11 MAART 1942
Economisch,-rStatistische
Berichte
‘n
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VER}{EID, FINANCIËN EN VERKEER,
27E JAARGANG
WOENSDAG 11 MAART
1942
No. 1364
M
U
M”
%
Zooeven verschenen:
DE BELEGGINGEN
POUERDÂMSCHE
N.V.
DER
BIJ ZONDERE’
BANKVEREENIGING
Stoomvaart-M
ij.
,,Nederla nd”
RO1TERDAMN4STERDAIs CRAVENHAGE
Amsterdam
SPAARBANKEN IN
NEDERLAND
KAPITAAL EN RESERVE
162.000.000
SAIE LOKETTEN
door
TER DERDING W.N
WAARDEN
N.V.
Dr. J. R. A. BUNING
Rotterdamsche Lloyd
32ste Publicatie van het Neder-
150
I(ANTOEN
IN NEDEPLAND
–
Rotterdam
landsch
Economisch
Instituut.
P R
IJ
$
f
3.65*
Openbare werken en
•
(Prijs voor donateurs en
leden
–
Conjunctuurbewegin
van het N. E.
.
f 2.75)
door
Dr. Ir.A. Baars
*
Verkrijgbaar in den Boekhandel
PRIJS
f
2.10*
Prijs
voor
donateurs en leden
Uitgave:
De
Erven
van het N. E.
1.
S
1.50.
boekhandel verkr,igbaar
JUITGAVE:
F. BOHN N.V., HAARLEM
DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM
Wat.isde
H 0 L•L E RIT H
Boekhoud- en Statistîek-D 1 EN ST
Deze dienst vormt een afdeeling van ons bedrijf,
dle over een uitgebreide, moderne WATSON
Machine Installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,
alsmede over, een staf van deskundig bedienend
personeel, om
alle administratieve werk-
zaamheden en statistieken,
tegen een rede-
– lijk tarief, feilloos en snelvolgens het HOLLERITH
Systeem uit te voeren.
Vraagt nadere
inlichtingen aan de:
WATSON- BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
HOOFDVERTEGENWOORDIGING VOOR NEDERLAND DER
INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION te
NEW-YORK.’
Frederlkspleln 34, Amsterdam C – Telef. 33656-31856
R.MeestiZoaden
Ao. 1720
BANKERB EN ASSUBANI’IE-MAKEL.&ARS
ROTTE R DAM
AMSTERDAM (As.)
– G R A V E NH A G E
DELFT – SCHIEDAM
V LA AI. DINGEN
BEHANDELING VAN ALLE
BANK ZAKEN
BEZORGING VAN ALLE
ASSURANTIEN
ZoL&&
u&cPtew:
Derde Gewijzigde Druk
• NEDERLANDSCHE
HAN DEL-MAATSCHAPPIJ,
NV.
111
69
KANTOREN IN NEDERLAND
III
Aan- en verkoop van effecten
Adviezen in zake belegging
Bewaarneming
W
VRLIESPÔSTEN.VOORKOMEND.SYSTEEM
BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN
Deze tild is rijk aan veran-
–
deringen Laat daarom Uw
onbetaald gebleven oude
posten inschrijven bij
DIENST IV VAN’ HET V.V.S.
VAN bER GRAAF & Co. N.V.
AMSTERDAM C.’ – AMSTELSTRAAT 14-18
De Naamlooze Vennootschap
Maandblad voor den Ondernemingsvorm en het
Bedrijfswezen in Nederland en Nederlandsch-lndië
Inhoud Februari-aflevering 1942
–
No. 11. Jrg. 20
Over Reserves; Agio en Emissiekosten
R. A. Dijker
Hervorming van het ontslagrecht 1, Mr. A. J. Haakman
Aftikel 41 b Wetboek van Koophandel
Mr. F. J. F. M. Duynstee
Fiscale gevolgen van stillegging van bedrijven
Mr. L. M. M. Nijst
Eenige opmerkingen over agio .. Mr. H. D. M. Knol
Eenige opmerkingen over agio
(met naschrift Mr. 0. B. W. de Kat) …… J
,
Touw
Is de directeur eener N.V. inderdaad arbeider?
(met naschrift C) ……..Mr. Th. W. F. Speetjens
Boekbespreking – Belastingen – Sociale Kroniek
Abonnementsprijs f
10.50
per jaar. – Losse afleveringen
f 1.-
Uitgave:
H.
v. d. Marck’s Uitgevers Maatschappij N.V. ROERMOND
POSTREKENING 61631
van
Egalisatiefondsen
en. Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
Nederland en de
Vereenigde Staten
door
Prof. Dr.
H. M. H.
A.
van der Valk
30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. fl.50)
Verkrijgbaar in den ‘Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
Laat Uw
JAARCANG
11
inbinden!
Stort f 0.75 op giro 5858 ten ncune’
van-H.A.M. Roelcmts, Schiedam
met vermelding: Band E.-S. B
1941 en U ontvangt, zoodra de
oplaag gereed is, franco per
post Uw band toegezonden.
Bij franco opzending van Uw
jaargang aan
II. A. M. ROELANTS
SCHIEDAM
onder gelijktijdige storting van
f 2.40 op giro 5858, ontvangt U,
zoodra de banden gereed zijn,
Uyw Jaurgang keurig gebonden
franco huis terug.
(Uitvoering van den band linnen
rug, verder stevig beplakt bord)
t.
11 MAART 1942′
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
csche
erichten
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
–
27E JAARGANG
WOENSDAG 11 MAART 1942
No. 1364
HOOFDREDACTEUR:
M. F. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
H. W.
Lambers (Zwartewaal).
Redactie en adminisirate: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W
Aan geteekende stukken: Bijkanioor Ruigepiaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Abonnements prijs
–
QOOT het weekblad, waarin
tijdelijk
is •op genomen het Economisch-Statistisch Maandbencht,
franco p. p. in Nederl’and / 20.85e per jaar. Buitenland en
koloniën / 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nunln?er ingaan en slechts worden beëindigd per ulti,no Qan
ellc kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden oan het Nederlandsch Economisch Instituut onwan gen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de ‘erdere
publicaties. Adreswijzigin gen op te ge’en aan de adzinistratie.
Ad’ertenties 900rpagina / 0.50 per regel. Andere pagina’s
/ 0.40 per regel. Plaatsin
g
bij abonnement Qolgens tarief.
INHOUD:
Blz.
Problemen der Wst-Europeesche – zeevisscherij door
A. G. U. Hildebrandt ……………………
104
D’e economische positie van Brazilië door
F. de Roos 108
A a n t e e k e n i n ge n.
Zwitsersche verkeersproblemen in den huidigen
oorlog
………………………………111
Ontvangen
boeken
………………..
–
112
Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch
g e b i e d
……………………113
M a a n d c ij f er s.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen . . . . 113
Statistieken.
Wisselkoersen – Bankstaten …………….114
GELD- EN KAPITAALMARKT.
– –
Op de
geldnzarkt
blijft de schaarschte aan materiaal aan-
houden, een schaarschte, die de tendens heeft, en moet
houden, om in verhouding tot de beschikbare middelen voortdurend toe te nemen. De afgifte van nieuw papier
door de Schatkist geschiedt slechts hij intervallen en
dan nog mondjesmaat, zoodat een steeds ruimere kring
van geldgevers met een overschot aanmiddelen komt
te – zitten. Het is dus begrijpelijk, dat men omziet naar
andere uitzettingen op korten térmijn dan schatkist-
papier, maar de objecten, die daarvoor -in aanmerking
komen, zijn eveneens schaarsch. 1
–
let aantal kortloopende obligatieleeningen (vooral dateerende uit den tijd van de
,,uitholling” der geëmitteerde gemeente- en provincie-
leeningen) is niet groot.
Op de
obligatiemarkt
houdt de vaste stemming aan
Weliswaar is het hoogste niveau niet geheel behouden,
maar de vraag blijft toch overwegend. De nieuwe leening
staat nu rond 1+ pCt. boven den koers van tiitgifte, en
het aanbod van de zijde van ondernemingen, die destijds
moesten inschrijven om niet het risico te loopen van
een aanslag in de gedwongen leening, doch die op den
duur deze belegging niet wenschen aan te houden, wordt
door de vraag vlot opgenomen. Zoo langzamerhand kan
men nu wel stellen, dat deze leening ,,verteerd” is, het-
geen dus aanleiding zou kunnen zijn om de mogelijkheid
onder het oog te zien om een nieuwe consolidatie-operatie
tot stand te brengen. Het algemeene koerspeil der obli-gatiën is thans noemenswaard hooger dan ten tijde van
de aankondiging der uitgifte van de
3*
pCt.-leening 1941.
Een duidelijk bewijs voor de gunstige beoordeeling van
het- opnemingsvermogen – zoo niet kwantitatief dan toch wat rendementspeil betreft – van de markt is de
aankondiging der uitgifte van een
3*
pCt.-leening der
gemeente Haarlem tot een bedrag van f 2* millioen tegen
den parikoers. In verhouding tot den huidigen koers
der
3*
pCt.-staatsleening-1941 moge die emissieprijs wat
hoog schijnen, wanneer men echter de beurskoersen der
gemeente- en provincieleeningen, alsmede die
–
der
pandbrieven, in aanmerking neemt, dan kan men con-
stateeren, dat deze leening zeker ,,in de markt” ligt.
Meer en meer begint men ernstig rekening te houden met
de mogelijkheid van conversie der 4 pCt.-staatsleening
vôôr of gelijk met een nieuwe consolidatie-operatie.
De
aandeelenmarkt
vertoonde vooi Hollandsche fond.
sen over het algemeen een vaste stemming, hoewel tij-
delijke reacties in de hoofdfondsen niet geheel uitbleven.
De Indische markt was in het begin van de week zeer
flauw, om zich daarna te herstellen, terwijl op Vrijdag,
ondanks zeer omvangrijk aanbod, de koersen nog verder
in herstel kwamen. Op den laatsten dag der week brak
zich een ware haussestemming baan, die het niveau ge-
middeld minstens 10 pCt. (reëel) hooger bracht dan aan
het begin van de week, en voor verscheidene fondsen
tot 30 pCt. en meer. Die koersstijging was deels toe te
schrijven aan baissedekkingen, doch het lijkt niet waar-
chijnlijk, dat dit de eenige reden was. Voor de zeer groote
fluctuaties, die onze aandeelenmarkt in de laatstè weken
heeft geregistreerd, szijn de motieven veelal moeilijk aan-
wijsbaar.
104
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Maart’1942
PROBLEMEN DER WEST-EUROPEESCHE
ZEEVISSCHERIJ.
In een voorgaand artikel
1)
is een overzicht gegeven, van
de vischvoorziening van West- en Midden-Europa in het
a]gemeen,waarbij in het bijzonder aandacht is geschonken
aande overbevissching der Noordzee en de maatregelen,
welke daartegen kunnen en dienen te worden getroffen.
In het thans volgende artikel zullen een aantal andere,
met de visscherij samenhangende, vraagstukken worden
behandeld.
De economische beicehenis pan de vischgronden. poor de aan-
poerlanden.
Uit de gegevens, welke wij als tabel III in ons vorige
artikel opnamen, blijkt, dat versche zeevisch op alle visch-
gronden wordt gevangen, doch dat haring vrijwel uitslui-
tend op de Noordzee en de daaraan gren±ende gronden
bij IJsland en de Noorsche kust wordt gevischt. Daarnaast
onderscheidt haring zich ook door het hooge .vetgehalte en de houdbaarheid van de overige zeevisch.
4:
Om deze redenen is het gewenscht de haringvischerij
en de visscherij op versche zeevisch elk afionderlijk t be-
spreken. –
a.
De haringvisscherij.
Tabel 1 geeft een overzicht van den aanvoer van haring,
gesplitst naar de verschillende aanvoerlanden en de visch-
gronden.
1.
Zooals reeds werd geconstateerd, valt onmiddellijk de
beslissende beteekenis op van de Noordzee als haringvisch-
grond. Daarnaast blijken dan nog de, aan de Noordzee
grenzende haringgronden bij IJsland en de Noorsche kust
van groot belang te zijn.
Voorts valt de vooraanstaande plaats van
Noorwegen
als aanvoerland van -haring in het oog: ongeveer 1/3 van
de totale haringvangst wordt in Noorwegen aangevoerd.
Dit is geheel te verklaren uit de zeer gunstige ligging
van Noorwegen ten opzichte van den vischgrond. Imners de haring wordt er zeer dicht onder de kust gevangen..
DeNoorsche haringvisscherij. is echter geheel afhanke-
lijk van dén uitvoer;- waarbij, ten opzichte van de afzet-
gebieden, de ligging van Noorwegen ongunstig is. De on-
gunstige ligging ten opzichte van de afzetgebieden 1oet
zich evenzeerevoelen in
Ijsland,
hetwelk eveneens een
niet onbelangrijken aanvoer van haring heeft. – –
Engeland
is, evenals Noorwegen, zeer
–
gunstig gelegen
ten opzichte van den .vischgrond, doch heeft, tengevolge
van, de groote bevolking, betere binnenlandsche afzetmoge-
lijkheden, ofschoon de haringuitvoer ook voor Engeland
van beteekenis is. – –
‘) Zie A.G.U. Hildebrandt: ,De v.ischvöorziening vkn’Vest-
en Midden-Europa” in ,,Economisch-Statlstishe Bërichten” van
25 Februari 1942..
Duitschiand
is altijd een belangrijke verbruiker van
haring geweest, waarvoor een aanzienlijke invoer noodig
was. De laatste decennia is Duitschiand echter in toene-
mende mate zelf in eigen behoefte aan haring gaan voor-
zien, waarvoor de Duitsche Noordzeehavens gunstig zijn
gelegen. De Duitsche reeders hebben zich, meer dan eenig
ander land, toegelegd op het
trawlen van haring,
hetgeen
heeft geleid tot overvloedige vangsten en lage productie-
kosten.
Nederland
neemt reeds vele eeuwen aan de haringvis-scherij en den export van haring deel. In dit verband valt
ons onmiddellijk de bescheiden plaats op, welke de Neder-
landsche haringvisscherij thans inneemt ten.opzichte van
den totalen West-Europeeschen haHngaanvoer. De oorzaak
hiervan moet voornamelijk worden gezocht in de economi-
sche veroudering van de haringvloot. Hierop wijst in het
bijzonder de hooge gemiddelde ouderdom der haring-
visschersvaartuigen, welke . per ultimo 1989- ongeveer
26 jaar bedroeg!
– Wel levérde Nederland een zeer goed kwaiiteitsproduct,
doch de productiekosten lagen te hoog tengevolge van
de veroudering. –
Dit laatste, de intei’nationale handelsbelemmeringen en
de onvoldoende bewerking van de binnenlandsche markt,
hebben geleid tot de aanzienlijke vermindering van de
werkgelegenheid in de haringvisscherij, welke wij in een
vorig artikel reeds constateerden
2)
.
–
b.
De visseherij op versche zeepisch.
–
Tabel II geeft een overzicht van den aanvoer van ver-
sche zeevisch der verschillende landen. – Hierbij valt onmiddellijk in het oog, dat ruim één-derde
deel van den totaleri West-Europeeschen aanvoer, door
GrootB”ivannië
werd aanevqerd.
Dit is te verklaren uit het hooge’vichverbruik. der
Engelsche bevolking: de jbarlijksche aanvoeran vô?r
den öorlog, ongeveer 900millioen, kilraii, vas vrijwel
geheel voor binnenWndsch verbruik hestemd. Bövëndien blijkt, dat dé Britsche iee’isschèrij âlle belangrijke’visch-
gronden, exploiteerde, en ,dat de verafgelegen vischgronden
– bijna 70 pCt. van den’totalen BFitscher’i anvoer levérden.
.Voor
Noorwegen
is de zeevisscherij, zoowel de aanvoer
van haring als van versche zéevisch, een bron van natio-hale welvaart. Tengeblge van dé geringe bevolking is de
– .Noorsôh.e visscherij echter, zooals boven reeds werd opge-
-merkt, vooi 90 pCt. afhankelijk van den uitvoer.
De ongunstige ligging ten opzichte van de verafgelegen
afzetgebieden was echter oprzaak, dat een aanzienlijk deel
-yah de visch in gèdioogden of gezouten toestand moest
worden üitgevoerd, waérdoor de voedingswaarde geringer.
) Zie A. & U. J-Iildebranclt: .,,De economische beteekenis van
de Nederlandsche zeevissdherij” in ,Economisch-Statistische Be-
richten” van 8 October 1941.
TABEL 1.
– Aanç’oer van haring in
1937
in millioenen kg’). –
–
–
txo
0
ID.
.
,s
bo
0
lu
0
–
249,6
257,9
251,8
48,9
1-17,6
40,4
6,6
5,8 6,9
985,5
62
–
–
“,
–
12;1
–
–
……
‘
–
30;3
–
7,7
2-1,3
71,4
5
–
Noordzee
…
…………….
36,4
12,7
.
.
0,1
49,2
–
–
3
Ijsland. en
Faroer
……..
–
6,1
24,3
196,1
2,0 5,9
234,4
15
Noorsche:-knst en Lofodden.
– 246,1
.
246,1
15
Oostzec
::-.-…………….
Barentszee
0,4
.
–
0,4
lersche
Zee
……………..
Spitsbergen en Bereneiland.
.
New-Foundland
.
Golf van Biscaye
0,1
.
–
–
–
0,1
–
Portugeesclic
kust
.
–
Overige gronden
–
3,0
,–
‘
3,0
Totaal
………
…
…..
.-
292,11
528,7 263,9
196,1
I.
64,7
117,6
72,7
14,3
5,9
34,1
1.590,1
100
Percentage-
van -het
totaal
19
Iaa
17I
12
i-4.i
–
H7
5
t
1-
2
100
‘) De gegevens der tabellen zijn ontleend aan diverse jaarverslagen.
–
1,1 Maart 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
105
werd, en de opbrengst dienovereenko’mstig verminderde.
Mede daardoor kwam de Noorsche visscherij in het afge-
-loopen decennium in ernstige moeilijkheden, toen in de
invoerlanden een eigen zeevisscherij werd opgebouwd met
de modernste hulpmiddelen.
In het bijzonder Duitschiand
heeft na den vorigen oorlog,
en na 1930 in versneld tempo, een zeer moderne visschers-
vloot opgebouwd ter voorziening in de eigen behoefte.
De invoer van zeevisch in Duitschiand nam daardoor
snel af, hetgeen de Noorsche en ook de’Nederlandsche zee-
visscherij, welke bij de moderne ontwikkeling achterbleven,
na 1930 in ernstige moeilijkheden bracht.
Voor Duitschiand is in nog sterkere mate dan voor En-
geland de aanvoer van Noordzeevisch van geringe. betee-
kenis geworden, terwijl de aanvoer van verre vischgronden
van doorslaggevend belang werd.
Van de overige aanvoerlanden valt de relatieve onbe-
langrijkheid van
Nederland
op, zoowel ten opzichte van den
aanvoer, welke betrekkelijk gering is, als ten opzichte van
het feit, dat uitsluitend- de Noordzee wordt bevischt.
(Slechts bij wijze van proef werden in 1937 en ’38 enkele reizen naar de Barentszee gemaakt).
Het economisch karakter der
Noordzee
Qisscherij
en der verre
o isscherij.
Uit tabel II blijkt, dat ongeveer 60 pCt. van den totalen
West-Europeeschen aanvoer van versche zeevisch afkom-
stig is van de verre vischgronden en slechts 20 pCt. van
de Noordzee. Voorts toonden wij in ons vorige artikel
aan, dat bijna de helft van den totalen.West-Europeeschen
aanvoer van versche .zeevisch bestond uit kabeljauw.
Daarentegen bestond de Noordzeevangst van de Neder-
landsche visscherij slechts yoor 6 pCt. uit kabeljauw.
Teneinde het verschil in econoniisch karâkter ,tusschen de Noordzee- en de verre visscherij te bepalen, is in tabel
111 een overzicht gegeven van den aanvoer en de gemiddel-
de grob’handelsprijzeli’ per kilogram voor kabeljauw en.
sclielvisdi der verschilliid 4iscligronden, gerangschikt.
naar afnemende’
g!roottê
en aangevoerd in Duitschland
in 1937.
Uit dit overzicht blijkt velduidelijk, dat het prijspeil
van de Noordieevisch aanzienlijk höoger ligt dan het
prijsniveau van de visch der verafgelegert vischgronden.
Voorts zijn in de Noordzeevangsten de dure platvisch-
soorten van belangrijke beteekenis, terwijl V6or de verre
visscherij de platvisch geen noemenswaardige beteekenis
heeft.
1-let typisch economisch verschil tusschen de Noordzee-
visscherij en de verre visscherij is dus (de haringvisscherij
buiten bechouwing gelaten), dat de
Noordzee
een
dure
luxe-oisch voorthrengt, terwijl de
oerie oisscherj
ingroote
hoeveelheid een zeer goedkoope
oolksoisch
levert.
–
Tabel III
•
toont eveneens duidelijk, dat voor de massale
voorziening in de behoefte van het Duitsche volk de Noord-
zeevisscherij van geen beteekenis was, doch dat, men
TABEL II.
Aanooer oan oersche zeeoisch (excl.
TABEL III..,-
‘.
,
.
Hoe oeelheid en gemiddelde prijs in
Reichspfennige oan scheloisch en kabeljauw van oe,’schillende oischgronden, in
1937
in Duitschland aangeooerd.
Noordzee
IJsland
Lofodden
Barcntszee
.9 .9
so
50
1)
:
0
2
Kabeljauw 1
11.019
34
23.177 13
1
7.768
~
16
1
32.986
1
11
II
187 27
5.168 15 10.721 14 15.054 13
III
318 16
924 13
8.581 12
851 12
Totaal ………1.524
29.269
27.070
48.891
In
procenten ….
1,4
27,4
25,3
45,9
Sch’elvisch 18 56
1.919 38
1.412 32
3.386 17
II
10 54
1.587 29
4.696 30
1.023 13
III
1
40 41
608 24
4.216 21
1.774 12
IV
111 35
173 22
1.726
–
18
250
13
V
911 22
4 22
.16 23
4 17
Totaal
……….1.080
4.291
12.066
12.637
In
procenten
. . . .
3,6
14,4
1
40,4
41,6
darvoor’was aangewezen op de verafgelegen vischgronden. Bovendien blijkt niet minder duidelijk, dat de Noordzee-
vangst van schelvisch uitsluitend uit kleine exemplaren
bestond en de aanvoer van de verre vischgronden uit groote
exemplaren, hetgeen de overbevissching van de Noordzee
nog eens illustreert.
De toekomst oan de West-Europeesche zeeoisscherij.
De vischvoorziening van West- en Midden-Europa is
afhankelijk van den aanvoer der. West- Europ eesche zee-
visscherij.
Deze aanvoer heeft zich, naarmate de versche zeevisch
over grooteren ‘afstand kon worden vervoerd, in enkele
belangrijke aanvoerhavens geconcenti’eerd. De bijgaande
kaart geeft van de aanvoerhavens en de vischgronden
èen overzicht.
De toepassing van de sneivriesmethode
)
en de daar-
voor noodzakelijke vrieskètting zullen het echter in de
toekomst mogelijk maken, de visch in beteren toestand
en aanzienlijk dieper in het continent te distribueeren dan
voorheen mogelijk was.
Het is dan ook te verwachten, dat de concentratie van
den aanvoer zich ten opzidhte vaii de continentale visch-
voorziening nog zal voortzetten.
In het bijzonder Wesermünde en Ijmuiden liggen, ten-
gevolge van
de goede spoor-,
land- en watei’wegen, zè’er
gunstig,
ten
aanzien van Midden-Europeesche afzetge-
bieden.
In de toekomst zullen derhalve ongeveer 400 millioen
verbruikers van visch moeten worden voorzien.
Laat men Engeland buiten beschouwing, dan bedroeg
‘) Alen
zie de
artikelen over dit onderwerp
–
van de hand van
Mr. H. J. Onnes over de ,,Snelvriesconservenindustrie” in ,,Eco-
nornisch-Statistische Berichten” van 14 en 21 Mei en 25 Juni 1941.
haring) in
1937
in millioenen kg.
‘1)
0
–
–
‘0
Cd
W
1)
0
–
.
0
I
d
50
–
‘
500
0
5
L
.
197,6
53,7
46,4
47,8 67,8 34,6 51,6 14,0
0,1
513,6
.20
Noordiee
……………..
Oostzee
395
–
–
11,7 18,2 19,0 88,4
3
lersche
Zee
…..
.
……..
129,3
50,5
8,2 188,0
.
7
251,4
1.5
103,9
139,8
12,6
.
1,3
4,1
514,6
20
Noortche kust en Loîodden
33,8
338,9
107,4
480,1
19
103,3
104,1
44,6
0,6
0,2
3,5
256,3
–
10
Spitsbergen en Bereneiland
113,7
..
6,1
23,9
143,7
6
IJsland
en
Faroer
………
Nev-Foundland
…… ….
26,8
2,2
0,1
53,4
6,5
0,1
6,1
95,2
4
Barentszee
…………..
..
Golf van
Biscaye
…….
–
63,3
2,9
66,2
2
Portugeesche
kust
.
–
–
158,8
158,8
6
Overige
gronden
………..
26,7
‘
?,0
20,6
.27,1
–
77,4
3
Totaal
……………….
882,6
506,5
368,8 139,8
248,8
192,4 68,0
–
46,3
71,2
29,2
1
28,7
2.582,3
1
100
Percentage van het totaal.’.
34
1
20
14
5
1
-to
1
7
3
2
3
1
1
1
1
100
106
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Maart 1942
het verbruik van zeevisch der West- en Midden-Europee-
sche bevolking in de jaren vôôr 1940 gemiddeld ongeveer
3 milliard kilogram haring en versche zeevisch per jaar,
hetg’een ongeveer 7 kg per hoofd is.
Neemt men aan, dat met een doelmatig distributie-
apparaat het verbruik per hoofd op betrekkelijk korten
termijn is te brengen op ongeveer 15 kg, hetgeen slechts weinig meer is dan het’geringe verbruik in Nederland en
aanzienlijk minder dan het verbruik in Engeland, dan kan
het totale verbruik worden opgevoerd tot ongeveer 6
milliard kilogram per jaar, met inbegrip van den Engel-
schen aanvoer tot ongeveer 7 milliard kilogram per jaar,
met een waarde van ruim 800 millioen gulden, bij een prijs-
peil als in 1938 bestond.
Men kan zich afvragen, in hoeverre de vischgronden
in staat zullen zijn aan een dergelijke; voorloopig hypothe-
tische, stijging te voldoen.
Ten aanzien van de haring bieden de Noordzee en de
daaraan grenzende gebieden bij Ijsland en de Noorsche
kust nog aanzienlijke mogelijkheden. Doch indien ook
ten opzichte van de Noordzeeharing overbevissching zou
dreigen, dan bestaat de mogelijkheid, de haringgronden
in het Westelijk deel van den Atlantischen Oceaan te gaan
exploiteeren.
De aanvoer van versche zeevisch, in het bijzonder van
goedkoope volksvisch, kan nog belangrijk worden ver-
groot door intensieve bevissching van de verre vischgron-
den, welke thans slechts ten deele worden geëxploiteerd,
en voorts van de gronden bij Marokko en in den Weste-
lijken Atlantichen Oceaan. –
Aan dd productie-zijde zijn dus,
mits met het mode,’nste
rnate,’iaal wordt gewerkt,
geen onoverkomelijke moeilijk-
heden te verwachten. Van meer belang zullen dan ook de
afzetproblemen zijn, temeer omdat in ht algemeen aan
de marktanalyse te weinig aandacht wordt besteed.
Het visscherijprobleem was dan ook in de afgeloopen
jaren en zal ook in de toekomst blijven: een
a/zetprobleem.
4*
*
Na bovenstaande beschoi.iwingen over de West-Europee-
sche zeevisscherij, haar moeilijkheden en mogelijkheden,.
wordt thans de aandacht gevraagd voor de plaats, welke
Nederland in het geheel d’er West- en Midden-Europeesche
vischvoorziening kan innemen.
De positie ç’an Nederland als Qisscherij!nogendheid.
Ten opzichte van de vischgronden is Nederland zeer
gunstig gelegen. De visseherij is een der bedrijfstakken ge-veest, welke voor de welvaart in de 17de eeuw den grond-
slag legde. Dientengevolge trekt het wel zeer onze aan-
dacht, dat Nederland ten aanzien van de haringvisscherij
slechts een bescheiden plaats inneemt in het geheel der
‘Vest-Europeesche zeevisscherij en ten opzichte van de
visscherij op versche zeevisch zelfs zeer onbelangrijk blijkt
te zijn. Op de oorzaak hiervan zal, zij het zeer in het kort,
nader worden ingegaan.
De Nederlandsche
h’a’ingoisscherj
werd gedurende den
vorigen oorlog, dank zij de lucratieve afzetmogelijkheden,
aanzienlijk uitgebreid.
De mede hierdoor ontstane na-oorlogsproblemen, in
wezen afzetproblemen, heeft men echter niet weten op
te lossen.
Dientengevolge kwam de Nederlandsche haringvisscherij
in een ongunstige situatie te verkeeren, en werd zij tot
ongeveer 1929 met zeilvaartuigen uitgeoefend.
Eerst in de haussejaren van 1928 en 1929 werd de reeder
kapitaaikrachtig genoeg om zijn zeilvaartuigen van een,
motor te voorzien. De haringvïsscheisvloot kwam daar-
door duste bestaan uit, van een motor voorziene, ver-
bouwde, zeilvaartuigen.
Nieuwbouw had in beperkte mate plaats en leidde slechts
in ‘enkele gevallen tot de ontwikkeling van een iets mo-
derner type vaartuig. De bezwaren, voortvloeiend uit dit
verouderde productie-apparaat, werden nog verzwaard
door het ontbreken van een rationeel distributie-apparaat,
waardoor jarenlang een schijnbare overproductie ontstond.
Het zal den lezer echter duidelijk zijn, dat de Nederland-
sche haringvisscherij, uit hoofde van haar zeer gunstige
geografische voordeelen, in het geheel der West-Europee-
sche zeevisscherij een eervolle plaats kan innemen, mits
de reeder beschikt over een modern productie-apparaat,
en de handel over een moderne afzet-organisatie. De Nederlandsche
trawlcisscherij,
welke den aanvoer
van versche zeevisch verzorgt, bevischt, zooals uit tabel
II blijkt, uitsluitend de Noordzee. Dit feit veFschaft
ns reeds dadelijk inzicht in den aard van de moeilijkheden,
waarin, zooals wij in een vorig artikel
4)
zagen, de Neder-
landsche trawlvisscherij verkeert.
i-Iierboven zagen wij immers, dat niet alleen de optimale
productiecapaciteit van de Noordzee te laag ligt om aan
een massale ,vraag naar visch te kunnen voldoen, doch
dat bovendien. de Noordzee uitsluitend dure visch
levert. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat het
vischverbruik in Nederland gering is, en de breede lagen
der bevolking, met name de minder koopkrachtigen, van
een regelmatig vischverbruik zijn uitgesloten.
Op dezen ongunstigen toestand van het vischverbruik
hier te lande wijst ook duidelijk onze berekening bij de
analyse van het vischverbruik in Nederland
5),
met name
voor een voedingsmiddel een te zeer gericht zijn van den
prijs op de hoogere inkomensklassen.
De Nederlandsche trwlvisscherij . werd daardoor een
zeer conjunctuurgevoelig bedrijf, hetgeen de jaren om-
streeks 1930 duidelijk illustreeren.
De Nederlandsche reeder zal dus ons inziens ‘allereerst
de Nederlandsche bevolking van goedkoope volksvisch
moeten voorzien.
Daarvoor is, het echter noodzakelijk – ,dat blijkt wel
afdoende uit onze voorafgaande béschouwingen over de
West-Europeesche zeevisscherij -, dat ook de Nederland-
sche reeder de verre vischgronden gaat exploiteeren en
vel doelbewust met het modernste materiaal. Bovendien
maken de toepassing van de snelvriesmethode en de zeer
gunstige geografische ligging van den aanvoerhaven
Ijmuiden ten opzichte van het Midden-Europeesche
afzetgebied (zie de kaart), het mogelijk, dat de Neder-
landsche zeevïsscherij in de vischvoorziening van Midden-
Europa onder die voorwaarden een belangrijke taak zou kunnen vinden!
Slot béschouwing.
Wij hebben in twee artikelen een beknopte uiteen-
zetting gegeven van de economische beteekenis der West-
Europeesche zeevisscherij, haar moeilijkheden en haar
mogelijkheden. / –
De overbevissching yan de Noordzee werd besproken, en zoodariige maatregelen werden bepleit, dat in de -toe-
komst de optimale productie kan ,vorden bereikt. Voorts
werd geconstateerd, dat de Noordzee slechts in de vraag
naar haring en dure kwaliteitsvisch kan voorzien. Wenscht
men echter de minder draagkrachtige gioepen van de be-
volking van West- en Midden-Europa van goedkoope visch
te voorzien, dan is het noodzakelijk de verre vischgronden
te exploiteeren. –
Wij zagen, dat Nederland vÔÔr den huidigen oorlog te
dien aanzien bij de andere aanvoerlanden i achtergeble-
ven. Indien evenwel met behulp van de snelvriesmethode
ook het achterland, Midden-Europa, van versche zeevisch
kan worden voorzien, zal-een verdêre concentratie van den
aanvoer in enkele groote havens zich voortzetten. Ten op-
zichte van dit nieuwe achterland zal dan-de Nederlandsche
) Zie A. G. U. Hildebrandt: ,,De economische beteekenis van
de Nederlandsche zeevisscherij”, in ,,Economisch-Statistische Be-
richten” van 8 October 1941.
‘) Zie A.
G.
U. I-Iildebrandt: ,,Analyse van het vischverbruik
in Nederland”, in ,,Econornisch-Sratistlsche Berichten’ van 8
ranuaji
1941.
11 Maart 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
107
20
°
10
0
0
0
10
0
30
0
40
0
5P/T
(N .A
o
ARE ‘T3ZEE
De
–
Q
70
0
0•’
S;
6
1
1:
• •
•
CAROEP
60
0
Elf
6
–
°
ZEE
F
WsEkM,E
?
50
0
•
VAN
IE
_
BJLEN
–
•
ANtÇFORT
MMNZ
30
0
–
NEURENRCq
0
____________
•
–
EGEN513
U
–
•
vNOEN
INZ
W&NEN
1
–
20°
•
–
100
(Teckening van den schrijver)
108
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Maart 1942
aanvoerhaven Ijmuiden, zoowel wat betreft de spoor- als
de waterweg-verbindingen, zeer gunstig blijken te liggen.
Uit dien hoofde kan dus ook de Nederlandsche zeevisscherij
in de toekomst een werkzaam aandeel krijgen in de voor-
ziening van de vraag naar goedkoope visch, niet alleen
van het eigen land, doch tevens van een groot deel van de
bevolking van het Europeesche Continent.
De voorziening van het Continent met versche zeevisch
werd mogelijk, doordat de snelvriesmethode, zoowel tech-
nisch als commercieel, het stadium heeft bereikt, dat zij nu
in de praktijk kan worden toegepast. Dit brengt met zich
den bouw van vrieshuizen, vrieswagens, vriesauto’s,
vriesrijnschepen enz. om
de noodzakelijke vriesketting tot
stand te brengen, welke ook voor den export van onze
tuinbouwproducten onontbeerlijk is. Dit betreft dus het
distributie-apparaat om het product tot den consument te
brengen.
Wij zullen echter hierop thans niet verder ingaan, doch
volstaan met er op te wijzen, dat dit van niet minder groot
belang is dan het productie-apparaat.
Wij hebben gezien, dat Nederland in de West-Europee-
sche zeevisscherij gedurende de laatste decennia slechts
een bescheiden rol spéelde. Het zal den lezer echter duide-
lijk zijn geworden, dat, gegeven de moderne techniek en
haar economische resultaten, er nog groote mogelijkheden
aanwezig zijn voor den opbouw van de Nederlandsche zee-
visscherij!
A. G. U. HILDEBRANDT.
DE ECONOMISCHE POSITIE VAN BRAZILIË.
De.. Zuid-Amerikaansche landen behooi’en tot de ge-
bieden, welke zich het langst buiten het huidige conflict
hebben weten te houden. l-Iaewel zij dus niet actief aan
den oorlog deelnamen, noch zich tot voor korten tijd in
staat van oorlog met eenig land bevonden, ondervondèn
zij- desniettegenstaande in hun economisch leven in be-
langi’ijke mate den invloed ,van den oorlog. Met name
door de biokkademaatregelen en het gebrek aan scheeps-
tonnage verloren zij het grootste deel vanhun Europee-
.sche afzetgebied, zoodat deze landen, exp
,
orteurs in liet
groot van grondstoffen, in ernstige moeilijkheden geraak-
ten. Weliswaar heeft het van de zijde der Te
r
ee
n
i
gd
e
Staten niet aan pogingen ontbroken, om deze moeilijk-
heden – op te lossen, en zoo de . Zuid-Amerikaansche
landen nauwer aan, zich te binden, maar deze pogin-
gen zijn voor een groot deel op niets uitgeloopen
1).
Een van de voornaafiiste redenen, waarom deze pogingen
schipbreuk-1eden, is gelegen in het feit, dat de Vereenigde
Staten en de landen van het Zuidelijk deel van het Ame-
rikaansche continent, wat hun economische structuui’
betreft, allesbehalve complementair zijn. –
Het -spreekt vanzelf, dat op een zoo algemeen gefor-
muleerden regel- wel eenige uitzonderingen bestaan Eén
van de belangrijkste wordt gevormd door Brazilië, zij
het ook slechts vooi enkele producten. Koffie immers,
het hoofdproduct van Brazilië, wordt in de Vereenigde
Staten niet geproduceerd, evenmin als cacao, terwijl
zij in verband met de oorlogsbehoeften ook èen groot
dcl’ der. Brailiansôhe mangaanproductie afnemen.
Met katoen, ook, eèn, belangrijk uitvoerproduct van ‘Bra-
ilië, staat het uit den aard der zaak eenigszins anders,
daar de Vereenigde Staten zelf de grootste katoenexpor-
teurs ter wereld zij ii’. .
En en ander veroorzaâkte in het begin van den oorlog
ook in Brazilië groote moeilijkheden, maar het laat zich
aanzien, dat dit land, zijliet ook, dat er t. a. v. de katoen,
belangrijke exportzorenzijn blijven bestaan, zich thans
in een betere positie bevindt dan de overige Zuid-Ame-
‘)
Men zie F. de Roos: ,De exportzorgen van Zuid-Amerlki”,
in ,,Economisch-Statlstische Berichten” van 22 October 4941.
rikaansche landen, omdat het zich met betrekking tot
zijn export beter dan bovengenoemde gebieden – wel-
licht met uitzondering
–
van Bolivia en Chili, die resp. tin
en ‘koper produceeren – op de Vereenigde Staten kon
oriënteeren.
?Tij zullen trachten door een nadere ontleding van de
samenstelling van den uitvoer van Brazilië een
–
beeld te
geven van de economische positie van dit land, terwijl
tenslotte aandacht zal worden besteed aan de industriali-
satiepogingen, welke in Brazilië worden ondernomen.
De ontnii/ciceling van den buitenlandschen handël sinds
1938.
Brazilië is, evenals de andére Zuid-Amerikaansch’e
landen, een debiteurenland. Groote leeningen zijn door
het buitenland in den loop der jaren aan dit land ver-
strekt, vooral voor den aanleg van spoorwegen en ter
financiering van de koffieverdedigingspolitiek. Het is
duidelijk, dat de rente en aflossing Van deze leeningen
betaald moeten worden ,uit het exportsaldo, zoodat een
vermindering van het uitvoersurplus, eventueel een invoer-
overschot, noodlottige gevolgen voor ‘de betalingsbalans
van Brazilië kan hebben. De regeering is er dan oôk
steeds op – bedacht om met handels- en deviezenpolitieke
maatregelen te trachten, het evenwicht in de betalings-balans te handhaven.
Beloop 9an den buitenlandschen handel van B,azilië i
millioenen inilreis
1)
–
Uitvoer
Invoer
Uitvoer-
overschot
1938 ……….6.097
5.197
900
1939 ……….5.616
–
4.984
632
.
1940 ……….4.967 —
4.964
3
1941 (Jan.-Juni)
3.086 ‘ –
2.364
‘ 722
‘)
,,Builclin mensuel (le renseigilemeats économiques eL,socia,lx”,
December 1941. 1milreis komt ongevber overeen niet /0to.
1″
Zooals uit bovenstaande, tabel blijkt, daalde de waarde
van
–
den uitvoer in 1939anziq
n
lijk, terwijl de invoer-
waarde veel minder sterk terugliep. In 1940 ,zette de
daling van de exporti’aarde-zich, versterkt, voort, terwijl
de i’vaarde van den invoer yrijwel op hetzelfde peil bleef.
Dit had tengevolge, dat er – na een, daling van het
export-saldo in-1939 met pjm. 30,pCt. —,in 1940 prdctisch
geen uitvoeroverschot was, zoodat de positie van de
betalingsbalans in het gedrang zou komen. In April
1940 werd eeh regeling getroffen met de houders van
Braziliaansche obligaties, waarbij de rentebetalingen
van de voornaamste – categorieën van obligaties met
50 pCt. werden verminderd; deze regeling zou gedurende
drie jaren van kracht zijn. .Bovendien werd de positie
van de betalingsbalans -aanmerkelijk verlicht door den
toevloed van liet internationale vluchtkapitaal, waarvan
Brazilië ook een deel kreeg. liet eersteJaalfjaar van 1941
liet zich veel gunstiger aanzien, want toen werd reeds
een uitvoeroverschot bereikt van- 722 miljoen milreis.
Zooals uit bovenstaande tabel blijkt, is deze gunstige
ontwikkeling geheel te danken aan een toeneming van
de uitvoerwaarde. Twee factoren hebben’ hierbij een, rol
van beteekenis gespeeld, nl. de gestegen prijzen en de
toegenomen uitgevoerde hoeveelheid der belangrijkste
producten, maar-voor een exacte bepaling van hun rela-
tieve beteekenis staan ons niet voldoende gegevens ter
beschikking. -.
Koffie.
‘Zôoals bekend, worstelt Brazilië al jaren met het koffie-
probleem; het schijnt, dat de wereldpioductie -van koffie
duurzaam veel -grooter is dan de wereldconsumptie.
Koffie was het eerste product, waarbij valorisaties op
groote schaal werden toegepast – reeds in 1906/07 -,
en in de daarôp volgende jaren heeft de Braziliaansche
regeering nog zeer vaak moeten, ingrijpen om de prijzen
ii Maart 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
109
op een eenigszins behoorlijk niveau te kunnen hand-
haven. Aangezien Brazilië een zeer groot deel van den
werelduitvoer van koffie voortbracht (in de jaren 1909/’13
gemiddeld 73 pCt.
2),
waren de andere koffieproducenten,
niet te bewegen om aan de restrictieplannen mede te
werken, daar Brazilië ook zonder hun deelneming ze toch
moest uitvoeren, omdat de geheele economische positie
van het land feitelijk afhing van de koffieprijzen, en een
restrictie, die alleen in Brazilië plaats vond, wegens de,
grootte van dezen producent, toch een merkbaren invloed
op de koffieprijzen had. De overige koffieproducenten
wisten nu: door tegen lagere prijzen-dan Brazilië te ver-
koopen, in den ioop van den tijd hun aandeel in den wereld-
koffie-export ten koste van Brazilië te vergrooten, zoodat
bijv. het aandeel van Columbia in den wereldkoffie-
export van 4.6 pCt. in de jaren 1909/’13 voort-
du’end toenam tot 13 pCt. ‘)in 1938, terwijl hetaandeel
van Brazilië in laatstgenoemd jaar reed’s was gedaald
tot 56 pCt. Men kon er in Brazilië dan ook niet in slagen
alle voor export beschikbare koffie uit te voeren, zoodat
in de laatste jaren steeds de bekende koffievernietigingen
plaats moesten vinden.
•
Productie
Export
Vernietiging
in millio enen balen (van 60 kg)
1935 ……….19
15
1,7
1936 ………..26
14
3,7.
1937 ……….24
12
17.0
1938 ……….23
17
8.0
1939 ………..22
16
3.5
1940 ……….21
12
2.8
1941 ……….13′)
11,05
1
)
‘) Volgens recente schatting.
Uit bovenstaande tabe1
3
) blijkt, dat in de jaren 1935-1940
de productie steeds den export van koffie overtrof. De
koffievernietigingen’, slreken in dit opzicht duidelijke taal, terwijl tevens nog belangrijke voorraden werden
aangehouden, zoodat bijv. in 1937 ruim 5 millioen balen
koffie meer werden vrnietigd dan het .verschil tusschen
productie en export bdroeg. Door het wegvallen van de Europeesche kffiemarkt daalde de export in 1940 t.o.v.
1939 met 25 pCt., en in 1941 zette de daling.zich nog iets
voort. De Vereenigde Staten, welke de belangrijkste afne-
mers van de Zuid-Amerikaansche koffie zij n,.trachtten aan
de moeilijkheden, waarin deze landen waren geraakt, tege-
moet te komen door met veertien Zuid-Amerikaansche Staten op 1 October 1940 een overeenkomst te sluiten,
waarbij basis-quota werden vastgesteld voor den uitvoer
van koffie. Deze overeenkomst had betrekking zoowel
op den uitvoer naar de U.S.A. als naar andere landen.
De quota werden per 1 October .1941 van 100 pCt.
op 110 pCt. gebracht, zoodat Brazilië van 1 October 1941
tot 30 September 1942 ruim 10 millioen balen koffie
in de U.S.A. mag invoeren, en ruim 8.5 millioen balen
naar andere landen mag exporteeren. Van dit laatste zal,
zoolang als de oorlog duurt, wel niet veel terecht kunnen
komen, maar het feit, dat Brazilië bijna 1 millioen balen
koffie meer naar de Vereenigde Staten mag exporteeren
dan in 1940/’41, is wel van belang, mede in .verband
met den geringen oogst van het afgeloopen jaar. Des-
niettegenstaande zit men in Brazilië nog met ‘gr
oote
koffievoorraden uit vorige jaren, en men heeft naarstig
gezocht naar een mogelijkheid om de koffie voor in-
dustrieele doeleinden te kunnen gebruiken. Men meent
deze thans gevonden te hebben in de vervaardiging van
het zgn. ,,cafeliet”, dat gebruikt zal kunnen worden bij
de electro- en radio-industrie. Of het veel succes zal
hebben, mag worden betwijfeld, gezien de zeer vele po-
gingen, welke reeds zonder groot welslagen in die richting
zijn ondernomen.
‘) ,,De Invloed van de Braziliaansche koffieverdedigingspolitiek op de koffie-importen der ho’ofdconsumptielanden” door Dr. Rosa
Philips.
-,
) ,,Annuaire international de statistique agricole”, 194OP41.
In Brazilië zelf schijnt men ook niet zulke bijster hooge
verwachtingen voor de toekomst van de koffiecultuur
te koesteren, want men gaat er in de laatste jaren steeds
meer toe over, katoen in plaats van koffie te verbouwen.
Katoen.
De Braziliaansche katoei wordt val. geteeld in den
Staat Sao Paulo, en neemt in den export een belangrijke
plaats in. De laatste jaren steeg het aandeel voortdurend,
zoodat het vlak voor het uitbreken van den oorlog reeds
20 pCt. van de totale exportwaarde uitmaakte. (Ter ver-
gelijking diene, dat de koffie-export toen ruim 40 pCt.
van de totale uitvoerwaarde bedroeg). Het land werd
daardoor minder afhankelijk van den koffie-uitvoer,
wat, zooals uit het voorafgaande blijkt, voor Brazilië
van buitengewoon groot belang is. In onderstaande tabel
volgt een overzicht van de productie en export van katoen
in de jaren 1935-1940
4).
Voortbrenging
Uitvoer
in 1000 ‘tonnen
1935
. . . .
381 139
1936
….
396 200
1937
….
450
236
1938
.. . .
431
269
1939
….
464
324
1940
….
547 224
Uit deze cijfers blijkt, dat de productie voortdurend
toenam in de laatste zes jaien, en dat ook de uitvoer
zich dienovereenkomstig ontwikkelde, met uitzondering van
het jaar 1940, toen als gevolg van den oorlog de uitvoer
naar Europa grootendeels wegviel. De Braziliaansche
regeering verleende aan de in moeilijkheden geraakte
katoenverbouwers- voorschotten, of kocht katoen op
tegen vastgestelde prijzen.
Veel katodn werd geëxporteerd naar Canada, Japan en
China, terwijl de overige Zuid-Amerikaansche landen ook
wel Braziliaansche katoen invoerden. .Canada nam in
het eerste halfjaar van 1941 ruim 38.000 ton ‘ruwe katoen
af
5).
Brazilië kon in Canada concurreeren m’et de Noord-
Amerikaansche -katoen door den lageren kostprijs, waar-
voor men dit product kon verbouwen. De Noord-Amerikaan-
sche katoenverbouwers oefenden daarom druk uit op de re-
geering, welke hiervoor ‘bezweek en in den loop van 1941
den uitvoer – van Noord-Amerikaanséhe katoen naar
Canada ging subsidieéren. Welken invloed dit- heeft
gehad op den Biaziliaanschen katoenuitvoer is niet bekend.
Japan en China waren ook goede afnemers van de Bra-
ziliaansche katoen; in de eerste vijf maandn van 1941
ging rüim 61.000’ton naar Oost-Azië, tegén slêchts 31.000
to’n in de overeenkomstige periode van 1940; .Door het
intreden van den oorlogstoestand in den Stillen Oceaah
is evenwel aan dezen afzet een einde gekomen. Vermoedelijk
neemt Brazilië nog wel een belangrijke positie ol3 de
Canadeesche markt in, zoodat men waarschijnlijk wel allè
krachten in het werk zal stellen om zijn poitié op dele
markt te behouden, eventueel nog uit te breidên.
Cacao.
Ongeveer een vijfde deel van de wereldproductie aan
cacao wordt in Brazilië voortgebracht. Het belangrijkste
productiegebied van cacao wordt aan de Goudkust g.
vonden; daarna komt, Brazilië, terwijl Ecuador eveneens
cacao produceeit. / .
In de tabel bovenaan bhz. 110 vindt meii deoor ons doel
belangrijkste gegevens met betrekking tot de cacao.
Brazilië voerde dus-practisch zijn geheele productie uit.
Waarschijnlijk behoeft men zich t. a. v! den afzet ook
geen zorgen te maken, daar de Vereenigde Staten’ veel
meer behoeven dan de geheele Braziliaansche productie
‘)
,,Annuaire international de statistique agricole”, 490/’41.
‘) ,,Der deutsche. Volkswirt”, 7 Nov. ’41.
–
77
–
110
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Maart 1942
Wereld-
Productie v. Uitvoer v.
Invoer
productie
1
)
Brazili6
1
)
Brazili6
2
)
USA.
2
)
–
(in tonnen)
1937
……647.000
104.000
105.110.
280.800
1938
……704.000
128.000
127.890
205.500
1939
…….726.000
132.000
132.150
301.000
–
1940
?
?
106.800 330.6b0
‘) ,,Annuaire inteinalional de siatistique agricole”,
1940/’41.
2)
,,Frankfurter Zeitung”,
19
Februari
1941.
bedraagt, en het tonnage-tekort hen wel zal nopen, de
cacao van de dichtstbijgelegen gebieden te betrekken.
Weliswaar maakte de uitvoer van cacao in de jaren, voor-
afgaande aan dcii oorlog, slechts ongeveer 6 pCt. van de
total uitvoerwaarde van Brazilië uit, maar het is voor
de economische positie van het land als geheel, en voor de
cacaoproducenten in het bijzonder, niet van belang ont-
bloot, dat de afzet van dit product vermoedelijk ver-
zekerd is.
Alvorens het overzicht van den uitvoer der agrarische
producten te beëindigen, merken wij veiligheidshalve op,
dat de export van
tabak
– als kwaliteitsprocluct zeer
bekend – voor Brazilië van weinig beteekenis is; in de
jaren voorafgaande aan den oorlog maakte de uitvoer
van dit artikel slechts pl.m. 1,5 pCt van de totale uit-
voerwaarde uit.
Man gaan.
–
De grootste producenten van mangaan zijn Britsch-
Indië, de Goudkust, Cuba, de Sowjet-Unie en Brazilië.
Het vordt gebruikt bij de fabricage van staal, zoodat de
behoefte aan inangaan varieert met de staalproductie.
Het is dan ook één van de zgn. strategische materialen in
de Vereenigde Staten. In 1940 voerden de Tereenigde
Staten ongeveer één en een kwart millioen ton mangaan
in, waarvan 168.000 ton uit Brazilië. De mangaanproductie
liep in Brazilië in de laatste jaren met sprongen omhoog,
evenals de uitgevoerde hoeveelheid, welke in 1939 ruim
180.000 ton bedroeg, maar die in het eerste halfjaar
van 1941 reeds 157.000 ton
6)
had bereikt, zoodat het
jaar 1941 vermoedelijk een voor Brazilië buitengewoon grooten mangaanuitvoer te zien heeft gegeven. De afzet
van mangaan is gedurende den oorlog practisch verzekerd,
daar de behoefte aan dit product in de Vereenigde Staten
nog steeds toeneemt.
»e industrialisatiepogingen:
Reeds in de dertiger jaren toonde de Braziliaansche
regeering groote belangstellifig voor de industrialisatie-
pogingen, welke toen vrijwel uitsluitend door parti-
culieren werden ondernomen. Brazilië had,als groote
exporteur van agrarische grondstoffen, ‘ veel van
de depressie te lijden, en het is begrijpelijk, dat men
naar een uitweg zocht en deze meende te hebben gevonden
in de bevordering van een eigen industrie. Men was dan
tevens minder afhankelijk van den invoer van industrieele
eindproducten, velker prijs minder sterk daalde dan die
der agrarische grondstoffen, zoodat de invoerwaarde
veel minder sterk terugliep dan de waarde van den uit-
voer. Toen de uitvoer van agrarische grondstoffen door
den oorlö’g werd bemoeilijkt en de Vereenigde Staten
niet ten volle in staat
waren
den invoer van industrie-
producten te verzorgen, kwamen de plannen ter bevor-
dering eener nationale industrie weer met kracht naar
voren.
Het is niet gemakkelijk zich eeh beeld te vormen van
de mate van industrialiatie van hdt land. Het is ons
niet bekend hoeveel arbeiders in ,industrieele bedrijven
werkzaam zijn, zoodat wij moeten volstaan met het
vermlden van de gegevens, welke het officieele statisti-
sche jaarboek ,,Brasil 1940/’41’.’, :uitgegeven door het
Ministerie van Economische Zaken iiBrazilië, verstrekt,
) ,,Frankfurter Zeitung”,
21
Januari
.1 942.
en welke voor een groot deel op $chattingen berusten
J’Vaarcle der industrieele productie
(in inillioenen m.ilreis)
1938
n
,1939
– 1940
Totaal …………..20.013
23.100
25.154
waarvan:
voe’dingsmiddelen ..
6.989
7.948
8.490
garens en weefstoffen
4.628
5.627.
5.708
ijzerproducten
1.148 .
1.323
1.595
hout- en meubelprod. . . – 897
1.115
‘. 1.230
papier
…………..518
611
769
Van 1938 op 1940 is de totale waarde der industrieele
productie dus met ongeveer 25 pCt. toegenomen. Voor
een. deel moet dit, volgens bovengenoemde bron,
wel aan prijsstijgingen worden toegeschreven, maar
de . geproduceerde hoeveelheid is ook aanzienlijk
toegenomen. Ongeveer een derde van de totale
waarde werd in de voedingsmiddelenindustrie voort-gebracht, terwijl de textielindustrie met ruim 20 pCt.
der voortgebrachte vaarde de tweQde plaats inneemt.
In het jaar 1938 verbruikte dè Braziliaansche textiel-
industrie ruim 100.000 ton katoen
7
), en haar productie-
capaciteit is sindsdien vermoedelijk belangrijk uitgebreid.
Een groot deel van het katoensurplus wordt
,
hierdoor
geabsorbeerd, en een verdere uitbreiding der katoen: industrie kan in sterke mate bijdragen tot verbetering
der katoenpositie, die dooi’ het stagneeren van den export
tamelijk slecht was geworden.
De textielproducten vinden ook nogal afzet in de andere
Zuid-Amerikaansche landen, zoodat de Braziliaansche
textielindustrie thans goede kansen heeft dooi’ het weg-
vallen van de Europeesche mededinging, al moet men de
mogelijkheid tot uitbreiding van dezen afzet vermoedelijk
ook weer niet te hoog aanslaan, daar het gebieden betreft
met een geringe bevolkingsdichtheid en een weinig koop-
krachtige vraag.
De houtindustrie is, evenals de papierindustrie, maar
betrekkelijk klein-, wat, gezien den geweldigen houtrijkdom
van het land, wel eenige verwondering wekt. Het moeilijke
transport is hier vermoedelijk schuldig aan. Veel papier
moest dan ook worden ingevoerd, maar thans is de bouw
van een cellulosefabriek geprojecteerd, welke, wanneer
zij in werking zal zijn, 70 pCt. van denpapierinvoer over-
bodig zal maken ):
Aangezien de Braziliaansche bodem een voorraad ijz’er
erts herbergt, waarvan de schattingen uiteenloopen van
8 tot 15 milliard ton
(=2
ongeveer 20 pCt. van den to:
talen wereldvoorraad), zou men verwachten, dat er in.
Brazilië een belangrijke ijzerindustrie was ontstaan. Toch
is dit niet het geval; de zware industrie staat nog in de
kinderschoenen, en de verder ‘erverkende industrie is
ook nog klein, al ontwikkelt zij zich bevredigend. De voor-
naamste reden voor de geringe ontwikkeling van de zware
industrie is gelegen in het feit, dat de steenkolen ver van
de ijzerertsgebieden verwijderd liggen, en ht transport
buitengewoon groote moeilijkheden oplevert, terwijl zij
wegens een hoog asch- en zwavelgehalte voor het gebrüik
in de hoogovens fiok niet erg geschikt zijn. Brazilië voerde
dan ook in de jaren voorafgaande aan den oorlog ge- –
middeld jaarlijk’s ruim 1,5 millioen ton steenkolen in,
hetgeen ongeveer 70 pCt. van de jaarlijksche behoefte
uitmaakte.. De helft van dezen koleninvoer kwam uit
Engeland, terwijl de rest uit »uitschland en de Ver-
eenigde Staten kwam. Dit had tengevolge, dat, toen de
oorlog intrad, de Vereenigde Staten de koleninvoer in’
Brazilië moesten verzorgen. Deze steenkolen ‘waren vél
duurder, terwijl de ingevoerde hoeveelheid in 1940-slechts
1,1 millioen ton
9)
bedroeg. Uit den aard der zaak ver- –
‘) ,,Fortnightly Review of Business and Economie Condilions
in South and Ceniral America”.
8)
,,Bank vor internationale betalingen”, Jaarverslag
1941.
) ,,Hamburger Fremdenblatt”,
3
‘Januari
1941. ‘
–
11 Maart 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
111
oorzaakte dit in Brazilië groote moeilijkheden, welke
men waarschijnlijk slechts door
i
een stijgende eigen pro-
ductie van steenkolen, en dooreen verbetering van het
transport, het hoofd zal kunnen bieden. –
Ondanks deze moeilijkheden,steeg de ijzer- en staal-
productie, welke in 1939 ruim 354.000 ton had bedragen,
tot ruim 462.000 ton in
194010).
Dit resultaat werd bereikt
met een aantal kleine hoôgovens, waarvan een deel met
houtskool wordt gestookt. De regeering wilde evenwel de
productie nog meer vergrooten en besloot daarom, in het
begin van 1941, om een groot hoogovenbedrijf te Volta
Redonda in den Staat Minas Geraeg te stichten met een
kapitaal van S 45 millioen, waarvan $ 20 millioen werd toe-
gezegd door de ,,Export and. Import Bank” der Ver.
Staten en de Braziliaansche regeering de .resteerende
$ 25 millioen zou verschaffen. De capaciteit zou 300.000
ton per jaar bedragen, zoodat, wanneer dit bedrijf in
werking zal zijV gesteld, de Braziliaansche ijzerproductie
minstens 800.009 ton per jaar zal bedragen. Bij een eigen
verbruik van 510.000 ton ruw ijzer en staal per jaar
zou dit dus een aa,nzienlijk exportoverschot van ruw ijzer
en staal toelaten. Ret is echter te verwachten, dat ook de
ijzerverwerkende ind
ustrie zal worden uitgebreid. –
t
Samenoattng.
–
Het geheel overziende, lijkt de conclusie wel gewettigd,
dat dè
econonusche
positie vn Brazilië zich in den loop
van den oorlog aanzienlijk heeft verbeterd, in verhouding
althans tot de moeilijkheden bij het uitbreken van den
oorlog ondervonden, omdat het zich steeds nieer op de
Vereenigde Staten ging oriënteeren, daaAoe in staat ge-
steld door den aard van zijn voortbrengselen en de
politieke belangstelling der Tereenigde Staten. Katoen
vormt hierop wel een uitzondering, maar de mogelijkheid
lijkt niet uitgesloten, dat Brazilië zijn eigen textiepro-
ductie gaat vergrootén en daarvoor afzet gaat zoeken op de Zuid-Amerikaansche markt, hierbij begunstigd
door het wegvallen van de Europeesche concurrentie, al
zal de Noord-Amerikaansche katoenindustrie zich waar-
schijnlijk ook wel met vernieuwde kracht op dit gebied
gaan werpen. Ten aanzien van cacao behoeven waar-
schijnlijk geen afzetmoeilijkheden te worden gevreesd, wat
voor het, voor de oorlogsproductie belangrijke, mangaanerts
nog in versterkte mate geldt. Tenslotte heeft de opkomst
van een eigen industrie ook kansen als nooit te voren —
althans op korten termijn – ,omdat de Europeesche export
van industrieele artikelen vrijwel is verdwenen, en het
productie-apparaat der Vereenigde Staten te zeer door
de oorlogsbehoeften in beslag wordt genomen om zich nog
een export op groote schaal te kunnen veroorloven.
F. de ROOS.
10)
,Frankfurter Zeitung”, 21 Januari1942.
AANTEEKENINGEN.
ZWITSERSCHE VERKEERSPROBLEMEN IN BEN HUIBIGEN
OOLOO.
–
De economische ge’olgen van den ooflog zijn ook in’
neutrale landen terdege bespeurbaar. Voor Zwitserlan’d
zijn zij, uit hoofde van cle liggiiig, bijzonder ernstig. Slechts
door ingrijpende maatregelen op verkeersgebied kan het
den aanvoer van onmisbare grondstoffen en levensmidde-
len verzekeren. Zelfs dân zijn de moëilijkheden nog niet
overwonnen, want de oorlog heeft ook de binnenl’andsche
transportmogelij khedën heknot. In den , ,Wirtschafts-
dienst” van 9 Januari ji. wijdt dr. A. Zottinann een artikel
aan deze problemen.
Het ,notorQerkeer.
Da’âr de oorlog den invoer van petroleumproducten be-lemmerde, was een onmiddellijke beperking van het auto-
verkeer noodzakelijk. Herhaaldelijk zijn deze bepalingen
verscherpt, zoodat thans alleen die motorrijtuigen dienst
mogen doen, die voor de landsverdediging, de overheids-
maatregelen, in verband staande met de economie,
de volksgezondheid en de volkswelvaart, alsmede het
voortbestaan van bedrijven en particulieren, van bij-
zonder belang zijn. Bij gebrek aan steenkool kan Zwit-
serland
,
van synthetische benzinproductie weinig ver
–
wachten. Met houtgasaandrijving is het iets beter ge-
steld maar ook hier is.de
grens van het mogelijke spoedig.
bereikt, omdat Zwitserland betrekkelijk houtarm is. Het
motorverkeer heeft dan ook een geduchte aderlating
ondergaan. In 1938 bezat het land 124.195 motorrijtuigen,
waarQnder 74.923 personenauto’s, 20.111 vrachtauto’s,
1.728 autobussen, 633 tractoren en 26.800 motorrijwielen.
Thans nemen naar schatting slechts 30.000 motorrijtuigen
aan het vervoer deel, en wel 10.000 personenauto’s, 12.000
vrachtauto’s, 5.000 ,bestelauto’s en motorrijwielen en
ongeveer 3.000 motorrij tuigen met noodaandrijving. Zooals
begrijpelijk, is de achteruitgang voor personenauto’s
(87 pCt.) veel grooter dan voor vrachtauto’s (40 pCt.).
Door de inkrimping vanhet motorverkeer is de scherpe
concurrentie met de spoorwegen tijdelijk gestaakt. Evenals
in andere landen groeide in Zwitserland het autoverkeer
aanvankelijk in volkomen vrijheid naast het, aan velerlei
regeling gebonden, i’ailverkeer op ‘). Wel ma.kten bepa-
lingen van 1924 en 1929 het autotransportbedrijf van
concessies afhankelijk, echter alleen met betrekking tot
het reizigersvervoer. Het goederentransport bleef vrij, ook.
toen in 1938 het ontwerp van een regeling tot stand kwam,
die voor dit vervoer eveneens concessie eischte. De prac-
tische uitvoering van dit ontwerp was door het intreden
van de oorlogsomstandigheden, die oorzaak werden van
een
–
,,wapenstilstand” tusschen spoor en auto, uiteraard
niet urgent. Met het oog op de toekomst besloot de Bonds-
raad evenwel, het bovenbedoelde ,,Bondsbesluit van 30
September 1938 over het vervoer van personen en goederen
met motorrijtuigen op openbare wegen” met ingang van
15 Augustus1940 in werking te laten treden.
Voorloopig staanallerlei oorlogsmaatregelen de door-
werking van deze wettelijke regeling in den weg, zoodat
haar resultaten nog niet kunnen worden overzien.
De beteekens der spoorwegen.
D.e beteekenis der spoorwegen, over welke vele zooge-
naamde verkeersdeskundigen reeds den staf hadden ge-
broken, is bij de heerschende omstandigheden duidelijk
aan den dag getreden. Toen het motorverkeer een aanzien-
lijk deel van het vervoer moest laten varen, namen de
staatsspooryegen deze taak terstond over, en verrichtten
o’ver 1940 prestaties, die zelfs de recordjaren 1929 en 1930
in de schaduw stelden. Het goederenverkeer dezer spoorwe-
gen kwam, met 2.903 millioen ton/km, 31 pCt: boven 1929
uit. Behalve in het verminderde wegvervoer moet de
verklaring worden gezocht in militaire transporten en in
de vermeerdering van den doorvoer met de helft. Ook het
reizigersvervoer der staatsspoorwegen bereikte een onge-
kende hoogte. De lasten van het uitblijven van het toeris-
me drukken namelijk vooral op de particuli’ere spoorwegen,
die een saneering met overheidshulp dan ook wel niet
zullen ontgaan. –
1)
Men vergelijke voor de algemeene probleemstelling het plei-
dooi van Prof. F.de Vries voor verkeerscoördinatie (,,De Econornist”
1933), waarin wordt betoogd, dat deze geen bevoordeeling van ge-
vestigde belangen (t.w. die der spoorwegen) inhoudt, maar alleen
een gelijkmaking der concurrentfèoorwaarden.
De scheepvaart.
De Zw’itsersche binnenscheepv’aart is niet van groot
belang; zij w’ordt alleen uitgeoefend op den Rijn en de
kanalen, die verschillende meren verbinden (Aare-, Broye-
en Zihlkanaal). Het ligt echter in de bedoeling, de water- –
wegen uit te breiden. Men wil den Boven-Donau vergroo-
ten en doortrekken naar het Bodenmeer, om een recht-
/
r
112
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Maart 1942
streeksche scheepvaartverbinding met Zuidoost-Europa te
krijgen. Een ander project voorziet in een kanaal tusschen
het Meer van Genève en het Bodenmeer. Verder liggen
plannen klaar pm de Rhône tot Genève bevaarbaar te
maken, waardoor Zwitserland een waterweg naar de
Middellandsche Zee (Marseille) zou krijgen. Tenslotte wil
de Zwitsersche regeering met Italië onderhandelen over
een kanaal van het Lago Maggiore naar de Adriatische
Zee
2)
Al deze plannen ontmoeten in Zwitserland sterke tegen-kanting, want men koestert de vrees, dat de binnenscheep-
vaart het vervoer van massale goederen aan de spoor-
wegen zal onttrekken. Derhalve zal hun verwezenlijking
nog wel op zich laten wachten.
Ten aanzien van het vervoer ter zee wordt vermeld,
dat Zwitserland, na zich aanvankelijk te hebben beperkt
tot het charteren van schepen, thans is overgegaan tot
stichting van een eigen vloot van zeven schepen, tezamefl
metende 39.210 B.R.T. Deze eigen vloot heeft ook het
probleem van een eigen Zvitsersch zeerecht .geschapeh,
dat op 9 April 1941 bij besluit van den Bondsraad is in-
gevoerd
9. – –
‘) Men vergelijke het artikel van A. Giôrdano: ,,De binnenvaart
in Italië en de verbinding van de
Po
met de Adriatische Zee en den
Donau”, in ,,Economisch-Statistische Berichten” van
14
Januari
1542.
‘) Nadere bijzonderheden hierover geeft het artikel van mr. J.
Barents: ,,Een Zwitsersch zeerecht tot stand gekomen”, in ,,Econo-
misch-Stalistische Berichten” van 10 December
1941.
ONTVANGEN BOEKEN.
De Organisatie oan het Nede,lazdsche Bedrijf.sle’en,
dooi’
– J. W. II. Behrens (Amsterdam 1941; N.V. Arbeiders-
pers. Prijs f 2.50, 95 blz.).
Zooals de schrijver, door zijn werkkring, o.. als ecre-
tans van de Redactiecommissie, welke voor de Organisatie-
Commissie de zgn. Derde Uitvoéringsverordening voorbe-
reidde, goed op de hoogte van de wordingsgeschiedenis
van de Organisatie van het Nederlaiidsche bedrijfsleven,
het zelve in zijn slotwoord stelt, moet men de onderhavige
organisatie in haar historische ontwikkeling, en tevens
vergeleken met wat in andere landen is ontstaan, beschou-
weii. Daardoor wordt zoowel de noodzaak van dit gebeuren
duidelijk alsook het verband, dat deze ontwikkeling heeft
met gebeurtenissen elders. Voor eiken ondérnerner, die met
dè groeiende organisatie te maken heeft, een onmisbaar
boek, dat hem wegwijs maakt in deze naterie door hem
begrip bij te brengen voor de lijn, die in deze gebeurtenissen
is te herkennen.
Financieel Jaarboek coor
1942. (Amsterdam 1942; uit-
gave van De Nederlandsche Financiem’, Dagelijksche
Beum’scourant).
Deze uitgave bevat tal van belangwekkende overziêhten
en statistisch materiaal, dat in hoôfdzaak betrekking
heeft op het geld-, crediet- en bankwezen. Slechts -de
overzichten van enkele belangrijke grondstoffen (hoofd-
zakelijk koloniale producten en eenige metalen), alsmede
de interessante bijdrage over het scheepvaartbednijf heb-
ben betrekking op gebieden van het economische leven,
die min of meer terzijde van de financieele wereld liggen.
Het ,,Algemeen Overzicht” heeft zich thans in hoofdzaak beperkt tot een beschrijving van het wel en wee op de beurs
in het afgeloopen jaar. Na een belangwekkende tabel over•
den stand van de Nederlandsche staatsschuld, en gegevens
inzake de groote banken en de Rijkspostspaarbank, volgt
een meer uitvoerige beschouwing over de ontwikkeling
van De Nederlandsche Bank onder invloed van de oorlogs-
economie en gewijzigde economisch-politieke opvattingen.
Ook aan de Deviezenwetgeving is begrijpelijkerwijze een belangrijke plaats in deze uitgave ingeruimd. Na de reeds
genoemde producten-, metalen- en scheepvaartoverzichten,
waarbij in het algemeen, ondanks de zeer schaarsche gege-
vens, nog zeer lezenswaardige bijdragen werden geleverd,
volgen dan uitvoerige documentaties inzake veranderingen
en overheidsingrijpen op de geld- en kapitaalmarkt (emissies,
enz.) en in het belastiogwezen.
In het tweede en grootste gedeelte van dit jaarboek vindt
men het bekende statistische overzicht, waarin o.a. over
koersen en omzetten ter beurze, alsmede inzake de opbreng-
sten van waardepapieren, belangwekkende gegevens wor-
den verstrekt. –
Voor de houdei’s van fondsen en hen, die betrokken zijn
bij, of belan.gstellen in, het gebeuren op financieel gebied, vormt deze uitgave ongetwijfeld hij voortduring een waar-
devolle informatiebroij.
Le9ensQel’zekering en Belastingen,
door Drs. 11. L. Di’ost.
Aangeboden door de Algemeene Friesche Levens-
verzekering-Mij. en de Vereeniging’ van Levens-
verzekering en Lijfrente ,,De Groot-Noordhollandsche
van 1845″ (48 blz.).
De Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij
en de Vereeniging van Levensverzekering en Lijfrente ,,De
Groot-Noordhollandsche van 1845″ bieden in dit boekje
een wegwijzer aan voor de problemen, welke uit de be-
Jastingbepalingen ten opzichte van de levensverzekering
voortvloeien. Behandeld, en met voorbeelden uitgewerkt,
worden de betreffende bepalingen van de inkomsten-,
loon- en winstbelasting en van de vermogensbelasting.
Voor vakmenschen is dit een handig bQekje.
De Inkomstenbelasting
1941. }Iandleiding v’oor de practijk,
dooi’ W. G. Douma. (Qroningen—Batavia 1942;
J. B. Wolters. Prijs f 2.60, 167 blz.
Voor den leek op fiscaal gbied is het lezen van een
belastingverordening, waarin uit den aard der zaak niet
alle op elkaar invloed uitoefenend,e bepalingen naast elkaar
voorkomen, veelal een uiterst mbeilijk werk. Voor hem
is het verschijnen van dé handleiding van den heer Douma
– in alle niet te gecompliceerde gevallen – een krachtigen
steun. Buitendien voor hem, ,,die orertuigd van de groöte
bélangen, welke op het spel staan, streeft naar een juiste
en nauwkeurige aangifte’.’, zal dit overzichtelijke en keurig
uitgevoerde werkje ongetwijfeld aan de bedoeling van samensteller en uitgever voldoen.
•On,’ocrend Goed en Omzetbelasting,
door J. van Lam’e (Rot-
terdam 1941; Nijgh en van Ditmar. ‘Prijs f 1.50,
81 blz.).
In dit keurig uitgegeven hoekje, dat men welhaast epn
monografie kan noemen, wordt behandeld de omzetbelas-
ting voorzoover deze betrekking heeft op onroerende
goedei’en. Daartoe geeft de schrijver eerst een beknopt
juridisch betoog over ivat als onroerend goed moet worden
beschouwd. Vervolgens wordt de historische ontwikkeling
van de omzetbelasting ten aanzien’ van deze materie in
opeenvolgende hoofdstukken nagegaan. De recente wij-
zigingen worden behandeld met aan de practijk ont-
leende voorbeelden, welke, naar het ons voorkomt, op
nuttige wijze ook detailkwesties bespreken. De schrijver
hoopt in de inleiding, dat zijn boekje een welkome vraag-
baak zal zijn. Wij meenen, dat zijn hoop zal worden ver-
‘wézenlijkt.
11 Maart 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
113
OVER}IEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Arbeidstijd. De duur van den wekelijkschen arbeids-
tijd, waarbeneden zonder vergunning van den Directeur-
Generaal van den Arbeid niet mag worden gewerkt, is
verhoogd van 36 op 48 uur. (E. V. 28/2/’42, pag. 257;
V. B. No. 5).
Bouwmaterialen. De aflevering en verkoop ,ran drai-
neerbuizen en daartoe behoorende huipstukken is tot
nader order slechts toegestaan met schriftelijke vergun-
ning van het Rijksbureau voor Bouwmaterialen. (E. V.
6/3/’42, pag. 297; Stet. No. 41).
Buitenlandsche handel. Met ingang van 2 Maart j.l.
gelden. thans uitvoerverboden niet meer voor uitvoer
naar Duitschland, de contrôle aan de grens krachtens
de vervoerverboden van de Distributiewet blijft èchter
wel bestaan. (E. V. 6/3/’42, pag. 294).
Diamant. Nadere regelingen met betrekking tot het
gebruik van industriediamant, met verplichte inschrijving
voor gebruikers bij het Rijksbureau voor Diamant. (E. V.
6/3/’42, pag. 296; Stct..No. 39). Merkengeld. Bepalingen inzake restitutie van een deel
van het zgn. merkengeld, indien binnen bepaalde ter-
mijnen doorhaling van de inschrijving wordt verzocht.
(E. V. 20/2/’42, pag. 228; Stct. No. 30).
Organisatie van den handel. Regeling van het bedrijf
der wederverkoopers in het bakkerijbedrijf.
Grossiersregeling ten aanzien van den handel in gecon
fijte schillen. (E. V. 28/2/’42, pag. 259; Stct. Nos. 36 en 37).
1rjsregeingen. Nadere prijsvoorschriften met betrek-
king tot den stroohiiilzenprijs, maximum-prijzen voor
heesters en struiken, prijzen voor natte aardappelpuij5,
detiillistenprijzen voor cacaopoeder en maximum-prijzen
voor aardappelmeel bij verkoop door fabrikanten. (E. V.
6/3/’42, pag. 293; Stçt. Nos. 39 en 42).
Rubber. Verplichte inschrijving van alle vulcaniseer-
inrichtingen bij het Rijksbureau voor Rubber. (E. V.
6/3/’42, pag. 296; Stct. No. 39).
Tabaksindustrie. Verlenging van de Wet van 5 Novem-
ber 1936 (Stct. No. 639E), houdende tijdelijke maat-
regelen betreffende de mechanisatie in de sigarenindiistrie,
tot 1 Januari 1943. (E. V. 6/3/’42, pag. 297; Stct. No. .41).
Veenproducten. Nadere bepalingen inzake de Organisa-
tie van de productie en den handel in veenproducten
(dariekluiten, veenbonken, limmerturf, e. d.).
Regeling van productie en vervoer van zgn. eigenbrand-
turf. (E. V. 20/2/’42, pag. 228).
MAANDCIJFERS.
INDEXCIJFERS VAN NEDERLA.NDSCEE AANDEELEN (Centraal Bureau voor de Statistiek).
(Men zie voor de wijze van berekening der indexcijfers het Maandschrift van het C.B.S. van Maart 1925, blz. 355 e.v. en
30 April 1937, blz. 605 e.v. De lijst der fondsen, uit welker noteering de indexcijfers worden berekend, ligt ter inzage op
het Centraal Bureau voor de Statistiek).
De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven het aantal fondsen aan, waaruit het indexcijfer berekend is.
1930
=
100
‘(29)
(22)
•-•”.
•
:
z
(51)
..
. .
(6)
.
•
•
•
.Pi
(1)
_a:
_2_
..
(7)
‘
(4)
.
Ei
(5)
(29)
•5t
E
(100)
1930
100 100 100
1100,
100 100 100 100 100 100
100 100
100
100
1931
:.’
72 76 74
.86.
55 57
61
63
51 -68
65,
66
70
59
44
5
–
49.
64
30.
37
–
32
36 29
39
46
41
-46
39 1983
51
59
’54
72
26
.
44
.
84
85 45
88
59
49 ,,
52
,.
36
1934
50
66:
57 68
21
.
42
34
41
69 58
.:
55
•
34
1935
46
67
55
75
47
.38.
84
80
48
65-60
-55
37
52 76
64 80
38 –
–
‘f9
44
42
28
.
……
109
-,
70
78 79
.
66
-.
62.
1937
85
168
95
103
113
–
108
,70
64
209
.
92
107 120
.104
—
76
1936
……..
1938
84
105
93 99 98
.
90
7
56
145 .
81
94 ,
98
-96
54
1939
86
100
92
80
94
79
45
63i32.-
53
–
-84
86
90
–
56.
1941
4)
•…
140
154 146
91
139
72
74
75-
192
.
75
–
101 –
110
129
—
–
-,
Jan. 1941
126.2 –
189.2
131.8
85.9
.184.1
70.8
61.8
‘77.6
186.2
70.6 93.4
–
1064
120.0
‘69.7
Febr.
120.8
138.4.
126.2
84.1
125.3 62.0
56.7
69.6 169.9 64.9
.
89.4 97.6
118.4
.63,4
1932
.
………
Mrt.
123.0 185.8
128.5
82.1
125.6
60.0 56,8
69.9
174.0.
64.9 90.7
990
115.1
63.8
April
134.3
151.7
141.8
87.1
133.7 70.6 68.8
‘78.9
189.3
75.3 100.7
109.5
126.5
57.1
Mei
180.2
146.2
187.1
88.3
128.6
64.7 67.6
74.5
181.3
72.4
100.1
105.2
121.6
–
Juni
,,
127.1-
141.1 –
183.1
.
85.5 124.8
–
66.9
68.1
169.4
‘70.4
97.3
99.0
117.1
–
Juli
136.9
150.2
142.8
87:7
133,7-
65.8
74.8
72.5
186.2
76.0
99.1
106.4
125.6
–
Aug. 147.0
160.3
152:7
.92.2
144.9
–
71.2
79.2
75.4 195.2
‘77.9
1002
110.9
133.6
–
Sept.
–
154.1
170.7
161.3
96.3
156.3
84.1
89.1 81.4 218.2
85.2.
106.0
122;1
143.0
Oct.
150.2
166.8 157:4
96.3 154.7
84.1
84.5
82.0
218.2
85.1
112.0
123.5
141.1
–
Nov.
,,
161.4
176.6 167.9
99.6 161.9 89.5
90.3
85.3 229.5 89.3
121.2 130.4
149,9
Dec. 163.6
177.9
169.8.
103.4 189.6
76.0
91.3
.
67.9
186.5
72.3
103.3
105.5
142.8
–
Jan. 1942
160.4
174.5
166.4
103.6
127.2
65.8
89.5
53.7
127.1
49.0 78.7.
‘76.2
:131.6
–
Febr.
,,
157.5
1 170.5
1163.1
1107.1
1
118.5
1
60.9
1
85.4 46.2
1
101.5
1
41.4
1
70.3
631
‘125.5
I-
1) Fondsen, die zoowel internationaal verhandelbaar zijn, als geacht kunnen worden sterk den invloed van den
buitenlandschen conjunctureelen toestand te ondervinden.
Hieronder is ook het petroleumaandeel uit de voorafgaande kolom opgenomen.
2
1 Hieronder zijn berenen de aandeelen uit de 4 vo6r5kaande kolommen.
.
Aandeelen van I’.ïedrlandsche en NederlandschIndiscle ondernerningen waarondei3 fondsen, die’njet in de
voorafgaande kolommen zijn opgenomen.
.
. .
.
.
.
4)
Daar over de maanden Mei t/m Augustus 1940 geen- indexcijfers ‘verden berekend,’ is het niet mögelijk een
gemiddelde vôor 1940 te geven.
114
/
ECONOMISCH-S”TATISTISCHE BERICHTEN
11 Maart 1942
STATISTIEKEN.
ZILVERPRIJS.
GOUDPRIJS.
Londen ‘)
N. York
‘)
A’dam
)
Londen ‘)
2 Mrt. 1942..
– –
2
Mrt. 1942..
2125
1681-
3
1942..
–
–
3
1942.. 2125
168/-
4
,,
1942..
–
–
4
1942..
2125
168/-
5
,,
1942..
–
–
5
1942..
2125
168/-
6
,,
1942..
–
–
6
,,
4942.
2125
168/-
7
,,
1942..
–
–
7
,,
1942..
2125
168/-
8 Mrt. 1941..
23
3
/
8
34
1
/
4
8
Mrt. 1941..
2125
168/-
23 Aug. 1939..
1 8’/,,
37
1
/
23 Aug. 1939..
2110 148/6
1
/,
‘)
In pence
p. 02.
stand.
‘)
Foreign silver in $c. p.
os.
fine.
‘)
In guldens
per kg 1000/1000.
) In sh. p. os. (inc.
KOERSEN VASTGESTELD DOOR lIET
NEDERLANDSCH CLEARINOLiNSTITUUT.
(met data vân vaststelling)
Belga’s
. . .
.30.14
7Aug.
’40
Lewa(Bulgarije)2.3025 Nov. ’40
Zw. Francs. .43.56 11 Oct.
’40
Pengoe (Flongarije)
Fr.Francs
..
3.77
6 Mrt.
’41
(oude schuid)36.52 20 Dec.
’40
Lires
……9.9l
3 Juli
’41
Pengoe
Deensche Kr.39.34
2 Febr. ’42
(nwe. schuid)45.89 20 Dec.
’40
Noorsche Kr.42.82 21 Dec.
’40
Zioty (Polen)
ZweedscheKr.44.85 13Aug.’40
(oude schuld)35.00 28 Jan.
’41
FinscheMark
3.82
2 Juli
’41
(nwe. schuld)37.68 11 Febr. ’41
Dinar (Joego-SlaviO)
Lei
……..1.28
24 April
’41
(oude schuld)
3.43 16 Aug.
40
Slow. Kr.
6.48 10 Juni
’39
..
Dinar
(nwe. schuld)
3.77
1 Juli
’41
Drachmen
Turksche
(Griekenland)
1.26
8 Oct. ’41
Ponden
. . .
.1.45* 29 Dec.
’39
Kuna
3.77 29 Oct. ’41
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
1
N.-York
I
Brussel
I
Zürich
I
Stockh.
I
Helsinki
2 1AIrt. 1942
–
30.14
43.67
44.85*
–
3
1942
–
30.14
43.67
44.85*
–
4
4942
–
30.14
43.67
44.85*
–
5
,,
1942
–
30.14
43.67
44.85*
–
6
1942
,,
–
30.14
43.67
44.85*
–
7
,,
1942
–
30.14
43.67
44.85*
–
Laagste d.w.
–
30.11
43.63
44.81
–
Hoogste d.w.
–
30.17
43.71
44.90
–
Muntpariteit
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen
1
23 Febr. 1942
1
28 Febr. 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
f
2.125.141,98
f
15.836.030,96
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten
…………..
5.480,44
,,
885.701,50
Voorschotten op ullimo Janu-
ari
1942
aan
de
gein.
.
verstrekt
op
aan
baar
uit te keeren hoofdsom der
pers. bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.tondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
………
vermogensbelasting
……
8.691.761,42
,,
8.691.761,42
Voorschotten aan Ned.-Indil’)
,,
182.569.872,18
182.76.622,93
Idem
voor
Suriname ‘)
….
7.720.865,66
,,
7.720.865,66
Idem
aan
Curaçao ‘)
….
265.
2
83,
2
3
265.283,23
…..
Kasvord.
wegens •credietver-
strekking a. Ii.
buitenland
,,
50.191.059,03
,,
50.103.471,77
Daggeidleenlngen tegen onder-
…..
…….
Saldo der postrek. van Rijks-
pand
……………………..
comptabelen
… ……….
…106.014.550,38
108.210.631,48
Vordering op het Alg. Burg.
.-
Pensioenfonds ‘)
………..
Vordering op andere Staats-
….
bedr. en instellingen ‘)
63.105.598,54
,,
65.698.605,50
Verplichtingen
I
Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
Octrooi
vei’strekt
……..
f
–
f
–
Voorschot door de Ned. Bank
–
in reken.-cour. verstrekt
..,,
–
,,
–
Schuld
aan
de
Bank
voor
Ned.
Gemeenten
……..
Schatkistbiljetten
in
omloop
,,
110.106.000,-
,,
410.106.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,,1657.000.000,-‘)
,,1692.700.000,’)
..
–
……….
,,
–
120.420.265,-
121.890.057,-
Schuld
op
ultïmo
Januari
Daggeldleentngen
………………
1942
aan
de
gem.
weg.
d. a. h. uit te keeren hoofds.
Zilverbons in
omloop
……….
pers.bel., aand. I. d. hoofds.
d. grondb. e. dgem. fondsb. alsm. opc. op die bel. en op
Schuld
aan
het
Alg.
Burg.
Pensioenfonds’)
……..
1.930.215,64
,,
2.135.117,48
Id.
aan het
Staatsbedr.
der
P. T. en T.
‘)
…………
de vermogensbeiasting …………..
261.875.102,57
,,
253.957.470,68
Id.
aan andere Staatsbedrij-
…….
….
18.356.545,86
,,
18.356.545,86
ven
‘)
……..
…………….
Id. aan div. isteilingen ‘)
. .
359.508.916,11
,,
359.659.031,46
‘) In rekg
met ‘s Rijkg
Schatkist.
‘)
Rechtstreeks
bij de
Nederl. BapJ
pp)aatst nihil.
DE NEDERLANDSCRE BANK.
Verkorte baiansop 9 Maart 1942-
Activa.
T 2.507.598.090
Passiva.
Kapitaal
……………..
.
………………
t
20.000.000
Reservefonds
…………………………..
.
5.368.354
Bijzondere
reserves. ……………………
..16.583.835
Pensioenfonds
…………………………..
11.782 917
Bankbiljetten
in
omloop
………………..
2.176.149.290
Bankassignatiën
in
omloop
………………
33.660
Rek-Courant
Van het Rijk t
–
saldo’s
Van anderen ,,
270.565.702
270.565.702
Diverse
rekeningen
…….
.
…… …………
..7.112,332
2.507.596.090
Beschikbaar metaalsaldo
………………
f
58.659.649
Minder bedrag aan bankbiljetten In omloop dan waartoe de bank gerechtigd
Is
……………
14 6.64 9.120
Schatklstpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
……………….
…….
……..
–
‘)
Waarvan aan Nederlandsch-Indië (Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad
No.
99)
……….
55.341.825
Voornaamsto posten
In
duizonden guldens.
Gouden
Andere
Beschihb.
Deh-
Data
mun
rcu-
muntt en
opeischb.
Metaal-
Hngs-
__________
muntmater.
W
schuen
saldo
pei.c
9 Mrt. ‘421
1.026.206
2.176.149
.
270.599
1
58.660
42
2
,,
’42
1.026.207
.
2.185.695
253.303
1
61.728
425
23 Febr. ’42
1.026.237 2.138.927 277.090
1
70.951
42.5
6
Mei’40
1.1
60.282
1.1
58.613 255.183
1
607.042
83
Totaal
Schatkist-
..retee-
Pa
vier
Div.
Data
1
bedrag
prom.
op
het
I
rehen. disconto’s rechtstr.
ngeni
buiteni.
(act.)
9 Mrt.’
80
1
–
147.757
1
1.110.609
150.971
2
,,
’42
79
t
–
151.254
1
1.106.540
150.310
23 Febr.’42
90
1
-‘
147.414
1
1.082.326
155.044
6 Mei ’40
,
9.853
1
–
.217.726
1
750
20.648
DUITSCHE RIJKSI3ANK.
(in mtll. R.M.)
1
Goud
Renten-
1
Andere wissels/
Belee-
Data
1
en
bank-
1
chèques
en
I
ningen
1
deviezen
scheine
1
schathistpa
pier
28 Febr. 1942
t
77,1
293,7
1
21.457,5
1
23,0
21
1942
,,
14
1942
1
77,3
1
77,1
362,0 348,7
1
19.965.5
20.356,7
1
23,7
1
25,0
,,
23 Aug. 1939
1
77,0
27,2
1
8.140,0
1
22,2
Data
Ef/ec. Diverse
I
Circu-
1
Rekg.-
1
Diverse
ten
Activa
tatie
1
Crt.
1
Passiva
28 Febr. ’42
143,5 948,8
1
19.442,7
1
2.425,8
1
643,9
21
,,
’42
146.8
1.071,0
1
18.235.0
1
2.408,3
1
589,7
44
,,
’42
147,4
1.105,4
1
18.515,8
2.522,9
1
597,9
23 Aug. ’39
982,6
1.380,5
1
8.709,8
1
1.195,4
1
454,8
GEZAMENLIJKE STATEN
VAN
DE NATIONALE BANK
VAN
BELGIË EN VAN
DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in miii. Francs)’
a._,_
cl
•.”S
a0
o
.
0
0
26Febr.’42
54
833
2.003
1
ösI
3.621
19
’42
35.502
855
19.525
2.034
1
50.120
1
3.765
3.301
12
,,
’42
35.270
871
19.148 2.139
1
50.045
1
3.751
2.904
5
,,
’42
35.376
896
18.839
2.188
49.851
3.783
2.941
29 Jan.’42
34.719′
960
17.615
2379
49.008
1
3.766 2.183
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480 29.806
1
–
909
Binncnl.
Wissels,
(Hfdbank.
t
–
Promessen, .enz.bank
12.080
Mentsch. ,,
68.000
–
—f
80.081
Papier op
het
Buitenland
..
f 1.110.609.024
Af: Verkocht
maar voor de
bank
nog
niet
afgeloopen
–
Beleenirigen mcl.
1.110.609.024
voorschotten in
(Rfdbanlc.
f
134.102.895 ‘)
rekening-courantBibank.
Agentsch.
1.826.670
11.827.516
op onderpand
147.757.081
Op Effecten
enz.
…..
……t
147.494.175 ‘)
Op Goederen en Ceelen ……..
262.906
–
147.757.081 ‘)
Voorschotten
aan
het
Rijk
.
………………..
6.532.652
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal …………f1.026.206.138
Zilveren
munt,
enz.
……..
..
7.904.370 1.034.110.508
Belegging van kapitaal, reseryes en
pnsioenfonds
53.535.322
Gebouwen en meubelen der Bank
…………
4.000.000
Diverse
rekeningen
………………………
150.971.422
1
A1fabetisch
3
e Index
verheidsmaatrege1en op Economisch gebied
(Zie
voôr cleif alfabetischen index
Overheidsmatregelen in
1941
het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)
Blz.
Blz.
Aardappelen
………………..33,
47
Tabak
………………….
47,
58, 113
Aardolieproducten
………………102
Textiel
.’ ………………………
102
Accijns
…………………………33
Tweelandenorganisaties …………….
59
Arbeidsvoorwaarden
…………….113
Tuinbouw
……………….
33, 59
102
Bank- en
Creclietwezen
…………..33
Turf
…………………………..
59
t
Bedrijfsvorm
……………………s9
Uien
…………………………..
33
Bedrijfsorganisatie Vee en
. . .
59
.Vleescb
Varkens Belastingen
…………………..33,
5J
Vee
…………………………..
67
Bifldtouw
……………………..33
Veenproducten ………………….
113
Binnenscheepvaart ………………..
so
Veevoeder
………………….
47, 102
Bouwnijverheid ……………47,
58, 113
Verf en -grondstoffen
……………
102
Buitenlandsche Handel
47, 59, 75, 101,113
Vervoerswezen
……………….
59,
102
–
Chemische
Industrie ……………….58
Vestigingseischen
.
……………….
102
Deviezenverkeer ………………33,
59
Visscherij
…………….
33, 47,
59, 102
Diamant
……………………….113
Vlas
……………………….
59,
75
Dividendbeperking
………………59
Vleesch
………………………..
59
Drankwet
……………………….58
Voedselvoorziening
……..
33,
47,
59,
75
Electrotechnische Industrie
………..51
Wijnbelasting
……………………
33
Fruit……………………..
….
59
Zaden
………………….
47, 59,
102
Gevogelte
………………………47
Grasland
………………..33,
67,
85
Grafische Industrie
‘
…………..58,
75
Groenten
……………………….33
–
Kaas
……………..
75
Kamers van Koophandel
…………..4V
–
Kapok
………………………..101
–
Keramische Industrie
…………….58
Kunstmest
………………………59
Kweekerij
……………………..59
Landbouv
.
33, 47,
59, 67,
7.5,
85,
93,
102
Landstand, Nederlancische ……..33, 102
Leeningfonds
1940
………………..102
Meel
en
-producten ………………101
Melk
en
-rroducten
………………33
.
Merkengeld
……………………113
Metalen …………………..47,
58,
75
Motorbrandstof
………………….58
Nationale
Plan
………………..101
–
Nicotine ………………………..
102
Oliën
en
vetten
………………..102
Omzetbelasting
………………59,
102
Organisatie Bedrijfsleven
…..47,
102, 113
Pacht
…………………….67,
102
Papier
…………………….58,
102
.
Pelterijen
.
…………………….58
‘
Pensionbedrijven
………………..58
–
Postverkeer ………………………
59
Prijsregeling
………47,
58,
75,
101, 113
Radio
…………………………..
47
Registratierechten
………………..59
Restaurants
…………………….75
Rijwielen ……………………….47
Rubber
……………………….
113
Slachtvee
…………………33,
59,
67
Smeerolie
………….
………….102
Spaar- en betaalzegelkatbedrijf
……102
Spertijden
Kleinbedrijf
……………75
III
–
Overzicht van de ontwikkeling der
handelspolitiek van het Koninkrijk
der Nederlanden van 1923 t/m. 1938
(Samengesteld door een groep mede-
werkers van het N. E. 1., oader’leiding van
Prof. Mr. P. Lleftinck)
28e publicatie ‘van het Nederl. Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden van het N. E. 1.
1.50)
Verkrijgbaar in den boekhandel
UITGAVE:
DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
Economische
aspecten der
internationale
migratie
cli
door
Dr. A. Winsemius
29e Publicatie van
het Nederlandsch
Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en
leden van het N.E.I. fl.50)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave.:
De [rijen F. Bohn H.Y. – Haarlem
116
11 MAART 1942
D
GEVESTIGD IE AMSTERDAM
Maandstaat op 28 Februari 1942
–
S
Kas, Kassiers en Daggeldieeningen
…………………………….f
22.430.430,40
Nederlandsch Schatkistpapier …………………………………..,, 265.819.720,89
Ander Overheidspapier
……………………………………….
7.282.789,16
Wissels ……………………………………………………..,,
128.762
7
83-
Bankiers in Binnen- en Buitenland …………………………….. .,
12.984.967,76
Effecten en Syndicaten
……………………………………..,,
6.146.286,69
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten ……………………..
S
,, 11.243.276,-
–
Debiteuren …………………………………………………
33.012.301,28
Deelnemingen – (mci. Voorschotten) ………
………………….. ,,
1.551.528,75
Gebouwen
……..
…………………………………………..
4.000.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen …………………. …….. ,,
1.603.360,14
Effecten van Aandeelhouders in Leendepot ……..:
…………..,, 12.671.950,-
f 378.875.373,90
Kapitaal …………………………………………………..f – 40.000.000,-
Reserve ………………………………………………………
,,
10.750.000,-
Bouwreserve ……. . …………………………………………..
,,
1•500.000j
Deposito’s op Termijn
…………………… …………… …….
,,
36.899.528,74
Crediteuren
… ………………………………………………. ,, 266.024.955,35
Overloopende Saldi en Andere Rekeningen ………………………..,,
9.425.579,67
Reserve vôor Verleende .Pensioenen – ……………………………,,
1.603.360,14
Aandeelhouders voor Effecten in Leendepot ……………………..,, 12.671.950,-
f 378.875.373,90
IS”
DRUK H. A. M. ROELANTS . SC*UEDA3I