Juli 1946 schreef voor de vrije sector een’
prijsverlaging van ôiigeeer 40 pCt voor (deze verlaging
betrof schoenen; kleding, toiletzeep,’ keukengei’ei e.d.).
Op’ 16 September 1946 werd daartegenover roor de
beheerste sectoi’ een prijsverhoging, variërend van 120’tot
305 pCt,’ beknd gemdakt. Deze maatregelen werden
inmiddels weer doorkruist, doördat de Overheid als gevolg
van laatstgenoemd deuréet gedwongen werd toeslagen
toe te kennen aan de laagst betaalde categorieën van
werknèmers.
Cijfers betreffende de bankbiljettencirculatie in de
Sovjt-Unie zijn niet beschikbaar, doch hét
iS
zeker,
dat de om’ifang hiervan gedurende de oorlog enorm is toe-
genomen. In Mei 1947 werd een staatslening van 20
milliard roebel geëmitteerd, welke vlot werd opgenomen.
Ter vergelijking diene, dat de totale ‘staatsschuld in
1945 5.240 millioen ‘en in 1946 6.480 millioen roebel
bedroeg
1).
Tegelijk met deze leninguitgifté werd de koei’s
van de roebel met 33 pCt verlaag’1. Blijkbaar heeft de
inflatie in de Sovjet-Unie niet alleen tot binnenlandse
economische moeilijkheden geleid, doch heeft zij ook
een nadelige invloed op het handelsver.keer met het
b’uitenland uitgeoefend. –
‘)
Bron: ,,Les Cahiers de l’économie soviéticiuc”
1947,
no.
9.
–
DE LES DER FRANSE STAKINGEN.
Uit de kort geleden geëindigde stakingen in Frankrijk
valt zowel in politiek als in economisch opzicht lecing te
trekken, aldus de Parijse correspondent van de ,,Neue
Zürcher Zeitung”. in het nummer van-16 dezer. De politieke
consequenties, hoe belangrijk ook; zijn hier niet aan de
orde. Economisch zijn de stakingen te beschouwen als
de officiële en dramatische ineenstorting van de tot’ nu
toe in Frankrijk gevoerde economische politiek:
1-Jet
is
nl. niet voor bestrijding vatbaar, zo meent ge-
noemde ,correspondent, dat de ‘sociale agitatie slechts
kon öntstaan als gevolg van een economische noodtoe-
stand in de vorm van een hevige inflatie, waartegen de
Regering niet effectief optrad. Dooi’ het falen van de
overheidspolitiek bleek de druk der economische feten
op de duur sterker dan alle verordeningen en voorschrif
–
ten; de catastrophale misoogst gedurende 1947 zorgde
bovendien voor ecu extra verscherping van de situatie.
Medio 1947 begon de inflatie duidelijk in hevigheid toe
te nemen; de agrarische prijzen stegen snel en lagen
spoedig ver boven het niveau van de prijzen’in de indu-
striële sector. ‘ ‘
1036 –
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 December1947
Voor het inzicht; dat slechts een genadeloze strijd tegen
de inflatie de prijs- en loonverhoudingen gezond kan
maken en de valuta des lands kan stabiliseren, heeft
Frankrijk thans een hoge prijs moeten betalen; de totale
omvang van de door de stakingen veroorzaakte verliezen
is nog niet te overzien. De omvang van de schade doet
er echter weinig toe, aldus de correspondent, wanneer
Frankrijk thans de consequenties uit de gemaakte fouten
trekt en met de inflatie korte metten maakt.
In dit verband moet Frankrijk aan’dacht schenken aan
de vraag, in hoeverre het omvangrijke investerings-
programma, zoals voorzien in het plan-Monnet, tot nu
toe wellicht een inflationaire werking heeft gehad. De
coi’respondent van de ,,N.Z.Z.” is de mening toegedaan,
dat het plan-Monnet, hoe nôodzakelijk het Franse
productie-apparaat . ook -moet worden gemoderniseerd,
in feite een te eerzuchtig programma vormt. 1-let is veel
doelmatiger om voortaan nieuwe investeringen slechts te
doen plaatsvinden naar de -mate, waarin in Frankrijk
inderdaad van kapitaalvorming sprake is; de omgekeerde.
procedure: het richten van de kapitaalvorming naar de
investeringsplannen en eventueel ontbrekende bedragen
aanvullen door geldschepping, is beslist onjuist te achten.
Wil Frankrijk tot gezonde economische verhoudingen
komen, aldus de ‘correspondent, dan zal een volledige
heroriëntering van het plan-Monnet niet te vermijdén zijn.
GOUDIMPORTEN IN DE VERENIGDE STATEN.
De dollarschaarste heeft met name Engeland reeds
genoopt om goud aan de Verenigde Staten te verkopen.
In •verband met deze en dergelijke goudimporten in de
Verenigde Staten meent ,,The Economist” van 13 dezer
bij de Amerikaanse autoriteiten een ,,curious perverted
type of gold. scare” waar te nemen.. De Amerikanen zijn;
geheel in overeenstemming met de achterdocht, waarmede
momenteel alle inflationâire symptomen te Washington
worden geobserveerd, bevreesd voor voortgaande goud-
importen. Zij achten goudinvoer ter aankoop van -Amen-
–
kaanse goederen dubbel gevaarlijk; ten eOrste vanwege
het ,,gebruikelijke” infiationaire effect van deze vraag
naar goederen, ten tweede omdat het aldu verkregen
godd in het credietsysteem wordt opgenomen en daar
voor een vijf- tot zesvoudige credietexpansie kan zorgen.
Tegen deze achtergrond zijn de protesten van de Amen-
knen tegen het
besLuit
van de Canadese Regering inzake
steunverlening aan de goudproduètie volkomen begrijpelijk.
.,,The Economist” acht deze bezorgdheid over goud
als fadtor in het credietsysteem moeilijk te begrijpen.
De ,,Gold Reserve Act” van 1934 geeft de Amerikaanse
Regering de mogelijkheid om allë binnenkomende goud te
steriliseren. Bovendien heeft ook de ,,Board of Governors
of the Federal Reserve System” nog mogelijkheden tot beperking ener credietexpansie tot zijn beschikking.
Het inflationaire effect van dé buiteiilandse vraag
wordt niet bepaald, aldus het blad, ddor de vorm,- waarin
de dollars aan het buitenland beschikbaar komen, maar
veeleer door de maatregelen, welke de Amerikanen nemen
– hetzij fiscaal, hetzij monetair, hetzij in dé ,,physieke”
sfeer – tot nieutralisatie van de inflationaire krachten,
tot welke de betreffende buitenlandse vraag zijn bijdrage heeft geleverd. Bovenal ware het vreemd, dat de Amen-
‘kaanse Regering afkeurend zou staan tegenover pogingen
van andere landen om zich dollars te verschaffen op een
vrijwel ,,automatische” wijze:. verkoop van goud. Een
dergelijke houding zou lijken op die van een der Republi-
keinse verkiezingsi-edenaars, die bij de Roosevelt-contra-
Landon-verkiezingen in 1936 verklaarde, dt zijn partij
,,favoured the orthodox automatic gold standard, but
was fundamentally opposed to buying another ounce of
foreign gold”.
-,
HET TRANSATLANTISOIIE LUCHTERKEER.
Gedurende het eerste halfjaar 1947 is het vliegtuig-
passagiersvervoQr over de Atlantische Oceaan met ruim
19 pCt. van het overeenkomstige cijfer voor 1946 toege-
nomen. Dit blijkt uit onlangs door. de ,,Air Transport
Association”. gepubliceerde cijfers, vermeld door. de
,,New York Times” van 1 December
P.
In totaal arri-
veerden resp. vertrokken in deze periode te .New York
8€.108 passagiers.
In de betreffende periode vérvoerden de drie Ameri-
kaanse maatschappijen, de ,,Pan American World Air-
ways”, de ,,American Overseas Airlines” en de ,,Trans
World Airlines” meer dan 60.000 passagiers en hadden
dus een aanzienlijke voorsprong op de zes lijnen van
andre natie. Weliswaar, zo merkt het blad op, boekten
de buitenlandse lijnen, in percentages uitgedrukt, enige
winst op de Amerikaanse, maar ,,this was in part due
to the addition of new carriers to the foreign list”.
De gespecificeerde cijfers voor de Amerikaanse lijnen
(ih bovengenoemde volgorde) zijn resp. 25.000, 21.000 en
ruim 14.000 -passagiers. Deze verhoudingsgewijs enorme
getallen nemen echter niet weg, dat de beste ,,ladings-
factor” werd bereikt door de KLM., nl.. geniddeld
30 passagiers op elk van de 180 vluchten van deze maat-
schappij. –
Het blad concludeert, dat ,,the Atlantic provides
room for competitive service by nïne airlines” en dat
de voordelen van het oversteken .ran de Oceaan per
vliegtig erkenning vinden bij een steeds groter aantal
passagiers. 1-let zou daarom aanbeveling verdienen, de
veiligheid van de overtocht nog verder te verhogen door
de weerschependienst te vervolmaken; deze dienst is
nI. in het recente verleden, ‘ondanks waarschuwingen
vafi de ,,International Organization for Air Transport”,
in omvang gedaald:
EEN AMERIKAANSE VISIE OP 1-lET MARSHÂLL.PLAN.
T-let is duidelijk, dat tal van factoren – zowel politieke
als economische – van invloed zullen zijn op de uit-
eindelijk te nemen besluiten van het Amerikaanse con-
gres, dat thans het European Recovery Program”
bespreekt. In verband hiermede geven wij..hieronder een.
korte samenvatting van de opinie van enkele critici
van de Marshall-gedachte, zoals deze tot uitdrukking
is gebacht in een boekje van de ,,Foundation for Econo-
mic Education”: ,,Wïll dollars save the -vorldfl’, geschre-
vendoor Henry Hazlitt. De voornaamste conclusies van
Mr. l-Iazhitt zijn (zie ,,The Investors’ Chronicle” van –
22 November jl.):
Daar de Verenigde Staten slechts -12 pCt van de
wereldvoedselproductie voortbrengen, moet de inpanning
om ook maar een gedeelte van het vçedseltekort -van
Europa te compenseren resulteren in sterk stijgende
voedselprijzen in Amerika. . De werkelijke oplossing voor
de wereldcrisïs is niet het verdelen van armoede, maar
het herstellen
van
de productie.
De zgn. ,,dollarschaarste” is een misleidende naam
voor de Europese poging om meer te kopen
I
dan wordt
-verkocht en meer te consumeren dan.wordt geproduceerd.
S. Tenzij Amerika alle uitgaven van de Europese
Regeringen onder zijn beheer zou nemen, zou zijn hulp
tot dit resultaat kunnen leiden, dat. in Europa de ver-
kregen middelen in hoofdzaak worden gebruikt voor
niet-essentiële of zelfs schadelijke doeleinden.
Het is niet waar, dat Amerikaaan het buitenland
leningen moet verstrekken om de eigen productie en werk-
gelegenheid te handhaven, of dat het land rijk kan
worden door zijn productie weg te geven. –
Er bestaat geen wetenschappelijke of objectieve
methode om de behoeften van Europa te meten: De
cijfers van de Parijse -Conferentie zijn weinig meer dan
gissingen.
‘ ‘
Het verstrekken van zware leningen of schenkingen
aan labiele
–
Europese Regeringen is niet de meest efféc-
tieve manier om het wereldcommunisme te bestrijden.
7: De internationale credietverlening moet zo spoedig
24. December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1037
mogelijk weer aan particulieren worden overgedragen.
8. Indien een officiële instelling noodzakelijk wordt
geacht om ,stop-gap”- of stabilisatieleniugen te ver-
strekken, zou de Internationale Bank, onder een nieuw
handvest, daartoe het meest geschikt zijn.
DE IUJSSISUHE PETROLE UMIN 1) USTIHE.
De ‘Voorwaarden voor een krachtige petroleumindustrie
zijn in Rusland alleszins aanwezig. Geen enkel land nl.,
de Verenigde Staten misschien uitgezonderd, overtreft
Rusland in petroleumrijkdom. Bovendien behoefde de
Sovjet-Regering deze industrie niet, zoals vele andere
industrieën, van onder af op te bouwen, daar zij reeds
lang was gevestigd en beschikte over grote, hoewel naar
huidige maatstaven gemeten primitieve installaties,
aldus een artikel ,,Thirty Years of Soviet Oil” in Petro-
leum Press Service” van December 1947. Het moge
derhalve verwondering wekken, dat de resultaten dezer
industrie, zoals uit onderstaand staatje blijkt, over het
algemeen beneden de verwachting bleven, temeer, daar
deze Russische industrie zich ter dege op de hoogte had
kunnen stellen van de technische vorderingen in andere
olieproducerende landen.
R ussische pdtroleumroductie.
Jaar
Productie
Productieplan
(in millioenen tonnen)
1913
9,2
1926′
±
9,2
1932
21,4
35
(26,5)
1)
1983
22,5
29,5
1987
27,13
69,2
(32,2)
1)
1940
31
1946
22,8
1947
±26
1951
.
35,4
‘)
T
–
Ierzlene cijte’s’
De jaarlijkse productie over een periode van 8’O jaar
is dus met minder dan 20 millioen ton toegenomen.,
In de Verenigde Staten d.e.t. werd over dezelfde periode
een stijging van 200 millioen ton per -jaar bereikt, hoewel
rekening dient te worden gehouden met de verschillende
mate, waarin beide landen van de oorlog hebben geleden,
en met de grote dispariteit der factoren, die de productie
in beide landen beïnvloeden. De Venezuelaanse petroleum-
industrie heeft gedurende dezelfde dertig jaar een pro-
cluctie bereikt, tweemaal zo hoog als die van de Sovjet-
Unie, hetgeen temeer opmerkelijk is, daar de productie
in ‘deze landen zich v66r de laatste oorlog op ongeveer
hetzelfde niveau bevond.
De oorzaak der geringe productie in Rusland in vroeger
jaren is o.a. toe te schrijven aan inefficiënte exploitatie
gedurende het eerste vijfjarenplan (1927-1932), waar-
door grote olievelden werden uitgeput. De ooi-zaken der huidige lage productie kunnen in drie
punten worden weergegeven:
le. de installaties zijn naar Westere maatstaven.
verouderd en inefficiënt in gebruik;
2e. de grote verwoestingen gedurende de oorlogsjaren,
waarin tevens uitbreiding en modernisering werd ver-
hinderd;
3e. de grote tekortkomingen in administratief en orga-
nisatorisch opzicht. De sterk gecentraliseerde contrôle
op de Sovjet-industrie belemmerd de zo dynamische
petroleumindustrie in zijn ontwikkeling. De Russische
petroleumindustrie staat voor een zware taak: nieuwe
bronnen zullen moeten worden aangeboord, teneinde de
achterstand der laatste jaren in te halen, de uitgeputte
bronnen te vervangen en te voorzien in de grote binnen-
landse behoefte. Maarschalk Stalin heeft verklaard, dat
de productie moet worden opgevoerd tot 60 millioen ton
in 1960, een doel, dat door een industrie, werkende ondei
normale omstandigheden en beschikkend over grote
olierijkdommen, zeker zou kunnen worden bereikt. De
in het verleden opgedane ervaring leert evenwel, dat de
verwachtingen voor de toekomst niet te hoog gespannen
mogen zijn, aldus genoemd blad.
ONTVANGEN BOEKEN.
De financiering der sociale Qerzekering
dooi’ Dr F. R. oot.
Elsevier, Amsterdam-Brussel 1947, 116 blz.
Geschiedenis Qan’ het eëonomisch denken
door Dr L. J.
Zimmerman. Uitgeverij Vrij Nederland, Amsterdam
1947, 231 blz., geb. f 8,90.
Het economische aspect 9an het Indonesische vi’aagstuk
door Mr Th. A. Fruin. Kantjil-reeks no. 1. Uitgeverij
Vrij Nederland, Amsterdam 1947, 114 blz.
.-,
une écononiie pro portionnelle
door Eugène Schueller.
Uitg. Recueil Sirey, Parijs 1947, 221 blz.
Studies in financial organisation
door T. Balogh. Economic
and social studies VI. University Press, Cambridge
1947, 319 blz.
Arbeidsduur en tvelQaartspeil
door Dr P. J. Verdoorn,
met een historisch overzicht door Drs J. E. van
Dierendonck. Capita Selecta der Economie” V. H. E. Stenfert Kroese’s Uitg.-Mij. N.V., Leiden
1947, 275 blz., ingen. f10.—, geb. f11,75.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De omzetten op de geldmarkt bleven, ook gedurende
de afgelopen week van geringe omvang.
De . weekstaat van – De Nederlandsche Bank van 15
December gaf een vermindering der bankbiljetten-
circulatie met f 14 millioen te zien, terwijl de saldi van
–
anderen met f 27 millioen stegen.
De geldverruimende invloed hiervan kwam tot uiting,
in een lichte daling, welke de notering van enige kort-
lopende termijnen schatkistpapier onderging.
Zo werden 3 maandspromessën voor 1
1
/
8
pCt ‘aangè-
boden tegenover 1/ pGt de vorige week. Mei en Juni-
papier noteerden
/
16
tot 1
1
/
2
.pCt; 8 maands en langet’
lopende promessen handhaafden zich op 1
1
/
2
pCt.
Op de kapitaalmarkt blijft de grote emissie der Konink-
lijke nog steeds de hoofdfactor vormen. De verlenging
der inschrijvïngstermijn met een week vermocht de er-
van uitgaande druk uiteraard slechts weinig te vermin-
deren.
De claims hadden, vooral onder buitenlands aanbod
te lijden en noteerden zelf§ tijdelijk f 801 (vorige week
f 900). Op de, laatste, beursdag van de week trad echter
– wederom een stijging tot , f 840 in.
Vrijwel de gehele markt vertoonde deze week een
zwakke stemming, met uitzondering van eentechnisch
herstel tegen het einde. Het vrijmaken van geld voor de
komende emissie Koninklijkë en het ontbreken van stimu-
leerend nieuws uit Indonesië speelden hierbij een rol.
Staatsfondsen bleven gedurende de verslagweek vrijwel
op peil; de 3-34 pCt 1947 noteerde evenals aan het
einde der vorige week 984.
Tenslotte volgt hier het gebruikelijke koerslijstje.
12 Dec.
19 Dec.
1947
.1947
A.I(U.
…………………..
170+
166+
v.
Berkel’s
Patent
…………..
112
5
/
s
112
1
/
8
Lever Bros ijnil.
C.v.A.
……
284+
274
Philips
G.b.v.A.
…………….
366+
342+
Koninklijke
Petroleum
……….
294
281
H.A.L.
……..
………………
1874
193
N.S.0..
…… ……………….
194+
193
H.V.A.
……………………
222+
–
204
Deli
Mij.
C.v.A.
……………
‘
161+ 153+
Amsterdam Rubber.
…………
.147+
1424
-V4
-,—
1038
ËCONÔMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24..Decomber 1947
STATISTIEKEN.
‘
FJ4DERAL RESERVE BANKS.
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posteii, in millioenen dollars).
(Voornaamste postn in millioenen frncs).
Wtaalvoorraad
–
t
–
0
.3
3,
– –
d….
,
•
Data
‘3
33’O
.
4
.
0
,
0
0
1-
0
0
26 Dec.
1946
32.226
5.648
.4.953
214
698
49.158
6 Nov.
1947
25.607
13.884
5.536
618
757
52.557
12
,,
4947
25:352
14.0.02
5.176
708
748
52.987
20.:
,,
1947
26.513
12.754
4.778
963
742
52.127
27
;,
1947
26.003
12.748
4.865
783
747
52.937
‘4 Dec.
1947
25.
1
.37
13.190
5.425
614
‘702
53.011
11
1947
26.083
12.437 4.995
592
735
52.597
•
. .
Rekening-
•
,4.
courant saldi
,
–
Data
no
.o-
+
353) o
cd
os
35,0
0
26 Dec.
1946
637,
159.377
72.165
1
4.482
614
6 Nov.
1947
637
166.665
79.588
4
5.036
508
12
1947
637
166.537
79.502
2
5.127
508
20
.
1947
637
165.349
78.682
5
4.814
507
27
,,
1947
637
165.698
78.472
4
5.311
5.04
4 Dec.
1947
637
166.192
78.891
1
3
5.402
503
11
,,
1947
637
165.343
78.235
5
.
5.127
503
Data
1
Other
U.S. Govt
.
Totaal
Goudcer-
casli
securilies
tificaten
31
Dec.
1946,
.
18.381
17.587
1
268
23.350
20 Nov. 1947
21.264
20.581
1
269
22.222
28 Nov. 1047
21.343
1
20.660
263
22.239
4 Dec.
1947
,
21.418 20.734
25
–
1
22.120
FR-bil-
Deposito’s
Meniber-
Data
jetten in
circulatie
Totaal
1
Govt.
banks
31
Dec.
1946
24.965 17.353
3931
16.139
20 Nov. 1947
1
24.521
19.554
1
1.560
. 1
17.068
28 Nov. 1947
1
24.536
19.404
1
1.316
1
17.121
4 Dec.
1947
.
24.706
19.280
1
1.256 17.039
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
Co
Data
-330
F
,0
–
.°
;’
in
9
31 Dec. 1946
4.949,9
158,0 238,7
52,7
4.090,7
–
1.413,7
29 Nov. 1947
.
5.298,0
77,4
190,0
48,9
4.202,2
-1.123,0
6-Dec. 1947
5.241
1
6
118,6
207,7
49,2
4.147,6
1.167,1
15 Dec. 1947
5.255,3
1
–
12,4
229,8
49,3
4.144,7 1.215,2
‘) Waarvan 10.493 millioen fics onbechikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5.an 1-5-1944).
3)
Waaronder begrepen de post ,,,Emissiebank te. Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
) Deze post ömvat: oude- biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
35
.J.
‘3,,
co
‘0o
to
.
3
Q 0
cl
cb
…
25 Dec. ’46
0,2 1.449,1 1.450
1.428,2
.
22,1
26 Nov.’47
0,2 .1.449,4
1.450
1.340,5
109,8,
3 Dec. 47
.
0,2 1.449,4 1.450 1.342,7
107,6
10 Dec. ’47
0,2 1.449,3 1.450
1.353,4 96,8
Other securities
Deposils
‘5
.3
,d
oo
•
25 Dec. ’46
1,3
311,8
13,6 15,8
346,5
10,3
278,9
26 Nov.’47
1,8
,
278,5
4,5
23,6
399,8
14,0
292,5
3 Dec ’47
1,3
292,4
2,7
19,0 405,1
19,3
291,4
10 Dec. ’47
1,0
290,7 16,2
19,3
406,1
18,9
294,2
ZWEEDSE RIJKSBANJ(.
• (Voornaamste posten in millioenen kronen).
•
Metaal
Staatsfondsen
‘
0
‘0
0cd
‘0
Data
0
.
a
u
0
,d0
to
r’3°
o
O.
CS
0
1
.
.
a,no
31 Dec. 1946
839
532
1.544
504
182
15 Nov.1947
222
1411
2.492
425
482
22 Nov. 1947
222
L
28Lb
141
2.508
427
182
29 Nov. 1947
222
141
2.564
449
182
Deposito’s
bD
Direct opvraagbaar
Data
–
tf
‘3
)
,4
n.
‘3
‘0
t..,
‘z. s
0
‘3
cd
.•,
.3.
31 Dec.1946
2.877
875 706
94
230
1
174
7
15 Nov.1947
2.522
975
714
197
1
163
t
170
4
22 Nov.1947
2.502
988
604
-327
1
163
1
158
1
‘
4
29- Nov. 1947
.
2.702
864 567
238
1
162
1
153
STAND VAN ‘sRIJKS
KAS.
Vorderingen
6 Dec. 1967
.1
29 Nov. 1947
Saldo van
‘S
Rijks Schatkist
bij
De Nederi. Bank N.V.
f
738.121.741,97
f
720.958.359,53
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist
hij de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten
……
9
–
13.289,31
.
153.729,23
Kasvorderingen
wegens
ere-
–
dietverstrekking
aan
het
–
.
–
Daggeldiening
tegen
onder-
– –
Saldo der. postrekeningen van
–
363.878.943,93
………
,,
358.035.389,92
Voorschotten
op
ultimo Octd-
her. 1947 aan
de
gemeen-
ten wegens aan haarwtte
–
buitenland
…………………..
Rijkscomptabelen
…………
keren
belastingen
……..
61.048.086,65
61.048.086,65
pand
*……………………..
Vordering in rek.-courant
Op:
S
uriname
.
…
……….
,,
722.787.550,12
,-,
72
–
1.659.715,12
……
31.5-19.630,01
2.584.571 ;5-1
31.533.442,25
,-
2.584.571 5
–
1
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
-Nederlands-Indië
……….
…..
–
-.
Curaçao
…………………..
Het staatsbedrijf der
P.,. T.
sioenfonds
…………………..
enT
.
………………
Andere staatsbedrijven
en in-
….
–
stellingen
……………
…201.767.350,-
199.466.205,33
Verplichtingen
– –
.
Voorschot
door
De
Nederi.
Bank N.V. verstrekt
–
—
Voorschot
door
De
Neder-
landsche Bank N.V. In reke-
–
ning-courant verstrekt
. .
–
–
Schuld
aan
de
Bank voor
Nederlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten
in
omloop
-fl287.908.800,-
fl284.308.800,-
Schatkistpromessen bij De Ne-
–
derlandsche Bank N.V. Inge-
volge overeenkomst van 26
–
Februari
1947
…
. ……
…2000.000.000,-
,,2000.000.000,-
Schatkistpromessen
in
om-
loop
(rechtstreeks
bij
De
–
Nederlandsche Bank N.V.
is
geplaatst nihil)
16.365,2
m/m
w.o.
garantie Bretton
–
Woods f642 miii.
……
5723.200.000,-
,,5700.100.000,-
Daggeldleningen
–
. –
. –
167.282.489,-
-,,
147.420,180,-
Schuld
op
ultimo
October
–
–
1947 aan degemeentenwe-
gens aan haar uit te keren
–
.
—
–
Schuld in rek-courant aan:
Nedériands-Indlë
…-
–
Suriname
…………..
–
–
–
–
Muntbiljetten-in omloop
……..
•
Curaçao
…………….
Het Aigemeen Burgerlijk Pen-
–
belastingen
……………….
9.739.067,26•
19.756.198,51
-Het staatsbedrijf der P., T.
………
en
T.
………………
………-
473.551.887,14
,,_467.059.100,57
sioenfonds
………….
…….
5.433.888,06
,,
5.433.888,06
Andere staatsbedrijven
…………
Schuld- aan diverse instellingen
….
In
rekening met
‘s
Rijks
.
–
Schatkist
……………..
,,3055:210.853,0
–
1
,,3117.761.603,01
3′-
S
ki
Geheel
Gedeeltelijk
–
Maand
werkloos
en toevallig
werkloos
32.635
.
15.055
26.937
9.768
October
……………..
26.076
11.128
November
…………….
28.647 14.744 36.986
43.756
Januari
1947 …………….
40.364
49.877.
Juli
1946 ……………..
43.786
87.193
September
……………..
Maart
42.991
50.658
December
……………..
April
32.449
18.705
Februari
………………
Mei
28.872
16.297
Juni
26.465
19.794
Juli
28.543
26.361
Augustus
‘
……………..
27.891
20.846
‘) Bron:
,,Statistisch Bulletin”
van
het
Nationaal Instituut
voor de Statistiek.
–
Weekblad voor de
Unternationôlé Handel
Exelu8ieve berzchtgeving!
VRAAGT PROEFNUMMER
H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
24 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1039
1
BANK
VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste posten In millioenen francs)..
n
Voorschotten
aan
de Staat
,n
cl
•!
2
Data
H
2
0
cd
PQ
26 Dec.
1946
94.817 118.302
59.449
67.900 426.000
27 Nov.
1947
55.173
195.694
125.042
116.000
426.000
4 Dec.
1947
55.173
197.529
125.042 128.200 426.000
11 Dec.
1947
55.173
201.804
125.042 124.700
426.000
Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
26 Dec.
1946
72.865
.63.458
765
62.693
27 Nov.
1947
879.492
88.359
846
‘56.032
4 Dec.
1947
898.985
87.207
829
85.294
11 Dec.
1947
897.243 80.465
829
78.621
ENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE
IN NEDERLAND
l)
–
1938
–
too
Dec.
1945
Aprili
1967]
Mei
1947
Juni
1947
Juli
1947
1
Aug.
J1947
Sept.
1947
Oct.
1947
Walsproduçten
van ijzerenstaaP)
57
135 114 143
133
97
140
192
85
135 143 137
155
129 139
148
Cement
………
Metselstenen
.
33
56
48
55
63
58
65
72
42
48
43
57 36
68
92
Katoen-en linnen-
21
.
–
weverijen
55
59
61
59 56
63
71
Schöenen
57
103
109 125
111
104
Deuren
……….
36
63 52
55
63
54
61
Sigaretten
….
65
126
118
126
127
103 136
Sigaren
………
27
43
81
89
91
72 52
45
Boter
………..
Kaas
………..
1
69 85
101
92
73
47
60
‘) Bron: ,,Statistiscb Bulletin van het C.B.S.”;
betekent de
gegevens on tbre ken.
1)1940
100.
IN. EN UITVOER VAN NEDERLAND
1),
Invoer
Uitvoer
1
Saldo
,,
aan
Gewicht
In dil-
zenden
tonnen
Waarde
mil-
lioenen guldens
Gewicht
In dul-
zenden
tonnen
Waarde
1
In mil-‘
lioenen guldens
Waarde
in mil-
lioenen guldens
Tot.
’39
24.306
1.517 2.708
966
–
551
Tot.
’46
11.764
2.305 3.919
785
-1.520
Jan.
’47
762
201
280
108
–
93
Febr. ’47
1.312
313
178 97
–
216
Mrt
’47
1.023
256
234
138
–
118
April ’47
1.353
339
466
143
–
196
Mei
’47
1.286
356 635
134
–
222
Juni
’47
1.685
1
)
470
2
)
478
121
–
349
Juli
’47
1.825
.
425 558
141
–
284
Aug. ’47
1.374
337 510
163
–
174
Sept. ’47
1.425
335 497
160
–
175
Oct.
’47
1.437
381 581
217
–
164
Nov. ’47
1.400
409
702 202
–
207
1)
Bron: ,,Ceniraal Bureau voor de Statistiek”.
1)
Hierin begrepen de In 1946 en le halrjaar 1947 door de Re-
gering In het buitenland aangekochte schepen. Het gewicht daar-
van bedroeg 170.019 ton, de waarde 1106,3 millioen.
WERKLOOSHEID IN BELGIË
EMISSIES IN 1947.
(ReOle bedragen In duizenden guldens).
Maand Obligaties
Aan-
delen
Totaal
Waarvan
I
conver-
sies
1
Nieuw
geld
Januari
2.742.702
750
2.743.452
2.742.452
1.000
Februari
3.463
600
4.063
2.458
–
1.605
Maart
11.862
–
11.862
1.712 10.150
April
12.179
7.133
19.812 10.125
9.687
Mei
52.988 3.216
56.204′
/
3.554
52.650
Juni
14.367
3.000
17.637
385
16.982
Juli
9.707 17.138
26.845
448
26.397
Augustus
12.005
546
12.551
.
5.398
7.153
September
14.926
28.645
43.571
575
42.996
Oclober
5.408 14.404
19.812
–
19.812
November
176.806
18.491
195.297
73.248
122.049
SPECIFICATIE DER EMISSIES IN NOVEMBER 1947
1),
(Bedragen -in duizenden guldens koersen en rentevoeten in pCt).
Naam
cd
c
3′
OblIgaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening 1947
1.853
100
1.853
3
40
.
1
)
Gemeente Amsterdam
60.000
100
60.000
3-
30 ‘)
34
3)
Provincie Noord-Holland
13.248
100
13.248
3
23 ‘)
Particulieren:
Halberg Machinefabriek NV.,
Weert (in
aandelen conver-
(dollarlening)
……………
teerbaar)
……………
200
100
200
4
20
(conversie)
………………
Chamotte Unie NV., Gelder-
(conversie)
………………
500
101
505
34
20′)
N.V. Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot Exploitatie
malsen …………………….
van Petroleumbronnen In Ne-
derlandsch-Indië,
‘s-Graven-
hage ………………….
.100.000
101
101.000
34
25
1
)
Aandelen.
N.V. Zwanenbcrg-Organon, Oss
5.000
145
7.250
Koninki. Nederlandsche Hoog
–
ovens en Staalfabriekèn NV.,
–
Ijmuiden
(certificaten
van
6.449
130
8.383
gewone aandelen)
………..
N.V. .Zuid-Afrikaansch Handels-
huis, Amsterdam
………..
500
140
700
N.V. Noord-E uro peesche Hout- handel
Maatschappij,
Am-
250
120
3Q0
–
N.V. Koninklijke Fabriek van
Verbandstoffen,
v/h.
Uter-
mÖhlen
&
Co., Amsterdam
.
350
110 385
sterdam
……………….
Chamotte
Unie N.V., Gelder-
500 125
625
malsen
……………….
Metaalbedrijf Rademakers N.V.,
Rotterdam
……………
750 113
848
‘) Aansluitend op de emissiestatistiek in ,,E.-S.B.” van 12 No-
vember 1947, blz. 914.
Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing
van zekere datum af toegestaan.
Eerste 10 jaren 3, daarna 34 pCt.
‘) Versterkte en/of vervroegde of gedeeltelijke aflossing te allen
tijde toegestaan.
GROOTHANDEL
JURIST
belastingconsulent, 50 j., wenst leidende functie op belastingrechtelijk, administratief, verzekerings- of
aanverwant gebied, – evti. in enige vorm van samen-
werkii%gof associatie – c.q: in de provincie.
Voli. Ômschr. aanb. met vermelding bestkande
perspectiéven onder No. E.S.B. 1058 bur.
V
1
. d. bi
.
Postbus 42, Schiedam.
Grote Bnkinsteffing
te Amsterdam zoekt
voor
haar Economische afdeling een
joIg drs. in de economie
bij voorkeur met enige ervaring.
Brièven met uitvoerige inlichtingen onder No.
3147 .VQ. Aiv.kantoor de Bussy, Rokisi’ 60,
A’msterdam-C.
Onderwijs-instituut zoekt voor enkele avonden per week
enigé docenten
,voor’ stedn in liet Westen des lands.
Vereisten: Grondige liedrijïs-economische en admini-
stratieve Ikennis, alsmede’ belatigstelling voor administra-
tief-organsatorische vraagstukken. Doctoraal examen eco-
nomie, resp. akte
M.O.
noodzakelijk:. Soli, onder no. 63382,
aan ‘Adv..Eur. ,,Die Haglie”, Plein tt, Den Haag.
(
r
–
De
K.L.M..
vraagt
vodr haar Bureau
Interne Efflcièncy
te
‘s-Gravenhage
MANNELIJKE en VROUWELIJKE
WERKKRACHTEN
met ervaring op het gebied van tijdstudies en
arbeidsanalysen.
Sollicitaties, onder vermelding van dit blad;
vergezeld van copie-diploma’s en getuigschrif-
– ten, alsmede pasfoto aan Personeelszaken
K.L.M., Postbus 121, Den Haag.
QUDSHOFF EN BESANÇON, Accountants
(voortzetting accountancy afdeling
Kantoor H.
J.
Vooren)
vragen voor spoedige indiensttreding
JONG ‘ACCOUNTANT
(N.l.V.A. of V.A.G.A.
lid)
Uitsluitend schriftelijke aanmeldingen
Korte Vijverberg 2a, Den ‘Haag.
De
.
Curaçaosche Handel-
‘Maatschappij NV:
(Curaçao Trading Compony S.A.)
GEBOUW ,,ATLANTA”
Stadhouderskade 6 – Amsterdam
Is
voor hqre kaitoren en vestigingen in Curaçao,
Suriname en alle voorname plaatsen in het
Caraïbische gebied
blijvénd geïnteresseerd
in offerten van fabrikanten van:
Bouwmaterialen
Huish. artikelen
Textiel
Hang- en Sluitwerk
Eiectr. Technische art.’
Papier
Bouwbeslag
Glas
Emaille
Kleine IJzerwaren
Sanitaire artikelen
Levensmiddelen
Gereedschappen
Dakpannen’
Keramische art.
Verliesposten .Voorkomend Systeem
bestaande uit 4 Diensten
, –
Het V.Y.S.’
is
een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten.’ Aan.
vaard als onderdeel- der debiteuren-administra.
tie,’ zal het van groote practische waarde blijken
•
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Van der Graaf & Co’s bureaux voor den handel N.V.
Amsteistraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (5 lijnen)
N.V.jA.T.O. – VAN GEND & LOOS
GereeIdé vrachtauto-dienst
j
Nederland – Tsjecho-Slowakije
Vraagt: in1ichtingn bij onz 80 kantoren of ij van
Uden’s Transport Bureau
–
Veerhaven’ 15
– Rotterdam
Abonneert Ü op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hennip..
man, Prof. P. B. Kreukniet, Th, Ligthart, Prof.
N. J. Polak, Prof. J Tinbergen, Prof.
H. M. H.
A. van der Valk, Prof. C. A. Venijn Stuart, Prof.
G. MJ Verrijn Stuart, Prof. Mr. F. ‘de Vries.
Abonnementsprijs
‘f
22,50; franco p. post
j
23,30;
voor studenten
f
19.—; franco per post
f
19.80.
Abonnementen woiden aangenomen door
‘
den
boekhandel en door fe uitgevers
DE ER1EN’F.B0HNTE”HAARLEM
Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
• Losse nummers 75 cents resp. 12 B. francs.