Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1368

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 8 1942

8 APRIL 1942

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERMElD, FINANCIËN EN VERKEER

27E JAARGANG

WOENSDAG 8 APRIL 1942

No. 1368

N.V.

Stoomvaart-MIJ. ,,Nederland”

Amsterdam

N.V.

Rotterdamsche Lloyd

Rotterdam

Zooeven verschenen :

DE BELEGGINGEN

DER BIJZONDERE

SPAARBANKEN IN

NEDERLAND

door

Dr. J. R. A. BUNING

32ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.

RO1TERDÂMSCHE

BÂNKVEREENIGING
ROTTEPDAIIAMSTERDMs CRAVENHAGE

KAPITAAL EN, RESERVE
62.000.000

SAFE LOKETTEN
?
ERGfl4G AN WMRDEI(

150 KAtfrOPEN IN NEDERLAND

PRIJS
f
3.65*

(Prijs voor donateurs en leden

vanhetN.E.I. f2.75)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V., HAARLEM

Openbare werken en

Conjunctuurbeweging

door
Dr. Ir.A. Baars

PRIJS
f
2.10*

Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1.
f
1.50.
fn den boekhandel verkrijg-baar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM

R.MeestiZoonein

Ao. 1720

BANXLEB8 EN AEBUk&NTIE-MAXELAABS

ROTTE R
DAM
AMSTERDAM (As..)
– G R A V E NH A G E
DELFT – SCHIEDAM
V LA AR DINGEN
0

BEHANDELING VAN
ALLE

BANK ZAKEN

BEZORGING VAN
ALLE

ASSURAN’fIËN

Wat is de

HOLLERITH

Boekh.oud-
en
Statistiek-D
1 E N ST

Deze dienst vormt een afdeeling van ons bedrijf,

dle over een uitgebreide, moderne WATSON

Machine Installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,

alsmede over een staf van deskundig bedienend

personeel, om
alle administratieve werk-

zaamheden en statistieken,
tegen een rede-

lijk tarief, feilloos en snel volgens het HOLLERITH

Systeem uit te voeren.

Vraagt nadere Inlichtingen aan de:

WATSON BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
HOOFDVERTEGENWOORDIGING VOOR – NEDERLAND ‘DER

INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION te

NEW-YORK.
Frederlkspleln 34, Amsterdam
c
– Telef. 33656-31856

NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.

69 KANTOREN IN NEDERLAND

EFFECTEN

AAN-, EN.VERKOOP – ADMINISTRATIE

CREDIETEN

AAN HANDEL EN INDUSTRIE

ABONNEERT tJ OP

1
DE

– ECONOMIST


ORGAAN., YAN’. HET NED. ECONOMISCH INSTITUUT

Onder redactie.van:

Th. Ligthart, Ch. Raaijmakers,
C.A. Verrjn Stuart, G. M. errijn Stuart,

F.
de Vries.

De
lcononiist versclifJut den’.

-__

16den van elke maand.
De
‘prjJs voor den jaargang-bo-

Met 1942 begon de Eén-en-negen.
draagt
f 12.60*
voor ‘t binnoni.,

tigste j aargang:

.
=

franco
p. P.
t
13.40′; voor stu-
mienten
.1 10.50′.
franco
p.-P.
Proefnummer grates op
tii.lto’
;
113.50,
o6r
het
bûl. .
aanvraag verkrijgbaar!
tenland,
btt-
vooruitbetallug.

• Jonneinenten wrd,en ook do’or’ den boekhandel .aangenomen.

.iJ:t-[CAA VAN

D ERVEN’ F.BOHN N.V.

HAARLEM

POSTGIRO 5403

1

.

-‘

—- —– .•- –
*

”.

•’?

•.’-‘

De:., Naanhlooze Vennootschap.

Maandblad voor’ den Ondernemingsvorm ,en het

Bedrljfswezen In Nederland efl.Nederlandsch-Indlë.

Inhoud Maart-aflevering 1942

No.126 ‘Jrg. 20

Ontslagen Diens

verband

Mr: W. C. L. van der Grinten

Hervorming van het Ontslagrecht II

/

Mr. A. .J. . Haakman

• ,

Agio op de fiscale balans ……..Mr. H. A.’ Zeven

Overzicht van de nieuwste sociale wetgeving 1

Mr. J. J. M. van der Ven

Naheffing Pijksopcenten Winstbelasting 1940

‘Mr. L. E. Pieters

Abonnemntsprijs
f 10.50
per jaar. – -, Losse afleveringen
f 1.-

Uitgave: H. v. d. Marck’s Uitgevrs MaatscIappij N.V. ROERMOND-
,
POSTREKENING 61631

Zcoewv
ddietzeh:

Derde Gewijzigde Druk

van

Egalisatiefondsen

en Monetaire Poli-

tiek- in Engeland,

Nederland en de

Vereenigde Staten

door

/

Prof. Dr. H. M. H. Â. van der Valk

30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden
van –
het – N. E. 1. f 1.50)

Verkrijgbaar in den

Boekhandel

Uitgave: De Erven

F.BOHN N.V., HAARLEM

Laat Uw

.JAARGANG,

inbinden

Stort f 0.75 op giro 5858 ten name

van H.A.M. Roelants, Schiedam

met vermelding: Band E.-S. B.
1941 en U ontvangt,’zoodra de

oplaag gereed is, franco per

post Uw bard toegezonden.

Bij franco opzending . van Uw

jaargang acm

H..A+-M, ROELANTS

SCHIE DAM

onder gelijktijdige storting van

f 2.40 opgiro 5858, ontvangt U,

zoodra de
,
banden gereed zijn,
Uw Jaargcing keurig gebonden-

franco huis terug.

(Uitvoering van den band linxn

rug, verder stevig beplakt bord)

8 APRIL 1942

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

EconomischStatistische

Berichten

ALG EMEEN WEEKBLADVOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 8 APRIL 1942

No. 1368

• HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam).

PLAATSVERVANGEND. HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lambers (Zwartewaal).

Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W.

• Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaat weg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Abonnements prijs çoor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland / 20.85e per jaar. Buitenland en
koloniën / 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met eik

nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uitimo çan

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden oan het Nederlandsch Economisch Instituut ontan gen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de Qerdere

publicaties. Adreswijzigingen op te gecen aan de administratie.

Adoertenties 900rpagina / 0.28 per mm. Andere pagina’s

f 0.22 per mm. Plaatsing bij abonnement oolgens. tarief.

BERICHT.

De maatregelen ten aanzien van het papiergebruik

maken het noodzakelijk, met ingang van dit nummer,

de derde en vierde pagina van den omslag te benutten

voor het afdrukken van een gedeelte van den tekst. M.C.

INHOUD:

Blz.

Opbouw der verticale organisatie van de ‘voedsel-

voorziening door
Mej. Mr. E. W. Hoetink ……158

Het Beurtvaarttarief
1942
door
H. A. A. de Meloerda 161

A a n t e e k e n i n ge n.

Wijziging van de Bankwet
…………………164

Overheidsmaatregelen

op

econo-

misch

g e b i e d
……………………..165

M a a n d c ij f e r s.

Gecombineerde Maandstaat van de vier Neder-

landsche groote banken en het Nederlandsche

bedrijf der Nederlandsche Handel-Maatschappij
166

S t a t is t i e k e n.

De Nederlandsche Bank – Stand van ‘s Rijks kas
165-166

GELD- EN KAPITAALMARKT.

In ons vorig overzicht heblen wij reeds gewezen op de
onverwacht omvangrijke afgifte van schatkistpapier door

den Agent, waarvoor toen geen duidelijk motief kon

worden genoemd. Uit den juistverschenen weekstaat van

De Nederlandsche Bank blijkt, dat de middelen, die aan

de Schatkist waren toegevloeid uit hoofde van die afgifte

van papier en die de vorige week een recordsaldo van

ruim
125
millioen gulden bij De Nederlandsche Bank

hadden opgeleverd ten volle noodig zijn geweest, terwijl

bovendien de Schatkist nog
235
millioen gulden bij De
Nederlandsche Bank heeft opgenomen, waarvan
15
mil-

lioen gulden als renteloos voorschot en
220
millioen

gulden door het rechtstreeks onderbrengen van schatkist-

papier. Volledigheidshalve. vermelden wij nog de voor-

naamste andere wijzigingen in den bankstaat van deze

week, te weten een vermindering van de goudvoorraad

met
67,8
millioen gulden en van het papier op hetv

buitenland met
247,3
millioen gulden.

De
obligatiemarkt
heeft gedurende de korte verslag-

periode niet veel wijziging ondergaan. De daling, die in-

zette, toen de geruchten omtrent een nieuwe staatsleening

de ronde begonnen te doen, is nog niet ten volle gecom-

penseerd door de sedertdien ingetreden stijging. De
3

pCt.-obligatiën
1941.
sloten de week nog beneden de
99,

en de staffelleening op ongeveer
96.
Voor de
4
pCt.-

leeningen bestond vrij omvangrijke vraag van de zijde

• van geidgevers, die, ingeval van conversie, dit object als
kortloopend materiaal ambieeren.

De
aandeelenmarkt
gaf evenmin omvangrijke fluctuaties

te zien, hoewel over het algemeen de stemming vast was.

Het is steeds meer opvallend, hoe ,,dun” de markt voor

verschillende Nederlandsche industrieelen wordt. Het aan-

tal fondsen, dat dagelijks tot noteering komt, is uitermate

gering. Verscheidene aandeelen brengen het dagenlang

niet tot koersvorming. In dat verband moet men be-

denken, dat voor de aandeelenmarkt meer nog dan op de

obligatiemarkt materiaalschaarschte dreigt, of reeds aan-

wezig is. De obligatiemarkt wordt tenminste van tijd tot

tijd nog gevoed – zèlfs tot tijdelijke oververzadiging toe –

met nieuwe uitgiften van staatsleeningen. De aandeelen-

emissies zijn niet veel meer dan een druppel op een gloeien-

de plaat, en de geschetste situatie zou tot een nog scherpere

koersstijging aanleiding hebben gegeven, ware het niet,

dat af en toe van speciale zijde vrij omvangrijk aabod,

was losgekomen. •

18

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

8
April 1942

OPBOUW DER VERTICALE ORGANISATIE

VAN DE VOEDSELVOORZIENING
,

In het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 is de

in het vorig artikel omschreven verticale bedrijfsorganisa-
tie van de voedseioorziening als volgt uitgewerkt. Als
lichamen, omvattende producenten, handelaren en be-
en verwerkers, worden ingesteld
Bedrijfsorganisaties
2),
met
zoo noodig daaronder ressorteerende
Onderbedrijfsorga-
nisaties,
ieder voor een bepaald gebied der voedselvoor-

ziening. Deze Bedrijfs- en Onderbedrijfsorganisaties om-
vatten echter niet de handelaren en be- en verwerkers

direct, doch de bedrijfs-, vak- of zoo noodig ondervakgroe-

pen van handelaren, be- en verwerkers, zooals deze door de

Organisatie-Commissie zijn of zullen worden ingesteld,

waarbij zoo noodig vak- en ondervakgroepen tot vakorga-
nisaties kunnen worden samengevoegd
3).

De Bedrijfs- en Onderbedrijfsorganisaties zijn derhalve

de nieuwe lichamen, welke bestemd zijn de regelingen

op het gebied der voedselvoorzienig van de Overheid
over te nemen en verder uit te bouwen.

Zij zijn dus, wat handel en industrie betreft, opgebouwd

uit de groepen, ingesteld door de Organisatie-Commissie,
welke groepen bij hare werkzaamheden tevens inge-
schakeld worden ). Uit deze constructie volgt, dat de

bedrijfs-, vak- en ondervakgroepen, welke werkzaam

zijn op het gebied der voedselvoorziening een
dubbele
functie
zullen vervullen. Als ,,vakgroep” zal zulk een groep
in de
horizontale
organisatie als de uitsluitende vertegen-

woordigster van den betrokken bedrijfstak functionneeren
en tot taak hebben naast de behartiging van de belan-

gen van haar bedrijfsgenooten die regelingen te treffen,

welke geacht kunnen worden in het horizontale vlak te
liggen. Als deel van het organisme van de
yerticale
Orga-
nisatie der voedselvoorziening zal een bedrijfs-, vak- of

ondervakgroep ingeschakeld kunnen worden in de op dat

gebied te treffen economische regelingen, hetzij als uit-
voerend, hetzij als lager, regelend orgaan. Dat over de
‘afbakening van de gebieden, welke in het horizontale

en in het verticale vlak liggen, wel eens verschil van mee-
ning zal bestaan, is ongetwijfeld te verwachten. In het

algemeen zou men reeds thans als criterium kunnen aan-

nemen, dat nimmer tot het horizontale vlak kan behooren
regeling van aangelegenheden, de productie, den afzet
of de be- of verwerking betreffende, indien buiten dit
horizontale vlak liggende belangen daarin worden be-
trokken. Een voorbeeld ter verduidelijking.
Een bedrijfs- of vakgroep voor de zuivelindustrie of
conservenindustrie kan in het horizontale vlak van haar

werkgebied regelingen treffen omtrent de technische
inrichting der fabrieken, uniforme verpakking van pro-
ducten, normalisatie van fabricagemethoden. Zij kan

echter niet autonoom een regeling treffen ter beperking

‘)
Vervolg van het artikel ,,De verticale bedrijfsorganisatie op
het gebied der voedselvoorziening” in ,,E.-S. B.” van 1 April 1942.
3)
Deze ,,Bedrijfsorganisaties” dient men dus niet te verwarren met de organisatiegroepen voor handel en industrie, welke even-eens wel âls ,,Bedrijfsorganisaties” worden aangeduid. 1-jet ware
gewenscht de Bedrijfsorganisaties voor de Voedselvoorziening
een andere benaming te geven, bijv. ,,Bedrijfschappen”.
3)
Deze laatste mogelijkheid is geopend met het oog op het feit,
dat in de ,,Organisatie-Wolcersoin” verwerkers van hetzelfde
product in verschillende vak- of ondervakgroepen kunnen zijn
georganiseerd. Zoo zijn bijv. de broodfabrieken georganiseerd in een tot de Hoofdgroep Industrie behoorende vakgroep, terwijl de
bakkers zullen worden georganiseerd in een vak- of ondervakgroep,
behoorende tot de Hoofdgroep Ambacht. In de verticale Organi-
satie kunnen deze beide groepen, welke met betrekking tot het pro-
duct dezelfde functie uitoefenen, echter in één vakorganisatie samen-
gebracht worden, welke vakorganisatie dan desgewenscht de eco-
nomische regelingen, het product brood betreffende, voor alle
broodbereiders kan uitvaardigen en uitvoeren.
) Zie art. 4, lidI, Organisatiebesluit Voedselvoorziening, luidende:
,,Als vakgroepen en ondervakgroepen van handelaren, bewerkers
en verwerkers op het gebied van de voedselvoorziening worden
gebezigd Organisaties, ingesteld of erkend op grond van het Besluit
no. 206/1940 betreffende den opbouw van een zelfstandige Organi-
satie ter ontwikkeling van het bedrijfsleven”.

of uitbreiding van de productie, prijzen of marges vast-

stellen, een saneering van• tot haar groep behoorende

bedrijvën doorvoeren, aangezien zoodanige regelingen

ook belangen treffen, welke niet tot haar groep behooren.

Voor deze groepen zal bij regelingen als deze niettemin

een belangrijke taak weggelegd kunnen zijn, doch zij kunnen

deze alleën doeltreffend verrichten in het kader van de ge-

heele economische regeling, dus hetzij als uitvoerster

van door de Bedrijfsorganisaties uitgevaardigde ver-
ordeningen, hetzij door middel van eigen regelingen, voor

zoover deze dooi’ de boven haar gestelde instanties in de

verticale organisatie der voedselvoorziening aan hen zijn
overgelaten, nadat deze aan het vereischte toezicht in

die organisatie zijn onderworpen gewéest.

Aparte conzmc,’cieele lichamen.

De Bedrijfsorganisaties met de daaronder ressorteerende organisaties zijn dus te zien als de besturende en regelende

lichamen voor de voedselvoorziening. Er zijn echter vaak

maatregelen noodig om een behoorlijke voedselvoor-
ziening te waarborgen, die van overwegend commer-

cieeleii aard zijn. Zoo kan het voorkomen, dat, om te voor-

komen, dat een te groote hoeveelheid producten op de

markt komt, door een bepaalde instantie producten moe-

ten worden aangekocht en opgeslagen, teneinde deze
later op een meer geschikt tijdstip van de hand te doen.

Tot dusverre verzorgde de Overheid zoodanige aankoopen.

De bedrijfsorganisaties hiermede voortaan te belasten,

moest minder gewenscht worden geoordeeld, omdat het
verrichten dezer commercieele transacties, gezien de be-

sturende taak dezer organisaties, wellicht tot verwarring

van functies zou leiden. In verband hiermede is deze op-
zet gekozen, dat aan de Bedrijfsorganisaties of Onder-
bedrij fsorganisaties aparte
commercieele lichamen
kunnen
worden verbonden, welke bevoegd zijn tot het aan- en
verkoopen en öpslaan van producten voor de voedsel-
voorziening
5).
Deze commercieele lichamen staan onder
direct toezicht van de- Overheid.

Het Organisatiebesluit J’oedseloo’ziening
1941.

Bij de bespreking in het vorige artikel van de door het

Besluit – beoogde organisatie is van den inhoud van het
Besluit reeds ten deele mededeeling gedaan. Aan enkele
der belangrijkste onderdeelen zal hieronder nog een korte
beschouwing worden gewijd.
Het gebied der ooedselQoorziening.

Tot het gebied der- voedselvoorziening, waarover de
organisatie der voedselvoorziening zich uitstrekt, behooren
in de eerste plaats de voortbrenging van, de handel in en
de be- en verwerking van alle producten van de voedsel-
voorziening, met inbegrip van genotmiddelen en voorts
van Nederlandsche landbouwproducten, die niet voor de

voedselvoorziening zijn bestemd, als vlas, grïend en riet,
etc. Daar de organisaties der voedselvoorziening in het
bijzonder tot taak zullen hebben den gang van het product.
te regelen, zal het zwaartepunt van haar regelenden arbeid
wel komen te liggen op het gebied van de verdeeling,
den afzet en de be- en verwerking der producten voor de
voedselvoorziening Het zal dus bijv. de taak van de ver-
ticale organisatie op het gebied der zuivel zijn de bestem-
ming van de melk, nadat deze eenmaal als grondstof voor-
handen is, te bepalen, door aan te geven hoeveel tot kaas,
tot boter of tot andere producten moet worden verwerkt
en hoeveel als consumptiemelk afzet moet vinden. Voorts
zal zij de bereiding van zuivel- en melkproducten, zoo-
mede den afzet daarvan, moeten regelen. De organisatie,
welke bij den akkerbouw, voor de granen zal worden in-
gesteld, zal met de onder haar ressorteerende groepen,
van de inzameling der granen bij den boer af tot aan de
aflevering van de daaruit bereide producten aan den

3)
Zie art. 14 van het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1961.

8 April 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

159

consument, den geheelen afzet en industrieele verwer-
king van granen onder haar, bestuur hebben.
Zijn dit alle regelingen, welke direct op de producten
der voedselvoorziening zelve betrekking hebben, tot de

organisatie der voedselvoorziening behooren eveneens

bemoeiïngen met voor den landbouw en visscherij van

bijzondere beteekenis zijnde grondstoffen en hulpmiddelen,

als kunstmest, plantenziektebestrijdingsmiddelen, , land-

bouwmachines etc., in dier voege, dat ïegelingen met be-

trekking tot den afzet van deze goederen in het kader
der voedselvoorzieningsorganisatie kunnen worden ge-

troffen (art. 1, lid 3).

• Karakter, inrichting en beQoed heden der in te stellen
lichamen.

De ten behoeve van de organisatie der voedselvoor-
ziening in te stellen lichamen zijn lichamen in den zin
van artikel 152 van de Grondwet. Dit zijn dus
publiek-
rechtelijke
lichamen.

Het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 is door
het bepaalde in artikel 2, lid 1, de eerste wettelijke maat-
regel, waârbij doelbewust aansluiting gezocht is aan het
Vijfde Hoofdstuk der Grondwet ,,Van openbare lichamen
voor beroep en bedrijf”
6
). Deze aaisluiting kan, ook al
konden onder de huidige tijdsomstandigheden de in de
artikelen 152/154 voorgeschreven uitvoeringsmaatregelen
niet in den vorm eener wet tot stand komen, verant-

woord worden geacht, omdat de historische ontwikkeling,
welke de wijze van totstandkoming en uitvoering van de
regelingen op het gebied van den landbouw de laatste

jaren had ondergaan, een publiekrechtelijke bedrijfs-
organisatie op dit terrein wettigde. Tevens werd daarmede
tot uitdrukking gebracht, dat de inhoud van het Orga-
nisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 niet alleen ingegeven
was door de eischen des tijds, doch dat de grondslagen
daarvan reeds in onze Grondwet eenige jaren tevoren
waren neergelegd. 1-let feit, dat de organisaties der voed-
selvoorziening publiekrechtelijke lichamen zijn, vindt
zijn weerslag in art. 6, lid 2, van het Besluit, waarin is be-
paald, dat een organisatie alle ondernemers, werkzaam
op het gebied der voedselvoorziening waarvoor de Orga-
nisatie is ingesteld, omvat. Met deze bepaling is ook de

omvang van deze nieuwe publiekrechtelijke lichamen aan-
gegeven. Zij omvatten alleen de ondernemers, niet de
werknemers.
Bedrijfscorporaties
zijn deze voedselvoor-
zieningslichamen dus niet.

Voor de inrichting der in te stellen lichamen is het
,,AJgemeen Reglement betreffende de samenstelling,
inrichting en bevoegdheid van organisaties, ingésteld
op het gebied der voedselvoorziening” neergelegd in de
beschikking van den Secretaris-Generaal van het Departe-
ment van Landbouw en Visscherij van 15 Juli 1941 (Ned.
Stcrt. van 16 Juli 1941 no. 136) van belang. Dit Algemeen
Reglement bevat als het ware het algemeene statuut
van de in te stellen Bedrijfs-, Onderbedrijfs- en Vakorga-nisaties. Uit hoofdstuk 1 ,,Van het Bestuur en de organen
der organisatie” blijkt, dat de leiding van zulk eeii Orga-nisatie berust bij een bestuur en een voorzitter. 1-Jet be-
stuur, waarvan de voorzitter deel uitmaakt, mag uit
niet meer dan 7 leden bestaan. Het bestuur doet zich bij-
staan door een Commissie van Bijstand. Aan den voorzitter
zijn met betrekking tot een goeden gang van zaken eenige
speciale bevoegdheden toegekend; de leiding dient echter
te berusten bij het bestuur, dat organisch uit de onder de or-
ganisatie ressôrteerende groepen dient te worden samen-
gesteld en derhalve geheel uit bedrijfsgenooten zal bestaan.
Het zijn dus deze besturen van de Bedrijfs- of Onderbe-
drijfsorganisaties, op welke de verantwoordelijkheid van
het regelen van het hun toevertrouwde gebied der voed-

6)
In het Besluit
206/1940
betreffende den opbouw van een zelf

standige Organisatie ter ontwikkeling van het bedrijfsleven is
bij
Verordening
8911941 op 14
Mei
1941
een övereenkomstige bepaling
ingevoegd.

selvoorziening zal rusten. Zij zullen, den gang van het

product van den producent tot den consument overziende,
er voor .moeten zorgdragen, dat die regelingen worden
getroffen, welke een doeltreffende voedselvoorziening

op hun gebied waarborgen. Zij zullen, zelve ondernemers
zijnde, indien ‘maatregelen noodig iijn, welke diep in
.
de’
bedrijfsvoering van den particulieren ondernemer ingrijpen,

tot taak hebben het bedrijfsleven de noodzaak en het nut
daarvan voor den bedrijfstak in haar geheel duidelijk te

maken. Voorwaar, deze taak zal niet eenvoudig zijn en ob-

jectiviteit en een ruim economisch inzicht vergen, doch

alleen, indien zij op de juiste wijze wordt uitgedefend,

zullen de nieuwe organisaties aan haar bedoeling: werke-
lijk besturende lichamen te zijn, kunnen beantwoorden.

Verordenende beQoegdheid. –

Voor de regelende taak der organisaties is de bévoegd-
heid zelf verordeningen te kunnen uitvaardigen onmis-
baar. Het Organisatiehesluit Voedselvoorziening (art. 6,
lid 3) bëpaald derhalve, dat aan de organisaties
verordenende
beQoegdheicl
kan worden verleend. Op grond van dezé

verordenende bevoegdheid kan de organisatie iI1 ver
ordeningen maken,- die zij in het belang van het gebied der
voedselvoorziening, waarvoor zij is ingesteld, noodig oor-
deelt. Geen enkel onderdeel van het economisch ‘gebied
is aan haar autonomie onttrokken. ,Aan het bedrijfsleven
is derhalve thans wel de volledige kans geboden om tot
een werkelijk zelf-doen te komen. Eenige der meest belang-
rijke onderwerpen, waarover de verordenende bevoegd-
heid zich uitstrekt, zijnin artikel 7 met name genoemd.
Deze zijn o.a.: regeling van de voortbrenging, invoer,
afzet, verdeeling en aanwending van producten van
de voedselvoorziening; –

regeling van de vestiging, uitbreiding, beperking,’ re-organisatie, stillegging, fusie, vervreemding of het ver-pachten van bedrijven;
vaststelling van prijzen en marges.

Uit deze opsomming blijkt, dat de taak van de voedsel-
voorzieningsorgai

iisatie zeer ruim gedacht is. Zij kan in de
eerste plaats de voortbrenging en den gang van het product,

zoowel bij den afzet als bij de verwerking, in alle phasen
regelen. Voorts kan zij regelen stellen op het gebied van het
zgn.
,,bedrij’/srecht”:
1-liermede kan een organisatie o.a. de vestiging en uitbreiding van bedrijven werkzaam op
haar gebied, aan beperkende regelen onderwerpen (een-

zelfde gebied als thans het Bedrijfsvergunningenbesluit
1941 en het Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf 1941
bestrijken). Ook kan zijde saneering van bepaalde bedrijfs-
takken ter hand nemen. Wanneer wij denken aan demoei-
lijke problemen, welke de overbezetting in verschillende
bedrijfstakken der voedselvoorziening, als het bakkers-
bedrijf, slagersbediijf, melkhandel, kleine molenaars,
gedurende reeds langen tijd hebben opgeworpen, dan kan

de werkzaamheid van de voedselvoorzieningsorganisaties
op het gebied der saneering van vèrstrekkende beteekenis worden. Tenslotte is het vaststellen van prijzen en marges
mede uitdrukkelijk in het Besluit genoemd als één der
onderwerpen, waartoe de verordenende taak van de voed-
selvoorzieningsorganisatie zich kan uitstrekken. Het spreekt
vanzelf, dat de bevoegdheid der organisatie om zelve
prijsregelingen te treffen in het huidige stelsel der prijs-
politiek, niet zonder een krachtig toezicht van de Over-
heid kan worden uitgeoefend. Ten aanzien van de ver-
ordeningen in zake prijzen, marges, betalings- en leverings-
voorwaarden is dan ook bepaald (art. 12, lid 3), dat deze
steeds aan de goedkeuring van den Secretaris-Generaaj
van het Departement van Landbouw en Visscherij zijn
onderworpen, zoomede dat de bevoegdheden van den
Gemachtigde voor de Prijzen ongewijzigd zijn gebleven.
De organisaties van de voedselvoorziening kunnen der-
halve verordeningen omtient prijzen zelf vaststellen,
doch deze kunnen niet in werking treden, voordat zij de
goedkéuring van de Overheid hebben verkregen.

160

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 April. 1942

Hiermede is aangeroerd een onderwerp, dat bij de vér-

gaande bevoegdheden, we
l
ke aan de organisaties zijn ver-
leend, uiteraard van veel belang is, n]. op welke wijze is

voorzien in het door de Overheid uit te oefenen
toezicht.

Toezicht der Ooerheid.

Het algemeen toezicht op de organisaties der voedsel-

voorziening (waaronder dus niet alleen moeten worden

verstaan de Bedrijfs-, Onderbedrijfs- en Vakorganisaties,

doch ook de bedrijfs-, vak- en ondervakgroepen van handel

en industrie, voor zoover haar. werkzaamheden op het

gebied der voedselvoorziening betreft) berust bij den

Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw

en Visscherij of één of meer door hem daartoe gemachtig-

den (art. 11, lid 1).

Om den Secretaris-Generaal in staat te stellen dit al-
gemeen toezicht te kunnen uitoefenen, zijn de organisaties

verplicht van de door haar genomen besluiten en

verordeningen voor een zeker tijdstip aan den Secretaris-
Generaal of een door dezen aan te wijzen iiistantie mede-

deeling te doen. De Secretaris-Generaal kan de besluiten

en verordeningen schorsen en vernietigen. Tevens kan de

Secretaris-Generaal bepalen, dat bepaalde door hem aan
te wijzen besluiten en verordeningen aan zijn goedkeuring

zijn onderworpen. Ten aanzien van prijsverordeningen is

deze goedkeuring, zooals hiervoren reeds werd vermeld,

in het Besluit zelf voorgeschreven. Bij de instelling van de

Bedrijfsorganisaties is deze verplichting tot dusverre ook

ten aanzien van verordeningen op het gebied van het

,,bedrijfsrecht” neergelegd
7).
De wijze, waarop het toe-

zicht verder is geregeld, is in het Algemeen Reglement
(hoofdstuk II Van het Toezicht) nader uitgewerkt.
De verordeningen der organisaties van de voedselvoor-
ziening worden bekend gemaakt in het
Voedseloorzïenings-

blad
8
) en, zoo noodig, in een of meer door het bestuur aan

te wijzen vakbladen.,

Er, zijn ongetwijfeld nog andere onderdeelen van
het Organisatiebesluit Voedselvoorziening, welke nadere
beschouwing waard zijn. Ik noem bijv. de regeling van

de rechtspraak, waarbij in het bijzonder de instelling

van een administratieQe rechtspraak
door middel van

scheidsgerechten ten aanzien van geschillen tusschen organisaties en bedrijfsgenooten (art. 18) de aandacht

verdient. Hiervoor kan echter beter eerst het nadere
Uitvoeringsbesluit worden afgewacht. Aangezien bespre-
king van verdere onderdeelen in dit bestek minder goed
past, wil ik tenslotte nog een enkel woord wijden aan de
toepassing, welke het Organisatiebesluit Voedselvoorzie-

ning reeds heeft gevonden.

Toepassing van het Organ isat iebesl u it Voedsel000rziening

1941.

‘Met ingang van 15 November 1941 is de eerste Bedrijfs-
organisatie ingesteld, nl. de Bedrijfsorganisatie voor Vee

en Vleesch
9).
Als gebied der voedselvoorziening, waarvoor
deze Bedrijfsorganisatie is ingesteld, is aangewezen: de
handel in en de be- en verwerking van vee en vleesch en de
veeteelt. De beschikking der instelling bevat tevens een
reglement, regelende- haar samenstelling, inrichting en

9
bevoegdheid. Hangende de totstandkoming van de vak-
groepen voor handel en industrie, waaruit de Bedrijfs-
organisatie organisch moet worden opgebouwd, treedt
een voorloopig bestuur op. Dit voorloopig bestuur bestaat

‘)
Zie o.a. Beschikking van den Seëietaris-Generaal van het
Departement van Landbouw en Visschcrij van 17 October 1941
no. 32053 Rb.V.V.O., afd. Algemeene Zaken, het bepaalde onder
A IV.
8)

oedselvoorzjenjngsblad no. 1 is op 24 December 1041 bij de
Algemeene Landsdrukkerij verschenen. Dit blad bevat o.a. de
Vee- en Vleeschverordening 1942, de eerste Verordening van de
Bedrijfsorganisatie voor Vee en Vleesch.
8)
Beschikking van den Secretaris-Generaal van het Departement
van Landbouw en Visseherij van 17 October 1941 no. 32053 Rijks-
bureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, Afd. Algemeene
Zaken (Ned. Stcrt. no. 203).

uit twee veehouders, een handelaar in vee, een slager en

een vleeschwarenfabrikant, zoomede een voorzitter, welke
tezamen vormden de Commissie ter Voorbereiding van de

Bedrijfsorganisatie, zooals die bij de Nederlandsche

Veehouderïjcentrale was ingesteld. Ook de Commissie van

Bijstand is slechts voorloopig en zal, wanneer alle vak-

groepen tot stand zijn gekomen, volgens nader te stellen

regelen worden samengesteld. Deze Bedrijfsorganisatie

voor Vee en Vleesch heeft in het bijzonder tot taak de

regeling van den aanvoer, den afzet en de verdeeling van

vee en vleesch te verzorgen. Met de commercieele zijde
hiervan houdt zij zich niet direct bezig. Wanneer vee uit

de markt genomenmoet worden, draagt zij dit op aan

het commercieele lichaam: het, Vee- en Vleeschaankoop-

bureau, dat tegelijk met de Bedrijfsorganisatie door den

Secretaris-Generaal is ingesteld.

Als tweede Bedrijfsorganisatie is op 1 Februari jl.

ingesteld de Bedrijfsorganisatie voor Zuivel, Margarine,

Vetten en Oliën, met twee daaronder ressorteerende Onder-

bedrijfsorganisaties, t.w. voor Zuivel en voor Margarine,

Vetten en Oliën
10).
Tegelijk hiermede zijn twee commer-
cieele lichamen ingesteld, nl. het Aan- en Verkoopbureau

voor Zuivel en het Centraal Bureau voor Margarine,

Vetten en Oliën. Voor de taak, bevoegdheden en samen-

stelling dezer organisaties en lichamen moge naar de bij

de beschikking harer instelling gevoegde Reglementen

worden verwezen.
Het is te verwachten, dat in den loop van dit jaar de

Bedrijfsoranisaties voor de overige gebieden der voedsel-
voorziening zullen volgen. Deze zullen successievelijk de

werkzaamheden overnemen van de bestaande centrale

crisisorganisaties, welke dan zullen worden opgeheven.
Of het dan tot stand gekomen samenstel van organisaties
nog een zekere overkoepeling voor coördinatie zal behoe-
ven, zal moeten worden afgewacht. In het Organisatie-

besluit Voedselvoorziening (art. 11) zijn voor een vijftal
gebieden voor de coördinatie der daartoe behoorende
organisaties 5 Raden geprojecteerd. Voorts stelt de Secre-

taris-Generaal een Raad voor de Voedselvoorziening
in,

welke hem bij de uitvoering van het Organisatiebesluit
Voedselvoorziening van advies dient. In dezen Raad

zullen de groote lijnen der voedselvoorzieningspolitiek
worden uitgestippeld en omtrent een juiste arbeidsver-

deeling tuschen de Overheid en de organisaties der voedsel-
voorziening moeten worden overlegd. Tal van problemen,
welke thans, staande bij het begin van dezen opbouw, nog
niet zijn te overzien, zullen aan de orde komen
11
). Tal
van moeilijkheden zullen nog overwonnen moeten worden,

alvorens de geprojecteerde verticale opbouw van de ofga. nisatie der voedselvoorziening zijn beslag zal hebben ge-
kregen. Het zal echter van de werkzaamheid der organi-
saties en in het bijzonder van het goede inzicht van haar
besturen afhangen, in hoeverre het daarmede door de
Overheid gestelde doel: zelfwerkzaamheid van het bedrijfs-
leven en terugtreden der Overheid, inderdaad vrwezen-
lijkt zal kunnen worden.
Mej. Mr. E. W. HOETINK.

Beschikking van denSecretaris-Generaal van het Departement
van Landbouw en Visscherij van 29 Januari 1942 no. 1351 Rijks-
bureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, afd. Algemeene
Zaken (Ned. Stcrt. no. 21).
Een van de problemen, welke zijn oplossing zal moeten vinden,
is bijv. dat, *aarop Prof. Mr. C. P. M. Romme in zijn artikel Staat-kundige problemen der ordening” (,,Economie” Juli 1937) de aan-dacht vestigde,
fl1.
de verhouding van de openbare lichamen van
beroep en bedrijf tot onze territoriale publiekrechtelijke gemeen-
schappen. Waar de voedselvoorzieningslichamen de vestiging van
bedrijven kunnen gaan regelen, is een samentreffen van deze rege-
lingen met gemeentelijke verordeningen op dit gebied niet on-
denkbaar.

8 April 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

161

HET BEURTVAARTTARIEF 1942.

Het tarief boekje van 16 Ma’art
1942.

Met ingang van
16
Maart 1942, zijn, volgens de in de

Nederlandsche Staatscourant van 10 Maart 1942 No. 48 op-
genomen Bekendmaking No. 1 van den Secretaris-Gene-

raal van het Departement van Waterstaat ingevolge artikel
1 der Tariefbeschikking Binnenlandsche Beurtvaart 1942,

alle vervoerprijzen en vervoervoorwaarden in de beurt-
vaart binnen Nederland onderworpen aan de voor-

schriften, welke in het tariefboekje,. officieel betiteld als
,,Beurtvaarttarief 1942 en Algemeene Vervoercondities”

zijn vervat ‘).
In plaats van een droge opsomming van deze voor-schriften willen wij te dezer plaatse een uiteenzetting

geven van de wijze, waarop het tarief tot stand kwam,
alsmede een oorzakelijke verklaring van de verschillende

voorschriften.
Vooreerst willen wij wijzen op het groote belang van dit
tarief. Reeds vele malen zijn in het verleden pogingen aan-

gewend om een algemeen tarief voor de beurtvaart op te
stellen, maar evenzoovele malen zijn deze pogingen op

niets uitgeloopen. Onder den drang der thans vigeerende

omstandigheden, waarbij de eisch van tegengaan van on-
gemotiveerde prijsopdrijving en het streven naar een
zekere coördinatie een, belangrijke rol hebben gespeeld,
is door innige samenwerking tusschen de Sectié Tarieven•

en Prijzen der Afdeeling Vervoerwezen van het Departe-
ment van Waterstaat, de Groep Verkeer van den Dienst
van den Gemachtigde voor de Prijzen en het Nederlandsch
Binnenvaartbureau het thans verschenen tarief ontstaan.
Het tarief is dus als zoodanig in zijn geheel een novum
op vervoergebied. Alle beurtvaartondernemingen, als
houders van een vergunning bedoeld in artikel 2, lid 1
onder 2, van het Binnenscheepvaartbesluit 1941
2),
zijn

verplicht geen hoogere vrachtprijzen tè berekenen dan in

het tarief zijn aangegeven. Een beurtvaartondernemer,
die toch een hoogeren vervoerprijs ‘berekent, stelt zich
bloot aan vervolging uit hoofde der prijsbeheerschings-
voorschriften (Prijsbeheerschingsbesluit 1941); ook degene,

die een hoogeren prijs betaalt, is strafbaar.
Met het oog op de prijsbeheersching was het stellen van
een grens naar boven een vereischte. Een grens naar be-
neden, hoe wenschelijk overigens bzien uit het oogpunt
van tegengaan van oneconomische concurrentie, werd
niet gesteld; ‘zulk een grens zou in vele gevallen tot niet onaanzienlijke prijsstijgingen leiden, die onder de thans
heerschende omstandigheden niet, verantwoord zouden
zijn. Nochtans verdient voor normale omstandigheden een

bindend tarief of een tarief met een minimumgrens in de
toekomst verreweg de voorkeur. In normale omstandig-
heden is immers coördinatie van het vervoer belangrijker
dan het tegengaan van prijsopdrijving, zoo deze zich

dan al zal kunnen voordoen.
Uit het voorgaande zal den lezer reeds’duidelijk zijn

geworden, dat het systeem van maximum-tarieven is
gekozen. Een bindend tarief was niet mogelijk, daar de
in de praktijk ‘berekende vrachtprijzen dermate sterk

uiteenliepen, dat dooi: zulk een tarief voor de betrokken
ondernemers sterk uiteenloopende tariefsverhoogingen,
resp. -verlagingen zouden ontstaan, welke weer groote
verschuivingen in het vervoer zouden veroorzaken, zoo-
dat de rentabiliteit van de beurtvaartondernemingen onge-
notiveerd aan sterke wijzigingen zou worden blootgesteld.
Bij het stelsel der maximum-tarieven blijft de vrije con-
currentie beneden het maximum bestaan. Daardoor zal
wel niet verwacht kunnen worden, dat de vrachtprijzen

onmiddellijk stijgen tot het maximum. Voor zulk een prijsstijging zijn reeds twee voorzieningen getroffen,

1)
Dit tariefboekje is verkrijgbaar gesteld bij het Nederlandsch
Binnenvaart Bureau, Koninginnegracht 98, te ‘s-Gravenhage.
‘) Men zie het artikel ,,De prijsregeling in de binnenscheepvaart
in Nederland” van P. Boender in ,,E.-S.B.” van 10 December
1940.

vermeld in de Toelichting op de Tariefbeschikking,t.w.:
le. belanghebbende verladers kunnen in daartoe

aanleiding gevende gevallen verzoeken een lageren vracht-

prijs vast te stellen; het verzoek moet worden gericht tot
het Departement van Waterstaat, afdeeling Vervoer-

wzen, Sectie Tarieven’ en Prijzen, Binnenhof 20, te

‘s-Gravenhage;
2e. de vôÔr het in werking treden van het tarief ver-
leende goedkeuringen tot vervoerprijsverhooging blijven

van kracht, indien en voorzoover deze vervoerprijzen de

maximum-tarieven niet overschrijden.
Aan den anderen kant is ermede rekening gehouden,

dat het maximum-tarief voor een bepaalde beurtvaart-

onderneming te laag kan zijn, waardoor de rentabiliteit
van de onderneming zou worden geschaad. Deze onder-

neming kan dan, eveneens aan het Deartement van
Waterstaat, verzoeken afwijking van de bepalingen van

het Beurtvaarttarief 1942 toe te staan.
Voor zoover noodig, zij hier vermeld, dat het niet in de
bedoeling kan liggen, dat voor elk willekeurig geval een

verzoek met het oog op deze voorzieningen zal worden

gedaan; een eisch daartoe is vanzelfsprekend, dat het

belang bij een tariefsvei’laging resp. -verhooging groot is.
Kan men het na het voorgaande erover eens zijn, dat
een maximum-tarief de beste oplossing geeft, dan is daar-

medé nog geenszins gezegd, dat het nu nog onverschillig
is, hoe dit maximum wordt vastgesteld. Vooropgesteld
moet worden, dat het maximum niet hooger mag zijn dan
strikt noodzakelijk is; immers een te hoog maximum zou

tegen het algemeen belang ingaan.

De oast stelling ean het algemeene maximum-tarief.

Nu was het bepalen van het maximum niet zoo een-
voudig, als men zich oppervlakkig zou kunnen voorstellen.
Alen kon niet zeggen, dat, indien de hoogste prijs, welke
op een bepaald traject werd berekend, bijv. 70 cent per

100 kg bedroeg, dientengevolge het maximum op 70 cent
per 100 kg bepaald kon worden. In de praktijk wordt
namelijk, zooals overal in het vervoerwezen, bij het grooter
worden der zending de prijs per 100 kg lager. Het tarief
moest dus ‘afhankelijk gesteld worden van de grootte der

zending.
Een andere moeilijkheid is, dat in de beurtvaart het

tarief niet op basis van een berekening kan worden vastge-
steld. De kostende prijs van een zending van bijv. 50 kg laat

zich niet berekenen. Het bepalen van het tarief is daarom
een proces van toeschatting, of zoo men wil van toe-
rekening. Achteraf zullen vervoersspreiding en vervoers-
dichtheid uitmaken, of de kostprijs van de betreffende

onderneming zal zijn gedekt.
Ten aanzien van de’grootte der zending kan men tarief-
technisch drie gewichtsgroepen onderscheiden, t.w.:
zendingen tot en met 100 kg;
zendingen grooter dan 100 kg, maar kleiner dan

1000 kg;
zendingen boven 1000 kg.
,Deze groepen kunnen worden aangeduid met respectieve
;

lijk colli-goederen, stuk-goederen en partij-goederen.

Het
coui-goederentarief
wordt altijd in ,,eensgevend

geld” uitgedrukt in bedragen, die veelvouden van 5 cent-
zijn. Karakteristiek is bijvoorbeeld het volgende tarief:
zendingen tot en met

10 kg 25 cent

boven


10 kgt/m
15

,,
30
15
30 35

30

,,
50

,,
40

50

/
75
50

75
100
60

Het verloop van het colli-tarief ten aanzien van het

gewicht is vrijwel lmeair.

Het
stuk-goederentarief
is algemeen indifferent ten op-

zichte van de grootte der zending. Het tarief voor colli
boven 75 kg t/m 100 kg sluit aan bij het tarief per 100 kg
der stukgoederen en werd, niet afgerond op een veelvoud

162

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 April 1942

van 5 cent, opgenomen. Ingevolge punt 1, derde lid, der

Algemeene Bepalingen worden echter alle vrachtbedragen

naar boven afgerond op een veelvoud van 5 cent, zoodat
in feite hetzelfde résultaat wordt verkregen, als wanneer

deze afronding direct in het tarief zou zijn verwerkt.

Het
partij-goede,entaref
is altijd zeer different t.o.v

de grootte der zending. Karakteristiek is bijvoorbeeld het

volgende tarief:

een zending van 1 ton: 70 cent per 100 kg

2

65

5

55

10-‘

50

15

45

25

40

50 ,,

35
100 ,,

30

1-Jet tot nu toe in de praktijk gevolgde systeem, zoo dit

er al was, van noteeren per 100 kg, had tot gevolg, dat voor
zendingen tusschen bijvoorbeeld 10 en 15 ton geen diffe-

rent tarief tusschen 50 en 45 cent werd gegeven. Men

zou dit bijv. nog hebben kunnen doen door te tarifeeren:

een zending van 10 ton: 50 cent per 100 kg
11

49

12

48
13

47
14

46

15

45

Maar oogenblikkelijk rijst dan nog weer de vraag: wat

is de prijs per 100 kg van een zending van bijv. 11.435 kg.
Dit systeem zou nog grootere moeilijkheden geven voor zendingen tusschen 25 en 50 ton. Daarom redde de praktijk zich uit deze moeilijkheden
door de clausule ,,of daarvoor betalend”, d.w.z. tusschen

10 en 15 tonwas het tarief steeds 50 cent per 100 kg, met
dien verstande, dat de vrachtsom nooit hooger zou worden
dan een zending van 15 ton zou kosten, nl. 150
x
45 ct. =
f 67.50. Dit bedrag wordt reeds bereikt bij 67.50 : (10
x
50)
= 13J ton, zoodat de consequentie van dit systeem was,

dat tusschen 13j en 15 tdn de totale vrachtsom niet meer

verandert, zoodat de vervoerder geen belang erbij heeft
om 14 ton goederen méér mee te nemen. Nog ernstiger
blijkt dit systeem tusschen 25 en 50 ton: tusschen ca. 44
en 50 ton verandert de totale vrachtsom niet meer; en

tuschen 50 en 100 ton verandert de totale vrachtsom

tusschen ca. 86 en 100 ton niet meer.
Deze moeilijkheden kunnen alleen dan worden opgelost,

wanneer het door het Departement van Waterstaat ge-
kozen tariefsysteem van ,,eensgevend geld” wordt aan-

vaard. Daarbij wordt de vervoerprijs van 10 ton getari-

feerd voor f 50.—, en van 15 ton voor f 67.50. Voor elke

100 kg boven 10 ton stijgt het tarief met (6750-5000)

50 = 37 cent. Nu bedraagt de totale maximale vracht-

som in ons voorbeeld: –

voor

1 ton f

7.—.

2

13.—.

5

27.50.

10

50.—.

15

,

67.50.

25

,, 100.—.

50

,, 175.—.

100

;, 300.—.

De interpolatie-cijfers worden dan dus:

tusschen 1 en 2 ton f 0.60 per 100 kg;

2 en 5

0.483

afgerond

op
f 0.48 per 100 kg

,7

5 en 10

,, 0,45

10 en 15

,, 0.35

15 en 25

0.325

afgerond op

.

fO.33p.lOOkg.

25 en 50

,, 0.30

50 en 100

,, 0.25

Tengevolge van het afronden sluit de vrachtsom voor
bijv. 2 ton, vermeerderd met 30-maal het ïnterpolatie-
bedrag (totaal f 27.40), niet aan op de 5-tons-vrachtsom
(f 27.50). Deze moeilijkheid kan niet worden ontgaan;

het niet-afronderf van de interpolatie-bedragen zou den
beurtvaarder tot nog gecompliceerder berekeningen nood-
zaken.

Nu de Overheid dit -systeem heeft gekozen, wordt de

beurtvaart min of meer gedwongen haar systeem met de clausule ,,of daarvoor betalend” te laten varen,zoo gauw

zij met haar tarieven in de buurt van het maximum komt.
Wij hebben immers gezien, dat bij dit systeem de vracht-

prijs van 15 ton reeds werd bereikt bij 131 ton, doordat
men tusschen 10 en 15 ton een interpolatie-cijfer heeft
van 50 cent in plaats van 37 cent, zooals in het officieele
tarief. Ook al zijn de vrchtsommen bij 10 en 15 ton

cts.

90

60

70

60

50

40

30

20

10

0

=

=

c

=

=
zen Ing-
grootte
vergroote

verkleinde

normale schaal

.

logarithmische schaal
(Teekening van den schrijver)

8 April 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

163

bijvoorbeeld lager dan de officieele, blijft er tusschen deze

gewichten nog de mogelijkheid bestaan, dat het officieele
tarief wordt overschreden. Overigens kunnen de getallen
1, 2, 5, 10, 25 en50 gemakkelijk op de vrachtsom worden

edeeld, teneinde het tarief per 100 kg te bepalen. De

beurtvaartonderneming doet nu het verstandigst om den
verlader een tarief te berekenen in procenten van het offi-

cieele, ôf een tarief af te geven volgens het officieele met

een lager tariefgroepnummer (waarover straks meer).

In beide gevallen verdient het aanbeveling, dat de ver-

lader het tarief controleert; trouwens het is in alle gevallen voor den verlader van het grootste belang zich een exem-

plaar van het Beurtvaarttarief 1942 aan te schaffen,
teneinde de vrachtprijzen te controleeren.
Het partij-goederentarief per 100 kg bleek vrijwel
logarithmisch t.o.v. de zendinggrootte te verloopen,
d.w.z., dat de toeneming procentueel afneemt bij het
grooter worden van de partij. Het is duidelijk, dat de
naar een formule berekende cijfers niet geheel zullen over-

eenkomen met de tarieven, die in de praktijk worden aan-
getroffen. De mate van afwijking kan, zooals in de ma-

thematische statistiek gebruikelijk is, worden aangegeven

door den correlatiecoëfficient. Hoe dichter deze grootheid
de waarde-1 benadert, des te geringer zullen de afwij-
kingen tusschen de werkelijke en de volgens de formule
berekende tarieven zijn.
(Niet zelden werden correlatie-coëfficiënten van ten naaste
bij —1 aangetroffen). –
Het is nu mogelijk om het verloop van het geheele
tarief grafisch voor te stellen (zie figuur op blz. 162).
De afgebeelde tarieflijn werd geconstateerd voor een
traject met een vaarafstand van ca. t50 kilometer. Voor
een traject van bijv. 100 km werd een tarief gevonden
dat ‘ongeveer 10 cent lager was, zoodat de tarieflijn voor,
dit traject geheel evenwijdig loopt met die, welke in
vorenstaande figuur is aangegeven. Bij trajecten van de meest uiteenloopende afstanden werd het vrijwel even-
wijdige verloop geconstateerd, terwijl een bijna lineaire
toeneming ten opzichte van den afstand kon worden
aangetoond.
Als wenschelijkheid kwam voorts uit coördinatie-over-
wegingen naar voren, dat de maximum-vrachtsom voor
zendingen van omstreeks 50 ton in niet al te sterke
mate afweek van de vrachtsom in de wilde binnenvaart.
Het aldus ontworpen tariefschema werd aan de praktijk
getoetst door onderzoekingen bij diverse groote en middel-
groote beurtvaartondernemingen; de genoteerde vraht-
prijzen werden vervolgens in de grafische voorstelling als
punten aangegeven, zooals vorenstaande figuur als schema
doet zien. Door een zeer groot aantal steekproeven werd
de juistheid van het gevolgde systeem vastgesteld. Uiter-
aard hadden de steekproeven slechts betrekking op zoo-genaamde ,,normale goederen”, d.w.z. goederen, die niet volumineus zijn of bij de stuwing of lading bepaalde na-
deelen opleveren. Wanneer deze eigenschappen voor-
komen, wordt de vrachtprijs daardoor natuurlijk hooger.
Uit het voorgaande moge gebleken zijn, op welke wijze
voor eiken afstand het maximum-tarief kon’ worden be-

paald. De veelvouden van 5 km werden door tariefgroep-nummers aangeduid.

De iarifeering der beurtvaarttrajecten.

Alle beurtvaarttrajecten in Nederland zijn geregistreerd
en gecodeerd bij het Nederlandsch Binnenvaart Bureau,
waarbij elke beurtvaartonderneming (ingevole artikel 4 van het Binnenschéepvaartbesluit 1941) moet zijn aan-
gesloten. Door het Centraal Bureau voor de Statistiek
werd van deze ca. 1300 trajecten de afstand over het water
bepaald, zoodat elk traject kon worden voorzien van een
tariefgroepnummer, dat verwijst naar het ,,Maximum
Algemeen Vrachtgoederentarief”, waarvan het systeem
hierboven werd uiteengezet, en dat in heit tariefboekje
is opgenomen op blz. 48 t/m 51.
Bij het bepalen van het tariefgroepnummer werd,

behalve met den afstand over het water, ook rekening

gehouden met andere factoren. Zoo veroorzaken o.a.

sluizen, die moeten worden gepasseerd, ‘eelal extra kosten
wegens oponthoud en sluisgeld; in de Noordelijke provin
cies zijn de vaarkosten zeer hoog, enz. In overeenstem-

ming met deze factoren, werd het tariefgroepnummer

verhoogd. Ook onderlinge vergelijking van de trajecten

was meermalen aanleiding tot vaststelling van het tarief-
groepnummer in afwijking met den vaarafstand.

Het tarief geldt altijd voor het geheele traject, dus ook

voor de plaatsen, die tusschen het begin- en eindpunt

liggen, zulks in overeenstemming met de praktijk en reke-

ning houdende met het feit, dat tuschengelegen plaatsen

eerder hoogere dan lagere kosten met zich brengen.
Een en ander werd nader geregeld in de punten 3 en 6
der Algemeene Bepalingen.

1-let kan voorkomen, dat vervoer plaats vindt over meer

dan één beurtvaarttraject (doorvoer). In dit geval moet

voor de vrachtberekening de som genomen worden van
de tarieven voor de enkele trajecten. Van dit bedrag moet
ten minstë 20 pCt. ,worden afgetrokken. Tot dusver was
het bij zulke doorvoerzendingen ook gebruikelijk om de

vrachtsom te verlagen; de reden was te vinden in de om-
standigheid, dat het verschil tusschen linea-recta-vervoer
en doorvoer anders te groot werd. Bij doorvoerzendingen

worden bepaalde doorvoer- of, plaatskosten gemaakt.
Deze mogen echter niet op de aldus bepaalde maximale
vrâchtsom worden gelegd.

Het Maximum Algemeen Vrachtgoederentarief en de
Trajecten en Trajectindeeling vormen de ruggegraat van
het Beurtvaarttarief 1942. Alle ovérige bepalingen houden
hiermede min of meer rechtstreeks verband.

Aanvullende tarieven.

Zooals hierboven vermeld, heeft het algemeene •tarief betrekking op ,,normale goederen”. De goederen, die als
lading ongunstiger zijn, komen in aanmerking voor een
hoogeren vrachtprijs. Van deze goederen kregen de rij- en voertuigen, landbouwwerktuigen en vaartuigen een fictief
gpwicht, het zgn. ,,tariefgewicht” per stuk, dat hooger
is dan het werkelijke gewicht, waarna het algemeene tarief
kan worden toegepast. Voor de overige goederen, welke
meestal in massa worden vervoerd, werd een toeslag op
het gewicht bepaald. Ten overvloede zij vermeld, dat het
aldus bepaalde gewicht natuurlijk moet worden beschouwd
als maximum-gewicht.
Natuurlijk was het niet mogelijk de lijst van de ongunstig
te laden goederen volledig te doen zijn. Daarom werd in
punt 5 van de Algemeene Bepalingen vermeld, dat het
tarief niet geldt t.a.v. goederen van bijzonder groote af-
metingen en/of gewichten, die niet in de lijst van de on-
gunstig te laden goederen zijn vermeld, en werd ook in de
toelichting vermeld, dat voor de bepaling van den ver-voerprijs van deze goederen door den desbetreffenden
beurtvaartondernemer van geval tot geval (door tusschen-
komst van het Nederlandsch Binnenvaart Bureau) aan
het Departement van Waterstaat moet worden verzocht,
de vrachtprijzen vast te stellen, tenzij tusschen verlader
en vervoerder t.a.v. de prijzen overeenstemming is bereikt.
Voor enkele goederen, die voor de volkshuishouding
zeer belangrijk worden geacht, zooals aardappelen, granen
en veevoeder, werd bepaald, dat de ver
y
oerprijs lager moet
zijn dan het algemeene maximum-tarief, en wel, op twee
uitzonderingen na, op hoogstens 90 pCt. van het algemeene
tarief. De twee uitzonderingen zijn meel en bloem, waar-
voor zelfs een volledig uitgewerkt tarief werd opgenomen,
dat afgeleid werd uit het algemeene maximum-tarief. Uit de
vergelijking hiermede volgt namelijk, dat het algemeene tarief bij zendingen tot 2 ton werd verlaagd met 30 pCt.;
van 5 ton met 25 pCt.; van 10 ton met 20 pCt.; van 25
ton met 15 pCt.; van 50 ton met 10 pCt.; van 75 ton met
5 pCt., zoodanig, dat bij ca. 100 ton het algemeene tarief weer wordt bereikt.
Voor paarden en vee werd nog. een apart tarief opge-

164

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 April 1942

nomen Bevrachting volgens liet algemeene tarief zou

hiervoor niet wel mogelijk zijn, daar het practisch ondoen-

lijk is om de paarden en het vee van te voren betrouwbaar
te wegen. In verband met deze omstandigheid werd hier-voor dan ook een stuktarief vastgesteld.

De tot diisver besproken tarieven hebben betrekking

op de vervoerprestaties van wal tot wal, d.w.z. iiicluief
het laden en het lossen. Daarbij moet onder wal worden

verstaan de vaste ligplaats van den desbetreffenden beurt-

vaartdienst. Het verdere vervoer wordt dikwijls ook ddor

den betreffenden beurtvaartdienst verricht in den vorm

van afhalen en bestellen. Ook hiervoor zijn aparte tarieven

opgenomen, en wel op de twee wijzen, waarop dit vervoer
kan gebeuren, t.w. per as of per vaartuig. 1-Jet tarief hier-

voor zal rekening moeten houden met den gemiddelden
afstand van de gemeenten, waarin moet worden besteld

of afgehaald. Daaroni zijn de gemeenten verdeeld in gFoote,

met name vermelde, en de overige gemeenten. Voor de

eersten is het tarief hooger dan voor de laatsten, terwijl het

tarief voor bezorgen en afhalen per as binnen den bestel-
kring weer lager is dan buiten den bestelkring. Bij het

bezorgen en afhalen per vaartuig buiten de grenzen der

gemeente mag de vrachtsom met ten hoogste 50 pCt. van
het wal-wal-tarief over het betreffende traject worden

verhoôgd. Voor de toepassing van het tarief mag het-

zelfde gewicht woi’den toegepast als bij het eigenlijke beurtvaartvervoer van wal tot wal. Het tarief mag niet

toegepast worden bij het maximum-tarief voor paarden

en vee. De reden ligt in de omstandigheid, dat ‘het be-

stellen en afhalen van paarden en vee (voorzoover men

deze termen al kan gebruiken) op uiteenloopende wijzen

plaats vindt (bijv. opdrijven of met veewagens vervoeren).

Er werd blijkbaar van afgezien voor elke soort vee een
bestel- en afhaalloon voor elk der zich voordoende ge-
vallen te bepalen.

Eén groep van kosten
moet
worden berekend, onver-
schillig, of de maximum-vrachtsom reeds is bereikt, of dat

zulks niet hetgevalis. Dit zijnde zgn. ,,bijkomende kosten”,
het aanteekengeld (10 ct. per zending), de kennisgeving
van aankomst (5 ct. per zending, vermeerderd met de

daarvoor werkelijk gemaakte kosten van porti en telefoon;

de vermeerdering is niet imperatief voorgeschreven) en
bij rembourszendingen de incasso-provisie (tot f 200.—:

pCt., minimum 10 ct., boven f200.— : f 1.—, vermeerderd
met pCt. over het bedrag, waarmede f 200.— wordt
overschreden; afronding op een veelvoud van 5 ct.).
De incasso-provisie mag op één rembourszending slechts
eenmaal worden berekend, ook dus bij doorvoer. De reden
van deze verplichte berekening der bijkomende kosten
is , dat deze in de praktijk vaak achterwege gelaten
werd uit concurrentie-overwegingen.
Het tarief wordt in het boekje toegelicht door tal van
voorbeelden, waaruit blijkt, op welke wijze in elk .’oor-
komend geval de vrachtsom moet worden bepaald.

H. A. A. DE MELVERDA.

AANTEEKENINGEN.

WIJZIGINQ VAN DE BANKWE’r

De Nederlandsche Staatscourant van 30′ Maart jl.
bevatte een Besluit van den Wnd. Secretaris-Generaal
van het Departement van Financiën, tot wijziging van de
Bankwet 1937 en van het Koninklijk Besluit van 26 Maart
1940. Diende, krachtens artikel 23 van evengenoemde

Bankwet, het gezamenlijk bedrag van bankbiljetten,
bankassignatiën en rekening-courant saldi uitsluitend
door munt of -materiaal te zijn gedekt, in aansluiting waar-
op
bij K.B. No. 482 van 26 Maart 1940 werd bepaald,
hoe groot deze dekking behoorde te zijn krachtens de
thans aangebrachte wijzigingen, zoowel in Art. 23 van
de Bankwet als in evengenoemd KB., zullen voortaan
bij een zelfde dekkingspercentage als voorheen (t.w.
40 pCt.) naast munt en muntmateriaal ook saldi in het

buitenland of buitenslands betaalbare ch6ques, wissl-
brieven, ander handelspapier en schatkistpapier door

De Nederlandsche Bank tot dekking van haar obligo,

t.w. bankbiljetten, bankassignatiën en rekening-courant
saldi mogen worden aangewend.
S

De vragen, die naar aanleiding van bovengenoemde

wijzigingen kunnen rijzen, zijn de volgende:

Wat wordt met bovenbedoelde wijzigingen beoogd?

Welke balanstechnische consequenties brengen de
genoemde wijzigingen met zich?

Ad a. I’Iet antwoord kan ‘kort zijn: de gestadige uit-

breiding van het obligo der Bank, waartegenover onder

de huidige omstandigheden uiteraard geen evenredige

toeneming van den goudvoorraad kan staan, heeft tot

gevolg gehad, dat het dekkingspercentage steeds verder
terugliep, en het beschikbaar metaalsaldo allengs’toteen

zoodanig peil was teruggevallen, dat voorzieningen nood-

zakelijk werden. Bedroeg het beschikbaar metaalsaldo

op den laatsten weekstaat, afgesloten v66rdat Neder-

land in den oorlog werd betrokken, nog f 607,2 millioen, op den weekstaat van 23 Maart jl. – den laatsten, waarop.

het dekkingspercentage volgens de oude wijze werd
berekend – was dit tot f61,2 milliôen teruggeloopen.
Ad b. Balanstechnisch hebben de getroffen maat-

regelen geenerlei consequenties, in zooverre bij de balans-
opstelling alles bij het oude blijft; slechts de wijze van

berekening van het bedrag, waarmede het voor dekking.
beschikbare actief de verplichte dekking overtreft, onder-

gaat een verandering, voor zoover naast het muntmate-
riaal thans ook de vorderingen op het buitenland hij het

totaal der voor dekking in aanmerking komende activa.

mogn worden geteld. Aan de hand van den weekstaat,
afgesloten per 30 Maart jI., waarin reedg niet meer van
beschikbaar ,,metaalsaldo”, doch van beschikbaa r,,dek-
kingssaldo” wordt gesproken, kan dan ook tot op zekere

hoogte worden berekend, welk bedrag van de thans tot
dekking toegelaten activa door de wijziging van de Bank-
wet is “rijgekomen. Tegenover een totaal obligo (gevormd

door bankbiljetten, bankassignatiën en rekening-courant
saldi) van f 2.511,8 millioen staat een goudvoorraad van

f 1.026 millioen en buitenlandsche wissels van f 1.127,7
millioen, dus tezamen f 2.153,7 millioen. Op basis van het
ook door de jongste wijzigingen onberoerd gebleven dek-

kingspercentage van 40 pCt. zou tegenover een totaal obligo van f 2,511,8 millioen slechts een dekking van
f 1.004,7 millioen behoeven te worden aangëhouden,

zoodat het beschilcbare dekkingssaldo f 2.153,7 millioen
minus f 1,004,7 millioen f1.149 millioen zou moeten
beloopen. De jongste weekstaat, waarop deze becijfering
betrekking heeft, noemt evenwel een dekkingssaldo van

f 1.218,1 millioen, een verschil dus van f 69 millioen met
onze berekening, waaruit dus kan blijken, dat, behalve
de in den weekstaat onder het, hoofd ,,Papier op het
buitenland” voorkomende buitenlandsche wisselporte-
feuille, thans ook nog andere buitenlandsche vorderingen
tot de dekking zijn toegelaten. Deze zal men ongetwijfeld
moeten zoeken onder de ,,Diverse rekeningen” in het debet van de balans, welke op den laatsten weekstaat
een bedrag van f157,7 millioen aanwezen. Blijkbaar zit in dit bedrag verwerkt een bedrag van f 69 millioen aan ,,saldi in’ het buitenland of buitenslands betaalbare chè-
ques”, een feit, dat voor het overige allerminst onbekend
was, aangezien de nauwe correlatie tusschen dit hoofd en
de post ,,Papier op het buitenland” bijna iedere week weer
naar voren trad. Gemeenlijk wordt dit verband aldus

gezien, dat onder de ,,Diverse rekeningen” debet .worden
gebracht de saldi in het buitenland, die niet in wissels
zijn belegd, pmdat die saldi door de Bank pas zijn aange-
kocht, dan wel afkomstig zijn van vervallend papier.
Waar mag worden aangenomen, dat onder dit hoofd tevens
mede zijn verwerkt de Reichsmarkbankbiljetten, welke
De Nederlandsche Bank in portefeuille heeft, zou uit de
bewoordingen van de jongste wijziging der’ Bankwet met

8 April 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

165

betrekking tot cle voor dekking in aanmerking komende
activa, waarin immers over bankbiljetten niet wordt ge-

– sproken, kunnen worden afgeleid, dat buitenlandsche

bankbiljetten niet tot de dekking zijn toegelaten.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP

ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERHEID.

Afvalstoffen. Regeling van de verplichte inlevering.

van gebruikte vette en oliehoudende poetslappn en de

verdere verwerking hiervan. (E. V. 20/3/’42, pag. 372).
Rantoorniachines. Nadere regeling van de uitoefening
van liet bedrijf van liet verhuren van kantoormachines.

(E. V. 20/3/’42 pag. 374; Stct. No. 49).

Rapok

. Uitbreiding van de definitie van liet begrip

kapok in de Kapokbeschikking 1939 No. I. in dien zii,
dat thans ook vervangingsmiddelen van kapok, zooals
bedveeren, dons, zeegras, alfagras, enz., onder de bepalingen

van deze beschikking vallen; waarbij deze goederen tot.
distributiegoed worden verklaard en handelaren in en
producenten van bedveeren en dons verplicht ivorden

een aanvrage tot inschrijving bij het Rijkstextielbureau

in te dienen, onder opgave van hun voorraden van deze
artikelen. (E. V. 20/3/’42, pag. 374).
Organisatie bedrijfsleven. Mededeeli ngen. inzake de
zittingsperiode van voorzitters der hedrijfs- en vakgroepen

in cle hoofdgroep industrie.
Besluit tot liquidatie van alle stands- en vakorgani-
saties van ondernemers in detailhandel, ambacht en kleine
nijverheid, inclusief vereenigingen, federaties en organen
van samenwerking van deze organisaties, behalve haar

afdeelingen en instellingen, welke in ecoaoniischen zin
een bedrijf uitoefenen (bijv. in- of verkoopsvereenigingen).

Instelling van de bedrijfsgroep detailhandel eii de vak-
grbep’ groothandel in textielgoederen. (E .V. 20/3/’42,

pag. 376; 27/3/’42, pag..407; Stct. No. 52).

Prjsregelingn.
Nadere prijsvoorschriften met betrek-
kiig tot het wçder’ toeslaan vaq het doorberekenen in de prijzen van molestpremiën bij goederenvervoer betaald,
de mogelijkheid van een tijdelijke, verhooging wegens ijs-
bezwaren met 5 pCt. van de tarieven binnenvaart, vast-stelling van prijzen voor de zgn. veenverhuring, prijzen
voor denne- en isparre-appels als aanmaakmateriaal, telers-

prijzen
voor
ppotaardappel?n, ‘prijzen bij den verkoop

door pi’oducenen aan den groothandel van weipasta,
uitgebreide aanvullilgen en wijzigingen in de prijsregeliig

voor
,
consumptiénieik en riîelkproducten; vaststelling van
prijzen voor mat- en stucadoorsriet bij verkoop door
telers-beweHcers. (E. V. 20/8/’42, pag. 366’t/m 372; Stct.

os. 51 en 53).
Nadere prijs ioorschrif ten niel betrekking tot de.prij zei’s

van gedroogdel oranjesohjllen en van tôniatenurée, al-
mede inzake de cloorhérekening van de hoogere suikOr-

prijzen. (E.V. 27/3/’42, pag. 4q3
;
Stct No. 57).

Verfgrondstofen.
Nadere voorschriften inzake den han-

del in inkt en phtaalzuuranhyride. (E.V. 27/3/’42, pag.

405; Stct. No.’ 40).
LDJlOT.JW EN. VOEDSELVO ORZIENG.


Driineerbuizen
Regeling’ ‘as cle distrihutie van drai-

rie’erbuizen .rnet tÖebehoorers voor den land- en tuinbouw

en de veehouderij. (E. V. 20/3f’42, pa

373).

Hennepteelt. De teelt van heinep mag slechts me’f ier-
gunning plaats, vinden, welke Vergunningen, in verband

niet de heperke oppervlakte voor dee teelt beschikbaar,
thans reeds uitgeput zijn. (E. V. 20/3/’42, pag. 373).

Landboiiwtrii’ctoren.
Regeling van den ombouw van

1andbouitractÖren niet gasgeneratoren. (E. V. 1 3/3/’42,

p,a.g., 33).

Pacht Regeling van gias en hoolerkoopingen in

Drente,, in verb m
and

et de iiitvoe.rin’g van ‘het Pacht-

besluit. (E.
T,
13/3/’42, pag. 333;,Stot:’No. 47).

Pluimveehouderij.
Regeling van den opfok door fokkers

en houders van vermeerderingsbdrijven en den aankoop

door landbouwers-pluimveehouders van een zeer beperkt
aantal jonge hennen en eenden, zulks enkel ter vervanging

van overjarige ‘diereii. (E. V. 20/3/’42, pag. 374).

Vee cii Vleeschwaren.
Afkondiging van het Destructie-

besluit 1942, vaarbij ‘de destructie van ve&, vleesch en

vleeschwaren wordt geregeld. (E. V. 13/3/’42, pag. 333;

20/3/’42, pag. 374; Stct. Nos. 48 en 53).

GELD-, CREDIET- EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN.

Beviezenverkeer. Publicatie van deviezenbekendniaking

1/1942, waarin het beschikken over rekeningen van niet-
‘ingezetenen nader wordt geregeld, en waarbij tevens de-

viezenbekendmaking 1311940 wordt ingetrokken. (E. V.
20/3/’42, pag. 366; Stct. No. 52).

VERKEER.

Autoverkeer. Nadere regeling, met ingang’ van 1 April,
van de distribueering van motorbraridstof voor liet auto

verkeer, waarbij liet bijhouden van een zgn. rittenboek
verplicht wordt gésteld. (E.V. 27/3/’42, pag. 404)..

STATISTIEKEN.

DE NEI)ERLANDSCIIE BANK.
Veikorte balans op 7 April 1942
Activa.

Binnenl.

Wissels,

Ç
J
If
.
dbank.

f
222.800.006

Promessen, enz.

‘,’,
Agentsch.
900
222.812.981
Papier op

liet

Buitenland

..

f
880.351.020
Af:

Verkocht maar voor dc
Bank nog

niet

afgeloopen


Bc1eenme
?
inc
..

0
H
f(lbank.
880.351.020
155.291.123 ‘)

rekeing-courant

177.761.313

01)

Effecten

ei…

……….

0
177.56-9.213
‘)
‘Op

Goederen en Ceelen ……..
192.100
177.7.61.313 ‘)
Voorschotten aan het Rijk

. ‘
……
.

,,.
Munt en muntmateriaal
Gouden .’ munt

en,

g’ouclen.
niuntinateriaal

…….
.
..
.

0
958.288.564.
zilveren

munt,

enz.


.
………
7.246.423


9693497
Belegging van kapitaal, reserves en
pensioenfonds
53.504.337
Gebouwen en.meubelen der Bank
…………
4.000.000
l)iverse

rekeningen

.
……………………….
147.679.143

Î47
.
z343
.
78l

‘PaSsiva.
Kapitaal

………..

..

………………….
f

20.000.000
Reservefonds

……………….
,
…..
2.368.354 –
Bijzondere

reserves

………………………
16.583.835
Pensioenfonds

…………
.
……………… ..
t

..7’3’243
Bankbiljetten in ‘omloop

……….
.

.

,

.
.227.608.120
BankassignatiOn in omloop

…..’
………..
:.7

,’i.

t.
ç.2t.908
Rek-Courant
f
Van liet Rijk

f

saldo’s

.
Van anderen
177.424.456
177.424.456
Diverse

rèkeninen

…………………..
‘.

,

‘8.604:685

1’2.467.343:781

Beschikbaar Dekkingssaldo . . ……………
.f 93055 475
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
Waartoe :de bank gerechtigd i

…………….232.513.88
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder, a
gebracht

. . …………………………..:.,

Voornaamste poton lii (luizen(iett guldens.

c’

-‘
Andere,
Ideschikb.

Dek-
Data
munt e
.opeischb,
-dekkjngs-
.
hings-
muntmater.
schulden,
saldo


S April’42
958.289
3.227.608
177.446
‘930.055
.

40+
30.Mrt. ’42
1.026.128
2.217.443 294.518
1.218.188
41
23

,,
.

’42
1.026.135
2.182.661 257.350
61.288 42.3
6

Mei ’40
1.160.282.
1.158.613 255.183
607.042′
Totaal
Schatkisk
Dele

,
Papier
Diii.
1

Data
bedrag
,

prom.
.

e
n
,,
.
,
op het

.,
reken.

disconto’s
rechtstr.
,
.
buitent.

,r,
(act.)..
April’42
233.813
‘220.000
177.761
.’

880.351
117.879
30 Mrt. ’42
1.281

.
‘194,455


‘1.127.713.
157.725
23

– ,,

’42
81,

146.278
1.123.493 ‘139.437
6 Tdei

’40
9.853

217.726
750
420.648

Verantwoordelijk voor dën geheelen inhoud :,,Drs,.M.F,. J.
Cdol, Flillegersberg;

Uitgever tevens drukker: F1. “A-: .M.
Roelants, Schiedam, K 2193.

166

8 APRIL 1942

Alfabetische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied

(Zie voor den alfabetisehen index Overheidsmaatregeien in 1941 het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)
/

Blz.
Aardappelen

………………..
33, 47
Aardolieproducten

………………
102
Accijns

…………………………
33
Afval

………………………..
167
Arbeidsvoorwaarden

…………….
113
Bank- en

Creclietwezen

……………
33
Bedrijfsvorm

……………………
59
Bedrijfsorganisatie Vee en Vleesch
59
Belastingen

………………….
33,

5i
Bindtouw

……………………..
33
Binnenscheepvaart

…………..
59, 156
Bloemkweekerij
155,

167
Bouwnijverheid ……………
47,

58, 113
Buitenlandsche Handel 47, 59,
75,

101, 113,
155
Chemische Industrie ………………
58
Deviezenverkeer…………..
33, 59, 467
Diamant

……………………..
113
Dividendbeperking

..

……………
59
Drankwet

……….

………………
58
Electrotechnische Industrie
……….58
Fruit

…………………………
59
Garnalen……………………….
423
………………..
Gevogelte

…..

..
47
Grasland

…………….
33, 67, 85,

155
Grafische Industrie

…………..
58,

75
Groenten

…………………..
33, 155
Kaas………………………….
75
Kamers van Koophandel

………….
47
Kantoormachines

……………….
167
Kapok

…………………….
101,

167
Keramische Industrie

…………….
58
Kunstmest

……………………..
59
Kweekerij

……………………..
59
Landbouw

33, 47, 59, 67, 75,
85, 93, 102, 155
167
Landstand, Nederlandsche ……..
33, 102
Leenlngfonds

1940

………………
102 Meel

en -producten ………………
101
Melk en -producten

………………
33
Merkengeld

……………………
113
Metalen ……………….
47, 58, 75, 155
Motorbrandstof ……………….
58,

167′
Nationale

Plan
.
………………..
101
Nicotine……………………….
102

Blz.
Oliën

en

vetten

………………..
102
Omzetbelasting

………………
59,

102
Oorlogsschade

……………………..
123
Organisatie Bedrijtsleven47,102
1

113, 123, 167
Pacht

…………….67,

102,

123,

167
Papier

…………………….
58,

102
Pelterijen

……………………..
58
Pensionbedrijven

………………..
58
Pluimveehouderij …………………
167
Postverkeer ……………………..
59
Prijsregeling47, 58. 75, 101, 113,
123, 155, 167
Radio

…………………………
47
Registratlerechten ………………..
59
Restaurants

…………………….
75
Rijwielen ……………………
47, 123
Rubber

…………………….
113,123 Slachtvee

………………..
33,

59,

67
Smeerolie

……………………..
102
Spaar- en betaalzegelkasbedrljf
……102
Spertijden

Kleinbedrijf

………..
75, 123
Surrogaten ……………………..
155
Tabak

………………….
47,

58, 113
Textiel

……………………….
102
Tweelandenorganisatles …………….
59
Tuinbouw

……………….
33, 59, 102
Turf…………………………..
59
Uien………………………….
33
Varkens

……………………….
59
Vee

………………………
67,

167
Veenproducten ………………….
113
Veevoeder

………………….
47, 102
Verf en -grondstoffen

……….
(02,

167
Vervoerswezen …………..
59,

102, 167 Vestigingseischen

………………
102
Visscherij

…………33,

47,
59, 102, 123
Vlas

……………………….
59, 75
Vieesch

…………
59, 167
Voedselvoorziening

33, 47,, 59,
75123, 155
Wijnbelasting

……………………
33
Zaden

………47,

59,

102, 123,
156, 167

MAANDCIJFERS.

GECOMBINEERDE MAÂNDST.&AT VAN DE VIER NEDER-
LANDSCHE GROOTE BANKEN EN VAN HET NEDE1t-
LANDSCHE BEDRIJF DER NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ.

Nederl.
IIederl.

Banken Banken

en Ned.

(In millioenen guldens)

,

Handel-Mij.

31

28

31

28
Jan. Febr. lan. Febr
1942 1942 1942

1942

Activa:
Kas, kasslers en,daggeldleenlngen
65
830
72
867
83
975
89
1017
895
939
1058
1106

Ander overheidspapler
Wissels

…………………….1
Bankiers In binnen- en buitenland

18

6
.5

17
1
66

18
1
88

18

88
Proloug. en voorsch. op effecten
51
44 68
59

135 128 175
168

Effecten en syndicaten
Deelnemingen (mcl. voorschotten)

157
30
11.

148
25
11

199
40 23

191
34 23

198
184
262
248

Gebouwen ………………….’
14
15
18
19

Ned. scbatkistpapler …………..

Diverse reken. (mci. oven, posten)
1

1

Belegde bestemmlngsreserven
2 2
2
2
13 13 13

.13

.1258
1281 1529
1556

Debiteuren

………………….

Passiva:
897
919
1090
1115
Wissels

……………………


Effecten leendept

…………..

Crediteuren

………………….

Deposito’s op termijn …………
Kassiers en genom. daggeidleenlngen,
Diverse rekeningen …………’

Effecten leendepôt

…………

..-
..71

36
.
3

77′

.

.
.

29
2 13

92
. –
42
2
13

98

35 2 13

1019

..

1040
1239 1263

Bestemmingsreserven ………….2

Aandeelenkapltaal

………….
Reserve

…………………..
170
69
170
74:
.

240
80
210
83

STAND VAN
‘s RIJKS KAS.
V o r d e r i n g e n


1

23 Maart 1942

1

31 Maart 1942
.Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederiandsche Bank
f

1.017.908,24
f

124.699.034,26
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten

…………..
745.347,33
,,

1.883.092,06
Voorschotten

op uit.

Febr.
1942

aan

de

gem.
verstrekt

op

aan

baar
uit te keeren hoofdsom der
pers, bel., aand. In de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de

………

vermogensbelasting

. …..
13.114.080,34
,,

13.114.080,34
Voarschotten aan Ned.-Indië’)
,, 189.070.738,25
189.112.479,16
Idem voor

Suriname ‘) ….
7.750.865,66′
7.750.865,66
Idem

aan

Curaçao ‘)

…..

280.283,23
320.115,23

strekking a. h. buitenland
,,

50.033.951,67
,,

49.846.475,16
Daggeldleenlngen tegen onder-

……

Kasvord. wegens credietver-

pand

……………………..

,

120.905.888,22
,,

95.030.320,37
Saldo der postrek. van Rijks-

Vordering op het Alg. Burg.
comptabelen

……………

Vordering op andere Staats-
Pensioenfonds ‘)

…………….

bedr. en ipstelllngen ‘)
53.689.282,08
,,

53.386.991,96
Verplichtingen

Voorschot door de ‘Ned. Bank

ingevolge art. 16 van haar
f


f


Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt

..,,

,,

-.
Schuld

aan

de

Bank voor
Ned.

Gemeenten

……..
Schatkistbiljetten

in

omloop
,,

110.106.000,-
,,

110.106.000,-

octrooi

verstrekt

………..

Schatkistpromessen in omloop
,,1773.500.000,-‘)
,,1939.800.000,-‘)
Daggeldieeningen

……….

«

…….

103.678,50
.18.8
119.844.109,50
Schuld

op

ultimo

Febr.
1942′ aan

de

gem.

weg.
d. a. h. uit te keeren hoofds.
pers.bei., aand. i. d. hoofds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op

………
Zilvenbons in omloop

…………

de vermogensbelasting

Schuld

aan

het ‘Alg.

Burg.
1.961.982,31
,,

728.542,21
Id. aan het Staatsbedr. der
Pensioenfonds’)

………,,

ven

)

……………….

,

275.154.490,66
,,

246.496.721,02
P. T. en T.

‘)

…………..
Id. aan andere Staatsbedrij-
.


.
,,

18.180.670, 36
13
18.0.670,34
Id. aan div. instellingen ‘)

.
,,

361.186.637,36
.,,

362.631.155,08

‘) In rekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist.

‘)
Rechtstreeks
bij de
Nederl. Bank geplaatst nihil.

P. 1299/3.

DRUK H. A. M. ROELANTS, SCHIEDAM

Auteur