Ga direct naar de content

Jrg. 26, editie 1318

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 23 1941

23 APRIL 1941

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,NIJVERHEID,FINANCIN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

26E JAARGANG

WOENSDAG 23 APRIL 1941

No. 1318

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. G. Koopmans, P. Lieftinck, N. J. Polak, J. Tinbergen
en F. de Vries.

Secretaris oan de Redactie: M. F. J. Gooi.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-J4′.
A angeleekende stukken: Bijkantoor Ruigepiaatweg.
Telefoon .lVr. 35000. Postrekening 8408 (ten na,ne ç’an
,,.Economisch-Statistische Berichten”).

Abonnements prijs r’oor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland f 21′._ per jaar. Buitenland en
koloniën / 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uit imo van
eik kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden 9an het Nederlandsch Economisch Instituut ontoan gen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de 9erdere
publicaties. Adreswijzigingen op te ge’en aan de Redactie.

AdQertenties Qoorpa.gina / 0.50 per regel. Andere pagina’s
f 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
Administratie van adoertenties: lYijgh en oan Ditmar N. V.,
Uitgevers, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Graenhage. Post-
chèque- en girorekening Nr. 145192. Adres te Rotterdam:
Erasmushuis, Tel. Nr. 31696.

INHOUD:

Blz.

1-Jet

betalingsverkeer

met

het

buitenland

door
S.

Rosenberg…………………………….
266

Beursvoorschriften
1941
ten aanzien van certificaten
van Amerikaansche aandeelen door
S.
TV.
Prins
269

De Rijksmiddelen over Maart
1941 …………….
270

A a n t e e k e n
i
n ge n.

De buitenlandsche handel van Nederlandsch-Indië
in

1940

………………………………
271

Overheidsmaatregelen

op

econo-
misch

gebied ……………………….
273

M a a n d c ii t e r s.

Gecombineerde

bankbalansen

………………
274

Gecombineerde Maandtaten van de vier Nederland-
sche groote banken en het Nederlandsche bedrijf
van de Nederlandsche Handel-Maatschappij

….
274

Gecombineerde Maandstaat van

de vier Neder-
landsche

groote banken

………………..
274

Overzicht van den stand van de

Rijksmiddelen.
.
275

S t a t
i
s t
i
e k e n.

Bankdisconto’s

Geld-

en

wisselkoersen

-.
Bankstaten ……………………….
275-276

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Wederom was deze week de stijging van den post

,,Diverse Rekeningen” aan de debetzijde van den week-

staat van De Nederlandsche Bank de voornaamste mutatie

van beteekenis voor de
geldinarkt.
De stijging beliep £
16

millioen. Sedert het begin van het jaar
is
het bedrag van

dit verzamelhoofd gestegen met t
137
millioen, hetgeen

een weekgemiddelde geeft van f
8
millioen. Sedert 1 April,

datum van de opheffing van de deviezengrens met Duitsch-

land, bedroeg,de stijging f
49
millioen, gevende een wèek-

gemiddelde van t 16 millioen.

Het geldmarktverruimende effect van deze mutatie is

ten deele gecompenseerd door toeneming van den biljetten-

omloop, die sedert het begin van het jaar t
38
millioen heeft

bedragen. Sinds 1 April heeft deze compenseerende factor

echter niet gewerkt: de circulatie is sindsdien met enkele

millioenen afgenomen.

Op den
weehstaat
van
De Nederlandsche Bank
per
21

April vallen in het bijzonder op de goudonttrekking van

t
26
millioen en de vermindering van de beleeningen met

f
6
millioen, vaartegenover het rechtstreeks bij de centrale

bank verdisconteerde schatkistpapier met t 11 millioen

toenam, de hierboven vermelde post Diverse Rekeningen

met
£16
millioen steeg en de billettencirculatie met £11

millioen verminderde. De creditsaldi ,,van anderen” namen

met t
5
millioen toe.
Op de
obligatienzarkt
zijn per saldo de noteeringen niet

veel gewijzigd. De omzetten waren over ht algemeen niet

groot, en van vraag van Duitsche zijde was weinig te be-

speuren. Opvallend was, dat obligatiën. Nederlandsch-Indië

wat gedrukt waren.

De
aandeelenmarkt
was in het algemeen gedrukt, waarbij

vooral Indische waarden, speciaal H.V.A., de leiding had-

den in de dalende tendens. Het is denkbaar, dat liquida-
ties, verband houdende met de nieuwe voorSchriften in-

zake de vereffening van debetposities tegen onderpand

van certificaten van Amerikaansche shares, medé de oor-

zaak zijn van dien koersd.ruk. Opvallend is ook in deze

week weer geweest, hoezeer vrijwel alle Nederlandsche
industrieele aandeelen zich losmaken van de algemeene
beurtendens en vaak zelfs daartegenin hun stijgende be-

weging doorzetten.

266

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1941

HET BETALINGSVERKEER MET HET

BUITENLAND.

In dit tijdschrift zijn in de afgeloopen maanden reeds
eenige artikelen gewijd aan de vele en velerlei financieele
en economische maatregelen, verband houdende met de
deviezenrestrictie, de uitbreiding van het cl earingverkeer

met het buitenland en den deviezennood maatregel van
10 Mei 1940. Nu dezer dagen op dit gebied eeige
besluiten van zeer ingrijpenden aard zijn afgekondigd,
lijkt het niet ondienstig, deze maatregelen in hun onder-
ling verband en samenhang aan een beschouwing te onder-
werpen. Indien men bedenkt, dat aan deze materie reeds
eenige boekdeelen zijn gewijd
1),
dan behoeft het geen
betoog, dat, in het bestek van de beschikbare plaats-
ruimte in dit tijdschrift, deze beschouwing slechts zeer
summier kan zijn.

De Deviezennoodmao.tregel van 10 Mei
1940.

Op den dag, waarop in Nederland de oorlogstoestand
intrad, werd de Deviezennoodmaatregel van 10 Mei 1940

afgekondigd. Deze behelsde een uitvoerverbod van alle
vermogensbestanddeelen, welke als deviezen worden
beschouwd (goud, zilver, edele metalen, buitenlandsch bankpapier, chèques, wissels ed.), alsmede van buiten-

landsche effecten; voorts een verbod voor ingezetenen
om over hun in het buitenland ben.istende waarden te
beschikken en een verbod voor niet-ingezetenen om
over hun vermogen in Nederland te beschikken. Door dezen maatregel was practisch het geheele beta]ings-
verkeer met het buitenland stilgelegd, vooral omdat geen
instantie was aangewezen, die ontheffing van de verbods-
bepalingen kon verleenen.

De noodzakelijkheid van dézen maatregel lag voor de
hand. 1-let directe gevolg van de oorlogsomstandigheden
was, dat belangrijke bronnen, waaruit vorderingen op het buitenland plachten voort te vloeien, opdroogden.
liet geheele overzeesche handels- en scheepvaartverkeer
kwam tot stilstand, en de verbinding met Nederlandsch-
Indië en andere landen, waaruit Nederland regelmatige
inkomsten uit kapitaal en ondernerningswerkzaarnheid
putte, werd verbroken. Bovendien was ook de reeds
beschikbare deviezenvoorraad aanzienlijk ingekrompen,
doordat het onmogelijk was, over de in het buitenland
aanwezige saldi en andere activa (waaronder ook het goud
van De Nederlandsche Bank), clie grootendeels door ovci-
heidsmaa tregelen geblokkeerd waren, te beschikken.

De i)eviezenvero,dening
1940.

De Deviezenverordening 1940, welke op 27 Juni 1940
den Deviezennoodmaatregel verving, had dan ook tot

doel, den beschikbaren deviezenvoorraad en de beschik-
baar komende deviezen in overeenstemming met het
landsbelang te verdeelen over de verschillende mogelijke
doeleinden, waarvoor de deviezen zouden kunnen worden aangewend, of, zoo noodig, voor de toekomst beschikbaar
te houden. Daarbij moest men uiteraard komen tot regle-
menteering van het betalingsverkeer met het buitenland, teneinde origewenschte afvloeiing van deviezen tegen te
gaan.

Een belangrijk onderdeel van de Deviezenverordening
vormden de maatregelen, genomen ter handhaving van de
de wisselkoersen, teneinde prijsstijging van import-
goederen en in verband daarmede een algemeene verhoo-
ging van het prijsniveau te voorkomen. Daarvoor was het
noodig, de betalingen aan het buitenland te beperken
tot het bedrag der beschikbare deviezen tegen de vast-
gestelde koersen, en deze te verdeelen naar de urgentie
hunner gebruiksmogelijkheden. Te dien einde is
bepaald, dat de aan- en verkoop van deviezen uitsluitend

1)
Mr. Dr. F. E. Schmey, Deviezenverordening met uit-
voeringsbepalingen en Eerste aanvulling (bijgewerkt t/m
27 November 1940). Purmerend 1940.

geschiedt voor rekening van De Nederlandsclie Bank,
die in deze hetzij rechtstreeks optreedt, hetzij door be-

middeling van door haar aangewezen Deviezenbanken.
De Nederlandsche Bank stelt de aan- en verkoopkoersen
van de door haar aangewezen deviezen vast, van welke
koersen zonder haar goedkeuring niet mag worden afge-
weken.

Ter inventariseering van den deviezenvoorraad waren
ingezetenen verplicht hun bezit aan god, edele metalen,
bui tenlandsch ban kpapier en bui tenlandsche geidswaar-
(lige papieren (chèques, wissels ed.) aan De Nederland-
sche .Ilank aan te bieden en aan haar over te dragen.
Bovendien moesten ingezetenen aangifte doen van hun
bezit aan buitenlandsche effecten en buitenlandsche
vorderingen.

De deviezencontrôle omvatte uit den aard der zaak
ook het goederen- en dienstenverkeer, voor zooier dit
deviezen oplevert of behoeft.

Voor de naleving van de voorschriften der Deviezen-verordening, en voor de -erdeeling der beschikbare de-
viezen zorgde het Deviezeninstituut door middel van een
uitgebreid vergunningsstelse].
Het clearingoerkeer.

])e Deviezenverordening 1940 was niet van toepassing
op de handelingen, vallende onder de Wet Internationaal
Betalingsverkeer 1934, op welke wet de tot dusver ge-troffen clearingmaatregelen steu nden. Zooals bekend,
waren reeds vôôr 10 Mei 1940 ten opzichte van landen,
die een deviezencontrôle hadden ingevoerd, clearing-
maatregelen getroffen, en met sommige – o.a. Duitschiand
– clearingverdragen gesloten. Aangezien Nederland tot 10
Mei 1940 een vrij betalingsverkeer had, waren deze clearin-
gen, van Nederlandsch standpunt beschouwd, noodig ter
bescherming van de belangen van Nederlandsche schuld-
eischers, wier vorderingen in cle betreffende landen, ten-
gevolge van de aldaar heerschende deviezenrestricties,
niet normaal afgewikkeld konden worden.
‘I’oen Nederland met ingang van 10 Mei zelf in den kring
der landen met deviezenbeperking trad, betrof de wijziging
in de algemeene gedragslijn wel de verhouding tot landen
met vrij betalingsverkeer, maar niet die, te wel ker opzichte
wegens hun deviezenbeperking reeds een clearing was
ingesteld. Deze clearingen konden dus voorloopig onver-
anderd worden voortgezet. Met een aantal landen met vrij betalingsverkeer kwamen
echter, als gevolg van de Nederlandsche deviezenbeperking,
nieuwe clearingregelingen tot stand. Voorts werden ver-
schillende eenzijdige clearingeri in tweezijdige omgezet en
werd de tweezijdige beperkte (goederen)clearing met
Duitschland een totale clearing, zoodat hier het clearing-
verkeer aanzienlijk werd uitgebreid.

De afwikkeling van het betalingsverkeer tusschen het
bezette Nederlandsche gebied en de landen, waarmede
het Duitsche Rijk clearingovereen komsten gesloten heeft.
geschiedt in toenemende mate via de Nederlandsch-
Duitsche clearing en de clearing tusschen Duitschland en
het betreffende land.

.Nieue nzaatregelen per 1 April
1941.

Met ingang van 1 April 1941 zijn eenige helangrijke
besluiten en verordeningen afgekondigd, welke in meer-
dere of mindere mate ingrijpende wijzigingen in de be-
staande regeling van het deviezenverkeer hebben tew’eeg-
gebracht, t.w.:
het Deviezenbesluit 1941;
het Geblokkeerde Markenbelastingbesluit 1941;
de verordening betreffende de opheffing van de
deviezengrens tusschen het Duitsche Rijk en het bezette
Nederlandsche gebied.

1.
Het Deviezenbesluit
1941.

1-loewel dit Besluit, dat de Deviezenverordening 1940
en de Wet Internationaal Betalingsverkeer buiten wer-king stelt, in zijn 87 artikelen een groot deel van de be-

23 April 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

267

palingen van genoemde oudere voorschriften, zij het met
technische wijzigingen, heeft overgenomen, geeft het in
beginsel blijk van een volledigen ommekeer in de positie
van ons land in het internationale betalingsverkeer. Door-
dat die ommekeer in de positie van ons land in het inter-nationale betalingsverkeer zich intusschen grootendeels
reeds in de afgeloopen maanden had voltrokken, valt deze thans op het eerste gezicht weinig op; hij rustige beschou-
‘ing neemt men dezen echter duidelijk waar.
In de periode van het in beginsel vrije betalingsverkeer
werd de clearing ingesteld ter afweer van ongewenschte
invloeden van de cleviezenbeperkingen elders. De Vet In-
ternationaal Betalingsverkeer regelde de clearing als een
abnormaal e.risisverschij nsel. De Deviezenverordening
kwam aanvankelijk in het overgangastadium naast de clea-ting tot Stand. Maar nu Nederland ten volle iS betrokken in
de sfeer der deviezenbeperking, wordt de clearing met de
landen, die buiten het gebied liggen, waarop ons econo-
misch leven thans grootendee!s is georiënteerd, een inte-
greerend deel van de deviezenregeling, en worden dus ook de
bepalingen, welke de clearing beheerschen, in een en hetzelfde
Besluit vervat alS de deviezenvoorschriften in het algemeen.
iloew’el het i)eviezeninstituut en het Nederlandsch
Clearinginstituut uit den aard der zaak een afzonderlijke
functie vervullen, viel er steeds een innige samenwerking
tusschen beide instellingen te bespeuren, hetgeen alles-zins begrijpelijk is. Immers, het ])eviezeninstituut heeft
tot taak, in samenwerking met De Nederlandsche Bank
den aanwezigen deviezenvoorraad zoo goed mogelijk,
overeenkomstig de economische behoeften van ons land,
te verdeelen en afvloeiing van deviezen naar het buiten-
land tegen te gaan. Vandaar, dat – evenals in de Veror-
dening van 1940 – de heschikkingsbevoegdheid zoowel
voor ingezetenen als voor niet-ingezetenen over waarden,
welke als deviezen kunnen worden aangemerkt, in het
algemeen onderworpen is aan het verkrijgen van een
vergunning van het Deviezeninstituut.
liet Nederlandsch Clearinginstituut zorgt voor de
richtige uitvoering van de clearingregelingen, welke ten
opzichte van of met de verschillende landen zijn getroffen
en die, al naar gelang van de een- of tweezijdigheid der
regelingen, de eenzijdige
0l
wederzijdsche vereffening van
schulden en vorderingen ten doel hebben. Bij een
nadere beschouwing van de clearingregelingen en over-
eenkomsten valt het
01),
dat, hoe nieer die regelingen het
geheele betalingsverkeer met den clearingpartner om-
vatten, dus hoe sluitender het clearingsysteem is, des te
minder voor de wederzijdsche betalingen vergunning van
het Deviezeninstituiit vereicht iS. De clearing sluit dus
de Deviezencontrôle niet uit, zij is er veeleer een vereen-
voudigd onderdeel van. Zij past in de sfeer, w’aarin wij
ons, na den vermelden ommekeer, bevinden.
Technisch is bij deze voltooiing van den ommekeer op
het gebied der internaïonale betalingen niet veel ge-
wijzigd. Vervallen is echter de – onder de Veroidening 1940
rog opengelaten mogelijkheid
voor nief-ingezetenen
om
zonder vergunning van het Deviezeninstituut
len be-
hoeve van ingezetenen
te beschikken over hun vorderin-
gen
01)
het binnenland of over hun binnenlandsche waai’den.
liet blijkt de bedoeling, dat het l)eviezeninstituut het al
of niet verleenen van zulk een vergunning afhankelijk
zal stellen van het met de beschikking beoogde doel.
Ingeval een niet-ingezetene
onverplicht
– de aanbiedings-plicht rust immers uitsluitend op ingezetenen – aan De
Nederlandsche Bank goud of deviezen verkoopt, kan ver-
gunning worden verleend tot crediteering op een vrije gul-
dens rekening; crediteering in ,,Sperr”-guldens zou hier ook inderdaad onbillijk zijn, daar de buitenlander prac-
tisch vrije deviezen verschaft.

2.
Hel Geblokheerde 1l’Iarkenbelasiingbe,sluit
1941.

Ook het tweede onderdeel van de nieuwe maatregelen
brengt weinig anders dan een bevestiging en technische

verbetering van een reeds vigeerende regeling, nl. van het
gelijknamige Besluit van 1940. Ook hier een reeds vol-
trokken wijziging van verhoudingen, volkomen passend
in den ommekeer, dien wij hierboven signaleerden. Die
ommekeer toch betrof niet alleen den overgang uit den
kring der landen met Vrij betalingsverkeer naar dien met
deviezenrestrictie, maar tevens werd de barrière, door
welke wij, als vrij deviezenland, van de landen met devie-
zenbeperking waren gescheiden, althans ten aanzien van
het Duitsche Rijk, geleidelijk aan minder hoog, werden
wij, met andere woorden, meer en meer in den kring
van het Duitsché betalingswezet’ geti-okken, en werd de
transfer tusschen Nederland en Duitschlanci vrijer.

Reeds hij de Deviezenbekendmakingen No. 1 van 23
Juli 1940 en No. 3 van 29 Juli 1940 was de beschikkings-
bevoegdheid van ingezetenen over hun beleggingen in
Duitschland aanzienlijk verruimd. Daarbij was nI. bepaald,
dat zij voortaan zonder vergunning van het Deviezenin-
stituut over hun ,,Sperr”-marktegoeden, enz., konden be-
schikken, voorzoover de Duitsche deviezenbepalingen zich
daartegen niet verzetten.
Op 30 October 1940 was voorts in Duitschland een auto-
nome maatregel ter verruiming van het Nederlandsch-Duit-
sche betalingsverkeer afgekondigd (Ru nderlass 89). Afge-
scheiden van een verruiming van het reis- en grensverkeer,
was nI. aan ingezetenen van het Duitsche Rijk zonder ver-
gunning een kapitaaloverrnaking naar het bezette Neder-
landsche gebied van RM 5.000 per naand toegestaan.
Voorts was bepaald, dat vermogensopbrengsten, t.w. rente, dividenden, winstaandeelen, huren, pachten en
soortgelijke regelmatig terugkeerende opbrengsten van
in het Duitsche Rijk belegd Nederlandsch kapitaal,
zonder vergunning van de Duitsche autoriteiten ten volle
via de Nederlandsch-Duitsche clearing naar het bezette
Nederlandsche gebied konden worden overgemaakt. Even-
eens kon hierover in het Duitsche Rijk zonder vergunning
worden beschikt. Tenslotte was nog bepaald, dat hdt
overmaken naar het bezette Nederlandsche gebied van
de tegenwaarde, verkregen bij vervreemding of delging
van beleggingen in of vorderingen op Duitschland, op
1 November 1940 toebehoorende aan Nederlandsche
ingezetenen, geoorloofd is, met vergunning van cle Duit-
sche autoriteiten, welke
01)
verzoek zou worden verleend.
Het overmaken van in vreemde valuta of in vrije Rijks-
marken verleende credieten was zonder vergunning

toegestaan.

De mededeeling, dat de Nederlandsche crediteuren de
hun toekomende vermogensopbrengsten ten volle zouden
ontvangen, was op zichzelf beschouwd voor de houders van Duitsche obligatiën, welke een hooge rente dragen,
een aangename verrassing. 1-let bleek echter spoedig, dat zij ernstig rekening moeSten houden met de waar-
schijnlijkheid van een, weliswaar vrijwillige, renteconversie
hunner stukken tot 4 pCt., zooals verschillende Duitsche
debiteuren reeds aan hun crediteuren hebben aangeboden.
Volgens een door de Vereeniging voor den Effectenhandel
gedane mededeeling houdt zoodanige conversie verband
met den wensch der autoriteiten in Duitschland, den
rentevoet van in het buitenland geplaatste leeningen van
Duitsche debiteuren in overeenstemming te brengen met
den in Duitschland heerschenden rentevoet. Met het oog
op de in vrijwel alle leeningsovereenkomsten aan de Duit-
sche debiteuren toegekende bevoegdheid de leeningen in
haar geheel aflosbaar te stellen – in welk geval op grond
van de Duitsche deviezenbepaingen de tegenwaarde
in Rijksmarken tegen den te Berlijn geldenden officieelen
wisSelkoers met bevrijdende werking voor den debiteur
ter beschikking van de crediteuren wordt gesteld – staat
er hij deze vrijwillige conversies practisch een stok achter
de deur.

Bovendien was echter, tegelijk met deze laatste verrui-
ming van het Duitsch-Nederlandsche kapitaalverkeer op 1
November 1940 in Nederland het
Geblok keerde Markenbelas-

1
268

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1941

tingbesluit
1940 afgekondigd. Dit besluit hield in, dat een
Rijksbelasting geheven zou worden bij het overmaken
van de tegenwaarde, verkregen bij vervreemding of del-
ging der beleggingen in en vorderingen op Duitschland,
o 1 November 1940 toebehoorende aan ingezetenen.
Deze belasting, welke door middel van inhouding bij de
uitbetaling werd geheven, zou bedragen 70 pCt. bij over-making vôdr en in 1941, 60 pCt. in 1942, 40 pCt. in 1943
en 20 pCt. in 1944; daarna zou de overmaking vrij van
belasting zijn. 1-Jet was verboden de tegenwaarde op andere
wijze te ontvangen dan door bemiddeling van het Neder-
lardsch Clearinginstituut.
De tegenwahrde kon ook aangewend worden tot af-
lossing van een schuld (schuldbevrijding) jegens een niet-
ingezetene, woonachtig in Duitschland. In dit geval was
de schuldeischer-ingezetene van de vervreemde of ge-
delgde belegging verplicht, binnen 14 dagen bij den In-
specteur der Directe Belastingen, belast met de behande-
ling van de Geblokkeerde Markenbelasting, aangifte te
doen, dat hij de tegenwaarde van zijn belegging in Duitsch-

land gebruikt had om een schuld jegens een persoon, woon-
achtig in Duitschland, te voldoen. De belasting was niet
verschuldigd bij de overmaking van loopende renten,
huren, pachten en opbrengsten van coupons, dividenden
en andere vermogensopbrengsten, welke op of na 1 Juli
1940 zijn vervallen. Voorts mocht de inning van de tegen-
waarde vrij
van
belasting geschieden, indien het provenu
werd aangewend voor bepaalde
betalingen
in Duitschland,
mits niet verband houdende met het goederenverkeer.
Bij overgang op een ingezetene van den eigendom
van een belegging of vordering bleef de voorwaardelijke belastingschuld verbonden aan het overgegane
1).

1-let thans afgekondigde Geblokkeerde Markenbelasting

besluit 1941, dat in de plaats treedt van het Geblokkeerde
Markenbelastingbesluit 1940, wijkt daarvan in sommige
opzichten belangrijk af. Zooals hierboven uiteengezet, gold
ohder het Markenhelastingbesluit 1940 als criterium voor
de belastbaarheid de overmaking uit Duitschland naar het bezette Nederlandsche gebied, maar was bij koop en ver-
koop tusschen ingezetenen geen belasting verschuldigd.
Volgens het nieuwe besluit zijn de Duitsche beleggingen
en vorderingen, ten aanzien van welke een natuurlijke
of rechtspersoon, die in het bezette Nederlandsche gebied
zijn woonplaats of gewoonlijk zijn verblijfplaats heeft of
aldaar gevestigd
is,
op 1 November 1940 eigenaar, be-
zitter of schuldeischer was, op het oogenblik, waarop
deze als zoodanig ,,terugtreedt”, onderworpen aan een
ineens geheven belasting. Onder ,,terugtreden” wordt in dit
verband verstaan iedere handeling, welke er
toe
leidt, dat
ten aanzien van. c
1
e personen van den eigenaar, bezitter of

3) Uit een bekeidmaking van de Vereeniging voor den
Effectenhandel bleek, dat deze laatste bepaling ten aanzien
van den handel in Duitsche effecten aldus moest worden
uitgelegd, dat, indien een irgezetene aan een niet-ingezetene
Duitsche effecten verkocht, deze ingezetene de belasting
schuldig zou zijn, indien en voor zoover uit deze trans-actie direct of indirect een overmaking uit het Duitsche
Rijk naar Nederland voortvloeide of had plaats gevonden.
In verband hiermede heeft de Vereeniging voor den
Effectenhandel bepaald, dat de handel in Duitsche fond-
sen zou geschieden onder de voorwaarde, dat de kooper
den .verkooper vrijwaart voor de linancieele gevolgen,
welke voor den verkooper zouden kunnen voortvloeien uit hoofde van de geblokkeerde markenbelasting. Deze bepaling bracht den handel in Duitsche fondsen vrijwel
tot stilstand. Weliswaar was bepaald, dat, indien een koop

en verkoop van effecten tusschen ingezetenen voor hun
rekening plaats vord, noch de kooper, noch de verkooper
be]astingschuldig zou zijn. Aangezien men echter de
risico’s, welke aan de vrijwaring verbonden waren, niet
kon overzien, vond er praktisch geen handel in deze waar-
den plaats.

schuldeischer aan de belegging of vordering het karakter
van Duitche belegging of vordering wordt ontnomen.
Het gevaar, dat de belastingplicht aan de vordering blijft
,,kleven”, bestaat dus niet langer, daar de terugtredende eigenaar zelf voor aangifte en voldoening van de belas-ting als hierna omschreven moet zorg dragen.
Onder het begrip ,,Duitsche beleggingen en vorderingen”
vallen
niet
vorderingen wegens credieten, welke na 15
Juli 1931 in deviezen of in vrije Rijksmarken zijn verleend
aan een persoon, die binnen het gebied van het Duitsche
Rijk zijn woonplaats heeft of aldaar gevestigd is. (Voor de ingelijfde gebieden gelden de respectievelijke data van in-
lijvi ng). Evenmin vallen hieronder , ,Stillhalte”-vorderingen.
De belasting bedraagt 60 pCt. ingeval het terugtreden
plaats vindt vôôr of op 31 December 1941, 40 pCt. in het
jaar 1942 en 20 pCt. in het jaar 1943, daarna vrij.
Ieder, die op 1 November 1940 eigenaar, bezitter of
schuldeischer van belastingplichtige beleggingen of vor-
deringen was, moet deze yaarden jaarlijks, uiterlijk op 1 Mei van de jaren tot en met 1944, zonder bijzondere
waarschuwing bij den inspecteur der Geblokkeerde Mar-
kenbelasting te ‘s-Gravenhage aangeven, telkens onder op-
gave van den stand dier waarden op den voorafgaanden
31sten December en van de intusschen in het verloopen
kalenderjaar ingetreden veranderingen, waarna een aan-
slag volgt.

De opheffing ran de deuezengrens tusschen het Duitsche
Rijk en het bezette Nederlandsche gebied.

In de op 1 April 1941 te deze zake verschenen Veror-
dening
is
bepaald, dat de beperkingen en verbodsbepalin-
gen vervat in het Deviezenbesluit 1941 niet gelden in het
verkeer tusschen het bezette Nederlandsche gebied eener-
zijds en de gebieden, waarvoor de Duïtsche Deviezenwet en
haar uitvoeringsverordeningen van kracht zijn anderzijds.
Laatstbedoelde gebieden, waaronder behalve de ingelijide
gebieden, zooals Elzas-Lotharingen, Luxemburg, Oosten-rijk en het Sudetenland, ook het Protectoraat Bohemen en
Moravië is begrepen, worden niet als buitenland en de
aldaar gevestigde natuurlijke en rechtspersonen worden
niet als niet-ingezetenen in den zin van het Deviezenbe-
sluit 1941 beschouwd.
In aansluiting aan deze verordening heeft De Nederland-
sche Bank bekend gemaakt, dat tengevolge van de ophef-
fing van de deviezengrens tusschen het bezette Nederland-
sche gebied en Duitsohland, het wederzijdsche betalings-
verkeer zich in het algemeen wederom over de particuliere
credietinstellingen, over de post enz. afwikkelt en dat de
sedert langen tijd tiisschen De Nederlandsche Bank en de
Reichsbank overeengekomen waardeverhouding 100 R.M.
= 175.36 ook voor de toekomst bij omwisseling van bank-
biljetten en munten geldt.
1-lieruit volgt, dat het clearingverkeer tusschen Neder-
land en Duitschland met ingang van 1 April 1941 heeft
opgehouden te bestaan. Ten aanzien van het clearingver-
keer met andere landen, dat over de Duitsch-Nederland-
sche clearing werd afgewikkeld, blijft de clearingrekening
,,Berlijn” van het Nederlandsche Clearinginstituut bij de
Deutsche Verrechnungskasse voortbestaan.
Zooals bekend, wordt de stand der clearingen met de
verschillende landen in den laatsten tijd niet meer gepu-
bliceerd. Gelet op de ontwikkeling van het goederenverkeer tusschen Nederland en Duitschland, lijkt het waarschijnlijk,
dat de clearingrekening met een saldo te onzen gunste zal
zijn afgesloten, omtrent de vereffening waarvan geen
nadere mededeelingen zijn gedaan.

Tengevolge van de opheffing van de deviezengrens met
Duitschland kunnen alle wederzijdsche betalingen zoomede
de in- en uitvoer van betaalmiddelen van eiken aard in
guldens of marken thans zonder deviezenvergunning ge-
schieden. Bij beschikkingen ter zake van beleggingen en
vorderingen in Duitschiand moeten echter de bepalin-

gen van de Geblokkeerde Markenbelasting in aanmerking
worden genomen.

23 April 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

269

1

De opheffing vande deviezengrens opent voor inwoners van het Duitsche Rijk de mogelijkheid, zonder vergunning
in Nederland beleggingswaarden te verwerven. Op grond
van het Deviezenbesluit 1941 is voor den aankoop van
binnenlandsche fondsen door niet-ingezetenen een verguri-
ning van het Deviezeninstituut vereischt. Aangezien in-
woners van het Duitsche Rijk niet alS niet-ingezetenen
worden beschouwd, is voor hen geen vergunning voor den
aankoop in Nederland van binnenlandsche fondsen noodig.
Echter worden als huitenlandsche fondsen beschouwd,
waarvan de aankoop niet zonder vergunning- kan geschie-
den, zgn. Duitsche ,,Auslandsbonds”, die niet in het be-
zette Nederlandsche gebied zijn uitgegeven, zoomede rente-
gevende en niet-rentegevende obligatiën ten laste van de
Kon versionskasse für Deutsche Auslandsschulden. Boven-
dien zijn op grond van eeii op 8 April 11. afgekondigd be-
sluit van den Secretaris-Generaal van het Departement
van Financiën (Beursvoorschriften 1941) certificaten van
Amerikaahsche aandeelen, welke tot dusver als binnen-landsche fondsen werden beschouwd, met ingang van 1
Mei 1941 als buitenlandsche fondsen aangewezen. Voor het
vervreemden van deelnemingen in binnenlandsche onder-
nemingen, waarvan de koopprijs meer dan f 100.000 be-
draagt, is een vergunning van den Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied vereischt en wel op grond
van de Verordening van 24 Maart 1941 op het Vervreemden
van ondernemingen en bedrijven aan buitenlanders,
welke verordening niet onder het Deviezenbesluit valt en
mitsdien nog van kracht is.

Ten aanzien van het wederzijdsche goederenverkeer
tusschen Nederland en Duitschiand was reeds einde 1940
een verruiming ingel;reden door het laten vervallen van
de heffing van invoerrechten. Bij den invoer van goe-
deren uit Duitschlaud behoeven nog slechts het statistiek-recht en de invoerbelasting, welke in de plaats is getreden
van de omzetbelasting, te worden betaald. 1-loewel
de bepalingen van het Deviezenbesluit 1941 omtrent den
invoer en den uitvoer van goederen ten opzichte van het goederenverkeer met Duitschland niet meer toepasselijk
zijn, blijven de uitvoer en in sommige gevallen ook de
invoer niettemin onderworpen aan het verkrijgen van een
consent van het Crisis-Uitvoerbureau, resp. koopvergun-
ning van het Crisis- I nvoerbureau.

l)e vraag kan worden gesteld, welken invloed de jongste
deviezenrnaatregelen en in het bijzonder de opheffing van
de deviezengrens voor ons land zouden kunnen hebben. In het algemeen gesproken zou men het als een voor-
deel kunnen beschouwen, dat door de afschaffing van de
NederlandSch-Duitsche clearing het vrije betalingsver-
keer gedeeltelijk is hersteld. Een praemisse voor het
normaal fuiictionneeren van een vrij betalingsverkeer is
echter het in evenwicht zijn van de betalingsbalans tus-
schen de betreffende landen. Dit dringt onder dë huidige
omstandigheden nog meer, nu verrekening van een
eventueel batig saldo der betalingsbalans, bv. door goud-
zendingen, niet mogelijk is en een multilateraal verre-
keningsstelsel, waardoor overschotten van het eene land
met tekorten van het andere land verrekend zouden kun-
nen worden, nog niet bestaat.
Indien men zich nu beperkt tot een beschouwing van
de vermoedelijke ontwikkeling van het goederenverkeer
tusschen Nederland en Duitschland, en dus wederzijdsche
vorderingen wegens diensten- en kapitaalverkeer buiten
beschouwing laat, en daarbij in aanmerking neemt, dat
het prijsniveau voor goederen (en effecten) in Duitschland
hooger schijnt te zijn dan hier te lande en dat de Duitsche
exporteurs een begrijpelijke voorkeur ervoor aan den dag
zullen leggen, hun afzetgebied zooveel mogelijk in landen
met vrij betalingsverkeer te zoeken, dan lijkt, ook van-
neer men de contrôle van de Crisis-In- en Uitvoerbureaux
vervaarloost, de conclusie gewettigd, dat onze exporten
naar Duitschland de importen uit dat land zullen over-
treffen. 1-let markentegoed, dat daardoor ontstaat, zal in

verband met de vaste waardeverhouding tusschen den
gulden en de mark (100 RM = f 75.36), die practisch het karakter van een Muntunie heeft, aan De Nederlandsche
Bank worden aangeboden. De hieruit voortvloeiende ver-
grooting van de geldcirculatie zal normaliter een stij-
gende tendens van het prijsniveau in het bezette Neder-landsche gebied veroorzaken en zeer waarschijnlijk dus
een aanpaSsing van ons prijsniveau aan het in Duitsch-
land geldende teweegbrengen.
S. ROSENBER&.

BEURSVOORSCHRIFTEN 1941 TEN AANZIEN

VAN CERTIFICATEN VAN AMERIKAANSCHE
AANDEELEN

Doordat men hier te lande Aherikaansche aandeelen
niet in den origineelen vorm verhandelt, maar in den vorm
van certificaten, utgegeven door Nederlandsche admni-
stratiekantoren, die de aandeelen op hun naam hebben
doen inschrijven, kon bij de heropening der Effectenbeurs
in den argeloopen zomer de handel in deze certificaten
worden hervat en konden deze stukken als binnenlandsche
fondsen worden aangemerkt. Immers, eenig contact met een buitenlandsche beurs of eenig gebruik als deviezen-
opleverende waarde was onmogelijk, daar het adminiStra-
tiekantoor noch tot aanmaak van nieuwe, noch tot roye-
ment van bestaande certificaten kon overgaan, aangezien
invoer van meerdere aandeelen onmogelijk was en het

ingeschreven aandeelenbezit der administratiekantoren
door regeeringsmaatregelen was geblokkeerd.
De hoeveelheid Amerikaansche aandeelen, die het Ne-
derlandsche publiek in totaal kon bezitten, was dus bepaald
door het aantal certificaten, dat op 10 Mei 1940 uitstond.
Er kon niets bijkomen en-niets afgaan. De koersontwikke-
ling was dan ook in het geheel niet meer verbonden met
die op buitenlandsche beurzen; weliswaar oefent de notee-
ring elders eenigen, voornamelijk psychologischen in-
vloed uit, maar het ontbreken van elke arbitragemogelijk-
heid heeft tengevolge, dat aanzienlijke koersverschillen
tusschen de Nederlandsche en de Amerikaansche beurzen
duurzaam kunnen bestaan.
De groote liquiditeit van vele vermogens en de vraag naar
belegging in aandeelen, waaronder zeker ook Amerikaan-
sche, leidden dan ook voor het in beperkte mate aanwezige
materiaal van certificaten van Amerikaansche shares to

t
een koersstand, die de theoretische pariteit New York
aanzienlijk te boven ging. Menigeen, die de simpele oorzaak
van deze afwijking van een niet-effectieve pariteit niet zag,
leidde daar ten onrechte een ,,dollarkoers” uit af, welke
boven de officieele noteering van f 1.88 zou liggen. Deze volkomen ongemotiveerde gevolgtrekking zou tot allerlei
onjuiste geruchten omtrent een depreciatie van den Neder-
landschen gulden kunnen leiden, hetgeen niet in het be-
lang van een rustige ontwikkeling van het economische
leven en van een gezond prijsniveau zoude zijn. T-let iS
dan ook vermoedelijk op dezen grond, dat men deze
schijnbare dispariteit niet langer van dag tot dag in alle
publiciteitsorganen wil zien tentoongesteld. –
Wanneer men het hierboven genoemde motief-tot uit-
gangspunt neemt, kunnen de bezwaren, verbonden aan de
noteering der certificaten, slechts worden ondervangen, door
de koersen te doen verdwijnen uit de officieele noteering in
de Prijscourant der Vereeniging voor den Effectenhandel,
want de koersvorming zelve, zooals deze uit vraag en aan-
bod voorkomt, kan zich op den duur niet laten dwin-
gen. 1-let verwijderen uit de offlcieele noteering brengt
echter met zich, dat de betreffende fondsen niet
langer kunnen dienen tot onderpand van geldleeningen.
De moeilijkheid was nu, voor de kwestie der onderpanden
een redelijke oplossing te vinden, want met een in den loop
der tijd’en gegroeid system kati.niet plotseling worden ge-
broken, zonder een totale ontwuichting te weeg te brengen.

270

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April ‘1941

Men had de geldleeningen, welke tegen onderpand van cer-
tificaten van Amerikaansche aandeelen waren verstrekt, zonder meer kunnen blokkeeren. Dit zou echter voor de geldgevers groote en niet te billijken risico’s hebben be-
teekend, zoodat deze methode, o.i. terecht, niet werd ge-
volgd. Men heeft dan ook gezocht naar een tusschenvorm,
waarbij de belangen van geidgevers en geldnemers zooveel
mogelijk werden gecoördineerd.
De Beursvoorschri.ften 1941 bevatten in een twintigtal
artikelen de technische uitvoering van deze materie. In
artikel 17 is bepaald, dat het met ingang van 1 Mei 1941
aan een ieder verboden is, koersen van certificaten van
Amerikaansche aandeelen te publiceeren of er toe mede
te werken, dat deze worden gepubliceerd. Hiermede is
dus aan den eisch tot verwijdering uit de officieele notee-ring voldaan.

Ten aanzien van de onderpanden is allereerst als vetto-
lijk algemeen voorschrift bepaald, dat ieder verplicht is,
voor zoover mogelijk, het uit certificaten bestaande onder-
pand te vervangen door andere zekerheid of andere waar-
den, die na 1 Mei 1941. in de noteering blijven, dan wel
zijn debetsaldo zoodanig te verminderen, dat de certif i-
caten van Amerikaansche aandeelen vrij komen te liggen.
Voor de minder kapitaalkrachtige geldnemers is een ge-
leidelijke afwikkeling voorzien, waarbij eenerzijds de waar-
de van de onderpanden tegen den begin April jl. te New-
YOI’lC
geldenden koers, omgerekend tegen 1.88, werd vast-
gelegd, ter,’ijl daarnaast werd bepaald, dat de certificaten
van AmerikaanSche aandeelen voor 31 December 1941
geheel uit de onderpanden moeten zijn verdwenen. Op deze
wijze werd het risico van geldgevers ingeperkt, hetgeen
evenwel gepaard ging met bépaalde eischen ten opzichte
van de geldnemei’s. liet valt niet te ontkennen, (lat deze
eischeh voor minder kapitaalkrachtige geldnemers tamelijk
zwaar zijn, hetgeen uit het onderstaande nader moge blij-
ken.

De hernieuwde vaststelling van de waarde der onder-
panden op basis van den wisselkoers van 1.88 brengt een
aanvulling van het surplus met zich mede. Bovendien is
bepaald, dat het surplus uitsluitend moet worden verstrekt
in officieel genoteerde fondsen, en wel vÔÔr 23 April 1941.
(Alhoewel niet nadrukkelijk vermeld, is het uiteraard in
overeenstemming met den geest van de voorschriften, in-
dien aan de surplus-eischen in den vorm van geld, dus door
inkrimping van het debetsaldo, wordt voldaan). Dit is
dus de eerste bezwarende bepaling voor den geldnemer.
Voorts iS een geleidelijke afwikkeling van het debetsaldo
ontworpen, in dier voege, dat het Saldo uiterlijk 31 De-
cember 1941, door middel van voorgeschreven maandelijk-
sche aflossingen, moet zijn afbetaald. Deze algeheele af-
lossing op betrekkelijk korten termijn is de tweede bezwa-rende bepaling voor minder kapitaalkrachtige geldnemers.
Naast de afwikkeling der onderpanden, zooals deze in
de Beursvoorschriften is omschreven, bestaat in de prak-
tijk nog een andere mogelijkheid om tot het vrij” maken
van de betreffende certificaten te geraken. Men kan het
debetsaldo nl. door verkoop ter beurze verminderen. Tot
1 Mei 1941 kan dit op de gewone wijze tegen de officieele
noteering geschieden. Na dien datum blijft verdere afwik-
keling door verkoop tei beurze mogelijk, zij het ook op beperkende voorwaarden en zonder dat koerspublicatie
zal mogen geschieden. Vermoedelijk heeft men voor de-
genen, die in liquiditeitsmoeilijkheden verkeeren, de mo-gelijkheid open willen houden, ook na 1 Mei hun posities
op deze wijze in te krimpen.

Tengevolge van de hierboven besproken bepalingen zullen de minder kapitaaikrachtige geldnemers moeite
hebben om aan surplus-eischen en aflossingsverplichtingen
te voldoen, zoodat, al dan niet officieele, liquidaties tot
op zekere hoogte onvermijdelijk zullen blijken. Het is
echter onmogelijk, een oordeel omtrent den omvang van
de vermoedelijke liquidaties uit te spreken. In de eerste
plaats is het niet bekend, welk deel van het totaal bedrag

aan certificaten, hetwelk op ruim f 600 millioen wordt
begroot, dient tot onderpand van geldleeningen, en in de
tweede plaats is het aantal ,,zwakke houders” volmaakt
onbekend. Hoe dit echter ook zij, als onmiddellijk gevolg
van de Beursvoorschriften moet een koersdrukkende ver-
king ter beurze worden geconstateerd (de overige op
de beurs van invloed zijnde factoren buiten beschou-
vi ng gelaten). Deze koersdruk is echter van tijdelijken aard;
zoodra de vereischte aanpassing is gevonden, zal hij teniet
worden gedaan.
liet verbod van handel heeft, afgezien van een vermin-
derden omzet ter effectenbeurze, als zoodanig
01)
geld- en
kapitaalmarkt geeneilei invloed. Anders staat het met het
feit, dat, tengevolge van de nieuwe beursvoorschrilten, het
geheele bezit aan certificaten uiteindelijk wordt geblok-
keerd, aangezien de stukken nAch kunnen worden beleend,
n?ch door verkoop ter beurze liquide kunnen worden ge-
maakt. Daardoor w’ordt de latente koopkracht, welke in
officieel genoteerd effectenbezit is bel ichaamd, tenietge-
daan, hetgeen op den duur wel degelijk eenigen invloed
kan uitoefenen
01)
geld- en kapitaalmarkt. Deze invloed
gaat in de richting van deflatie.
S.
W. 1′.RINS.

DE RIJKSMIDDELEN OVER MAART 1941,

.4 Igem een beeld.

Uit het overzicht van den stand der Rijksmiddelen, dat
in dit nummer is opgenomen, blijkt, dat de niet-directe
heffingen in Maart jI. tezamen f 46.662.600 hebben op-
geleveid, tegen f 35.202100 in de gelijknamige maand van
het vorige jaar. De vooi’uitgang ad fl.1.460.500 is vrijwel
geheel te danken aan een tweetal nieuwe heffingen, t.w.
de loonbelasting en de waard evermeerderingsbelasting, die
respectievelijk f 11.027.100 en f 38.600 voor
‘s
Rijks schat-
kist hebben opgëleverd. De totale opbrengst van de
resteerende middelen vei’schilt dan ook niet veel van die van Maa,-t 1940. Niettemin bewoog het peerendeel zich
in stijgende richting. Bij sommige was dc stijging zelfs
belangrijk; wij noemen slechts den suiker- en den tabaks-
accijns en de successierechten. Dat het eindcijfer niet
gunstiger is, is dan ook uitsluitend te wijten aan de in-
voerrechten, die een verinindering met f 9.637.600 ver-
toonden. Daarnaast gaven ook het statistiekrecht en de
omzetbelasting een lager opbi’engstcijfei’ te zien.
De totale ontvangsten van het eerste kwartaal bedragen
fl.36.092.600 tegen f 111.804.300 in het vomige jaar. Ook
hier valt cle veigelijkirig over vrijwel de geheele linie ten
voordeele van het loopende jaar uit. Veertien middelen
gaven gezamenlijk een accres van 1’49.030.000; hiervan
komen resp. rond t 18,8 millioen en f 11,3 millioen op rekening van de loonbelasting en den tabakaccijtis. De
drie overblijvende middelen liepen tezamen terug met
t 24.741.700, waarVan niet minder dan t 24,2 millioen
door de daling der invoeriechten weid veroorzaakt.

Loonbelasting.

Gelijk reeds in het vorige overzicht werd verondersteld, heeft de loonbelasting ditmaal belangiijk meer opgebracht
dan in de eerste maand van haai heffing. Bedroeg de
ontvangst toen nog slechts t 7.742.300, ditmaal kon
f 11.027.100 worden geboekt. Omtrent den verderen
loop van dit middel valt uiteraard nog niets te voor-
spellen.

Inooerrechten.

Op de diepe inzinking, die de invoerrechten vertoonen,
wezen wij reeds. Een teruggang van t 9.637.600 iS wel
heel groot. Nu waren de ontvangsten in de maand Maart
van het vorige jaar ongetwijfeld abnormaal hoog, maar de
opbrengst van de afgeloopen maand (f1.599.600) is dan
ook een minimum-record. Moesten de invoerrechten door

23 April 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

271

de beperking van het internationale verkeer reeds menige
veer laten, de thans ingetreden verlaging is een gevolg
van de bepalingen van het besluit d.d. 16 December
No. 241/40, krachtens hetwelk, met ingang van 1
Januari 1941, van Duitsche goederen geen invoerrechten
meer worden geheven. Slechts indien cle goederen belast
waren met een specifiek invoerrecht, verband houderide
mèt den adcijns op gedistilleerd, houtgeest, suiker, bier, geslacht of zout, wordt een bedrag, aequivalent aan den

accijns, geheven.
Het statistiekrecht daalde met f 109.000.
rJoc1l
was de

ontvangst (1129.100) hooger dan in de diie voorafgaande
maanden.

.4ccijnzen.

l)at de verbruiksheffingen, niet name de accijnzen,
den laatsten . tijd rijkelijk vloeien, behoeft niet te ver-
wonderen, indien men de lange reeks van fiscale maat-
regelen nagaat, die met betrekking tot deze lronnen van
inkomsten zijn genomen. Toch laten deze maatregelen nog
slechts ten dccle hun invloed gevoelen. Over het eerste
kwartaal hebben de accijnzen reeds f 19.645.400 meer
verschaft dan in dezelfde periode van het vorige jaar.
Wat den zoutaccijns betreft, die met f 264.900 vooruit-
ging, is wèl liet tarief verhoogd, doch treedt de verzwaarde
heffing eerst in werking met 1 April jl. De stijging van de
afgeloopen maand vindt dan ook haar oorzaak in de
belemmering van den uitvoer, waardoor de aanzuivering
der crediettermijnen veelal in contanten moet geschieden.
De geslachtaccijns is door het verminderen der slachtingen
i’eer tot meer normale proporties afgedaald; de opbrengst
kwam slechts f80.500 uit boven die van dezelfde maand
van 1940. Daarentegen was de wijnaccijn hoog; de ont-
vangst beliep 1660.100 of f 145.000 meer dan in Maart
1940. Gelijk reeds in het vorige maandoverzicht werd op-
gemerkt, is de toeneming toe te schrijven aan de over-
gangsbepalingen van de nieuw getroffen regeling, als ge-
volg waarvan verschillende verschuldigde accijnsbedragen
vervroegd binnenkomen. Ook heef t een aanzuivering van achterstallige termijnen plaats gehad. Hoewel de gedistil-
leerdaccijns niet meer zulke exorbitante opbrengsten
geeft als in het laatste kwartaal van het vorige jaar, blijft
liet peil hoog. Ditmaal w’erd f 3.581.100 ontvangen, het-
geen een vooruitgang met t 596.800 beteekent. Het ver-
bruik is blijkbaar belangrijk toegenomen. I-Ietzelfde geldt
van liet bier, dat ditmaal t 903.300 aan accijns opleverde.
Vergeleken met Maart 1940 is de ontvangst gestegen
met t 170.900, hetgeen zijn ooizaak niet kan vinden in
de met ingang van 1 Februari jl. ingevoerde verhooging
van liet ta:ief met bijna 50
pCt.,
aangezien de accijns
eerst verschuldigd is uiteilijk op den 20sten van de derde
maand na die, waarin de aangifte is gedaan. Dat de suiker-
accijns een surplus van t 1.008.400 opleverde, is voor een
belangrijk deel te danken aan dè omstandigheid, dat de
lo
Opcenten, die van 1 Maart 1940 af worden geheven,
en die aanvankelijk aan het Leeningîonds ten goede
kwamen, thans onder de gewone ontvangsten worden
verantwoord. Tenslotte trekt de tabakaccijns de aan-
dacht door het bijzonder hooge opbrengstcijfer der af-
geloopen maand (f 8.223.400). De vooruitgang beliep niet
minder dan f 4.851.400. 1-her doen de sedert 1 Augustus
1940 ingevoerde tariefsverhoogingen hun invloed ge-
voelen. Ook werden, met het oog op de met ingang van
1 April jl. in werking getreden verhooging van den
accijns, nog zooveel mogelijk zegels van het oude tarief
aangevraagd, die veelal, wegens gemis aan crediet, con-
tant moesten worden betaald.

Andere indirecte heffingen.

De omzetbelasting gaf t 456.100 minder dan in Maart
1940, wegens teruggaaf over voorraden, ivelke op 1 Januari
jl. aanwezig waren. Gerekend over drie maanden heeft
liet loopende jaar echter reeds t 4.607.200 meer opgeleverd

dan liet vorige. Intusschen is niet ingang van 1 Januari
jl. weder een geheel gewijzigde regeling ingevoerd, die
belangrijke extra-baten belooft en waarvan de volgende
maanden i’el de sporen zulleii dragen. Ook de coupon-
belasting gaf een stijging te zien (van t 58.500); de eerste
drie maanden wijzen echter tezanien een miadeelig verschil
aan van f 254.600.
De conjunctuurgevoelige heffingen w’isten zich eenigs-
zins te herstellen. De zegelrechten stegen met t 170.800,
waarvan t 112.700 is te danken aan een ruimer vloeien
van de beursbelasting. Ook bij vergelijking niet de vooraf

gaande maanden maken de zegelrechten geen kwaad
liguur. 1-hetzelfde geldt van de registratierechten, die
405.100 nieer opleverden dan in Maart 1940 en ook meer
verschaften dan in de voorafgaande maanden van liet
loopende jaar. Het peil van het laatste kwartaal van 1940
werd echter hij lange na niet bereikt. De successierechten
waren ditmaal hoog, evenals trouwens in Februari ,jl.
De ontvangst ad t 6.103.100 kwam t 2.844.200 boven die
van Maart 1940 uit. Er worden 15 nieuwe opcenten ge-
heven; bovendien betreft liet hier een w’isselvallige heffing,
waarop weinig peil is te trekken. De waardevermeerdo-
ringsbelasting bracht f 38.600 op (in de eerste maand der
heffing f 21.200). De belasting op gouden en zilveren
werken steeg van 1′ 63.400 tot t 113.400, als gevolg van
de gestegen vraag naar edelmetaalvoorwerpen.

Directe belastingen.

Over de directe belastingen kunnen wij ditmaal kort
zijn. Zoo1aig liet niéuwe belastingjaar zijn invloed nog
niet doet gevoelen en de onthelfingen op de loopende
aanslagen in de inkomstenbelasting en in de opcenten
op de Gemeentefondsbelasting, samenhangende niet de
invoering der loonbelasting, niet zijn vatgesteld, valt
in deze middelengroep niet veel te beleven. Alleen dc
grondbelasting maakt een uitzondering. Dank zij liet
inhalen van de vertraging in de aanslagregeling en de in-
• voering van 100 extra-opcenten, is liet zuivere kohierbedrag
thans gestegen tot f 11.006.700, hetgeen een voordeelig verschil beteekent van t 7.472.400 l)ij den stand van het
overeenkomstige dienstjaar op ultimo Maart 1940. De inkomstenbelasting, de vermogensbelasting en de ver-
dedigingsbelasting 1 vertoonen minder belangrijke ver-
schillen. De opcenten op de Gemeentefondsbelasting
staan thans te boek voor E11.104.900, doch, zooals reeds
hierboven werd opgemerkt, moet rekening worden ge-
houden met de ontheffingen in verband met de invoering
der loonbelasting, liet zuivere kohierbedrag van de winst-
belasting steeg in de algeloopen maand van t 8.343.700
tot t 11.682.100. Administratief moet hierop echter in
mindering worden gebracht de negatieve opbrengst van
de dividend- en tantièmebelasting ad f 1.393.800, zijnde
de op de laatstgenoemde, thans opgeheven, heffing
plaats gehad hebbende terugbetalingen.

AANTEEKENINGEN.

J)FJ II
UITENLÂNDSCUE lIANOE
r
VAN NEDERLANDSCII-JNDIË
IN 1940.

In het Maartnummer van het Bulletin Mensuel de Sta-
tistique van den Volkenbond komen eenige gegevens voor
betreffende den in- en uitvoer van Nederland sch- I ndië,
waardoor het mogelijk is om na te gaan, hoe de buitenland-
che handel van onS overzeesche gebied zich gedurende
het afgeloopen jaar heeft ontwikkeld. Wij beschikken
hierbij echter slechts over de cijfers van de totale waarde
van den in- en uitvoer en moeten ons dus van beschou-
vingen over samenstelling, ‘herkomst en bestemming van
dien handel grootendeels onthouden.

De uit voerwaarde.

De totale waarde van den uitvoer van Nederlandsch-

272

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1941

Indië beliep in 1940, volgens deze gegevens, 933 millioen
gulden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het
beloop van de uitvoerwaarde gedurende de laatste jaren:

Uitnoer nan JVeclerlandsch-Jndië in millioenen guldens

1935

……..
505.3
1936

……..
630.7
1937

……..
1.012.3
1938

……..
714.4
1939

……..
774.8

1940

……..
933.0

Vergeleken met de voorafgaande jaren toont het be-
drag, dat Indi in het afgeloopen jaar voor den uitvoer
van zijn producten ontving, een aanzienlijken vooruitgang;
in de laatste tien jaar wordt het alleen door het uitvoer-
cijfer in het, voor Indië buitengewoon gunstige, jaar 1937
overtroffen. 1-loewel wij niet over gegevens betreffende de samenstel-
ling beschikken, valt uit het algemeen beloop
van
de ont-
wkeling op de grondstoffenmarkten af te leiden, dat vooral
de toenemende opbrengsten van den uitvoer van aardolie-
producten, rubber en tin tot de stijging van de uitvoer-
waarde zullen hebben bijgedragen. Volgens ruwe schatting
bracht de uitvoer van deze drie grondstoffen ongeveer
drie vijfde gedeelte van de totale uitvoerwaarde in 1940 op.
Ook de bestemming van den Indischen uitvoer heeft
vanzelfsprekend aanzienlijke veranderingen ondergaan,
waarbij het wegvallen van het grootste deel van den afzet
naar Europa in hoofdzaak gecompenseerd is door een aan-
zienlijke stijging van het aandeel van de Vereenigde Staten
en Singapore in den uitvoer van Nederlandsch-Indië.
Zooals bekend, poogt Japan in het bijzonder, door middel
van het sluiten van een handelspolitieke overeenkomst met
Indië, zich eengrooter aandeel in den uitvoer te verzekeren.
Wat het beloop van de waarde van den uitvoer over de
verschillende maanden van het jaar betreft, zien wij het
volgende beeld (ter vergelijking geven wij ook de cijfers
voor 1939):

Uiwoer nan ]Vederlandsch-Indië in niillioenen guldens.

1939

1940

Januari ……..
65.8 83.0
Februari

……
57.3
76.1
Maart……….
64.6
91.7
April

……….
59.7
77.0
Mei

……….
59.6
77.7
Juni

……….
59.1
71.6
Juli

……….
65.7 88.9
Augustus

……
61.5
73.3
September……
78.1
74.3
October

……..
79.9
78.2
November
64.2
64.8
December
59.3
76.4

In het algemeen is sinds het uitbreken van den oorlog
in September 1939 het beloop van den Indischen uitvoer
vrij wisselvallig geweest, hetgeen, naast de aanzienlijke
verschuivingen in de vraag naar Indische producten, wel
voornamelijk ih verband zal staan met de voortdurend
veranderende situatie op scheepvaartgebied. Wel zijn de
uitvoercijfers in de eerste maand van ieder kwartaal in
het algemeen hooger dan in de overige maanden, hetgeen
grootendeels het gevolg is van de – in verband met de
huidige werking van het restrictiestelsel – hoogere rubber-
verschepingen in die maanden.

De innoer.

In 1940 voerde Indië voor een waarde van 445 millioen
gulden in.

Inooer ç’an JVederlandsch-Jndië in rnillioenen guldens.

1935 ……..277.9 1936 ……..287.3

1937

……..
516.0
1938

……..
497.4
19.39

……..
518i
1940

……..
445.0

Zooals uit bovenstaande tabel blijkt, was de waarde
van den invoer van Nederlandsch-Indië in 1940 ongeveer
73 millioen gulden lager dan in 1939. Indië heeft
dus in het afgeloopen jaar minder goederen geïmporteerd;
in hoeverre hierbij bovendien nog gerekend moet worden
met een prijsstijging der geïmporteerde goederen, valt moei-
lijk te zeggen. Sommige invoerproducten zullen ontegen-
zeggelijk aanzienlijk in prijs gestegen zijn, maar anderzijds
zal ook wel een deel van de hooger geprijsde invoerartikelen
uit Europa vervangen zijn door goedkooperen import uit
het Verre Oosten. 1)oor het grootendeels uitvallen van
Europa, en met name Nederland, als leverancier, is de
verdeeling naar de landen van herkomst uiteraard sterk
gewijzigd. Vooral de Vereenigde Staten en Japan zijn als importeurs in Indië naar voren gekomen. Zoo bedroeg in
September, voor welke maand wij over eenige nadere
gegevens beschikken ), het aandeel van Japan in de totale
invoer’,vaarde ruim. 31 pCt., tegén gemiddeld bijna 23 pCt.
in 1937/1938, terwijl de Vereenigde Staten in September
1940 bijna 30 pCt. van de invoerwanrde leverden tegen
een gemiddeldevan bijna 13 pCt. in 1937/1938.
Volgt men de ontwikkeling per maand, dan is de invloed
van de politieke gebeurtenissen op den Indischen invoer
duidelijk na te gaan. Na een toenemenden invoer in de
maanden kort vÔör het uitbreken van het Europeesch

1n’oer nnn
/’Tede,.landsch
Indië in inillioenen guldens.

1939
1940

Januari ……
27.6
54.4
Februari
30.9
46.8
Maart……..
41.1
42.3
April
36.2
43.1
Mei

……..
43.0
44.5
Juni

……..
505
29.7
Juli

……..
53.2
30.1
Augustus

. . .
55.7
27.9
September.
.
54.5
34.1
October

. . .
38.5
30.5
Novembeï
39.3
2.9
December
47.6
33.7

conflict in September 1939, gevolgd door een vrij belang-rijke daling in October en November van dat jaar – hoofd-
zakelijk door tijdelijke stagnatie in de scheepvaartverbin-
dingen – bleef de invoer gedurende de eerste vijf maanden
van 1940 boven het peil van dezelfde periode in 1939. Na
Mei 1940, toen de verbinding van het Rijk in Europa met
zijn overzeesche gebiedsdeelen verbroken werd, daalde
het bedrag van den invoer sterk, en bedroeg per maand
gemiddeld nog slechts niim 30 millioen gulden, tegen ruim
44 millioen gulden in de periode Januari t.e.m. Mei 1940.

Uitvoersaldo nan Nederlandsch-Indië.
In millioenen
In procenten
guldens
van het totale
uitvoerbedrag
1935
227.4 45.0
1936
343.4
54.4
1937
496.3
49.0
1938
217.0
30.4
1939
256.7
33.1
1940 488.0.
52.3

U iwoersaldo.

Gegeven het hierboven geschetste beloop van den in-
en uitvoer van Nederlandsch-Indië in 1940 is het uitvoer-

‘) Ontleend aan een persbericht (N.R.C. 24 Februari
1941) betreffende het verslag der Nederlandsche Handel Maatschappij te Batavia.

23 April 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

278

saldo – een vor de Indische volkshuishouding, gezien
de economische structuur van het land, zoo belangrijke
grootheid – in het afgeloopen jaar sterk gestegen, ni.
van 256.7 millioen gulden in 1939 tot 488 millioen gulden.
Flet buitengewoon gunstige uitvoersaldo in 1937 –
het hoogste sinds 1928 – werd derhalve
ic
1940 bijna
benaderd, terwijl ook het verhoudingspercentage van het uitvoersaldo uitgedrukt in den totalen uitvoer aanzienlijk
is toegenomen. *

Sanwnoatting.

Bovenstaande, bij gebrek aan meer gegevens zeer be-
knopte beschouwing betreffende den lndischn buiten-
landschen handel in het afgeloopen jaar, wekt wel den
indruk, dat de ontwikkeling van de handelsbalans in 1940,
ondanks de talrijke politieke gebeurtenissen, waardoor ook
het economisch leven van Nederlandsch-Indië voor vele
problemen werd gesteld, gunstig is geweest.
Het Indische exportapparaat heeft – zooals uit de
totale uitvoercijfers blijkt – de sterk gestegen vraag naar
sommige voortbrengselen van het land weten te benutten.
Welleiddedegewijzigde situatie voor de verschillende grond-
stoffen en voedingsmiddelen ook voor sommige Indische
uitvoerproducten – bijv. copra en koffie – tot moeilijk-
heden bij den afzet, en nam tevens in het algemeen het in-
grijpen van de overheid of andere centrale instanties toe,
zoodat volgens recente berichten
1)
eind 1940 ongeveer
80 pCt. van den Indischen uitvoer door de overheid of een
andere organisatie met monopolistisch karakter werd ge-
controleerd.
De invoer werd noodzakelij kerw’ij ze verminderd, terwijl
naar alle w’aarschijnlijkheid ook het streven naar zelf-
voorziening op sommige gebieden zal zijn toegenomen.
Zoowel w’at den afzet van goederen als wat het betrekken
van de benoodigde invoerartikelen betreft, is er een toe-nemende oriënteering op de landen rondom den Pacific,
waarbij vooral de Vereenigde Staten een steeds belangrijker handelspartner voor Indië worden. Bovendien is Indië, meer
nog dan vroeger, afhankelijk geworden van de ontwikke-
ling in de Vereenigde Staten, daar de economische toe-stand in dat land momenteel voor de positie van talrijke
Indische grondstoffen van beslissende beteekenis is.
Flet vraagstuk van de beschikbare scheepsruimte, ten-
slotte, was in 1940, en is momenteel nog, een factor van
groote beteekenis voor het beloop van den buitenland-
schen handel van Nederlandsch-Indië.
W.

1)
Zie blz. 272.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL
EN NIJVERHEID.

Electrotechnische Industrie.
Nadere voorschriften Van
het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën inzake het
afleveren en verwerken van geïsoleerde electrische geleidings-
draad en -kabel. (BV. 18/4/’41, pag. 562; Stct. No. 71).

Maximum- prij zen biniienvaartuigen.
Bij de Prijzenbe-
schikking binnenvaartuigen 1941, No. 1 is het verboden er
toe mede te werken, dat een in Nederland thuisbehoorend
binnenvaartuig in eigendom wordt overgedragen tegen
een prijs, die hooger is dan de getaxeerdê waarde van het
vaartuig, vermeerderd met het bedrag der taxatiekosten.
Deze beschikking is niet toepasselijk op eigendomsover-
dracht aan de Duitsche Kriegsmarinedienststelle enop
nader in de beschikking genoemde vaartuigen. (E.V.
18/4/’41, pag. 561; Stct. No. 69).

Metalen. Besluiten, waarbij het verbruik van metalen
voor verschillende, niet noodzakelijke, doeleinden wordt
verboden of beperkt. (Beschikkiog IJzer- en Staalbespa-
ring 1941; Algemeen Toepassingsverbod voor Nonferrp-

metalen 1941 Nos. 1/4. ). (E.V. 11/4/’41, pag. 526; Stct.
No. 65).

Onroerende goederen.
Indien zulks met het oog op bodem-
productie- en landbouwbedrij fsbelangen wenschelij k is,
kan, ten aanzien van gevorderde goederen, het recht van
de oorspronkelijke eigenaren om deze goederen terug te
koopen, indien deze binnen 3 jaren na de vordering weder-
om worden verkocht, buiten werking worden gesteld.
(E.V. 11/4/’41, pag. 527).

Pelterijen. Vaststelling van maximum-prijzen voor pel-
terijen. (BV. 18/4/’41, pag. 561; Stct. No. 71).

Stalen buizen.
Afleveringsverbod voor stalen buizen in
verband met de voorraadpositie van deze goederen.
(E.V. 18/4/’41, pag. 562).

Walsproducten.
Vanaf 1 April 1941 is het, tot weder-
opzegging toe, verboden:
a
. aan producenten van walserij-
producten: walserijproducten te bewerken, te verwerken,
dan wel te verkoopen of af te leveren aan handelaren of
verbruikers;
b.
aan verbruikers van en handelaren in wal-
serijproducten walserijproducten van producenten te
koopen. (EN. 11/4/’41, pag. 526; Stct. No. 67).
Beperking

van de hoeveelheid walsproducten,
die handelaren aan verbiuikers mogen leveren, van
4 tot 2 pCt. per maand van de geleverde hoeveelheid
in 1939 met een maximum van 100 kg. (E.V. 18/4/’41,
pag. 562).

LANDBOUW EN VOEDSELVOOREIENLNG.

Boterhandel.
Ingevolge wijziging van het CriSis-Zuivel-
besluit 1940 kan de Nederlandsche Zuivel-Centrale thans
bepalen, dat door boterproduceriten of hoterhandelaren-
meI-vergunning boter aan een bepaalden afnemer -moet
‘orden vçrhandeld en tevens dat zij een bepaalde Soort
bôter moeten leveren. (BV. 11/4/’41, pag. 527; Stct.
No. 67).

Kunstmest.
Nadere regeling van de distribueering van
stikstofhoudende kunstmeststoffen. (EN. 11/4/’41, pag.
529; Stct. No. 65).

Ondermelk.
Voorschriften inzake het verwerken van on-
dermelk. (E.V. 11/4/’41, pag. 529; Stct. No. 68).

Tuinzaden.
Tuinzaadtelers, -handelaren en -exporteurs
moeten aan zekere eischen o.m. betreffende vakbekwaam-
heid en credietwaardigheid voldoen, teneinde door de Ne-
derlandsche Groenten- en Fruit-Centrale te kunnen worden
erkend. (E.V. 11/4/’41, pag. 528; Stct. No. 67).

Vissclierij. Prijsregeling voor zoetwatervisch, garnalen
en mosselen, waardoor zoowel producenten, groothande-
laren, rookers als kleinhandelaren aan bepaalde prijzen
zijn gebonden (E.V. 11/4/’41, pag. 527; Stct. No. 68).
GELD-, GREDIET.EN BANKWE ZEX EN BELASTINGEN.

Omzetbelasting.
Resoluties inzake de omzetbelasting
met betrekking tot den bloemeohandel, distillateurs, ijzer
en staal, kaaslevering, poot- en plantgoed, bakkersrege-
ling en toepassing van vrijstellingen.
(E.V.
11/4/’41, pag.
532).

Regeling deviezenverkeer.
Nadere voorschriften inzake
het deviezenverkeer in de Deviezenbekendinaking 111941
(Stct. No. 65).

In aansluiting aan het bericht inzake de opheffing van
de deviezengrens tusSchen Nederland en Duitschland wordt
medegedeeld, dat als gebied, waarop de Duitsche deviezen-
wetgeving van kracht is, ook dient te worden verstaan het Protectoraat Bohemen en Moravië. Betalingsverplichtin-
gen met dit gebied kunnen dus thans in het algemeen over
en weer vrij worden afgewikkeld. De speciale regeling voor
de verrekening van oude verplichtingen met het Protec-
toraat blijft echter voortbestaan. (E.V. 11/4/’41, pag.
530/31, 534).

274

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1941

MAANDCIJFERS.
GECOMIIINEÈRI)E
MAA.NDSTAAT VAN-
DE
VIER
NEDERLANDSCIIE GROOTE BANKEN.
(1ECOMBINEEI1])E BAN.K11ALANSEN

rFot dusverre was-het gebruikelijk, dal in cle Economisch-
Statistische Berichten de maandoverzichten van vier groote
(In millioenen guldens)
28j

Fr.
1941

31.
3t.
1941
Nederlandsche banken gecombineerd werden gepubliceerd
en dat daarnaast tot aan het uitbreken van den oorlog de
maandcijfers van de groote in Nederlandlch-lndië, en
tevens in Nederland, werkende banken werden opgenomen.
Onder deze laatste cijfers bevonden zich dus ook die van
het geheele bedrijf der Nederlandsche Fiandel-Maatschappij.
Laatstgenoemde ihstelling, die niet meer over gegevens uit Nederlandsch-Jndiö beschikt, is er toe overgegaan, maand-
cijfers te publiceeren van haar bedrijf in Nederland. In
onderstaanden staat zijn deze cijfers verwerkt tezamen
met die van de andere vier groote banken. Volledigheids-

::::::

:

:::

:

:

ati

..

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

:

44
’85
54
51/i

r

28
2


r

28
i

2

12


1;

7;

2

12
halve hebben wij in dezen staat de maandcijfers verwerkt
246
245
van 30 April 1940 af, pel welken datum de Nederlandsche Handel-Maatschappij voor het eerst uitsluitend cijfers van
.

.
het bedrijf in Nederland heelt gepubliceerd. In cle toekomst zullen wij maandelijks twee staten pu-
bliceeren, één betreffende de vier zuiver Nederiandsche
groote banken en één, die naast deze vier ook het Neder-

las

en dageldleenin”cn

…………..
Ned.

scisatkisipapier

……………………..

Ander overheidspapier

…………………..
Wissels

………………………………..

Diverse reken. (mci. Oven, posten)

…………

l’asslva:

15

2
13

15

2
13
iïï
,

678

.
ïö

713

landsche bedrijf der Nederlandsche handel-Maatschappij
m
ovat. Eerstgenoemclen staat zullen wij blijven geven om

Deelnemingen (mcl. voorschotten)

…………..

Crediteuren

…………………………….

1
jssels
– eigen

accept

………………….

derden

……………………..
1
..-

der wille van de continuïtei

en de vergelijkbaarheid met

Gebouwen

……………………………….

Effecten

leendepôt

……………………..

1

..

onze gegevens van vorige jaren, laatstgenoemde echter
geeft een meeromvattend en derhalve juister beeld van
den toestand van ons bankwezen.

Belegde besteitimingsreserven

………………

Deposito’s

op

termijn
……………………..

:

:

:

:

:

:

:

:::

Effecten

leendepôt

…………………….

53

. 3

55

24
2 13
Besteminingsreserven

…………………….2

775
810

Aandeelen

kapitaal

…………………..-
Reserveu

………………………………
170
67

..

170
67

1012 1047

GECOMBINEEBI)E
iE
ANI)S’L’ATEN
VAN
1)11
Vlidit NEI)EI1LANI)SC1III
GIEQOTII
PlANKEN EN lIET 1’4EI)ER1.’tNI)StjiIif BEDRIJF
VAN Did NEDERtANDSCHJd i1ANDEL-MAATSCHAp1’lJ.

1910

19-1

.
._

0

61
77
64
62
85 63
50
54
58
,

111
51
6′
212
192
286
359
420
698
558
621
617
636
566
617
273
269
350
421
505
561
608 676
675
747
617
681

28
20
22
24
24 24
25 26
33
35
29
28
34
34
30
25
9
5
5 3 3
2
2
2
87
90 89 86
85 86
84
86
87
86
87
86 142
134
429
125
116
121
115
107
104
102
152
141
291
278
270 260
234
236
229
222
227
225
270
257

354
343
308
295
283
272
259 258
256 246
247
246
47
44
44 44
44
43
41
40
42
41
45
45 24
23
22 22
22
22
22 22
23

24
24
24
425
410 374
361
349
337 322
320 321 311
316
315

II
19
19
19
19

20 20
20
.

19 19
19
19

– –

-1
1

– –
1
– – –
2 2
2
2 2 2
2
2
2
2 2
2
15
15
14 14
14
14
14 14 13 13
13
13
1025
993
1029 1078
1124 1170 1195 1254
1258 1317 1237 1287

605
590
635
683
734 770
792
842
854
902
827
875

19
16
12
8
4
2
2
2,
2
2
1
1

20
16
12
8
4
2
2
2 2
2
1
1

69
65
64
61
62
67
72
– 78
80
78 75
77
2
3 9
2
24
44
14
22
20 27
25
28
19
31
21
28
2
2
2
2
2 2
2
2 2 2
2
2
15
15 14
44
14
14 14
14
13
13
13
13
737 705
741
790
836
882









1007
966
960
1028
948 998

210
210
210
210
210

210 210 210
210
210
210
210
1078
78
78
78
78
78
78
78
78 79
79
79
25
993
1029 1078
1124 1170
1195
1254
1 1258 1 1317
1237
1 1287

([ii iii illioenen guldens)
Activa:
Kas, kassiers en daggeldieeningen Neclerlanclselt schatkisipapier

Ander overheidspapier ………………….
Wissels
Bankiers in binnen- en buitenland
Prolongaties en voorseholten 01) effecten

Dehiteuren
Effecten cii syndicaten
Deelnemingen (mei. voorschotten)

Gebouwen
Diverse rekeningen (mcl. overloopciidc posten)
Belegde bestem mingsreserven
Effecten leenciepôt ……………………..

i’assiva:
Crediteuren

Wissels – eigen accept ………………..
11

– derden

Deposito’s op termijn ………………….
Kassiers en genomen daggeldlccningen …….
Diverse rekeningen …………………..
Bestemmungsreserven
Effecten leendepôl

Aandeelenkapilaal ……………………..
Reserven …………………………….

23 April 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

275

OVEIIZICLIT
VAN
DEN
STAiND VAN
DE RIJKSMIDDELEN
Uit. Mrt. 1941 (in Guldens).

AFDEELING la
Kohieren
voor den dienst
1941 ‘)
Dir. belastingen
E
c
d,

Bedragen,

welkezijn
ie
tetugge- Benaming der Totaal
geven of
Zuiver
middelen
bedrag
andersdan
bedrag
wegens
betaling

ie’-
op de koh.
afgeschr.

(ronclblasI,. a)
11.006.077
11.006.677
3.534.236
Irikonist.bel.

b)
33.077.458
587.943
13.089.515
31.799.976
‘ermogensbel.
e)
0.657.582
30.038
6.627.544
6.788.065
Verdedig.bel.I
3.097.2 27
.

15.625
3.081.002 3.464.740
Opc.

v.

ci.

(3cm.
l’0ndsbelasting
11.232.202
127.321
11.104.881 6.901.561
Viiis( belasting

)
11.682.147

11.682.147

Tolaul
77.353.293
760.927
76.592.366
52.488.578

a)
l/
hoofdsom
+
120 opcenten op de hoofdsom der gebouwde
eigendommen en 100 opcenten op de hoofdsom der ongehouwde
eigendommen. b) I-Ioofdsom + 70-88 opcenten. c) H000dsom + 75
opcenten.
‘) Voor de belastingen, waarvan het belastingjaar op 1 Mei
aanvangt, bestaan de vermelde bedragen uit gedeelte van het
belastingjaar 1941/42 en
1/5
gedeelte van het belastingjaar 1940/41.
1)
Voor de belastingen, waarvan het helastingjaar op 1 Mei
aanvangt, bestaan de vermelde bedragen uit
2/
gedeelte van het
belastingjaar 1940/41 en
1/,
gedeelte van het belastingjaar 1939/1940.
) In mindering te brengen van de opbrengst van de S.Vinstbe-
lasting, de negatieve opbrengst van de Dividend- en Tantième-
belasting ad (1.393.827.

AFDEELING Ib
Overige middelen
Mrt
1941
Sedert
1 Ton.
1941

Overeen-
komstsge
periode
1940
Benaming der middelen
11.027.079 18.816.147

Rechten op den invoer
.
1.599.010 5.874.393 30.075.253
Stalistiekrecht
129.101
336.086 622.255
Accijns op zout
405.601
1.378.854
575.748
Accijns op geslacht
853.632
3.336.645 2.438.375
ACcijns
01)
wijn
660.087 871.875 621.895

Loonbelasting ………….

Accijns op gedistill
3.581.071
11.306.024 8.107.428
Accijns op bier
903.284
3.265.893
2.118.682
Accijns op suiker
5.685.143
16.637.869 14.580.209
Accijns op tabak
8.223.429 21.645.013
10.354.481
4.693.468
29.012.273
24.405.079
Couponbelasting
456.960
1.225.364
1.480.002
itecliten

van

zegel

……
.’)

1.061.618
t)

3.117.981
2.813.589
Rechten

van

registratie
1.129.401
2.992.196
2.1 53.595
Rechten van successie v.
overgang bij overlijden

Omzetbelasting

………..

en v. schenking …….
6.103.120 15.882.782
11.287.609
Waardevermeerderingsbe-
59.707

Belasting

op

gouden eil

..

belasting

………….38.615

zilveren werken
.13.421
333.430 170.133

Totale!) …….
111.804.332
46.062.040 136.092.622

‘) 1

lieronder begrepen VCgens zegel, recht van
1101
a’s vah ma.
Icelaars en comtnissionnairs in effecten ene. T 260.206 (l3eursbcl.)-
) Tdcm T 736.806.

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1940

Zuivere op-
brengst over liet
Benaming der middelen tijdvak van 1
Jan. 1940 tot en
met dc maand
Mrt. 1941

Grondbelasing.
U
hoofdsom
+
20 opcenten op de hoofdsom
10.879.067
07.839.021
20.351 .4 17
9.728.928
Opcenten op de Gemeentefonclsbelasting

. . .
30.767.531
22.778.336
Dividend- en tantièmebelasting …………..
11.095.483
80.071.711

der gebouwde eigendommen)
.
……………

1.650.842

Inkomstenbelasting

……………………..
Vermogensbelasting

……………………

Accijns

op

zout ……………………….
2.481.597
10.987.605
2.234.113

Verdedigingsbelasting

1……………………

Winstbelasting

…………………………

Statistiekrecht

…………………………..

41.527.666

Rechten

op

den

invoer

………………….

Accijns

op

geslacht

…………………….

10.282.609

Accijns

op

VIJiI

………………………..

62.082.788
55.954.251

Accijns

op

gedistilleerd

………………….
Accijns

op

bier

………………………..

Belasting op gouden en zilverwerken
830.727
108.945.014

Accijns

op

suiker

……………………….
Accijns

op

tabak

………………………

3.960.070
Omzetbelasting

………………………..

12.647.630
Couponbelasting

………………………..
itechten

en

boeten

v.

zegel

……………..
18.422.697
Rechten

en

boeten

v.

registratie ………….
Rechten en

boeten v.

successie, v. overgang
bij

overlijden

en

v.

schenking

………..
42.037.772

Totalen ……1

657.556.935

OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN HET
WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.

Dienst 1940

Dienst 1941
Zuiver bedrag Zuiver bedrag
Benaming der middelen.

kohieren tot en kohieren tot en
met de maand met de maand
VrI. 1941

1

Mrt. 1941

Grondbelasting

(veertig

ten

hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom

wegens

ongebouwde
2.707.580
Personeele

belasting

(tachtig

ten
eigendommen)

……………..0.835.420

honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweeden ei) derden
grondslag)

………………….
9.302.243
1.311.243
Gerneentefondsbelasting

(Vijf

en
twintig opcenten

op

de hoofd-
18.120.660

ermogeflsbelasting

(twee en twin-
tig opcenten op de hoofdsom)

. .
2.461.087

som)

……………………

Inkomstenbelasting

(tien opcenten
5.730.856

op de hoofdsom)

…………..

Totalen

.
………
55.450.266
4.108.823

INKOMSTEN TEN BATE VAN lIET VERKEERSFONDS.

Mrt. 1941
1941
1940

Motorrijtuigen- belasting
663.506 1.937.738
4.538.860
Rijwielbelasting

. .
12.630
31.922
29.532

Totalen

. . . .
676.136
1.969.661
4.568,302

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.

Dienst

1940/1941
Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bearag der
hieren voor den dienst
kohieren tot en met
1 939/’40 tot en m. de-
de maand Vn. ’41
zelfde maand v. 1040

Gemeente.f.belast.
, .
73.038.530
1
68.465.856
Ope.verm. t. get. v.50
5.587.601
5.711.307

STATISTIEKEN.

JSANIC DISCONTO ‘S.

Ned
Ç
Disc. Wiss. 3

28 Aug. ’39
Lissabon
. . .

4

II

Aug. ’37
Bel.Bi.E(f. 3128 Aug. ’39
Bk

Vrsch.inRC

28

’39
Londen ……..
2

26 Oct. ’31
34

Aug.
Athene

…… 6

4 Jan. ’37
‘395)
Madrid

……4 29 Mrt.
N.-York E.R.B.1

27Aug. ’37
Batavia

……3

14 Jan.
1
37
Oslo

……….
4421 Sept. ’39
Belgrado

……5

1 Febr. ’35
Parijs

……..
11 17 Mrt. ’41
Berlijn

……..34

9 Apr. ’40
Praag……….
3

1 Jan. ’36
Boekarest

. . . .
3

12 Sept.’40
Pretotia ……..
3415 Mei

’33
Brussel

……2) 25 Jan.
1
40
Rome ……….
44 18 Mei

’36
Boedapest

. . . .
3

22 Oct. ’40
Stockholm ……
3417 Mei

’40
Calcutta

……3

28 Nov. ’35 Tokio

……..
3.40 II Mft’38
Dantzig

……4

2 Jan. ’37
Warschau ……
4418 Dec. ’37
1’Ielsingfors

. . . .
4

3 Dec.
1
34
Zwits. Nat
Bk

14 25 Nov.’36 Kopenhagen

.1

15Oct. ’40
‘) 3% voor

wissels. promessen
en

leeningen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.
‘) Niet officieel bevestigd.

KOERSEN VASTGESTELD DOOR HET
NEI)ERLANDSCHE CLEARINGINSTITUUT.
(met data van vaststelling)
Belga’s

….

30,14

7 Aug.
’40
Dinar
Zw.
Francs

43.56 II

Oct.
’40
(nwe.

schuld) 4.23 16 Aug.

’40
Fr. Francs.
.

3.77

6 Mrt.
’41
Turksche
Lires

……9.87

3

Sept.
’40
Ponden

1.45129 Dec.

’39
Deensche Kr.36.37 17 Febr.
’41
Lewa(Bulgarije)2.3025 Nov.

’40
Noorsche Kr.42.82 21 Dec.
’40
Pengoe (Hongarije) ZweedscheKr.44.85 13 Aug.
’40
(oude schuld) 36.52 20 Dec.

’40
Tsjech. Kr.
Pengoe
(oude

schuld) 6.42 16 Aug.
’40
(nwe. schuld)

45.89 20 Dec.

’40
Tsjech. Kr.
Zloty (Polen)
(nwe.

schuld) 7.54 16 Aug.
1
40
(oude Schuld)

35.28

28 Jan. ’41
Dinar (Joego-Slavie) (nwe. Schuld) 37.68 11 Febr.

’41
(oude

schuld) 3.43 16 Aug.
’40

ZILVERpRIJS

GOUIH’RIJS
Londen
1)
N. York
1)

A’dam
5)
Londen4)
15 April 1941 ..

23
1
/,
34
1
/, 15 April 1961..

2125
168/-
16

,,

1941..

231/2
34
8
/,

16

,,

1941..

2125
168/-
17

,,

1941..

231/,
345/,

17

1941..

2125
168/-
18

,,

1941..

23/,
343/,

18,,

1941..

2125
168/-
19

,,

1941..

23
1
/,
3431,

19

1941..

2125
168/-
21

,,

1941..

231/,
343/, 21

1941..

2125
168/-
22 April 1940..

21
1/,
34/, 22 April 1940..

2090
168/-
23 Aug. 1939..

18/,
371/4 23 Aug. 1939..

2110
148/6/,

‘) In pence p. oz. stand.
‘) Forelgn silver in $c. p. oz. (me.
5) In guldens per kg 1000/1000.
‘) In sh.
p. 0e.
(me.

276

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

23 April 1941

OFFIIEELE VISSELKOIRSEN NEDERLANDSCLIE
BANK.
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Valuta’s(schriftelijk en t.t.) Verkorte balans op 21 April 1941.
N.-York

Brussel

Zürich

Helsinki Activa.
15 Apr. 1941

1 .88f

30.14

43.67

44.851

3.81 4
16

1941

1
.88/

30.1
4
.

43.67

44.854

3.81 j
Binnenl. Wissels,

( Flfdbank.

f

ZOL500.000
1 7

,,

1941

.88I

20.1
4

43.67

44.5*

3.81
Promessen, enz. < Bijbank .,,

2.040.96
18

1941

1.88/
e

30.14

43.67

44.851

3.81 j
Agentsob.

,,

14.417
19

,,

941

1.88/

30.14

43.67

44.851

3.81 f
f

203.684.611
21

,,

1941

.883/
e

30.i4

43.67

44.85

3.84
Papier op het BuiLenland . .

f

22.907.385
Laagste d.w.

1.88f
I6

30.11

43.63

44.76

3.81
Af: Verkocht maar voor de
1-Joogste d.w.

1.88
°/,

30. t 7

43.71

44.94

3.82
bank nog niet afgeloopen


Muntpariteit

1.469

24.906

48.003

66.671

6.266
,,

22.907.385
Beleeningen mcl.

( ilfdbank.

f

145.272.079

)
KOEESEN TE NEV-YORLC.
(Cablo).
voorschotten in

< Bijbank .,,

3.357.138
Data

Londen

Parijs

Berlijn

Amsterdam
rekening-couranl( Agentsch .,,

43.279.328
($
per £)

(8 per
100
Ir.)

(8 p. bp
Mk.) (S
p.
f
100)
OP onderpand

15 April 1941

4.02

2.28

40.05


f

191
.908.545
10

1
94 1

401

2.28

40.05


Op Effecten en7.

……..

f

191 .631 .789

)
17

1941

4
-00
3
/4

2.28

40.05


Op Goederen en

Ceelen……276.756
18

,,

1941

4.00/

2.28

40.05


191.908.545

)
1
9

1941

4.01 ‘/

2.28

40.05


Voorschotten

aan

liet

Rijk

………………14.545.595
21

1941

4.03

2.29

40.05


Munt en inuntmateriaal:
22April 1940

3.53’/

2.00
1
/

40.20

53.09
Gouden munt en gouden
Muntpariteit

4.86

3.905/
a

23.81 /.

40’/
muntmateriaal ……….f

1
.01.5.413.583
KOEISEN Tr LONI)EN.

.
Zilveren munt,

en7
.
.

……

..17.501.743
_________________

1.062.915.326
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds

48.647.899
Plaatsen en Not.
15-1 9
April
‘4 Iji
1
9
Apr.
7-12
April
’41
1
2Apr.
landen
eenh.
Laagssel
Hoogsj’1941
Laagste
j Hoogstel
1941
Gebouwen en meubelen der Bank

…………
..,

4.500.000
Diverse rekeningen

……………………….

260.4 02.529
Officieel:
New York
8 p. £
4.021 4.038
4.03
4.02k
4.03l

4.03
f

1.809.511.890
Parijs
Stockholm
Fr.p.i
Kr.p.

16.85

16.95

16.90

16.85

16.95

16.90
Passiva. Montreal
8 p. £
4.43
4.47
4.45
4.43
4.47

4.45
Kapitaal

…………………………….

f

20.000.000
Buenos Aires
Pes.pg
16.95 17.13
17.04j
16.959
17.13

17.041
Reservefonds

……………………………

4.454.251
Niet-Officieel:
Bijzondere

reserves ……………………….13.494.514
Alexandrië P. p. £
97.50 97.50
97.50
97.50
97.50

97.50
Pensioenfonds

……………………………10.902.184
Athene
Dr.p. E
525
525 525
525
525

525
J3ankbilietcen

iii

omloop

………………….1.589.903.415
Bangkok
5h. p.tical

– –

,
Bankassignatiën

in

omloop

………………..18.038
Bombay d. p. r.
17.96 17.96
17.96
17.96
18.-

17.96
ek.-Courant

Van liet Rijk

6


R
saldo’s
Budapest
d. p.
£


– –

1

1
Van anderen

,,

158.350.403.-
l-Iongkong
P.p. $
1 5.-
1 5.-
1 5.-
1 5.-
1 5.-
II
5.-
_________________

158.3 50.403
Istanbul
T p.
£





1

Diverse

rekeningen ………………………12.389.085
________
Kobe
1.
p.

yen
4.25
14.25
14.25
14.25
4.35

14.25
1 1.809.511.890
Lissabon
(scu.p £
99.80
100.20
t 00.-
99.80
100.20
Ii
00.-
Beschikbaar metaalsaldo

6

367.149.427
Madrid
Pt.p. £
40.50 40.50 40.50 40.50
40.50

140.50
.

.

.
Minder bedrag aan bankbiljetteniiljdan
blontevideo
Rio de Janeiro
d.p. P
1.

mii.

– –

– – –


1

waartoe dc

bank gerechtigd

is

……………917.873.560

SJanghai
.
d. i. $
3.21
3.25
3.21

3.25
3.32

1

3.25
Scbatkistpapier, rechtstreeks hij de bank onder-
Singapore
d. p. $
28.16
28.16
28.16
28.16 28.16

128.16
gebracht

…………………………….195.000.000
) Waarvan

aan

Nederlandsch-Indië
STANI)
VAN
‘s
RIJKS
KAS.
(Vet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) f

57.977.150

Voornaamste posten In duIzenden guldens.
____________________

Vorderingen

1
7April1941
1

15 April 1941
Saldo

van

‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
Saldo b. d. Bank voor Ned


t
Gouden
i-
Andere
Beschikb.
Dek-

Gemeenten

…………..t
155.029,70 t

452.753,33
Data
munt

i)
r.
lahe
opeischb.
schuldeff
Metaal-
saldo
kings-
perc.
Voorschotten op uit. MrL, rcsp.
21 April ’41
1.045.414
1

1.589.903
158.368
367.149
1

±61
Febr. ’41

a. d.

geul. verstr.
op aan baar uit te keeten
16

,,

’41
1.071.771
1

1.600.825
153.536
389.988
1

62
hoofdsom

der

pers.

bel.,
7

,,

’41
1.071.728
1

1.592.511
165.866
388.401
1

62
aand. in de boofdsom der
6 Mei

’40
1.160.287
1

1.158.613
255.183
07.241
1

83
Totaal
Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
grondbel. en der gem.fonds-
bel., alsmede opc. op die be-
Data
bedrag
prom.
op het
reken.
lastingen en op de verino-
.
disconto’s
rechtstr.
ningen
buitent.
(act.)
– ‘
4.976.000,83
j1)rjil

203.685

191.909

22.907
Voorschotten aan Ned.-Indiê’)
,, 147.651.075,63
,,

140.623.236,52
16

‘411

192.686

184.000

197.687

22.907

244.677
,,
gensbelasting

………………

Idem voor Suriname
1
)

….
10.221.101,69
10.221.101,69

1.195.000

1260.403

7

‘411

209.685

201.000

198.835

22.907

230.403
Idem

aan

Curaçao

1)
1.
209.788,71
,,

209.788,71
6 IOI’ei

‘401

9.853

217.756

750

20.648
Kasvord.

wegens credietver-

..

strekking a. h.

buitenland
,,

72.885.449,91
,,

72.747.491,46
1)
Per 1 April 1940 hërwaardeering van den goudvoorraad op basis
Daggeldleeningen tegen onder-
van een clepreciatie-percentage van 18 pCt.


Saldo der postrek. van Rijks- GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK
VAN
comptabelen

…………
72.897.298,83
,,

78.238.068,31
BELGIËEN
VAN
DE EMISSIEJ)ANKTE BRUSSEL.

pand

…………………….

Vordering op het Alg. Burg.
(in

mitl.

franes)

140.428,07

Pensioenfonds

‘)

…….. …
759.443,14
,
0)
Vordering op andere Staats-
……

bedr.

en

instellingen

i)

•.,,
62.412.337,34
,,

61.715.808,97
0)

,i

. ,., 5)
•-.0)
)1
0)0
.
.0

1 1
Verplichtingen

1
__________
Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
0),
.
0
t)1
0
1
t

15.000.000,-
t

15.000.000,-
o
Voorschot dooi’ de Ned. Bank
_________
Itb
(1)0
in reken.-cour. verstrekt

..,,
2.227.543,83
,,

2.219.407,04
9April’41

27.806

624

14.798

1T8

38.505

3.432

1 2.403
Schuld

aan

de

Bank

voor
3

’41

27.747

672

14.278

1.759

38.213

3.453

1 2.165
Ned. Gemeenten


27 M’r’t. ’41

27.682

658

13.987

1.801

37.935

3.465

1 2.105
Schatkistbiljetten

in

omloop
,, 148.740.000,-
,,

148.759.000,-
20

’41

27.567

714

13.995

1.843

37.748

3.437

1 2.312
,,
Schatkistproniessen in omloop
,,1178.400.000,-)
1194.800.000,–1)
13

’41

27.152

735

13.680

1.847

37.564

3.402

11.828

Octrooi

verstrekt

………..

Daggeldleeningen
– –
8 i0ji ’40

23.606

5.394

695

1.480

29.806

1

909
Zilverbons in omloop

……
62.472.106,-
,,

66.768.487,50
Schuld 01) uIt. Mrt .,resp. Febr.
’41 a. cl.

gein,

weg a. Ii. uit

DUITSCILE RIJKSBANK.
te

keeren hoofds.

d.

pers.
bel.,

aand.

I.

d. hoofds. d.
Goud Renten-

1
Anderewissels
Betee-
grondb. e. cl
. gem. fondsb.
Data
en
bank-

1
chèques en
ningen
alsrn. opa. op die bel, en op

….

deviezen
scheine

1
schatkistpapier
15 April 1941
77,7
1

284,8
t

14.810,2
25,4
de

vermogensbelasting. . . .
,,

1.491.309,70

Schuld

aan

het Alg.

Burg.
7

,,

1941
77,5
1

286,1
1

15.105,5
22,0
Pensioenfonds

1)
– –
30 Maart 1941
77,8
281,1
1

15.367,4
22,7
Id. aan het Staatsbedr. der P.
23 Aug.

1939
77,0
t

27,2
1

8.140,0 22,2
T.

en T.

‘)

………….. …….
141.219.690,40
147.274.526,22
Data
‘cv
“cu-
Rekg.-

1
Diverse
Id.

aan andere Staatsbedrij-

ten
Activa
latie
Crt.
1

1
Passiva
,,

24.342.968,05
15 April’41

1

24,2

1

1.532,5

1 3.989,6 1

2.067,7

375,7
ven

‘)

………………..24.279.990,16
Id. aan div. instellingen
1)

•.,,
219.876.81 9,29
219.841.131,67
7

,,

’41

1

27,9

1

1.194.2

14.025,4

1

1.988,5

376,2
1) In rekg. crt.

met

‘s Rijks
Schatkist

‘) Rechtstreeks
bij De
30

Mrt. ’41

32,3

1

1.245,6

14.188,3

2.126,6

1

390,5
Nederlandsche Bank

t 201.000.000,-
‘)
Idem
t 184.000.000
1
-.
23 Aug. ’39

1

982,6

1

1.380,5

8.709,8
t

1.195,4

1

454,8

Auteur