Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1057

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 1 1936

1 APRIL 1986

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistische

Be

ri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21E JAARGANG

WOENSDAG 1 ATRij 1936

No. 1.057

COMMISSIE VAN EEDACTIE:

P. Lieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries es

H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: L. R. W. Boutendijk.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rc-tterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Tele! oon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh d van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s- Gravenhage. Pos tchè qua- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

Blz.
DE KERN VAN HET PLAN VAN DEN ARBEID
door
S.
Kor-

teweg
……………………………………
232

De mi nisterieele beschouwingen ovër de Nederlandsche

zeescheepvaart door
C.
Vermey ………………
234
Aanpassing? door
J. W.
F. Sligting …………….
237

Wetsontwerp tot verlaging van huren en vaste lasten.

De volkshuisvestingspolitiek en de deflatiepol i tiek

door
H. van der Schaar ……………………
239

Meter of yard? door
Dr. J. F. ten Doessohate ……..
241

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:

Nieuwe crisis van den Franc door
Dr. E. Weichmann-
243

AANTEEKENINGEN:

De ,,Queen Mary” ………………………….
244

De mandaat-eilanden in de Pacific …………..
245

INGEZONDEN STUKKEN:

Beperking van de .melkproductie èn rationaliseering

van het meikveehoudersbedrijf door
P.
Krediet

met Naschrilt door
Dr. D. Boek
.
…………..
246

ONTVANGENBOEKEN …………………………..246

STATISTIEKEN …………………………..247-250
Geidkoersen.

Wisselkoersen. – Bankstaten.

31 MAART 1936.

Ook ‘gedurende de achter ons liggende week is de
gel’cl,markt ruim van middelen voorzien gebleven. Dat
desniettegenstaan’de de ‘discontokoeTsen gestegen zijn,
vindt zijn oorzaak in de opnieuw tot uiting gekomen
vrees voor den Franschen Franc, waarmede meestal
door velen in een adem onze Gulden genoemd wordt.
Gei’dgevers ‘hebben -clan ook weder een afwachtende
houding aangenomen. De rente voor driemaands-
bankaccep’ten was tenslotte 136 pOt. Ca’ll onveranderd
1%
pOt. Prolongatie 1’/o 136 pOt.

De gang van -zaken op onze wisselmarkt werd ‘deze
week wel weder hoofdzakelijk. ibeheerséht door het
Fransohe devies. De financierin’gsmethoden van den
Franschen -Staat doen menigeen met zorg de toekomst
tegemoetzien. Dit -heeft dan ook in Parijs weder aan-
leiding -gegeven

to-t een hausse op
de
wisselmarkt en wel voornamelijk voor Dollars en Pon’den. De Dollars
zijn er weder op het gouduitvoerpunt aan-geland – 15.19 -, te-rw.ijl de Pondenkoers op ca. 75% werd
gehouden, op wel-ken prijs de aangeboden Fracs wer-
den -opgenomen. De Banque cle France meende tot af-
weer van ‘de aanvallen op den Franc–haar -disconto -tot
5 pOt. te moeten verh-oogen. 1

1e

t eigenaarclige geval
‘heeft -zich thans voorgedaan, da-t de Franc, de eigen-
lij-ke oorzaak van ‘de onrust, ten -on-zent eveneens ga-
s-tegen is. De slotprijs was 97334k remises op grond
van het ‘in Londen aan Frankrijk verleeüde crediet
moeten aaii -deze stijging niet vreemd zijn.
Ook hij ons ‘heeft menigeen weder met eenige vrees
aan de toekomst van onzen Gul-den gedacht, ‘hoewel
het -steeds meer blijkt, dat nien zich ‘door ‘de zich
telkenmale herhalencl-e reFletjes niet meer zoo spoedig
van zijn -s-tuk laat brengen. Van een pani

ekadhtiige
stemming is ditmaal geen sprake geweest; de posi

tie
van den Gulden is waarschijnlijk wel
beter
Ibevestigd,
-dan die van eeu’i’g ander -devies. Ponden -zijn hier van
7.2736 tot 7.3136 -op’geloopen, terwijl Dollars tot
1.4734 -stegen en dus weder -dicht hij -he-t gou’dui’tv-oer-
punt zijn gekomen. De
£/$
koers werd op –ca. 4.9434
gehouden. Ook Bel’ga’s -waren gezocht en m-o-nteerd

en
tot 24.98. Zw-itsersche Francs vast 48.05. Marken wei-
nig veranderd: 59.15. Veel-vraag was er naar Effec-
tensperrm-arken; de -overige soorten Sperr-marken eer-
-der aangehoden

Zooals in onrustige -dnen te verwachten is, zijn
de P-onden en Dollars q.p 1- en 3-niaands levering
weder gezocht ‘geweest. De agio’s -zijn groo-ter ‘gewor-
den. Pon’den op levering 1- -en 3-maanden 134 resp.
9 c., Dollars 34′ resp. 1
v
/8
c. ho-ven contant. Daaren-
tegen waren Francs -op lat

ere leveri-ng aan-geboden en
wel met 15 resp. 40 p. ‘déport.

Op -de ‘gond’m-arkt was veel vraag voor

baren, leve-
ring Londen, ‘die tenslotte
.f
1.65234 deden; levering Amsterdam noteerden
f
1.65134. Ook gouden munten
varen sterk gezocht; Eng-les 2.51, Sovérei-gns 12.30;
Gouden Tientjes 10.20. Dollar-s -bankpapie

î’ sterk ge-
zocht; zij noteeren
234
0/00
boven kabel. Marken lank-
papier 3736, Marken zilver 4234.

232

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 April 1936

DE KERN VAN HET PLAN VAN DEN

ARBEID.

Twee grondgedachten dragen liet plan van den
arbeid. De eene is die -van ‘beheersching der conjunc-
tuur en van ordening van het -oeconomisch leven. De
andere is die van overwinning van de huidige depres-
sie door het in liet leven roepen van een ,,staatscon-
junctuur”. Naar deze tweede gedachte zal in dit
artikel een onderzoek worden ingesteld. Wel is zij
van minder wijde strekking dan de eerste hoofd’ge-
dadhte van het plan, maar haar o’ogenblikkelijke -be-
teekenis -is veel grooter. De vraag of het mogelijk is
het staigneerende oeconomische leven op gang te hel-
pen door het uitvoeren van openbare werken, raakt
het onmiddellijke belang van onze volksgemeenschap
in al haar geledingen.

Het ‘denkbeeld om kunstmatig een omslag van de
conjunctuur teweeg te brengen is niet nieuw. In
Duitschlan-d, Italië, de Vereenigde Staten, Zweden
en nog eeni,ge minder bekende landen werd liet in
verschil1en-de vormen tot uitvoering gebracht. Op het
voorbeeld van Zweden vooral plegen de voorstanders
van liet plan zieh te beroepen. In wezen edhter ver-
-toont liet Nederlandsdhe plan meer overeenstemming
met de situatie in Duitschlan’d. Dit zal nog nader
blijken.

De gedaehte, dat liet
mogelijk
moet zijn door staats-
ingrijpen den overgang -van de depressie naar de op-
gaande conjunctuur te vervroegen, vindt haar oor-
sprong in een op zichzelf juiste waarneming -der fei-
ten. Die overgang toch wordt steeds gekenmerkt door
nieuwe inrvesteeringen. Enkele ondernemers hebben
vertrouwen in de toekomst, nemen credieten op, brei-
den hun fabriek uit, stiehten een nieuwe. Werklooze arbeiders -vinden arbeid; de vraag naar consumptie-
goederen brei-dt zich uit; steeds meer werklooze arbei-
ders en -kapitaalgoederen worden in liet productie-

proces ingesdhakel’d. De ‘omloopssnelheid van liet geld
vermeerdert, •de grootere acti-vitei-t doordringt het
getheele oeconomische -leven. De enkele -ondernemers
hebben -den bal aan liet rollen gebracht.

Indien nu de ondernemers den bal niet -aan het
rollen ‘brengen, zoo is de gedachtengang van ‘het plan,
moet de Staat liet doen. Van ‘dezen moet de initiale
stoot uitgaan. Ook hier ontstaat – -door de uitvoe-
ring van openbare werken – in de eerste plaats
vraag naar consumptieve goederen. En ook in dit
geval, aoo -denkt men, zal ‘de activiteit zich voort-
planten naar andere sectoren van liet productieproces.

Deze ‘ged-adhtengan’g is zuiver symptomatisch. We-
tensdhappelij-k -is zij niet verantwoord, want zij -dringt
niet door tot ‘den ondergi’on-d ‘der versdhijuslen. Het
punt, ‘dat hier over liet hoofd wor-dt -gezien, is dat
van de rentabiliteit.

De- ondernemers, die een oonjunctuuromsiag bewer-
ken, zullen alleen ‘dan overgaan tot hun initiatief,
in-dien ‘het algemeen – niveau van kosten en prijzen
zoo is, -dat een rendabele productie kan worden ver-
wacht.

Voor ‘den Staat valt op ‘dit stuk, in -den gedachten-
gang van het plan, niets te overwegen. De openbare
werken moeten nuttig zijn, zij moeten voorzien in
een erkende behoefte, op rentabiliteit behoeft niet
gelet. –

Tot op zekere ‘hoogte is dit juist. De Staat ‘kan op
grond van sociale overwegingen werken uitvoeren,
die, -oeconomiseh gezien, niet rendabel zijn. En ook
zulke werken zou’den den omslag in de conjunctuur
kunnen -bewerken! Dodh dit alleen, indien -de alge-
meene voorwaarde vervuld is, waarvan wij zooeven
spraken. Alleen indien de verihoud-in’g van kosten en
prijzen soo is, -dat rendabeie productie
mogelijk
-is,
zal -de Staat, die van ‘het uitvoeren van openbare
werken uitgaat, voortzetting vinden in ‘het vrije be-
drijf. Is -deze voorwaarde niet vervuld, ‘dan ‘zal van
de uitvoering ‘der openbare werken op de algemeene
oeonomische activiteit geen anderen invloed uitgaan
dan tot -dusver uitgegaan is van de werkversdhaffiug.

Een groote moeilijkheid in ‘de theorie van den -door
den Staat te ‘geven initialen stoot is dan ook ‘d-e
vra-ag, op welk moment -die stoot moet worden ge-
geven. Is men te vroeg, zooal-s -de Regeering Von
Papen, die na Brüning doch v66r Hitler optrad, ach-
teraf gezien kennelijk te vroeg kwam met ‘haar ,,An-
zün-dung”, ‘dan loopt ‘het initiatief van den Staat
onherroepelijk in het -zand. Wordt de ad-ditioneele
koopkracht in liet ‘binnenland ,,gecreëerd”, zooals in
Duitsohlan’d het ‘geval was, •dan ‘bewerkt zij een ver-

sdhu-i-vinig in ‘de inkomensverdeeling en ‘in -de ver-
deeling ‘der productiefactoren o-er de bestedingsmo-
geij-kheden. Wordt -de a’d-diti’on’eele koopkracht ver-
kregen ‘door terugtrekking van kapitaalbeleggingen
in liet buitenland, zooal-s in Nederland wellicht -het
geval ‘zou zijn, -dan ontstaat -behalve ‘de genoemde ver-

schuiving een verarming der volksgemeenschap •d-oor
minder rendabele ‘belegging. Dit punt komt nog ter
sprake.

De cardinale vraag, -die
‘blijkens
h’et voorgaande in
verband met het plan van ‘den arbeid moet worden
gesteld, is -deze, of de verhouding van prijzen en kosten in Nederland zoo is, ‘dat er slechts ‘hier of
daar een begin ‘behoeft te zijn om ‘het -ge’heeie oeco-
nomische leven tot grooter activiteit op te v-oeren.

Deze ‘vraag kan met -de meeste stelligheid ontken-
nend worden ‘beantwoord. Nog steeds is het evenwicht
tussdhen kosten en prijzen, -dat door -de crisis wer-d
verstoord, allerminst hersteld. De ‘oorzaak van -dit
verschijnsel en -de verschillende aspecten, -die het heeft, kunnen thans in ‘het midden worden gelaten.

Men kan wijzen ‘op beschutte bedrijven, op landbouw-
steun en meer ‘dergelijke factoren. Hoofdzaak i-s, dat
thans algemeen wordt erkend, dat een verdere aan-passing noo-diig is. Tot dusver stonden ten aanzien
van -dit punt twee systemen tegenover elkaar, ‘deflatie
en devaluatie.

De opstellers van ‘het plan verwerpen -de -deflatie-
gedachte. Ten ‘opzichte van -de ‘devaluatie is liet
standpunt minder -duidelijk omschreven, wat kenne-
lijk een gevolg is van het feit, •dat -de overtuigde
deva’luïsten -geen meerderheid vormden. Men kan -de
situatie waarschijnlijk zoo het beste omschrijven, dat
voorloopig wordt aan-genomen, dat ‘d’e uitvoering van
het plan op zichzelf voldoen-de zal zijn om het even-
wicht tussehen kosten en prijzen te herstellen, maar
dat geen bezwaar za’l worden gemaakt tegen deva-
luatie, indien blijkt, dat zonder ‘haar het welslagen
van -het plan in gevaar zou komen. Hoewel -de quaes-
tie niet uitdrukkelij:k zoo wordt gesteld, kan men
zeggen, dat liet plan in ‘de plaats van deflatie ‘of
devaluatie een ‘derde methode v-oorstaat tot herstel
van ‘de rentabiliteit van ‘het bedrijfsleven, en wel
een algemeene verhoogin’g van liet binnenlandsohe

prijsniveau ‘door een z.g. ,,koopkracht-injectie”. Trou-
wens, -dit w-as ‘de eenige uitweg, nu ‘de opstellers van
liet plan devaluatie niet wilden maken tot een onder-
deel van hun voorstel. Hadden zij dit wel gedaan,
dan zou een ‘beroep op Zweden meer zin ‘hebben
geihad ‘dan nu ‘het gevail is, al zouden ook ‘dan fun-

damenteele versdhi’llen tusschen -de positie van Zwe-
den en Nederland zijn -blijven voortbestaan (-geringe
bevolkingsdichthei-d, laag geboortecijfer, mijn- en
hosdh-bouw als ‘leveranciers van exportartikelen).

*
*

Op -de wijze van het plan kan geen oplossing van
de crisis worden gevonden. Integendeel. Een verhoo-
ging van het Nederlandsche prijspeil zou funest zijn
voor onze positie als onder-deel van -de wereld-huis-
‘houding. De moeilijkheden, waartoe -deze politiek -in Duitseihiand -heeft geleid, vormen een waarsdhuwend
voorbeeld. Naar het schijnt vinden -de opstellers van
het -plan den -gang v’an zaken daar in ‘dit ‘opzicht niet

1 April
.1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

233

zoo afschrikvekkead als men zou verwachten, en zelfs
in zekeren zin navolgenswaard.
1)

Wat het plan aan’duidt als ,,weloverwogen beheer-
sing van het geidwezen”. zou in werkelijkheid niets
anders zijn ‘dan het bewijs, dat men Nederland’s posi-
tie als exportnatie nog weer aanzienlijk moeilijker
zou ‘hebben gemaakt dan ‘zij thans reeds is. Gesteld al,
dat men ‘door het afsluiten van de Nederlandsche
volkshuis’houd’ing een tamelijk gunstige conjunctuur
‘zou kunnen opwekken voor die sectoren van het pro-
ductieproces, die al’lee.n voor .de ‘hinnnlan’dsche markt
werken, dan zouden toch de omstandigheden in de
overige sectoren dermate ongunstig uitvallen, dat ‘het
eindresultaat voor Nederland :geeh verbetering zou
‘beteekenen. Hietbij moet wel worden overwogen, dat
de buitenlandsohe betrekkingen voor de Nederland-
sohe voikshu’islhoud’ing van heel wat grooter gewicht
zijn clan voor ‘de Du’itsche.
Onze conclusie tot hiertoe kan dan ook geen andere
zijn, dan dat het plan, eenmaal uitgevoerd, zou mis-lukken ten aanzien van zijn hoofd’doel: het ontkete-
nen van een definitieve opwaartsche tendens. De in-
vloed van het plan. ‘zal zih, wat zijn gunstige ‘zijde
betreft, niet ‘veel langer uitstrekken dan noodig ‘is
voor de uitvoering der bera•am’de openbare werken.
De onigunsti’ge gevolgen ‘zullen zich dan edhter in
nog sterker mate ‘doen gevoelen dan tijdens ‘de uit-
voering van het plan. Dit geldt in de eerste plaats
van de positie tegenover het ‘buitenta.nd. Verder zal
de noodzakelijke aanpassing van de kosten.- en prijzen-
fl
.i:
veaux
vertraagd zijn en ‘bovendien
moeilijker
‘zijn geworden ‘door de verzwaai’de publieke lasten.
* *
*
Een ‘andere vraag ‘is ‘of ‘het plan uitgevoerd kan
worden; of de voorgestelde’ financiering van het
plan mogelijk is, en uoo neen, welke mogelijkheden
dan no’g openstaan’.
De opstellers van het plan meenen, ‘dat de kapi-
taalmarkt voldoende ruim is om er ‘de vereishte lee-ningen te plaatsen, en verwijzen in dat verband naar
de tengevolge van. ‘de crisis ,,opgepotte en ‘braaklig-
gende kapitalen”. Aan ‘deze meening ligt een misver-
stand ten grondslag.

De ‘term ,,bra’akli’ggend ‘kapitaal” is op ‘zichzelf niet zonder ‘zin. Men kan wijzen op den goudvoor-
raad van De Nederlan,dsche Ban’k. Men kan ook wij-
zen ‘op ‘de vele productiemiddelen in Nederland, die
geheel of ‘gedeeltelijk buiten gobruik zijn (fabrieken,
machines). Het probleem, waarvoor een oplossing
moet worden gevonden, is juist ‘deze kapi

taaigoederen
opnieuw in ‘het ‘oeconomisdh verkeer in te seha.kelen.
De vraag, of dit ‘op ‘basis van ‘het plan zal gelukken,
‘hebben wij ‘zooeven ontkennend beantwoord. Gelukte
‘het eehter wel, ‘dan zou ‘dat ‘gepaard ‘gaan met groo-
tere omlloopsnellheid ‘van ‘het geld en algemeene acti-
veerin’g van ‘het ‘oeconom’isoh leven. Bij ‘de banken zou zieh credietexpausie voord’oen en ‘de ‘opgepôtte
bankbiljetten, waaraan het plan zooveel aandacht
schenkt, zullen in omloop komen om de ‘inscihakeling
van ‘de thans werklooze arbei’ders en kapitaal’goederen
mogelijk te maken.

In verband met de financiering ‘der openbare wer-
ken heeft de term ,,’braakliggende kapitalen” echter
een geheel an’deren inhoud dan de zoo juist bedoelde.
Het gaat dan niet om ‘kap’itaal’goederen, die opnieuw
moeten worden in’ges(Shakeld, maar om kapitaal of
vermogen, dat nog op investeering waoht. Welnu,
zoodani’g vermogen, dat niet ‘zijn substraat heeft in
vast of, vlot’ten’d kapitaal, dat in concreto aanwezig
is, bestaat niet. Dit geldt met name van ‘de op korten
termijn via het banksysteem ter belegging aangebo-

1)
De ervaringen in andere landen leren, dat een bewust
geschapen opwaartse binnenlandse conjunctuur alleen
doorvoer.baar was bij een weloverwogen beheersing van het
geld wezen. Gedeeltelijke of volled:ige uitvoering van’ het
plaii maakt een nauwlettend toezicht op de bewegingen
‘van ihetgoud en op de wisselmarkt noodzakelijk en vereist
debereidiheid, om zo nodig terstond met ki’aobtige mid-
dlen in te grijpen (pag. 31).

‘den gelden.
1)’
Uiteraard ‘kan ‘hetzelfde vermogen
achtereenvolgens in verschillende kapitaalgoederen
worden belich’aam’cl, maar nieuwe investeerinigen,’zoo-
als het plan ‘die beoogt voor de uitvoering der open-
bare werken en voor ‘de voortgezette i’dustriali’satie van onze volksgemeeusdhap, moeten steeds worden
bestreden uit ‘de loopende besparingen. Juist het
feit, ‘dat daarop wordt vooruitgeloopen, moet tot de
crisisverwekkende factoren uit de opgaande fase
eener con.junctuurgo’lf wo’rden ‘gerekend. Men kan dit
verschijnsel ook ‘doelbewust ‘ontketenen ‘door beïnvloe-
ding van het credietapparaat. Duitsohiand heeft ge-
durende ‘de laatste jaren deze politiek gevolgd. Maar
al kan men op ‘die wijze tot op zekere hoogte voor-
uitloopen ‘op toekomstige besparingen, men ontkomt
daardoor biet aan de nôo’d’zakelijkheid inderdaad te
sparen. Ook in DuitsohIand ‘gaat ‘men dit meer en
meer inzien. Wil men ‘gevaarlijke spanningen in ‘de
v’o’lk’sh u’ishoudin’g voorkomen, ‘dan moeten nieuwe in-
vesteeringen vermeden worden, welke niet in gelijk-
tijdige besparing haar complement vinden.
De vraag ‘i’s ‘dus, hoe het staat met de l’oopen’de ‘be-
sparingen van het Nederlan’dsc)he volk. Het meest ‘be-
trouwbare antwoord op ‘deze vraag vindt men door
het raadplegen van ‘de betalingsbalans. Deze leert,
dat onze positie als crediteurnatie sinds 1930 achter-
uitloopt tengevolge van he’t feit, ‘dat de goederen- en
‘dienstenbalansen gezamenlijk een •deficit opleveren,
dat moet worden •goedgemaakt door afstand te doen
van ‘beleggingen in ‘het buitenland. Nu zou het mc-
‘gelijk zij’n, dat dit versôhijnsel werd gecompenseerd
door groote kapitaalinvestatie in ‘het binnenland. Dit
is eôhter allerminst waarschijnlijk. De slotsom moet
zijn,
‘dat Nederland tegenwoordig een land is van
negatieve besparing; het Nederiandsohe volk teert
in op
zijn
ka’pi’taalfonds.

De juiste •kij’k •op ‘deze qu’aestie wordt eenigszin’s
bemoeilijkt door het feit, dat gedurende d’e laatste
jaren ‘de ,,vrees voor den gulden” herhaaldelijk groote
kapitaaibedra’gen ‘belegging in het buitenland ‘deed
zoeken. Naast deze tijdelijke versôhuivin’gen bestaat
er echter een minder geruohtmaken’de, maar veel be-
laia’grijker, constante kapitaalstroom in ‘omgekeerde
richting: een afstooten van bui’tenland’sohe beleggin-
gen in verband met een, op een te hoog ‘peil ge’hand-
•haaf’de, nationale consumptie.

Het ‘behoeft geen betoog, ‘dat het ontbreken van
nieuwe ‘kap’i”taal’besparingen een uitermate bedenke-
lijk verschijnsel is voor de toekomstige welvaart van
het Nederlandsdhe volk. Daarom is ‘het ‘ook ten zeer-
s’te te betreuren, ‘dat de samenstellers van het plan
van den arbeid voor deren kant van ‘de zaak niet het
minste oog hebben. Integendeel, ‘het gehee’le plan
wordt gekenmerkt ‘door maatregelen, ”die ten ‘doel
hebben verschuiving van inkomens van sparende dee-len ‘der volksgemeensoh’ap naar verteerende. Een ‘der
gelijke verschui’v’in’g wordt doelbewust beoogd in het
belang van ‘de alleen ‘heil bren’gende koopkrachtver-
:hoogin,g. Anderzijds werded bij Lal van onderwerpen
kapitaalsuit’gaven in ui’tziclht gesteld, die ‘zonder’ groo-

te ‘besparingen u’it het ioopen’de inkomen der maat-
schappij niet wel denkbaar ‘zijn.

Hoe ‘dit zij, met de loopen’de besparingen van ‘het
Nederlan’dsche volk is ‘het thans zoo gesteld, ‘dat ‘het
uiterst moeilijk zal zijn de vooi het plan vereisghte
600 snil’lioen in drie jaar op de Nederlanclsohe kapi-
taalmarkt te’leenen. olkomen onmogelijk is ‘het

1)
])at onder de huidig oinstandigheden de groote geld-
ruimte niet tot uitdrukking komt op de kapitaalmarkt,
is een verschijnsel van andere orde. Eenerzijds ‘is de ge-
ringe neiging tot ‘belegging op langen termijn een syp-
toom van het voortduren van de crisis (d.w.z. van gebrek
aan vertrouwen bij het beleggende publiek en van het
feit, dat de rentabiliteit in het bedrijfsleven nog niet is
hersteld). Anderzijds zal van verruiming van de kapitaal-
markt na herstel van de ren’tabiii’te,it een stimulans tea
goede kunnen uitgaa.n. Maar dit alles doet niet af aan
de stelling, dat accu’mulatie van abstracte besehikkings-
macht niet mogelijk is.

234

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 April 1936

natuurlijk niet. G’i’oote kapitalen zijn nog steeds
winstgevend in het buitenland ‘belegd, zoodat ook
hun :hoof
,
çlsoiii nog intact is. Een gedeelte daarvan
zou kunnen worden teruggetrokken om de financie-
ring van ‘het plan mogelijk te maken. Zonder zeer
ingrijpende •dwangmaatregelen van den Staat
zal
het
‘beleggende publiek hier echter niet toe overgaan!
Daar komt nog bij, dat het voor vertering beshkhare
voiksi nkomen niet onaanzienlijk zou worden aange-
tast. Een argument, dat voor de opstellers van ‘het
plan zwaar moet wegen!
Voor zoover ‘het den Staat niet mogelijk zou vijn
het plan uit (al of niet gedwongen) leenin.gen te
financieren, zou gebruik kunnen worden gemaakt van.
credietverruiniing,
Op
de vze, waarop ‘dat in
Duitshlan,d is geschied. Een kunstig samenstel van
maatregelen heeft het daar mogelijk ‘gemaakt voor-
uit te loopen •op toekomstige besparingen, welk punt reeds ter sprake kwam. Overigens werd ‘investeering
in kapitaalgoederen vergemakkelijkt door de beper-
kin:g van ‘de directe consumptie, die om. wordt ver-
oorzaakt door ‘het verhoogde prijspeil.
Financiering van de openbare werken door crediet-
verruiming wordt in ‘het Nederlandsche plan van
den arbeid niet onder het oog gezien. Zij zou trou-
wens cle positie van •de Nederlandsche v’oikshuishou-ding tegenover ‘het
1
buiteirland, vaarover reeds eerder
werd gesproken, extra moeilijk maken. Aan deviezen-
reglementeering tot handhaving van het opgezette
binnenlan’dsche prijsniveau, zou dan zeker niet te
ontkomen zijn. Ook langs dezen weg loopt het plan
dus vast. De financiering van het plan nioge al niet
volstrekt onmogelijk zijn, ‘zij zou tooh tot onoverko-
melijke moeilijidieclen leiden.

Deze laatste conclusie, gevoegd hij de vroegere
gcvolgtrekking, dat uitvoering van het plan geen
g,esdhikt middel zou zijn om een omslag in de con-
junctuur te bewerkstelligen, bewijst, dat het plan
van den arbeid moet worden verworpen, omdat ‘het
in strijd is met de werkelijke belangen van ‘het Ne-
derlan’dscihe volk.

Tenslotte moge nog worden gerecapituleerd, dat
in ‘den loop van dit artikel is gebleken, dat de
opstellers van het plan aan drie factoren onvoldoende
heteekenis hebben toegekend, en wel aan de nood-
zakelijkheid van ‘het ‘herstel der rentabiliteit van het
bedrijfsleven, aan de nood’za’kelijkhei’d van sterke ka-
pitaalvorming, en aan de internationale positie van
Nederland.
S. KORTE WEG.

DE MINISTERIEELE BESCHOUWINGEN OVER DE
NEDERLANDSCHE ZEESCHEEPVAART.
1)

Bij ‘de behandeling in ‘de Eerste Kamer ‘van ‘de be-grooting 1936 van ‘het Departement ‘van Handel, Nij-
verheici en Scheepvaart en meer hepaaldelij’k ‘bij ‘het
‘hoofdstuk ,, Z’eescheepvaart”, heeft Rotterdam’s ‘bur-‘gerneester, ‘de ‘heer Drooglever Fortu.yn, eukele “be-
•hart’igenswaard i’ge opmerkingen ‘gemaakt. Met nadruk
is door den heer Fortuyn de aandacht gevestigd op
de wijze, waarop de kredieten aan de sdheepvaart zijn
geregeld. Het is bekend, aldus ‘spreker, ‘dat ‘die
kredieten moeten worden teruggegeven uit ‘de ‘be-
dnijfswinsten van de gesteunde reederij. Deze rege-
ling maakt ‘het onmogelijk om particulier kapitaal te
verkrijgen. Bij interruptie stelde ‘de Minister van
Handel, Nijverheid en Sdheepvaart, de ‘beer Gelissen,
‘de vraag: ,,Welke kredieten ‘bedoelt U: de Benas-
kredieten ‘of den scheepvaartsteun”, waarop de heer
Fortuyn ‘het lijkt nuttig, ‘gezien ‘de rninisteri’eele
repliek, diens uiteenzetting aan de ‘han’d van den
tekst der Handelingen woordelij’k over te nemen –
al’s volgt antwoordde:

,,Uet geldt voor beide kredieten. Men heeft twecn1ei
soorten en bij beide geldt de bepaling, dat zij moeten wor
den teruggegeven uit cle winst, die gemaakt wordt. Nu

) i-[et dooi’ mij in dit artikel verwerkte cijfermateriaal
is ontleend anti liet zoo juist vem’selien’eu jaarverslag der
Node rlamiciscihe Reede rsvereeniging.

zijn in Aiiister’dam cii in Rotterdam maatschappijen, die
clm’ingcncl nmoodig hebben een her’nieuwiug van ‘de vloot,
maar wiel’ resultaten op het oogenbli’k nog niet
z66
zijn,
dat zij ‘liet Regeem’ingskrediet kunnen aflossen. Door de
m’egeling, die op ‘het oogemiblik ‘voor het Regeeringskredict
geldt, is het l)l’artisuh onmogelijk nieuwe aandeelen uit te
geven, omdat nico ‘geen dividend kan ‘cleclareeremi voordat
liet gelieele crediet van het Rijk is gei’estitueerd, en uit-
gifte ”ami nieuwe aancieelen, zonder dat een bescheiden
‘dividend in iiitzicili’t kan worden gesteld, behoort vrijsvel
tot do ommnmogelijkiieden. Ilfet is in ‘de eerste plaats een
Rij’ksbelang om te makeim, ‘dat liet gegeven krediet zoo
spoedig mogelijk weci’ wordt gerestitueerd en ‘dat kan
alleen, wanneer cle recilei’ij nieuw kapitaal van particu-
lieremi kan krijgen. _Men kan geen kapitaal van particu-
heren krijgen zonder dat winst wordt gemaakt, zij het
op besuheiclen schaal, liet is dus practisuli onmogelijk dat
‘krediet iii ‘de naaste toekomnst af te lossen. Ik vraag niet,
dat de Minister ‘ter zake van dit krediet in, het algemeen
gemmmakkehijker zal worden, maar ik vraag wel dat ‘de Re-
geem’immg cle bopalingemi omtrent de verpiidhting tot aflos-
si’mig
zO6
zal wijzigen, dat liet mmmogelijk wordt cle Rijksbij-dm’agemr doom’ pam’tiuulier kapitaal geleidelijk te vervangen.
Wij zullen liet er over eens zijn cmi de Minister in de
eerste plaats, dat zon spoedig als liet mogelijk is, het Rijk
zich dient terug te tm’ek,kcmm en dat liet terrein, wordt over-
gelaten aan het particulier kapitaal
en
dat liet dus va]i
groot belang is om dien overgang te bevorderen,”

Op ‘deze aan duidelijkheid niets te ivenscihen laten-
‘cle opmerkingen van den heer F’ortuyn, repliceerde ‘cle
Minister ijkus de handelingen als volgt:
,.Nu cle wijze i’amm kredietrogeli’ng.
Ik moet zeggen: daar
leeft de geachte afgevaardigde mij in, het hart getroffen.
Wij geven tweeëm’lei ‘soort krediet, Nu heeft de geachte
afgevaardigde niet bedoeld de Be mmas,km’ecl icten want dat
zijn tegen ou’deripammd gegeven, m’entedra’gemide kredieten
tegemi
4,
pCt. Wel heeft cie Bemmas ccii gagestcu’n gegeven,
maar in de plaats ,claarvami is nu gekomen de sciheepvaart-
steun ad
f
8.2 millioen, clie o,mmm, aan de reederijen wordt
toegekend om ‘het versohil imm gage te overbruggen tus-
suhemi dc gages thier en in andere landen. Nu is er deze
bepaling, dat ‘clie ‘steun moet wo,’clemi terugbetaald i ud cmi
in het ‘betreffende jaar winst is gemaakt. Terecht zeggen
nu de suhee’p’vaartmiiaatsohappijen: ihoe kan “ik, als ik den
steun moet terugbetalen en clan “door geen winst kan uit.
keeremi, ooit ccii beroep doemi
01)
•de kapitaalmarkt om
kapitaal te krijgen voor vem’clei’en uitbouw vami het bedrijf.
ik vind deze opvaftimng zeer jaist en zat trachten ‘in de
richting Ven den geacht en afgevaardigde te gaan.”

Met op’zet ‘heb ik vraag aan en antwoord van den
Minister ‘in extenso weergegeven, omdat u’it heide
bli,jit – ‘de Minister heeft in enkele woorden de
kern ‘der zaak waarom het gaat saam’gevat – dat het
probleem ‘duidelijk is gesteld en…..dat ‘de Minister
‘blijkens diens ‘zeer aperte uitspraak de overwegingen
en ‘desi’derata dIer reederjen juist acht en hilljkt.
Daar het ‘hier een levensbelang der Nederian’dsche
zeescheepvaart geldt, ‘zij er ook te deze.r plaatse nog,
eens met nadruk op ‘gewezen, ‘dat ‘de Regeerirmgssteun
– voor ‘het l’oopeude jaar ‘heeft ‘de Re’geerin’g inmid-
dels wederom een ‘bedrag van
f
8 millioen als steun
voor de scheepvaart ‘beschikbaar ‘gesteld – in laatste
instantie slechts doeltreffend kan zijn indien het
karakter tot dusver ‘daaraan verleend, t.w. dat van
,,rentelooze
voorschotten”
uit te behalen winsten na
afschrjving volgens goed koop’mansgehrui’k terug te
betalen, gewij’zigd wordt in een steunverleen.in’g ‘zon-
der laatstgenoemde “beperking, of, zooals de heer
Arri’cns in zijn ‘belangwekkende jaarrede het kern-
achtig noemde ,,k fonds pe’r’dn”. ‘Waar voorts het be-
drag van ron’d
f
8 milii’oen reeds gebleken is ontoe-
reikend te zijn om ‘zelfs aan primaire afsdhrijvings-
ei’schen te voldoen, ‘client ‘het heclrmng met
f 4
millioen
– ten naasten’bij’vertegenwoordi’gende de jaarlijksehe
,,interin’g” der vloot – te worden verboo’gd. Ge-
schiedt ‘zulks niet, ‘dan wordt tevens iedere mogelijk-
‘heict ‘om tot ‘de urgent geworden vlootvernieuwing
te komen,, illusoir. Waar de Regeering reeds blijk
heeft gegeven een open oo;g te ‘hdbben voor ‘den nood-
toestand, waarin de Nederlandsohe zeescheepvaart
verkeert en ‘zich rekenschap te geven van de
ncntio’nnle
beteekenis eener behoorlijk geoutilleerde handelsrvloot,
mag men, mede gelet op de aan ‘duidelijkheid niet

1 April 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

235

te wensdhen latende verklaring van den Minister in de Eerste Kamer, vertrouwen, dat cle Regeering op
korten terirnijn gunstig zal beschikken op de daartoe
strekkende en ‘door cle Ne’clerlandsche Reede rsvereeni-
ging gedane suggesties.
Feitelijk zou met het reieveeren der bovenstaande,
op zichzelf belangwekkende uitlatingen kun nen wor-
den volstaan, ware ihet niet, ‘dat de Minister bij het
‘door hein ti,clens dezelfde zitting ‘der Eerste Kamer
vervolgens gegeven al’gen een overzicht, met name
wat on’ze zeevaart aangaat, enkele minder juiste
cijfers heeft ‘genoemd, ‘clie het op zichzelf ongunstig
‘beeld nog teveel flatteeren. liet valt buiten ‘het lie-
stek ‘dezer beschouwingen, in te gaan op ‘s Ministers
uiteenzetting met ‘betrekking tot de havens en ik
moge mij, mede niet het oog
Op
‘de mij ‘ten dienste
staande plaatsruimte, uitsluitend bepalen tot onze
,,zeevaart”.

De Minister zegt met ‘betrekking tot ‘de scheep-
vaart, dat hij wil trachten een optimistisch geluid te
doen hooren. Hij meent, ‘dat het juist is om bij het
beschouwen van de scheepvaart verband te leggen
tusshen opleving in ‘de were’ld’industrie, den ‘wereld-
handel en ‘de sheepvaart en ‘gelooft, dat men dan
gerechtigd is om na te ‘gaan, of ,,onze scheepvaart”
vanaf het laagste punt, ‘dat wij in deze cri’s’isperiode
hdb’hen ‘gekend, cli. in 1932, ‘clie ‘opleving heeft mee-
‘gemaakt of ‘dat zij daarna tot nog lager niveau is
gezakt. Bezi’e ik nu, aldus de Minister, cle index.
cijfers, ‘dan ‘blijkt ‘mij, dat er ‘ook, evenals ‘ditinet’den neergang van den we’reicihan’del en ‘den neergang der
scheepvaart het ‘geval was, in den
opgang
een paral-
lelisme is tusschen o’p’bloei ‘van handel en nij’verheid
eener- en van ‘cle ‘scheepvaart anderzijds. In 1932 werd
‘het laagste punt ‘bereikt in ‘de v’oortbren’ging ‘der
‘basispro’ducten; ‘het indexeijfer bedroeg toen 96 (als
normaal ‘geldt ‘dat van 1925-1929: 100). In 1933 was
‘het 99, in 1934 eveneens 99. De Minister concludeert
‘derhadve tot een stijging wat de voor’tbrenging van
basisproducten ‘betreft. Bij cle’ in’dus’trieele hedrijvi’g-
heid in ‘cie wereld valt een stijging w’r te nemen
van 78 in 1932 tot 96 ‘in 1934, waarmede gepaard
gaat een toeneming van ‘het ‘volume ‘van den wereld-
handel. In 1932 bedroeg het ie’dexcijfer 81, in 1933:
85, terwijl ‘in ‘het ‘afgeloopen jaar ‘zoowel de in’d’us-
trieele productie als ‘liet volume van den werel’clhan-
dcl die van 1934 overtreffen. De Minister vraagt ‘zich vervolgens ‘op ‘grond ‘dezer cijfers af: profiteert on’ze
scheepvaart van één en ander en zoo ja, in welke
mate. Zijn conclusie luidt: Onze scheepvaart ‘heeft
vanaf ‘het laagste punt ‘in 1932 den opgang van den
werel’d’han’del ‘meegemaakt. Met erkenning, dat zich
vooral in ‘de Rijnscheepvaart een ernstige verschui-
ving ‘heeft voorgedaan, constateert ‘de Minister noch-
tans, dat vanaf 1932 zoowe’l wat het ‘gooderenverkeer,
‘d.’w.’z.
‘de in- en uitgeladen goederen, als ‘de Rijnvaart
.’betref t, een ‘opleving valt waar te nemen. Ter stav’in’g
noemt ‘de Minister ‘clan cijfers ten aanzien van het
goederenverkeer in ‘de Neclerla.n’d.sche havens.

Nu is het eigenaardig, ‘dat de Minister eerst ,,’hij
‘het beschouwen van onze ‘sdheepvaart” zegt verband
te ‘willen leggen tu’sschen opleving in ‘wereldin’dustrie, werelclhan’del èn sdheepvaart, om zich clan ‘bij zijn be-
wijsvoering te ‘beperken tot….de Nederlan’dsche
havens.
Deren ‘
maatstaf aan te leggen bij de beoor-
dee’ling van ,,onze seheepaart” is toch wel zeer een-
zijdig. Het ‘direct belang van onze groo’te algemeene
vrachtvaa’rtreeclerijen – cle naam
a.lgemeene
vracht-
‘vaart wijst ‘dit ‘trouwens uit – ‘bij’ ‘cle Neclerland’sehe
havens is zeker niet zoocl’anitg, ‘dat een toeneming
van het ‘goederenverkeer in ‘d’eze laatste een criterium
zou kannen vormen voor ‘de beoor’deeling van den
toestand, waarin ‘de Nederlandsche algemeene vracht-
vaartreederij verkeert. Bij de lij’nbedrijven is ‘cle toe-
stand eeu’i’gszins anders, al dient er onmiddellijk op
gewezen, ‘dat een groot aantal onzer lij’nsch’epen mede
in ‘de
nabijgelegen
huiteulandsche ‘havens lossen en/of
lieden en dat ‘deze categorie van reederijen 66k lijnen

onderhoudt zonder ‘dat Nederian’dsche ‘havens in het
re’geimati’g vaarplan zijn ‘opgenomen. De door ‘den
Minister aangelegde ‘maatstaf kan o.i. ‘dan ook be-
zwaarlijk al’s betrouwbaar worden aanvaard; integen deel, ‘het is veeleer ‘misleidend op ‘deze wijze tot be-
paalde fei’ten ‘te conclu’deeren. IIet’bedenkelijk karakter
van ‘deze ‘bewijsvoering wordt trouwens nog ‘geaccen-
tueerd hij een minder oppervlakkige a.naly se ‘der
cijfers. Dan blijkt immers, dat bijv., de stijging van rond 5 millioen tons goederen, in het tijdvak 1932-
1935 te Rotterdam gelost ui’t en geladen in zeeschepen ‘bij’ ‘in-, uit- en doorvoer, ‘deels is veroorzaakt ‘door de
toevoeging in 1934 van Perni’s en Ton’delingenplaat
aan Rotterdam, ‘deels door den aanzienlijk vermeer-
derden doorvoer van ertsen en ‘kolen. De ‘doorvoer
van ‘zee naar ‘het binnenland ‘daalde van 10.4 ‘mi’llioen
fions ‘in 1934 tot 10’ millioen tons in 1935, terwijl het
in- en uitgaande stukgoe’dverkeer verminderde van
6.726.000 tons in 1934 tot 6.144.000 t’ons in 1935. Indien ‘de Minister onderzoekt, ‘hoe groot het per-
ceirtaige Nederla.ndsdhe schepen is in verhouding tot
onze k’oo’pvaardij’vloot, dat in de erts- en kolenvaart
geregeld emplooi vindt, zal zijn optimisme op
clezen
grond wel eeni’gszins worden getemperd. Er is ech-
‘tcr meer. Zonder ‘de juistheid te’ bestrijden van de
stij’gi ng van ‘liet indexeijfer voor grondstoffen èn van
bet in’dexcijfer voor in’dustrieele producten, t.w. van
resp. 96 en 78 in 1932 tet resp. 99 en 96 in 1934
(statistieken van ‘den Vo’lkenbon’d), moet er niettemin
‘op ‘gewezen, ‘dat
cie toeneming raam den ‘werelcihandel
– en dit is ‘hij u’its’tek de levenwekkencl’e en welvaart
brengen’de ‘bron voor ‘de werel’dsoheepvaart –
sleric
is
tenachter gebleven
bij die van de wereld’pro’ductie.

In’dexcijfers wereld productie.
(Gemiddelde 1.925-1929 = 100).
1929 1930 1931 1932 1.933 1934
Grondstoffen …….106

103

98

96

99

99
I’n’dlus’tr. producten .. 112

100

89

78

88

96

Wereidkandel
(gerekend naar ‘de hoeveelheid).
(1929
=
100).
192.9
1930
1931
1932
1933
1934
le

kwartaal

…….
97.1
94.9
84.4
76.4
72.8
77.1
2e

.,
99.0
92.5
84.6
73.1 72.1
77.6
3e

,,
98.2
88.0
82.1
68.1
75.0
76.4
4e

.,
105.9
95.5
90.5
78.7
80.6

Er ‘bestond ‘dus, ‘wat ‘den omvang van den
wereld-
handel
aangaat, vergeleken ‘met 1929 nog een achter-
‘stand van ca. 23 pCt. Wat baat ‘het nu d’e scheep-
vaart ‘of iverel’dproductie van ‘grondstoffen en ‘indus-
trieele producten al een ‘bevredi’genden vooruitgang
toonen, zoo’lang de
wereldhandel
waarvan de
scheep-
vaa.ri
‘het moet hebben, door het streven millerwegen
naar protecti’onisnae, autarkie ‘e.’d. blijft kwijnen? Het
volkomen ‘verwaarioozen ‘door den Minister van dit
aspect van ‘liet probleem is een ernstige leemte en
moet vanzelfsprekend tot ‘onjuiste conclusies leiden.
De Minister ‘besdh’i’kt intussch,en nog over andere
wapenen. in ‘zijn ‘arsenaal. Hij ‘brengt ‘ook ‘den vrachten-
index ter sprake. ,,Wij hebben een daling van den
vracht’euin’cl’ex tot ‘het jaar 1932 gehad, na 1932 zien
wij’ een stijging, ‘die ‘ook onze ‘scheepvaart tengoecle
‘is ‘gekomen. Op ‘het oo’gen’blik ‘is cle vradh’tenin’clex,
die in 1933 72.6 bedroeg, gestegen tot 95.6.”
Men moet ‘het ‘betreuren, ‘dat Zijne Excellentie niet
‘heeft medegedeeld, welk jaar ‘voor laatsgenoem’d
indexcijfer als ‘basis is ‘genomen, noch welke ‘bron
‘door ‘hem ‘geraadpleegd werd.
Stelt men 1913 : 100, zoo ‘bedraagt het vrachten-
ind’excij’fer volgen’s ‘de O’ham’ber of Shipping in 1934
80.60 en in 1935 : 81.07; wordt 1929 = 100 als ‘basis
genomen., ‘dan hedroe;gen ‘de ‘in’dexcijfers voor 1933
72.90, voor 1934 : 75.83 en voor 1935 : 76.28. Gaat
‘men uit van 1923 = 100, dan ‘waren de i’ndexcijfe’rs
‘volgens L’l’oyd’s List:

1929 89.3

1934 65.9

1932 : 67.1

1935 66.4
1933 64.5

236

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
April 1938

Welk
•idex•c••fer men ook raadpleegt, een
belang-

rijke
stijging der vrachten sedert 1933 valt er
niel
uit

af te leiden. Bovendien mag in een Nederland’sahe
berekening cle dalinig van het Engelscih betaalmiddel
niet over het hoofd worden gezien. Naar de
goud-

waarde
toch zijn de vraehtindexcijfers voorbdurend

gedaald:

1923
=
100
1924/1926
=
1000
1929=
89.3
1929=
905
1932
=
48.2
1932
=
496
1933
=
43.9
1933
=
467
1934=
40.7
1934=
430
1935
=
39.6
1935
=
412

Degeen, die den Minister zijn vradhtin’dex-argu-
ment aan de hand deed, heeft, ooals uit (bovenstaande vergelijkende tabellen fblijkt, niet ‘bepaald een geluk-
kige hand gehad en ‘het is duidelijk, dat men iedere
waarde aan ‘s Ministers conclusie op ‘grond der ‘door
hem ‘gebruikte cijfers moet ontzegigen.
Wij zijn nog niet aan het eind ‘onzer bezwaren. De Minister heeft zijn polging om ,,een optimistisch ge-
luid te doen !h’ooren” wel ietwat geforceerd. ,,Onze
vloot”, aldus Zijne Excellentie, ,,’die 2.6 millioen
Bruto Reg. T’ons, ‘dat is rond 4 pCt. ‘van ‘de wereld-
vloot, uitmaakt, neemt ‘de achtste plaats in het
scheepvaartverkeer in”. Deze mededealin’g behoeft

een’ige aanvulling.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van ‘de
totale Nederlandsche koopvaardijvloot op 1 Januari
in ‘het tijdvak 1931/1935:
Aantal Bruto Register Tons

Totaal op 1 januari
1935 ……947

2.458.618

1934 ……972

2.538.042

1933 ……1018

2.734.809

1932 ……1044

2.922.025

1931 ……1031

2.950.019

terwijl de vloot ‘op 1 Januari 1936 bestond uit:
Aantal Bruto Register Tons

Stoomschepen met Ned. zeebrieven
277

1.138.783
Motor

,,

,,

,,

,,

319

761.270
Stoom

,,

,, Ned.-Ind.

119

322.607
Motor

,,

,,,,,,

,,

41

61.989
Stoom

,,

,, Curaç.

,,

36

83.694
Motor

,,

,,

,,

,,

,
2

1.015

Zeiischepen met en ‘z. .hulpverm. .
151

24.272

Totaal ….
945

2.393.630

De tonnage onder Nederlandsche vlag ‘onderging
‘derhalve, ondanks ‘de aderlating in ‘het
tijdvak
19311
1934, in ‘het afgeloopen jaar opnieuw een serminde-
ring van 64.988 B.R.T. Volgens deze cijfers (‘ont-
leend aan gegevens van de Scheepvaart-Inspectie) be-
droeg ‘de achteruitgang sinds 1931 : 19 pOt., welk
percentage stijgt tot 20.5 pOt. indien men de schepen
met Ned.-Indisdhe en Ouraçaosohe zee’brieven buiten
beschouwing laat. Z66 ‘geanalyseerd zijn ‘de ‘door ‘den
Ministei genoemde cijfers bepaald geflatteerd. On-
juist en onvolledig zijn ook – het verhaal ‘dreigt een-
toni’g te ‘worden – ‘de gegevens door den Minister
verstrekt ‘ten aanzien van ‘de ,,ouderdoms-percentwges”
onzer vloot. Stelt ‘de Mini’ster het ‘percentage der
schepen tussc’hen 0 en 5 jaar op 6.5’pOt. van de ge-
heele Nederlandsche ‘vloot, in werkelijkheid bedraagt
dit percentaige naar het aantal sohepen 10.9 pCt. en
naar de ‘bruto-tonnenmaat 10.4 pOt.
De navolgende
vergelijking
‘van den ouderdom der
schepen ‘van ‘de verschillende landen, uitgedrukt in
percenta’ges van de tonnenmaa’t, ‘is niet van (belang
ontbloot:
Minder
25
en
dan
5
5/10
j.
10/15
j.
15/20
j.
20/25
j.
oudër Wci’eldvloot
. .
7.9
18.5
20.6
25.1
10.8 17.2
Engeland

. . . .
8.5
25.9 26.5
19.6
12.0
7.5
Ver. Staten

..
4.2 5.4
15.3 60.8
6.1
8.2
Japan

…….
11.4
13.3
13.2 37.5
8.3
16.2
Noorwegen

. .
16.6
29.9
15.4 19.2
7.9
11.2
Du.itschland

. .
4.6
27.7
38.6
9.9 8.3
11.0
Frankrijk


12.4
14.0 30.5
17.4

15.2 10.4
Italië

…….
8.0
19.0
21.8
19.1
11.7
20.5
Nederland


10.4 28.3
27.8
11.4 10.4
7.3
Griekenland

.
0 2.5
4.9
30.5
27.5 34.7

Immers bevestigen ‘de cijfers – men zie ‘de per-
centa’ges der Nederlandsehe schepen van 5-15 jaar
t.w.
ruim 56 pOt. tezamen – hetgeen reeds ‘bij her-
haling met klem is betoog’d, t.w. dat de eisdh tot
vlootvernieuwing onafwijsbaar is wil op ‘den d’uur

behouden
blijven
hetgeen behouden moet worden en

dit is
‘immers wensch en bedoeling der Regeering?
Niet vaak n’och nadrukkelijk genoeg kan erop worden
gewezen, ‘dat vervanging van hetgeen verloren is ge-
‘gaan nauwelijks heeft plaats gevonden, dat de nog
res’teeren’de ‘vloot al’s geheel snel veroudert ‘en dat
zigh tal van gevallen ‘voordoen, waarin
rendabele

exploitatie
mogelijk
zou zijn,
indien kon worden be-
schikt over moderne en economische schepen.
Indien

in ‘overleg ‘niet en steun ‘van de Regeering – onmis-
baar zoolang een ‘beroep op ‘de geidmarktuietmogdljk
‘is – een vorm kan worden gevonden, die de finan-
ciering verzekert van den nieuwbouw dan wel moder-
niseeririig waar zulks noodzakelijk is, zal de s’teun, zoo-
als deze sedert verleden jaar wordt verleend, geleide-lijk ‘kunnen verminderen. De Nederlan’dsche reederij
krijgt dan immers wederom ‘de beschikking over een
moderne en efficiente vloot, die zich, ‘veel meer d’an
zulks Vh’a:ns mogelijk is, als factor, waarmede relcening
‘client te worden ‘gehouden, kan doen gelden. Zij zal
met winst kunnen exp’l’o’iteeren, waar thans met verlies
moet worden gevaren. Hier dreigt wel ze’er ernstig
gevaar in ‘het talmen want, en dit is mede van betee-
kenis, de daling der tonnage onder Nederlan’dche
vlag – ‘het (blijkt duidelijk uit ‘bovenstaande tabellen
– gaat voort. Bezet ‘ons land ‘de achtste plaats ‘onder
de vershiliencle koopvaardij’vloten,
het aandeel van
de Neclerlarbdsche vlag in het wereldtotaal ‘is opnieuw
gedaald en bedraagt thans slechts 3.9 pOt.
(in 1934
4 pOt., in 1933 : 4.1 pOt., in 1932 :,. 4.4 pOt.).
Ver-
geleken met het jaar, waarin de’ wereldvloot het
grootst was, is de achteruitgang onder de violen,
grooter dan 1 millioen bruto re’gister tons, het sterkst
in Nederland, waar de vloot sinds 1931 met 18 pOt.
is
verminderd.
Een zeer duidelijke taal spreekt in ‘dit
opzicht onderstaande vergelijkende tabel, aantoonenzi
achteruitgang dan wel vermeerdering ‘der vioten,
grooter ‘dan 1 millioen B.R.T., sinds 30 Juni 1931:

Wereld’vloot


7
pOt. Frankrijk ……
– 15
pCt.
Engeland ……. –
14 ,,

Italië ……….-
8
Ver. Staten …..-
7 ,,

Griekenland

+
22
Japan ………-
4
,,

Spanje ………
– 4
Noorwegen …..-
2 ,,

Denemarken ….-
3
Duitschland . . . . –
13 ,,

Sowjet-Rusland . +
85
Nederland ……….- 18
pOt.

Nederland houdt ‘dus het weinig benijdenswaardi’g
record van de ‘grootste ‘daling in •tonn’enmaat sedert
1931. En, het zij nog eens herhaald, de ‘daling lijkt
n’og niet tot stilstand ‘gekomen. Men ‘dient
hierbij
te
bedenken, dat ‘de vloot onzer groote lijnreed’erijen ‘ge-
durende de laatste vijf jaren is verminderd met niet
minder ‘dan 84 schepen, metende 510.000 bruto regis-
ter tons ‘en de vloot onzer algemeene vrachtvaartree-
derijen met 35 schepen metende 95.000 (bruto register
tons, ‘d.’w.z. in totaal met 119 schepen metende 605.000
(bruto register tons of gemiddeld pim. 5.000 bruto
register ‘tons per sc’h’ip. In zijn jaarrede heeft de
Voorzitter der Nede’rlandsclhe Reedersveree’nigin’g er-
op gewezen, dat ‘de gages voor een vrachtschip van
pl.’m. 5.000 ‘bruto register tons op ‘ten minste
f
52.000
per jaar kunnen worden getaxeer’d. D’it Ibeteekent,
dat thans een bedrag van 119
X f
52.000
= f
6.2 mil-

lioen ‘s jaars minder aan gages worden ontvangen
en dit bedrag goeddeels in den vorm van steun door
den Staat moet worden opgebracht!

Het is ‘dan ook, op ‘deze gronden, dat niet ‘kan noch
ma’g worden volstaan met de grootte van en de wijze,
waarop de steun tot, du’sver is verleend. Wij willen
niet treden in de steunverleening aan den landbouw
– ‘het woord ,,’iandlbouw” alleen wekt in ons land al
visioenen van iuilli’oenen-dansen – wij willen er alleen
met kiem op wijzen, dat ‘het
onvoorwaardelijk
verlee-

1 April 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

237

nen van steun tot een bedrag van
f 8
milli-oen –

geen rentelooze
voorschotten
derhalve maar, om het

kind hij den naam te noemen, subsidie, die
niet
be-

hoeft te worden terugbetaald – vermeerderd met een
bedrag van
f
4 ‘millioen op dezelfde wijze te verstrek-
ken teneinde de reederijen in staat te stellen in de
aileinoodza’kelijkste afschrijvingen te voorzien en zéér
geleidelijk tot vervanging of moderniseering van on-
economische ‘schepen over te gaan, alléén in staat zal
zijn te verhoeden, ‘dat on’herstelhare schade wordt ‘toe-
gebradht aan een ‘zeer vitaal Nederlandsoh belang. Is
het noodig er met nadruk op te wijzen, dat blijvende
verbetering -slechts mogelijk ‘is ‘bij herstel van den
werel’dhandel – ‘het begrip ,,werel’dhandel” in den
allerruiinsten zin genomen – en -dat de steun, ‘die -be-
pleit wordt, in laatste instantie niet anders is’dan het
op kunsbmatigé wijze beschermen van een bezit, -dat anders onherroepelijk verloren gaat? Dit alles spreekt
dunkt ons zoo vanzelf, -dat het -overbodig is aan dit
aspect van het prdbleem veel woorden te verliezen.
Maar wat ‘is de economische constellatie -in deren
tijd an’ders •dan één groo’te aanfluiting van ,,natuur-
lij-ke ontwikkeling en groei”? Wie – en dit geldt
zeker ‘voor het Nederlandsche reederij’bedrijf – meant
in ernst, ‘d-at ‘hij in •de verwoi’din’g en in den baa-ierd
van onze dagen, waar -de laatste resten van gezond
economisch -inzicht en beleid d-oor de vloed-golven van autark-ie en chauvinisme in den meest ongunsti-
gen zin, dreigen te worden weggespoeld, nochtans
s-taan’de kan blijven d-oor zich hardnek-kig vast te
klemmen aan ‘de eeni’g juiste maar -d-oor d’en huidi-gen
waan tijdelijk buiten werking gestelde economische
wetten? Dit beteekent immer-s zelfmoord uit indivi-
dueel -oogpunt bezien en gebrek aan verantwoordelijk-heidszin jegens de ‘gemeensdhap wanneer het -gaat om
verlies of behoud van nationale goederen?
lTauneer de Minister tenslotte – en -hiermede wil-
len wij onze ,,’kan’tteekenin-gen” op ‘diens rede in d-e
Eerste Kamer besluiten – concludeert, -dat ,,-onze
scheepvaart er niet slechter aan toe is ‘dan die in de
ons -omringende ‘landen”, -dan -moge Zijne Excellentie
er nog eens aan herinnerd worden, ‘dat Nederland
den gouden standaard handhaaft, terwijl ‘het Engeisch
betaalmiddel en de Dollar, waarin vrachten en pas-
sa-gegel-den worden voldaan, zéér aanzienlijk zijn ge-
deprecieerd.
Is er ‘dus geen reden -om ,,een optimistisch geluid
te ‘d-oen hooren”? Het antwoord moet
op
grond van

‘s
Minister’s stellingen,
‘clie, naar wij -hopen te -hebben
aangetoond op tal ‘van punten zeer aanvedhtlbaar zijn,
in’derdaad ontkennen-d luiden. Maar ‘desondanks is
vertrouwen in de uiteindelijke toekomst ‘van ‘Neder-
land’s zeescheepvaart volkomen gewetti’gd, mits de
Regeering toone ‘de moeilijkheden èn den ernst van
den ‘toestand, waarin de Nederlandsohe reederij ‘ver-
keert, waarlijk te beseffen. Mits zij op korten termijn
‘het
– bewijs levert, -dat ‘cle Nederland-sche ko-opvaardij-
vloot ook ‘door ‘haar wordt geacht een nationaal actief
van de eerste grootte te -zijn! De reed’ers hebben dan
beker van bittere aanpassing tot ‘den laatsten drup-
pel ‘geledig’d. Het is thans taak en plicht ‘der Re’gee-
ring te behouden wat
niet verloren
‘mag gaan. Mi-

nister Gelissen verklaarde door de opmerkingen van
den ‘heer Drooglever Fortuyn ,,in het -hart” te zijn
getroffen. De Nederiandsche reeders wachten thans

op zijn daden! C.
VERnIcY.

AANPASSING?

De o-mstandi-g’hei’d, dat ‘het Nederlandsche niveau
van prijzen en kosten belangrijk hooger is dan dat
in verschillende andere landen, ‘oefent een zeer rem-meaden invloed uit op ons economisch leven.
Toen in September 1931 het Pond Sterling en -de
Skandinavische Kronen en later verschillende andere
valuta’s in waarde daalden ten opzichte van den
Gulden en de-ze waardedaling niet ‘samen’ging met, of gevolgd werd door, een evenredige stijging van prijzen

en kosten in de betrokken land-en, ontston-d een dis-
pariteit tussch-en de binnenlan’dsche en de buiten-
lan-cische koopkracht van onze munteen’heid. Dit is
voor ons -economisch leven zeer fnuikend geweest. Onze uitvoer van goederen en diensten ‘werd daar-
door in hooge mate belemmerd; ‘de invoer van bui-
tenlan-dsohe producten dreigde daarentegen overmatig
te worden, zoodat maatregelen noodig waren -om ‘de
hinuenlandsdhe ‘bedrijvigheid te beschermen.
Daarbij kwam echter, dat -zich tegelijkertijd in de
ons omrin’gen’de wereld groote veranderingen voor-deden, die van ‘dien aard waren, dat er rekenin

g mee
gehouden moet worden, dat ‘belangrijke gedeelten van wat vroeger -afzetgebied van Nederlandsche goederen
was, ook verloren gegaan zullen blijken te zijn, wan-
neer eenmaal ons peil van prijzen en ‘kosten zich
bij dat in andere landen zal hebben aan-gepast.
Deze structureele veranderingen in. -de wereld ma-
ken -het noodzakelijk, dat ‘in ‘ons land behalve naar
aanpassing wat betreft prijzen en kosten, gestreefd wordt naar een tweede aanpassing, -die ligt -op het
gebied van de structuur van ons ‘bedrijfsleven. Ver-
schillende -deelen daarvan zullen geheel of gedeelte-
lijk opgegeven moeten worden, omdat zij blijvend
-onrendabel ‘geworden zullen ‘blijken te zijn. Daar-
tegen-over zal natuurlijk nieuwe rendabele werkgele-
genheid binnen onze grenzen gecreëerd moeten worden.
Het moeilijke i-s nu, dat aoolan-g -de aanpassing op
‘het gebied van prijzen en kosten niet haar beslag
heeft gekregen, de struotureele aanpassing zeer ‘be-
zwaarlijk ‘goeden voortgang kan vinden. Z-oolang de
-dispariteit tussdhen ‘de ‘binnenlandsdhe en ‘de buiten-
landsohe ‘koopkracht van den Gul-den niet is opge-
heven, is heel slecht vast te -stellen, ‘welke ‘deelen van
ons bedrijfsleven ‘blijvend onrendabel geworden zijn
en in hoeverre zij opgegeven -moe-ten worden en welke
deelen slechts tijdelijk in moeilijkheden zijn gekomen
door ‘de ‘depreciatie -der buitenlarcdsohe valu’ta’s en
waard zijn ‘d-oor even tij’delijken -steun in het leven
gehouden te worden. 0-ok -is het niet goed mogelijk
op eeni-gszins belangrijke schaal nieuwe rendabele
werkgelegenheid te sdheppen, zoolang -die d-ispariteit
‘bestaat. Men kan in het algemeen zeggen, dat ‘geen
enkele maatregel van welvaartspolitiek met succes
genomen kan worden, zoolang op ‘het -gebied van prij-
zen en kosten de aanpassing niet voltooid is. Vrijwel
alles wat ‘men -intusadhen ‘doet ‘heeft slechts ‘de be-
peikte beteekenis van -het -opvangen van schokken en
het verzachten van de sociale gevolgen van het aan-
passin,gsproces. –

* *
*

Het is ‘dus zaak de -dispariteit zoo spoedig mogelijk
te ‘doen -verdwijnen. Zooals -bekend, kan dit op twee wijzen geschieden. De eerste weg is -die ‘der deflatie,
waarbij alle prj-zen en kosten -een reëele verlaging
ondergaan. Dit is de weg, dien -de Nederlan-dsohe
Regeerin’g hij- voortduring zegt te willen gaan, maar
waar-op Zij, mede doordat Haar politiek van verzach-
ting ‘der gevolgen van het aanpassingsproces de ten-
dens

heeft dit proces te remmen, ‘de laatste jaren
slechts weinig -vooruit kon komen.
De tweede weg is ‘die -der munteorrectie. Een der
voornaamste argumenten -om -dien weg te gaan is ge-
legen in de omstandigheid, dat gebleken ‘is, ‘dat de
andere weg aoo ‘weinig uitzicht ‘heeft geboden op
bereiking van het doel. De aanpassing bleef ‘de laatste
jaren uit, ondanks het hardnekkig ‘belij’den van de
deflatiepolitiek.
Den laatsten tijd hoort -men -echter door velen de
opmerking maken, dat de -aanpassing thans wel v-or-
derin-gen van beteekenis maakt, ja zelfs, dat

ons prijs-
niveau zoo goed als aangepast is bij dat in het bui-
tenland.
Z-oo zeide Mini-ster Geli’ssen op 11 Maart j’l. in de
Eerste Kamer het volgende:
,,Als ik de in-dexcijfers, voor wat de groothandel:
prijzen betreft, met de ‘buitenlan’d-sche groothandels-

-238

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 April 1936

cijfers vergelijk, dan is er nog slechts -een versdhil
van
2
pOt., dit volgens ‘de laatste berekeningen uit-
gevoerd door het Bureau van de Statistiek.”
Deze uitspraak is wel zeer verrassend voor degenen,
clie gewend zijn waarde te hechten aan ‘de gegevens,
clie -omtrent de beweging der ‘groothaudeisprijzen gepubliceerd word-en in het ,,Builetin. Mensuel de
Stati stici ue” van den Vol ken’hond. Deze gegevens
wijzen ni. -op een ‘belangrijk grooter vcrsclnl tusscheu
het niveau der groothandeisprijzen in ons land en in
andere landen. Ter illustratie ‘laten wij ‘hier eenige
cijfers volgen, die ontleend zijn aan het nummer van
Februari 1936 van genoemde publicatie. Het zijn
in’clexcijfers -van groot’han

delsprijzen in eenige landen
op basis 1929 = 100; voor wat betreft cle landen met
ge-depreci eerde mun teenheid
ten ‘behoeve van dit
artikel -op goud’hasi-s omgerekend:

1933
1934
1935
Januari
136
Nederland

……………
63.1
63.2
61.7
62.6
België

……………….
58.9
55.6
49.7
49.0
1
)
Engeland

…………….
46.4
43.9
44.3
46.6
Zweden

……………..
49.3
47.0
46.4
47.6
Vereenigcle Staten

……..
55.9
47.0
49.8 50.0
Japan

……………….
33.0 28.8
28.9
29.91)
1)

J)ceniber

1935.

Deze cijfers spreken een heel andere taal. Zij wijzen
er in -de eerste plaats op, dat er slechts een uiterst
geringe aanpassing van het niveau der groothandels.
prijzen in ons land aan .dat in ‘de genoemde andere
landen heeft plaats gevonden en in de tweede plaats,
dat het Nederlaudsehe niveau, afge’zieu van ‘het groo-
te verschil met het Japansche, nog 20 á 25 pOt. moet
dalen, wil men van volledige aanpassing ‘bij dat der
andere landen kunnen sprtken!
I[et is ‘duidelijk, dat -het Centraal Bureau voor de
Statistiek, -dat ‘de berekeningen voor Minister 0-dis-
sen ‘heeft uitgevoerd, van heel andere gegevens is uit-
gegaan. Een aanwijzing, welke ‘gegevens -di-t zijn, is te
vinden in een artikel van Prof. Dr. J. Tinbergen in
,,De Nederlandsche Conjunctuur” van Fdhruari 1936.
Als rep resentan t van -het ‘bui ten laredsch prijsniveau,
waarmede het Nederlan-dsche word t vergeleken, heeft
men ‘blijkbaar genomen een door ‘het ,,Statistisghes
Ja-hrhuch fi’ir das deutsche Reidh” als internation.a-
len prijsindex aangeduid gemiddelde van een En-
geisch en een Amerikaansch indexcijfer. Had men
zich ‘hiertoe ‘beperkt, ‘dan zou ‘het resultaat niet aan-
merkelijk ‘hebben kunnen afwijken van ‘het beeld, ‘dat
de hier bovengenoemde indexcijfers te zien geven.
Men is echter verder gegaan en heeft ‘het Nederland-
sche index-cijfer eenige bewerking doen ondergaan.
Men moet -claar’bij uitgegaan zijn van •de ‘gedachte,
(lat -dit cijfer geheel anders samengesteld is dan

de
bi itenlandsche cijfers, waarmede men het ‘vergeleek. Jiet Nederlandsohe in’dexcijfer ‘bevat nl. in tegenstel-
ling tot cle andere, ‘behalve ‘prijzen van voedingsmid-
delen en ‘grond-stoffen ook die van vele afgewerkte
producten van-de nijverheid. De correctie zal nu ‘hier-
in -hdhben bestaan, ‘dat ‘men den invloed van ‘deze
heeft .geëlimineerd.
Op ‘clie wijze moet men tot het resultaat gekomen
zijn, .dat het Nederlairdsohe niveau ‘der ‘groothandels-
prijzen sledhts 2 pCt. ‘ho’oger ligt dan het buiten-
lanclshe.

De vraag is nu of -op een ‘dergelijke manier -ge-ge-vens te verkrijgen zijn, welke een indruk geven
van ‘de mate, waarin het Neder.ia-n-d-sche peil van prij-
zen en kosten -is aangepast hij ‘dat in de ons omrin-
gende inn-den. Het heeft er allen schijn van, dat de-ze
vraag -ontkennend beantwoord moet worden.
Wanneer men ‘het Nederlaa’dsche in’dexcijfer zou
ontdoen van alle elementen, die ‘niet gevormd worden
op dc wereldmarkt, ‘dan zou -het resi’du noodzakelijk
een ‘beeld ‘geven van volkomen aanpassing. Nu willen
wij niet ibeweren, dat de ‘bewerki-ngen, die het Cen-
traal Bureau ‘het indexcij-fer heeft ‘doen ondergaan,
hierop neerkomen. Het lijkt er echter, wel
-01),
dat men
een ‘heel eind in -die richting is gegaan. –

Dit ‘doet wel ‘duidelijk zien, hoe weinig betrouw-
baar een vergelijking van indexcijfers van groothan-
‘clelsprij-zen is, wanneer men wil constateeren in. ‘hoe-
verre er
nog
‘clispariteit bestaat tusschen de binnen-
landscihe en de huiteulandsche koopkracht van onze
munteenheid. Wil men een ‘betrouw’haren aanwij-zer
daarvoor hebben, ‘dan moet men in’dexcijfers met
elkander vergelijken, die ‘zoo samengesteld zijn, dat
z-ooveel mogelijk alle -lo

sten en lasten, ‘die op de ver-
schillende nationale markten bestaan, er ui’t,drukking
in vinden.

Als zoodanig is het best bruikbaar

het indexcijfer,
dat betrekking ‘heeft op de
kosten van levensonder-
houd,
Uit ‘dezelfde ‘bron, waaruit wij ‘hierboven ‘de
indexcijfers -der groot’han’delsprij-zen citeer-den, ‘geven
wij thans ‘deze indexcijfers. Ook ‘deze ‘zijn op ‘basis
1929 = 100 en voor wat ‘betreft ‘de landen met ‘gede-
precieercie munteeiihei-d ten behoeve van dit artikel
op goudbasis omgerekend:

1933
1934
1935
Nedej’land

…………..
83.0 83.4
81.1
België

……………..
82.6 79.4
62.8
Engeland

…………..
5&2
53.1
52.1
Zweden

…………….
58.1
52.7
51.6
ereenigde

Staten

……
60.3
47.4
49.4
Japan

……………..
32.4 29.2
28.6

Deze cijfers ‘doen -duidelijk zien, -dat van eeni-ge aan-
pa’ssing van ‘he-t Nederlan’dsohe kostenniveau bij dat
van de landen met een gedeprecieerde munteenheid
nog geen sprake is. J.
W. F. SLIGTINO.

* *

Prof. Dr. J. Tinbergen deelt -ons ter opheldering
het volgende mede:

De heer Sligting heeft volkomen gelijk, wanneer
hij poneert, dat de dooi’ het Centraal Bureau voor

de Statistiek berekende dispariteit niet aangeeft het
percentage, waarmede men – gesteld al dat men
dat zonde we-nsehen – de munteenhei’d z-ou moe-
ten devalueeren om een aanpassing van het Neder-
hcndsch bij het buitenlandsch prijsniveau te verkrij-
gen. Inderdaad kan men voor dat doel beter .uitgaan
van een ,,zoo nationaal mogelijk” indexcijfer, dus b.v.
dat van de -kosten van levensondehou-d, en no’g -beter
van de binnenlandsche productiekosten. (Aan -hdt ge-
bruik van de kosten van levensonderhoud zijn nl. nog
eenige niet geringe bezwaren verbonden: de even-
tueele op cle -consumptie drukkende lasten, die niet
01)
de productie drukken, zijn daarin begrepen.)
Het.door -het Centraal Bureau berekende
cijfer
is
dan ook met een ander doel gepubliceerd, nl. om te
zien of een verklaring kon worden gegeven voor de
bewegingen in het aandeel, dat de Nederlandsche uit-
voer heeft in den verelduitvoer. Het daartoe gepro-
-duceercle cijfer vertoont waarschijnlijk soortgelijke be-
wegingen als het voor den heer Sligting incest nut-
tige cijfer, doch op een verkleinde schaal. Men moet
het met een vergrootgias bezien. Het geeft on’clertusschen toch z-o-o goed mogelijk
weer wat het preten-cleert veer ‘te geven: een dispa-
riteitscijfer voor de gezamenlijke ‘grootha.ndels’prjren
in Nederland, gewogen naar hun ‘belangrijkheid (de
omzetten der ‘betr. artike-l’groepen). Uiteraard zijn er
bij ‘deze prijzen zeer vele, clie een internationale nivel-
leering vertoonen, ook wanneer hun produc

t-iekosten
‘bi-er te lande aanmerkelijk ‘h’ooger ‘zouden zijn dan
in andere landen. E-n -de cijfer

s betr. de groot-
handeisprijzen, door den heer Sligting gebruikt, lijden
aan het euvel, dat zij niet geheel vergelijkbaar zijn.

De grootere daling der Engelsche indexcijfers bij’.
hangt ongetwijfeld samen met het feit, dat in deze
indexcijf’ers relatief meer grondstoffenprijzen ver
werkt zijn.

1 April 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

239

WETSONTWERP TOT VERLAGING VAN HUREN EN

VASTE LASTEN. DE VOLKSHUISVESTINGSPOLITIEK
EN DE DEFLATIEPOLITIEK.

Het wetsontwerp tot daling van huren en vaste

lasten kan bezwaarlijk worden beoordeeld buiten yer-
band met de volkshnisvestingspolitiek, die sinds rond
veertig jaren gevoerd is door het Rijk en de Gemeen-
ten, en e
enmi
n
mag het worden beoordeeld buiten
verband met de huidige deflatiepolitiek der Re-
gering.

Sinds het eind der vorige eeuw heeft immers de
Overheid van Rijk en Gemeenten geijverd voor ver-
betering der Volkshuisvesting. Door middel van rege-
lingen terzake van de aanleg van bouwterreinen wer-
den bouwbelanghebbenden gedwongen te voldoen aan
steeds hoger gestelde eisen van stadsuitleg, stede-
bouwkunde, enz. Door middel van bouwvoorschrifteu
worden de bouwbelanghebbenclen gedwongen te vol-
doen aan steeds hoger gestelde eisen van ruimte, soli-
diteit en aesthetische verzorging der te bouwen
woningen.

Bij deze sociale politiek ging het om eminente
volksbelangen. immers is de woning in ons klimaat
niet alleen een der allereerste levensbehoeften, maar
de woningvoorraad, welke vroegere igeslachten ons na-
lieten, droeg zeer sterk cle kenmerken. ‘der diepe ecomo-
mische inzinking gedurende meer dan een eeuw, en
verbetering van woningtoestanden werd algemeen
eis geacht voor het
bestrijden
der t.b.c., in het alge-
meen voor de volksgezondheid, de brandveiligheid, bestrijding der drankzoncte en bescherming van het
gezins-, religieus en cultureel leven.
De Overheid heeft clan ook zeer beslissend inge-
grepen in de
rivaiiteit
der wonin’gproductie sinds
het eind der vorige eeuw. Ook civantitatief strekten
haar maatregelen zeer ver, enerzijds doordat veel ge-
meentebesturen zich meester maakten van den bodem
en door het beschikbaar stellen daarvan als bouw-
terrein daadwerkelijk de mogelijkheid van aanbouw
en cle omvang van die bouw op bepaalde tijdstippen
regelden, anderzijds doordat geen particulier straten-
plan tot stand ko.n komen zonder goedkeuring der
gerneentdbesturen, welke goedkeuring kon worden ver-
leend met of zoirder vertraging, ‘hetgeen mede van
grote ‘betekenis ‘.ras
0
1) de quantiteit der woning-
productie.

De Overheid hcef t echter tevens zeer diep inge-grepen in de vorming van liet
prijspeil.
Niet alleen
doordat ruimere bebouwing meer grondoppervlak
vraagt en hogere kosten van aanleg van bestrating,
van plantsoenen, pleinen, bruggen, enz., maar ook
(loordiat ruimere en solidere woningen meer materia-
icn en hogere arbeidslonen eisen.
Bovendien veroorzaakten vele 0 verheiclsmaatregeleu
stagnatie in het tijdig uitvoeren van bouwplannen,
zodat bij cle sterke bevolkingsgroei ondanks vrij snelle
aanbouw voortdurend een woningtekort ontstond, dat
goci itrencle een reeks van jaren zelfs overging in
woningnood.

De aldus – niet zelden kunstmatig gekweekte –
schaarste werkte uit den aard der zaak prjsopdrij-
vend, zowel voor nieuwe woningen als voor bestaande.
De Overheid ‘heeft voor cie z.g. vooroorlogse wonin-
gen de prijsstijging zelfs zeer nauwkeurig geregeld
in cle huurwetgeving. De eigenaars dier oude wonin-
gen profiteerden van de prijsstijging, talloze eigen-
clomsovergangen vonden plaats, de fiscus verkreeg
ruimschoots zijn deel van de prijsstijging en de latere
eigenaars moesten die woningen exploiteren op het
door cle 0 verhei cl gestabili seerde prijsniveau.

Onder invloed van talloze Overheidsmaatregelen
was de woningproductie in het begin der twintiger
jaren vrijwel geheel uit handen van den particulieren
ondernemer overgegaan in die der Overheid, en
terecht kon het Socialis’a’tie-rapport stellen, dat de
woningbouw daadwerkelijk gesocialiseerd was.
De financiële last van deze woningbouw bleek

echter weldra uit te gaan boven het vermogen der
publieke kassen. Daarna werd cie particuliere bouw-
ondernemer door de Rijksbouwpremie geaiiinieernl tot
nieuwrhouw, hetgeen uit den aard der zaak slechts
mogelijk was, indien achter dien bouwondemnerner
personen stonden, dlie bereid waren als huiseigenaars
hun spaargelden in die nieuwe woningen te beleggen
en – niet te vergeten – indien anderen bereid waren
hun kapitaal daarin te beleggen onder liypothecair
verband.

Stelt men zich even voor, dat het hypothecair ere-
cliet destijds niet zo vlot ware toegevlocici naar cle
volkshuisvesting, dan zouden ‘cle ‘huiseigenaars met

het door hen beschikbaar gestelde geld slechts rond
een derde hebben kunnen financieren van de nieuw-
bouw. Aangezien dle publieke kassen in de ,,woning-
wetbouw” de nieuwbouw reeds financierclen boven
hun vermogen, zou, zonder huiseigenaai-s en het hypo’-
thecair crecliet op cle basis van 70 pOt. van cie waarde

der huizen, de woningnood jarenlang zijn blijven be-
staan, en van een zo bed uiclende verbetering der volks-
huisvesting als wij thans kennen zou dan geen spra,ke
zijn geweest.

Thans hoort men niet zelden, dat de huiseigenaar
zijn verlies maar moet nemen, omdat hij een zo hoge
hypotheek heeft gesloten. Wie even nadenkt zal toe-
stemmen, dat de samenwerking tussen huiseigenaar
en hypothecair crediteur op de basis van 70 pOt.
hypotheek van de waarde der huizen in hoge mate
aan de volkshuisvesting is ten goede gekomen en dus
sociaal-economisch allerminst afkeuring verdiende.
Trouwens, ook hierbij heef t cle Overheid invloed uit-geoefnd, want, waar op deze wijze nog niet voldoende
aanbouw verzekerd was, heef t de Overheid zelf door
twede hypotheken de bouw gestimuleerd, in welke
gevallen eerste en twecle hypotheek tesamen tot 90
pOt. werden opgevoerd.

liet ligt dus allerminst op de weg van de Over-
Leid den huiseigenaar te critiseren over cle normale
h.ypotheekverhoudingen, want ciie hebben destijds
rechtstreeks bijgedragen tot de zo hoog opgevoercIe
sociale voorzieningen. Omgekeerd volgt hieruit dat,
nu cle deflatiepoii’ti ek der Regering den lui .i sei genaa i
in moeilijkheden brengt, met deze omstandigheden
gerekend’ client te worden.

Ook ‘op het ‘huurniveau heeft ‘de Overheid recht-
streeks en op meer clan &n wijze invloed geoefend.
Niet alleen heeft zij dit hunrniveau
opgevoerd
door
haar eisen en door hij herhaling hogerges’telde hef-fingen voor diensten en leveranties ten bate der be-woners – de z.’g. vaste lasten, water, enz. – maar zij
‘heeft dit ihuurniveau ‘ook
gedrukt
d’oor ‘het op de markt
‘brengen ‘van de z.g. ‘woningwetwoningen, waarvan ‘cle
huurprijs bepaald ‘wordt met inachtnerning van een
rente-type en een aflossingspercentage, waarvoor de
particuliere ondernemer geen geld kan lenen, laat
staan zijn eigen kapitaal beschikbaar stellen, en deze
,,woni-ngwetwoningen” concureren dan oolc zeer scherp
op de woningmarkt, waardoor cie huiseigenaar ziel,
genoodzaalct ziet

zijn huren laag te stellen, wil hij
zijn beste bewoners niet lcwijt raken en zijn woningen
leeg zin staan.

Samenvattend mogen wij dus stellen, dat de Over-
heid in Nederland zeer intensief hcef t i ngcgrcpen in
cle vorming van ‘het prijspeil o’p wonin’ggebied; dat inzonderheid in de twintiger jaren het
prijspeil
is ge-
stabiliseerd en dat die Overheidsinvloecl zich niet
alleen uitstrekte tot het huurbedrag als geheel, maar
ook tot de samenstellencie delen daarvan. Afgeclacht
van plaatselijke verschillen mag worden gesteld, dat
de huiseigenaar, die zijn huizen op eigen grond heeft
staan (dus niet op erfpacht) en
zijn
huizen belast
had met 70 püt. hypotheek, rond 15 pOt. van de
huren kon rekenen. te zijn het hem tockornencl dccl,
en dat hij 35 pct. van de huur moest innen om clie
af te dragen aan cle Overheid, aan den hypothecairen
crediteur, aan onderhoud, assurantie, beheer, onkos-

240

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 April 1936

ten, enz. Hieruit volgt reeds, dat 1 pOt. huurdali.ng

op de basis 1930 voor den huiseigenaar 5 en 6 pOt.
inkomstenderving betekent en bovendien evenredig
kapitaalverlies, en voorts, dat reeds hij een .huurdaling
van 3
t
4 pOt. de huiseigenaar een inkomstenderving
draagt van 20 pOt., zijnde de gemiddelde daling van
het inkomen van het Nederlandsche volk sinds 1930. Waaruit weer volgt, dat elke sterkere huurdalin’g den
huiseigenaar treft hoven den gemiddelden druk. Af-
gezien nog van
zijn
kapitaalverlies, hetsvelk even-
redig is aan zijn inkomstenderving.

Zien
wij
thans welke invloed de deflatie-politiek
heeft geoefend.

De Troonrede 1933 bevatte reeds een passage,
die in uitzicht stelde het nemen van maatrege-
len om voor bestaande won ingen gedeeltelijke huur-
verlaging mogalijk te maken, en, hoewel vermoe-
delijk die passage hoofdzakelijk betrekking had op
,,woningwetwoningen” spreekt het vanzelf, dat dit
Regeringsstreven ook de exploitaties van particuliere

w.oningen beroerde. Immers wekte die Troonrede
reeds dadelijk de suggestie tot huurverlaging, hetgeen

de huiseigenaars terdege konden bemerken.

Voor de ,,Woningwetwoningen” werden de huren
sindsdien zeer beduidend verlaagd, hetgeen bevorderd
werd door verlaging van de rente- en van de amor-
tisatiefactor, en de Minister van Sociale Zaken stelde
destijds in uitzicht, dat die huurverlaging der woning-
wetwoningen rond
f
3.500.000 zou komen te kosten.
Een juist overzicht is hiervan nog niet verkregen.
liet is evident, dat die huurverlagingen in generlei

opzicht de strekking hadden de huurders dier wonin-
gen te dwingen zich aan te passen aan lagor levens-
niveau. Integendeel, de woningen ‘werden niet ver-
kleind en behoefden niet te worden ontruimd, zodat
deze huurverlagingen eigenlijk het karakter droegen
van een douceurtje aan de toevallige bewoners dier
woningen, geheel afgedacht van de vraag of de finan-
tiële positie dier bewoners zodanig douceurtje uit de
publieke kas rechtvaardigde.

Ten aanzien van particuliere woningen heeft de
Overheid voor het eerst in het wetsontwerp tot ver-laging van sommige vaste lasten en van ‘huren, van
JuJli 1935, en ‘daarna in ‘het huidige wetsontwerp, de
consequentie van haar deflatie-politiek aanvaard, al-
thans in beginsel; want zij ‘heeft niet alleen verlaging
van huren geëist, maar tevens verlaging van lasten
willen verzekeren.
Wij gaan thans het verschil tussen deze beide wets-
ontwerpen voorbij en constateren slechts zeer in het

kort, dat de huurverlaging in het stelsel van het
tweede wetsontwerp schijnbaar individueel, doch prac-
tisch vermoedelijk algemeen zal worden afgedwongen
waar die nog niet plaats vond en dat verlaging van
rente onbeduidenid is; dat de verlaging van vaste las-ten slechts ,,perspectivisch” is; dat van verlaging van
tarieven van door de Overheid verrichte diensten in ‘het
geheel geen sprake is; en dat de verlaging van canon
zodanig wordt voorgesteld, dat elk verband met de
vermindering van de economische waarde van het erf-
pachtsrecht ontbreekt. Zulks ondanks het feit, dat de
Gemeenten door conversie van leeningen en bezuini-ging op salarissen en iloonen reeds ten ‘zeerste gepro-
fiteerd hehben van de deflatie.

De verlaging van de hypothecaire aflossing is

slechts in schijn een bate voor den huiseigenaar, om-
dat daarmede practisch niet anders geschiedt dan de
mogelijkheid te scheppen vopr grootere huurverlaging,
waardoor de huurder in zijn huur een te kleiner
deel betaalt voor amortisatie van cle kostprijs van de woning, tengevolge waarvan dit schijnvoordeel voor den ‘huiseigenaar in werkelijkheid een te grooter na-
deel ‘betekent, omdat daardoor het verminderen van

zijn rentelast vertraagt.

De Over’heid wijst aantasting van de hoofdsommen
der hypotheken met grote beslistheid af, hoewel zij

geen enkele grond aanwijst ter rechtvaardiging van
het maken van deflatie-winst door den hypothecairen
crediteur – ten koste van den huiseigenaar.

In het complex gegevens, dat de basis vormde voor
de bepaling der huur ter bereiking van de hoogop-
gevoerde sociale verzorging in de verbetering der
volkshuisvestin’g, is, naar mij voorkomt, geen enkel
argument, dat den hypothecairen crediteur redelijker-
wijze aanspraak geeft op die deflatie-winst, en, in-
dien men hct oog richt op komende tijden, en op de
bezwaren, die met betrekkig tot toekomstige finan-
ciering van nieuwe woningbouw zouden kunnen
voortvloeien uit een thans
redelijke
correctie op de
deflatie-politiek, zij hier opgemerkt, dat in Neder-
land thans een zo groot woningoverschot bestaat, dat
het jaren en jaren zal duren al eer op enigszins be-
tekenende schaal een beroep behoeft te worden ge-
daan op nieuw hypothecair crediet. Intussen zal de
premie voor toekomstig hypothecair crediet, diie in de
huidige deflatie-winst den ‘hypothecairen crediteuren
toevalt, waarschijnlijk onnodig en te duur blijken, en
bovendien uit de beurs van andere huiseigenaars
komen dan die, welke over jaren hypothecair crediet
zullen vragen voor de financiering van nieuwe
woningbouw en vermoedelijk ook andere crediteuren
ten goede komen dan hun, die straks gelden uitleenen.

Wordt aantasting van de hoofdsommen ter aan-
passing van leeniugen aan de gestegen koopkracht
van den gulden afgewezen, en is de rente-reductie
veel te gering om sociale rechtvaardigheid te betrach-
ten jegens den huiseigenaar, dan blijft de vraag over of er nog een ander middel tot correctie bestaat.

Als derde mogelijkheid van correctie der funeste
werking van de huidige deflatiepolitiek voor ‘den
huiseigenaar stel ik mij voor de daling van ‘de huren
op te vangen in een fonds, dat van Overheidswege
in het leven wordt geroepen en dat de mogelijkheid
schept deze extra lasten over een reeks van jaren
te verdelen.

Geven
wij
ons rekenschap van de bedragen, waar-
over ‘het gaat en voorts van de wijze van uitvoering.
Stellen wij een huurgrens naar boven, voor Amster-
dam bij’v. f 800
per jaar, ‘dan vallen alle duurdere
woningen buiten deze regeling. Sluiten wij voorts
buiten deze regeling de woningen, die in de laatste
jaren zijn gebouwd, omdat
bij
die woningbouw reeds
geprofiteerd is van de deflatie, die zich uitte in
sterke daling van bouwkosten. Voor Amsterdam blijft
dan vermoedelijk een jaarlijks ‘huur’bedrag over van
rond
f
75.000.000 op basis van 1 Januari 1931 ‘gelijk
‘het wetsontwerp voorstelt.

Oniderstellen wij een huurdaling van 20 pOt. sinds
1930, niet omdat ik dit percentage redelijk acht,
maar om aan te sluiten op ‘het Wetsontwerp, dan
wordt aldus van de ‘huiseigenaars een offer gevor-
derd van
f
15.000.000.

De deflatie heeft ten aanzien van onderhoud en
beheer reeds in zoverre ‘doorgewerkt, ‘dat lonen en
materialen zijn gedaald, waartegenover staat, ‘dat de
sociale lasten
vrijwel
gelijk zijn gebleven en dat een
verhuiswoede der ‘bevolking is ontstaan, die een nieuw
nomadenleven vormde, met evenredige toenemende
onverschilligheid voor des ‘huiseigenaars ‘goed en snel-
lere slijtage van de woningvoorraad, gepaard ‘gaand
met luxe-eisen bij ‘het huren van woningen, zodat
alles tezamen genomen, ‘het onderhoud en het beheer
van woningen thans beduidend duurder is dan in de
twinti’ger jaren. Het deel van de ‘huur, dat overblijft
na aftrek van onderhoud, beheer enz., is te stellen op
79 pOt. op basis 1930, en daarin is begrepen het
deel, dat voor de Overheid is, ‘het deel, dat voor den
‘hypothecairen crediteur is en het deel, dat voor den huiseigenaar is. Wordt 20 pOt. huurdaling omgesla-
gen over 79 pOt. van de huur, dan betekent dit, dat le Over’heid, de hypothecaire crediteur en de huis-
eigenaar elk 25 pOt. minder ontvangen dan tevoren.

In dit schema is de verhouding van de ‘samenstel-

1 April
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

241

lende delen iderhuur gehandhaafd op de basis 1930.
De Ovei4hei’dslasten beiiepen in 1930 inclusief ko:s
ten van waterleverantie gemiddeld 16 pOt. van de
huur, zijnde van een huurbedrag van
f
75.000.000
rond
f
12.000.000, waarvan in deze redenering 25
pOt. zou vervallen, zodat verlichting van overheids-
lasten zou worden gegeven ten bedrage van
f
3.000.000,
waarna van ‘het ‘totaalbedrag ‘der ‘huur-daling
cd

f
15.000.000 overblijft
f 12.000.000.
Stellen wij ons voor, dat dit bedrag moet worden
-geamortiseerd over 75 jaren, ‘dan sluiten wij ‘ons aan
hij cle ter-mijn, die ‘de Regerinig ‘onlangs -heeft voor-
gesteld voor amortisatie van leningen voor de ,,wo-
ningwet’bouw”. Kiezen wij voorts als rente-type, ge-
durende deze 75 jaren, 4 pOt., dan moet voor rente
en am-ortisatie 4.2229 ‘pOt. per jaar worden gerekend,
geven’de een jaarlijkse la-st van
f
506.748.
Kiezen wij een rente-type van 3 pOt., dan beloopt
-cle jaarlijkse rente en amortisatie 3.3668 pOt., geven-
de
f
404.016 per jaar. Met ‘dergelijke bedragen, die
ondanks alle m’oeiten en zorgen van ‘cie ‘huidige tijd
binnen de draagkracht der publieke kassen vallen,
zou de Amste-rda.mse hui-seigen’dorn gesaneerd zijn.
Voor -Nederland kan men waarschijnlijk het adhtvou-
dige in aanmerking nemen.
Beziet men ‘deze
cijfers
in het licht van ‘de offers,
‘die ‘de publieke kassen brengen om de exploitatie-
tekorten ‘te dekken van ‘de ,,won’ingwetwoninigen”, ‘dan
zijn -zij uiterst -hesohei-den. Immer.s hecij-ferde de
Staatscommissie Vliegen, ‘dat -in het gunstige exploi-
tatie-jaar 1927/’28 ‘die exploitatie-tekorten
f
13.500.000
beliepen, en sindsdien is geen ‘overzicht meer samen-gesteld, maar bij matige -schatting -zullen zij niet ver
van de
f
20.000.000 afblijven. Hierbij’ dient te wor-
‘den bedacht, dat ‘deze exploitatie-tekorten slechts een
gering percentage van -de -gehele Nederlandse woning-
voorraa’d ‘betreffen, waartegen-over ‘de ‘boven-becijferde
lasten bijna -de gehele Nederlandse woningvoorraad
betreffen. –

Een ‘belangrijke factor is ‘cle tijdsduur, ‘die men
-onder-s

telt voor ihet laag blijven der ‘huren, omdat de
hovenhecijfer-de jaarlijkse som toeneemt naarmate ‘de
tij-dduur ‘groter ‘is. Intussen moge reed-s than’s wor-
den gewezen op corrigerende invloeden. Gedacht is
bijv. aan -de mogelijkheid -om van nieuwgebouwde wo-
ningen, die ten voile profiteren van de deflatie, een
extra-heffing te vorderen ten bate van ‘het fonds,

hetzij in de ‘vorm v-an een bouwpremie of van een
jaarlijkse heffing. Een flinke ‘bouwpremie zou tevens
remmend werken -op al te ruime nieuwbouw, hetgeen
zonder twijfel ons economisch 1e-ven ten goede zou
komeji, -omdat ‘het vastlg-gen van een groter Icapitaal
in woningbouw dan noodzakelijk is kapitaalvernieti-
ging betekent, ‘die in deze tijd- van verarming al’lef-
minst toelaatbaar is te achten. Reeds een te groot
‘deel van on’s ‘nationaal vermogen -is belegd in ‘de
volkshuisvesting, en niemand woont op straat.

Alvorens hiervan af te stappen, zij nog opgomerkt, dat in tijden van toenemende welvaart wellicht ex-tra baten aan het fonds zouden kunnen toevloeien, waar-
do-or versnelde am-ortisatie mogelijk is.

Hierbij moge om. worden ‘gedacht aan een extra
heffing ten laste van ‘de gebouw-de eigendom, zodra de
huurop’hreugsten weer normaal zijn.
Ter oriëntering zij er op gewezen, dat een jaarlijks
bedrag van
f
506.748 ternauwernood 0.7 pOt. beloopt
van
f
75.000.000, zodat hij herstelde verhoudingen
met een minimale premie zelfs zou kunnen worden
vols taa.n.
T’han’s de wijze van uitvoering.
Niemand ‘zal de mogelijkheid stellen, dat, ‘de pu-
blieke -kassen thans in staat zijn ‘gelden in een fonds
te storten, die voldoende zijn om aan huiseigenaren
en hypothecaire crediteuren ‘de sommen te voldoen,
die zij door ihuurdaling zouden ‘der-ven. Toch is het
nuttig zich ‘dit even te realiseren, op’dat men zich
een ‘denkbeeld v-orme van ‘de ‘sociale onrechtvaardig-
held, die er in gelcgen zou -zijn ‘deze ‘huurdalinig ge-

‘heel op -de huisei

genaars af te wentelen. Wij kunnen
ons echter voorstellen, ‘dat het fonds in plaats van
geld, rentegevende schul’dbrieven u-itreik-t aan de
huiseigenaar-s, -overeenkomstig ‘het bedrag van de

daling hunner ‘huren. De lhuiseigenaars moeten ‘die
ren

tegeven’de schul-cibrie

ren dan voor een evenredi.g
‘deel in betaling kunnen geven aan hun hypothecaire
crediteuren, en deze op hun ‘beurt weer aan ‘de achter
‘hen staan’de crediteuren, terwijl voorts spoedi’g ‘beurs-
notering voor ‘deze sdhul’dbrieven zal ontstaan, waar-door v-oor ieder houder gelegenheid ontstaat ‘de stuk-
ken te gelde te ‘maken. –

Deze stukken zuilen voorts vermoedelijk inzonder-
-heid in aanmerking komen ‘voor -belegging op langen
termijn.

Ik -geef mij er natuurlijk rekenschap van, dat ‘hier-
‘boven slechts een ruwe schets is gegeven van ‘deze
der-de mogelijkheid tot -correctie van ‘de funeste ge-
volgen ‘der ‘defla’tiepolitiek met betrekking tot -den
hui’seigen’dom.

Bij na’dere uitwerking ‘zal men ongetwijfeld v-oor
m-oeilij-khcden komen. Daartegenover staat, -dat deze
correc

tie 11-iets prejudicieert ten aanzien van latere
wijzigingen, ihetiij- in de monetaire politiek ‘der Re-
gering, hetzij ‘in de -mogelijkheid om alsnog ‘her-waar-
‘dering van h-oofdstommen, resp. wijziging van rente
aan te brengen ter aanpassin:g aan -de gestegen koop-
kraoht van den Gulden.

De wet tegen onredelij-ke executies ‘zal wellidht een
kleine wijziging moeten onder-gaan teneinde te voor-
komen, ‘dat ‘de tegenwoord-i

ge hypothecaire crediteu-
ren door exntbitante provisies. ‘hij afloop der lenin-
gen, ofwel door opv-ordering van de ‘hoofd-sommen in. ‘gel’d, onder de voorgestelde regeling uit -zouden
komen. Misschien z-ou het -zelfs aanbeveling ver-die-
11-en -d-ien crediteuren, die om welke redenen -ook, tot
aflossing van hoof’dsommen moeten -geralcen, geheel
of ten ‘dele met dergelijke schul’dbrieven te voldoen,
voor zover niet in ‘geld een nieuwe lening zou

kunnen
worden ‘gesloten.
Eén eventuele bedenkin

g wil ik thans weerleggen.
Orediteuren ‘hebben ‘het recht betaling te vorderen
in Nederlandse munt. Op die grond ‘zou wellicht
iemand -een bezwaar maken tegen de hovenontwikk1-
de gedachte. lic zou daartegenover ‘willen stellen, dat
deze schuldhrieven in wezen ‘geen betaling zijn, maar
slechts rentedragerude bewijzen -van ui-tgeste-]de beta-
ling, -omdat betaling volgt ‘op het tij’dstip, waarop uit-
loting plaats -vindt, resp. -waarop -zij wor’den’verzilver-d.
Overigens i-s het niet zo zeer -de kwestie, welke
naam men aan een zaak ‘geeft en -gaat het er hier
‘inzonderheid om een vorm te vinden, waardoor jegens
‘den huiseigenaar sociale rechtvaardigheid kan wor-
den betracht, -opdat ‘hij w-orde beschermd tegen ont-
eigening zonder schade

vergoeding, terwijl zijn wo-
ningen sociaal en -economisch v’oor ‘het Nederlandse
volk gelijkwaardig blijven.
H.
VAN DER SCHAAR.

METER OF YARD?

Toen onlangs enkele bestuur-sleden der Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenver-
keer in Engeland een onderhoud hadden met ver-
tegenwoordigers ‘der Britsche rei’sbureaux en spoor-
wegen, gaven deze laatsten o.m. als hun meening te
kennen, dat de Nederlanders goed zouden doen in
propagandabrochures over ons land de afstanden niet
in kilometers, maar in Engelsche mijlen uit te druk-
ken. Men zou geneigd zijn, dezen wenk typeerend voor

de Britsche mentaliteit te noemen, ware het niet, dat
er ook in Engeland in bepaalde kringen geleidelijk
aan eenige meerdere belangstelling voor- het metrieke
stelsel begint te komen, getuige bijv. het feit, dat
men aldaar overweegt de afstanden op de nieuw te
malcen kadastrale kaart juist in meters en kilometers,
in plaats van yards en mijlen uit te drukken.
Zoo rijst dus de vraag, hoe het eigenlijk staat met
de publieke opinie in de twee groote nog overgeble-
ven ,,niet-metrieke” landen – t.w. Groot-Brittannië

242

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 April 1936

en de Vereenigde Staten – ten aanzien cener even-
tueele aanvaarding van het decimale metrieke stelsel.

Dit onderwerp is daarom actueel, omdat de Inter-
nationale Kamer van Koophandel, nadat pogingen
der Italiaansche (1921) en Nederlandsche (1921) af-

deelingen dier Kamer om het in de plenaire vergade-
ring aan de orde te stellen mislukt waren, tenslotte
voor den aandrang, ditmaal van haar Noorsche af dce-
ling, gezwicht is en het punt op de agenda van het in Juni 1935 te Parijs gehouden congres geplaats heeft.
Dit was op zichzelf al een belangrijk besluit van het
besturend college van dit lichaam, daar men immers

rekening moest houden met de zeer reëcle mogelijk-
heid van outstemming aan de zijde der Amerikaansche
en Engelsche afdeelingen. Dit bezwaar, dat in 1921
en 1927 nog den doorslag had gegeven om het onder-
werp niet aan de orde te stellen, bleek echter thans te
zijn overwonnen door het inzicht, dat een discussie
over het metrieke stelsel in een zoo bij uitstek daar-
voor geschikt milieu als dat der 1. K. v. K. slechts
ten voordeele van den wereldhandel zou kunnen zijn.
Aldus is dan ook geschied en de Kamer heeft zelfs een – overigens voorzichtig gestelde – resolutie ten
gunste van dit stelsel aan het slot van haar Parijsehe

congres aangenomen.

Tot goed begrip van zaken moge hier thans eerst
een korte uiteenzetting volgen van de beide groote,
op den huidigen dag nog geldende, systemen van
maten en gewichten.

Het eene dan is het, hier te lande sedert 1820 wet-
telijk verplicht gestelde, decimale metrieke stelsel.
1-let decimale systeem, waarbij de telling, om het maar
eenvoudig te zeggen, in machten van 10 geschiedt,
werd door de Arabieren, die het weer van de Hindoes
hadden overgenomen, in Europa ingevoerd, om. door
Simon Stevin (theorie der decimale fracties) vervol-
maakt en veroverde na de Fransehe revolutie stor-
menderhand het overgroote deel der wereld. De Fran-
sehe hervormers, die over het algemeen niet voor in-
grijpende maatregelen terugsehrikten, zagen terecht
in, dat ook het terrein der maten en gewichten, waar-
op in geheel Europa een vrijwel chaotische verwar-
ring heersehte, een dankbaar object voor ,,ordening”
bood. Zij droegen daarom de natuurkundigen Delam-
bre en Méchain op de noodige metingen te verrich-ten en deze beide heeren kwamen na 7-jarige meet-
proeven (1192-1799) tot de conclusie, dat de afstand
van de polen tot de equator 5131180 ,,toises” bedroeg. Volgens een reeds in 1791 op voordracht van een door de Academie van Wetenschappen benoemde Commis-sie werd de lengte-eenhe:id, de meter, nu aangenomen op 1110.000.000 deel van dezen afstand of een veertig
millioenste deel van de meridiaan. Een standaard-
meter van een platina-iri’diuin alliage werd vervaar-
digd en hoewel latere metingen de overtuiging gaven,
dat de werkelijke lengte van de quaclrant ca. 440 toises
meer was en ‘dus ook de werkelijke meter een fractie
langer was dan de standaard-meter, heeft men het
maar bij het origineel gelaten. Volgens de later
(1875) gesloten Internationale Meterconventie is de
te Sèvres in het Bureau international des Poids et
Mesures berustende meter de wereld-standaard-meter
geworden, waarnaar alle andere landen de lengte hun-
ner standaard-meters (die ‘op gezette tijden te Sévres gereviseerd worden) bepalen. De overige maten wor-
den op hoogst eenvoudige wijze verkregen door de
meter te vermenigvuldigen met, resp. te deelen door,
10 of machten van 10. Wat Nederland betreft wordt
de standaard-meter te Delf t bewaard.

De eenheid van gewicht
1)
is krachtens het metrieke
stelsel het gewicht van een hoeveelheid gedestilleerd

i) Wetenschappelijk juister, maar nog niet tot het
spraakgebruik doorgedrongen, is, te spreken over de een-heid van
niassa,
daar het gewioht wel, de massa echter
niet afhankelijk is van de grootte der zwaartekracht (men
vergelijke de bekende proeven van Prof. Vening Meinesz)
en deze laatste plaatselijk op aarde zeer verschillend is.

water van 4° 0., besloten in een cubieke decimeter.
Zij wordt kilogram genoemd en de overige gewichten worden hieruit weer geheel volgens het decimale stel-
sel afgeleid. Aangezien de meter later bleek niet vol-komen juist te zijn, was het kilogram ook niet geheel
juist, zoodat in overeenstemming met de bij de lengte-maat gevolgde procedure besloten werd de ,,kilogram-
me”, die door het Bureau des Poids et Mesures be-
waard wordt, als eenheid aan te nemen.
Tegenover dit systeem, bekorend door zijn eenvoud,
staat dan het Br.itsche ,,gallon-foot-pound” systeem,
dat, zij het met enkele afwijkingen van ondergeschikt
belang, ook in de Vereenigde Staten van Amerika
toepassing vindt. Dit stelsel heeft ongetwijfeld de
oudste papieren en is ook thans nog van groote prac-
tische beteekenis, niet door zijn theoretische verdien-
sten, doch uitsluitend omdat het nog dagelijks ge-
bruikt wordt in een aantal landen, die met elkaar
deel van de wereldbevolking huisvesten.
Het Foont de moeite eens na te gaan, wat de door
(ie Internationale Kamer van Koophandel ingestelde
studiecommissie voor de internationale toepassing van
het decimale metrieke stelsel ) in het door haar uit-
gebrachte rapport over dit Britsche systeem te zeggen
heeft.

Zij somt er de drie voornaamste nadeelen als volgt
van op:

onregelmatigheid in de verhoudingen tusschen
de opeenvolgende eenheden;
verwarring tengevolge van het gebruik van 3
series gewichten. (Avoirdupois, Troy en Apotheca-
ries);
tweeslachtigheid der begrippen ,,Ton”, ,,Gallon”
en ,,Bashel”.
Ter illustratie zij verwezen naar de onregelmatig-
heid der lengtematen (bij de gewichten is zij nog frap-
panter, maar ook ingewikkelder), waar de verhoudin-
gen tusschen de opeenvolgende maten: inch, voet,
.yard en mijl, resp. bedragen 1:12:3:1760. In feite is dan ook het Britsche systeem van maten en gewich-
ten zoo ingewikkeld en onregelmatig, dat zij, die er
mede te maken hebben, in den regel slechts de in het
eigen bedrijf en de eigen branche dagelijks voorko-
mende eenheden goed kennen.
Wat de tweeslachtigheid der begrippen Ton, Gal-

lon en Bushel betreft worde volstaan met te vermel-
]en, ‘dat 4eze gewichten, resp. deze in’houdsrnaat, in de
Vereenigde Staten 12 pOt., 17 pOt. en 3/2 pOt. min-der bedragen dan in Groot-Brittannië.
1)at het decimale metrieke stelsel dan ook theore-
tisch te prefereeren is boven het Engelsch/meri-
kaansche behoeft eigenlijk geen betoog meer. in de

wetenschap trouwens – ook in Engeland en Amerika
– is het eerstgenoemde systeem algemeen geaccep-
teerd. Zoo heeft bijv. de Britsehe pharmacopoea het
aanvaard bij het voorschrijven der doses en alle weten-
schappelijke metingen worden op metrieke basis ver-
richt.

Dit neemt niet weg, dat nog een enorme vear-
stand overwonnen zal moeten worden alvorens Enge-
land en Amerika zich bij ‘het metrieke •stclsel zullen
aansluiten. Toch zijn er ongetwijfeld teekenen, die
er op wijzen, dat de mentaliteit zich in ‘deze landen
– zij het zeer langzaam – ten gunste ‘van dit stelsel

gaat wijzigen.
Wat Groot-Brittannië zal doen is daarbij de be-
langrijkste vraag. Mocht dit land het metrieke stel-
sel definitief accepteeren, ‘d.w.z. wettelijk verplicht
stellen, dan zullen ‘de Vereenigde Staten ongetwijfeld
volgen, al was
het
‘alleen maar ‘om ‘hun invloed’ op de
‘geweldig gr.00te Britsche markt niet te verliezen.
Het -vermoeden lijkt nu o.i. ‘gewettigd, dat de
An’gelsa’ksische landen pas ,,metriek” zullen worden

t)
Voorzitter: de Engelsehman Edw. C. Barton, Vice-
President van de Br’itsehe ,,Decimal Association”.
Rapporteur: de Noorsehe industrieel Richard Bjereke.

‘—-

1
April 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

243

wanneer ‘de economische verhoudingen in de wereld
hen daartoe ‘dwingen. Waren Amerika en het Brit-
solie Rijk economisch gesproken afgesloten eenheden,
dan zou men waarschijnlijk ad calendas graecas kun-
nen wachten v’oor zij van stelsel zouden veranderen.
Maar in werkelijkheid ‘hebben ibeide rijken een emi-
nent belang bij hun export en het is dit deel van hun
buitenlan’dschen handel, dat in dit vraagstuk de -be-
slissende rol zal spelen. In dit verband is uiterst leer-
zaam de curve, die door cle (Amerikaansehe) ,,Metric
Association”, onder ‘den titel ,,Metric Advance” ver-spreid wordt en die de scherpe ‘stijging te ‘zien geeft
van het aantal landen, dat na Frankrijk tot ‘het
‘decimale metrieke stelsel overging. Voor den oorlog
van 1914 was een aantal hnden met een totale be-
volking van 600 millioen zielen of
Y
3
van de wereld-
bevolking ,metriek”, thans is dat het ‘geval met 1.400
millioen zielen, of
VS
van •de werel(l’-‘hevol’king.
Deze cijfers zijn veelrbeteekenen.d en zij zullen hun
welsprekende taal zonder twijfel te ‘zijner tijd ook
voor ‘de toch zoo commercieel aanvoelende Engelschen
en Amerikanen ‘gaan spreken. Naarmate ‘de ,,deci-
maal” en ,,metriek” ‘denkende generaties in het ‘be-
‘drijfsleven der 52 landen, die dit ‘stelsel thans toe-passen, aan ‘het roer komen, zullen zij uit den aard
der zaak zoo mogelijk ‘hun machines en goederen in
metrieke maten en verpakkingen willen betrekken.
In ‘dit opzicht werd een sprekend voorbeeld gegeven
door Rusland. ,,Tien jaar geleden behoorden bijna
alle in Rusland geïmporteerde werktuigen tot de
,,inch variety”, echter waren de importen van deze maohiuerieën in 1929 reeds gedaald tot 60 püt. om

het ‘daarop volgende jaar te vallen. tot 40 pOt. In 1932
waren. ‘de werktuigen met inch-maten gedaald tot 20
pOt. en werd 80 pOt. in metrieke maten besteld.”
1)

Wat twee andere groote afzet,gebieden, en ‘wel in
het Verre Oosten, ni. Japan en Ohinic, betreft, is de
situatie heden ten da’ge nog minder overzichtelijk,
d’odh ook van ‘de metrieke ‘hervorming in deze ‘landen
zullen de Vereeni’gde Staten en Engeland te zijner
tijd den weerslag moeten gevoelen. In Japan werd
het metrieke stelsel in 1924, in Ohina in 1935, ver-plicht gesteld, zoodat de komende decenniën zeker
een ontwikkeling ‘der importen, identiek aan die van
Rusland, te zien zullen geven. Ten aanzien van Nederlan’dsc’h-Indië zij in dit ver-
hand vermeld, ‘dat aldaar, steunen’de op ‘de conside-
i-ans van ‘de IJkordonnantie van 2 Februari 1923
1

,,mede om ‘langs d’ien weg te komen tot algeheele
invoering van ‘het metrieke stelsel van maten en ge-
wichten in Nederlan’dsoh-Indië”, ‘bepaald werd, dat
enkele niet-metrieke maten en gewichten nog tot
1 Januari 1934 in den ‘handel zouden ‘mogen worden
ge’bruikt. Later is ‘deze overgan’gstermijn hij G-ouv.
Besluit verlengd tot 1 Januari 1938. In 1934 werden
in Nederlan’dseh-In’dië ‘door ‘den ‘dienst van het IJk-
wezen totaal ‘onderzocht ruim 860.000 maten, ‘gewich-
ten, ‘meet- en weegtoestellen, waarvan slechts 75.000
stulcs niet-metriek, zijnde ‘ongeveer 8.7 pOt.
2)

Zooals ‘gezegd, ‘de wetenschap
is
reeds metriek, in-
dustrie en ‘handel zijn ten aanzien van het stelsel der
maten en gewichten cohtei nog in twee kampen ver-
deel’d. De arhei’clsverspilling, die ‘dag in ‘dag uit over
de ‘geheele wereld op de industrie-, ‘handels-, expedi-
tie- en cargadoorskantoren, ‘die met (ie ‘o’mreken’in’gen
van Britsohe in ‘metrieke maten ‘betrokken zijn, plaats
vin’dt, is n’iet te schatten; ‘zij m’oet echter enorm zijn.

Aldus door ‘cle Commissie, ingesteld door de 1. K. v.
in haar rapport ontleend aan een voordracht van den Rus
Zalutsky. Het metrieke systeem werd in de U.S.S.R. ver-
pi’ioht ‘gesteld bij decreet van
14
September
1918,
trad op
1
Januari
1919 in wei’k.ing met een overgangsperiode,
waarin ‘het nog facultatief was, van ‘drie jaar. Deze over-
ganigs’periode ,is later uitgebreid tot
1
October
1933,
ten-
einde rekening te ‘houden met dan gcbruiksduur van be-
staande inachinei’ieën, ed.
Een en ander blijkens mededeeliiigen, welwillend ‘ver-
strekt ‘door deu heer J. R. van Beek, Chef van den IJk-
k ring Amsterdam.

Dat ‘het ‘metrike stelsel dan ook uiteindelijk de zege
zal behalen lijkt zeer waarschijnlijk. In de ,,niet-
metrieke” landen is wel een sterke ,,pro-metrieke”
partij, ‘die haar propaganda onverpoosd voortzet; van
een ,,anti-metrieke” stemming in landen, die het
systeem aanvaard’den, heeft echter nog nooit iemand
gehoord.

Een groot “bezwaar, dat men van de zijde ‘der En-
gelsdhen en Amerikanen steeds weer verneemt, is, dat invoering v’an ‘het metrieke stelsel een enorme
verspill’in’g van ‘het
bestaancie
immers niet-metrieke,
productie-apparaat zou ‘beteekenen. De ervaring in
de landen, ‘clie er wel toe overgingen, leerde echter,
dat dit bezwaar in het geheel niet groot geacht be-
hoeft te worden, aan’gezien natuurlijk voor vol’doend
lange ‘overgangsperioden gezorgd moet worden. Zwit-
serlan’d bijv. gaf ‘hiertoe ruim een kwart eeuw den
tijd en ‘het is juist een ‘der groote nadeelen van de
voorstellen der successieveljk ingestelde Britsche
staatscominiss’ies, die een onderzoek naar de wensche-
lijk’hei’d der aanvaarding van liet metrieke stelsel

hadden in te stellen, ‘dat zij ‘alle met te veel haast tot deze aanvaarding conclu’deerden. Een overgangster-
mijn van 2 jaar, z’ooals ‘hijv. in 1895 werd voorge-
steld, was voldoende om den. Britschen wetgever weer
voor ‘geruimen tijd af te schrikken, ‘het onderwerp
te entameeren.
Zal nu ‘de ‘meter winnen van ‘de yard? Er is geen
reden ‘om ‘aan te nemen, ‘dat dit reeds spoedig zal ge-
beuren, maar ‘op ‘den duur moet toch de positie van
dien meter het sterkst ;geacht worden. Bij ‘de discus-
sies in ‘de ‘desbetreffende commissie-vergadering der
1. K. v. K. spra’k
eigenlijk
alleen ‘de woordvoerder
der Amerikanen zich tegen ‘de resolutie uit.
1)
En
daarom zij tot besluit vermeld, ‘dat men in Amerika,
sinds nener in het bezit was gekomen van ‘den pia-
tina-iri’dium stan’d’aardmeter, waarvan in ‘het voor-
gaan’de reeds sprake was, ‘de yar’d, de eenheid van
iengtemaat ‘dus, uitdrukt in verhouding tot ‘den.
meter. Dr.
J. F. TEN DOESSOUATE.

‘) in cie
plcnaire
vergadering werd de door de Commis-
sie voorgestelde resolutie met algemeene stenimn aan-
genomen. Zij houdt, ‘tei’eclit, niet meer in dan een
aanbe-veling van het metrieke stelsel.

BUETENLANDSCHE MEDEWERKING.

NIEUWE CRISIS VAN DEN FRNC.
Dr. II. Weich,mann te
Parijs
schrijft ons:
Opnieuw ‘heersc’h’t er in Frankrijk een valutacrisis en wederom is het vraagstuk van het weers tandsver-
mogen van den Franc aan ‘de orde. Kan de positie
van de schatkist als stevi’g genoeg worden beschouwd
en kan ‘de kapitaalmarkt nog voldoende gesteund
worden, om ‘ook ditmaal ‘de valutacrisis ‘te overwinnen?
De schatkist ston’d hij den aanvang van ‘he’t nieuwe
‘hegr’ootin’gsjaar tegenover drie ‘problemen. ‘In de
eerste plaats moesten de middelen voor ‘de seizoens-
‘behoefte van de schatkist in de periode van de lage
belastinginkomsten worden opgebracht, ‘waarbij het
om ‘cie zekerstelling van overbruggingscredieten, ten
‘bedrage ‘van Frs. 3 milliard, ‘ging. Voorts moest on-
‘geveer Frs. 6 milliard voor ‘de dekking ‘van de in het
z.g. ‘he’wapenin’gsfon’ds voorziene buitengewone ui tga-
ven worden opgdbracht. Tenslotte moest nog ‘met een
‘behoefte van ongeveer Ers. 4 inilliard tot ‘dekking
van ‘het tekort der spoorwegen rekening worden ge-
houden.
D’e ‘toestand op cle kapitaal- en gel’dmarkt was
tegenover ‘deze ‘behoeften van den aanvang af niet
bijzonder gunstig. In ‘het ‘zoo juist geëindigde tij’dvalc
van ‘de wetgeveu’de macht steeg ‘d,e schuld van den
Staat ‘met Frs. 7.5 onill’iard, terwijl ‘de’ centrale ‘bank
tegelijkertijd voor ongeveer Frs. 35 millia,rd aan goud
verloor. Deze ontwikkeling had, ‘zooals vanzelf ‘spreekt,
een’ uiuttdng van de kapitaalmarkt tengevolge, ‘het-
geen ‘de dekking van de schatkistbehoeften in stijgen-
de mate !bemoeiljkte. De voor ‘de ‘dekking van het
spoorwcgentekort in Februari uitgegeven spoorweg-

244

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 April 1936

leening van Frs. 1500 millioen kon pas einde Maart
worden gesloten en toonde de uitputting van de
kapitaalmarkt. Het overhruggingscred’iet voor de
schatkist moest, met het oog op den hoogen rente-
voet, op de geidniarkt in Londen worden geplaatst.
Dit trof overigens ook indirect de kapitaalmarkt, om-
dat thet ten tijde van ‘de Londensche leening aan de
Regeering ‘ter beschikking staand plafond van Frs. 15
milliard notg slechts een bewegingsmarge van Frs. 1
milliard bedroeg en de Caisse de Depots et Oonsigna-
tions dientengevolge Frs. 2 milliard moest overne-
men. Toen nu, tengevolge van ‘de wederbezetting van
het Rijnland, •ook de financiering van de bewape-
ningsuitgaven urgent werd, stuitte de Regeering
eenerzijds op de uitgeputte kapitaalmarkt en ander-
zijds op de beperkingen van de plafondwet, welke
haar na het afsluiten van de leenin’g van Frs. 3 mil-
hard in Londen elke vrijheid van beweging, ook op
de geidmarkt, ontnam.

De toestand op de kapitaalmarkt spitste zich boven-
dien nog meer toe door kapitaalonttrekkingen, welke
zich bij de Bank van Frankrijk weerspiegelden in een nieuw ‘goudverlies van aanvankelijk Frs. 300 miii. en
welke ‘ten bedrage van een verdere Frs. 300 miii.
uit ‘de opbrengst van de in Londen opgenomen lee-
ning moesten worden gefinancierd. Tegelijkertijd gaf
de balans van ‘de Bank van Frankrijk reeds op dat
tijdstip een a!bnormale toeneming van de portefeuille
ten bedrage van Frs. 783 miii. te zien, wat met een
stijging van de bankbiljettencirculatie met ruim
Frs. 1 mi’liiard overeenkwam. Op deze wijze sloot ‘de
kapitaalmarkt zich dus geheel en wel om dezelfde
redenen als waarom de Staat genoodzaakt werd aan het opnemen van nieuw kapitaal te denken.

De methode tot overbrugging van de moeilijkheden,
welke de Regeering thans koos, sprak, noodgedwon-
gen, ‘bijna vanzelf. Zij moest door de bovengenoemde
wet tot uitbreiding van het plafond overgaan, ten-
einde te trachten zich het geld, dat op langen termijn niet te krijgen was, op korten termijn te versdhaffen.
Zij moest zich daarbij •ook van den steun van de
Bank van Frankrijk verzekeren, omdat zonder groo-
tere bereidheid tot herdisconteering van dc centrale
bank niet op heschikbaarstelling van kapitaai op kor

ten termijn gerekend kon worden. Tegelijk met ‘deze
methode van financieren moest thans ook de vraag
actueel worden, of. in ‘deze wijze van kapitaaiver
sehaffing, samen met ‘de grootere bereidheid tot her-
disconteering, een eerste schrede op den weg tot
valutamanipulatie moet worden gezien.
Dat men uit de verhooging van het plafond het
gevaar afleidt, dat de pariteit van den Franc opge-
geven zou kunnen worden, is wel psyohologish -ver-
klaarbaar, zakelijk echter niet gerechtvaardigd. De
door de Regeerin’g gekozen methode van financiering
leidt niet tot een onbegrensde nieuwe credietsdhep-
ping, doch blijft ‘beperkt tot de verschaffinig van
Frs. 6 milliard. Ook wanneer men aanneemt, het-
geen overigens waarschijnlijk is, dat deze ‘beschikbaar-
stelling van geld uiteindelijk door een vermeerde-
ring van ‘de bankbiljettencirculatieen een verminde-
ring van de dekkingen wordt gefinancierd, mag toch na alle opgedane ervaring niet worden aangenomen,
dat gezien de naar verhouding nog steeds groote
goudreserves en geringe portefeuille door deze trans-actie de positie van den Franc op een of andere wijze
beslissend in gevaar zou kunnen worden gebracht.
Ook na ‘de uibreiding van het plafond kan de tedh-
nische positie van den Franc tot ‘geen speciale be-
zorgdheid aanleiding geven, indien niet ook nog van
an’dere zijde gevaren opkomen.
De beslissende vraag voor de toekomst van den
Franc heeft derhalve ook niet •de uitbreiding van
het plafond als uitgangspunt, ‘dodh de verdere ont-
wikkeling van schatkist en kapitaahnarkt. Het feite-
lijke gevaar vormt hierbij de voortdurende druk op
de financieele situatie tengevolge van de onzekerheid
in ‘de ‘bui-teulandsche politiek.

De kapitaalmarkt heeft gedurende de laatste week
onder dezen druk ‘behalve ‘de bovengesëhetste span-
ningen verdere en verscherpte oontractteversdhijnse-
len vertoond. De laatste staat van ‘de Bank van
Frankrijk toont weliswaar een gou’dtoeneming van
Frs. 32 mihlioen, doch ‘men mag niet over het hoofd zien, dat niettemin groote kapitaalonetrekkingen, in-
zonderheid naar Engeland en Nederland, hebben
plaats gevonden. Zij werden alleen niet via de Bank
van Frankrijk, ‘doh door liquidatie van de leening,
ten bedrage van f 40 miii., in Londen ‘gefinancierd
en bedragen derhalve ongeveer Frs. 3 mi’lliar•d. Deze
groote Pon.denafgiften uit het leeningsfonds waren
echter niet eens voldoende om het evenwicht tus-
schen aanbod en vraag te herstellen. In ‘de laatste
dagen moest lhet Engelsche egalisatiefonds met zijn
reserves ingrijpen en de sterke toeneming van de
reporttarieven, welke ‘de leeninggelden met een ren-
tevoet van 16 pOt. troffen, toont, hoe weinig ver-
trouwen ‘het kapitaal en de speculatie in de toekom-
stige ontwikkeling van den Franc stellen.
Bij deze ontwikkeling op de kapitaalmarkt is het
natuurlijk ook niet uitgesloten, dat zich voor de
schatkist weder nieuwe moeilijkheden kunnen voor-
‘doen, namelijk, wanneer de vervallende schatkistbil-
jetten of obligaties van de Nationale Verdediging
niet vernieuwd zouden worden. De overheid verzekert
weliswaar ten minste tot de verkiezingen gedekt te
zijn, maar gezien -de juist in -de laatste dagen op de kapitaalmarkt merkbare onttrekkingen en aanvallen
op ‘den Franc is ‘dit optimisme van slechts betrekke-
lijke waarde.
Nodh ‘de uitbreiding van het plafond, noch de toe-
stand van de begrooting, of zelfs de stminjg voor
de verkiezingen en al de factoren, welke vroege
oorzaken van een valuta’crisis waren, zijn heden ten
dage de eigenlijke verontrustende factoren. Deze
komen uitsluitend’ voort uit ‘den onzekeren buiten-
landsdhen pohitieken toestand. Hieruit ‘blijkt ook de
vrij geringe macht, waarover de Regeering beschikt,
om ‘de valuta zoo n’öodig te steunen. Was zij in vroe-
gere crises, welke een binnenlan’dsche politieke of
budgetaire oorzaak hadden, in staat door het uit den
weg ruimen van ‘deze oorzaken de valuta te bescher-
men, zoo kan op gron.d van het huitenlandsch poli-
tieke karakter van de huidige crisis tot afweer van
‘verdere kapitaalonttrekkingen eigenlijk alleen het op-
geven van den gouden standaard in dezen of genen
vorm baten. In ‘dit gebrek aan economisdhe bewe-
.gin’gsvrjheicl en politieke zelfstandigheid ten opzichte
van de geheurteiiisom ligt ‘de eigenlijke critieke kern
van ‘de hui’d’ige situatie.
28 Maart 1936.

AANTEEKENINGEN. De ,,Queen Mary”.

,,Phe Economist” van 28 Maart j’l. wijdt een kleine beschouwing aan de jongste ‘aanwinst van ‘de Engel-
sohe vloot. De ,,Queen Mary” was oorspronkelijk in
1929 ontworpen, toen ‘de Noord-Atlantische vaart
floreerde, -terwijl met den eigeulijken bouw in de
minder welvarende dagei van December 1930 een
aanvang werd gemaakt. Twaalf maanden later kwam
de financieele crisis tusschenbeide en werd het werk
-gestaakt. Na langdurige onderhandelingen stemde
‘de Regeering erin toe aan de nieuw ‘gevormde Cunard-White Star Company een voorschot van £ 4.500.000.-.-
te verstrekken. Dientengevo]ge werd Ihet werk in
Maart 1934 ‘hervat. In September 1934 werd ‘de
,,Queen Mary” gedoopt en te water gelaten.
l,Tat is de ,,Queen Mary”
eigenlijk
vraagt ,,T’he
Economist”. Is het een han’delsobject, of een specu-
latie, of een reclame-object, of een raceboot of een
middel om de werklooheid tegen te gaan, of een-
voudig een schepping van nationale ijdelheid? Dat
‘het een wonder van in’genieurskunst en techniek
is,
met zijn 80.773 ton, 30 knoopen en 1.018 voet totale
lengte, zal niemand betwisten. Doch het zal er ver-

1 April 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

245

moedelijk niet zijn om de Atlantische Oeeaan geheel
op kosten van de schatkist te bevaren. Functionaris-
sen van de Ounarcl-White Star Oo’mpany hebben
herhaaldelijk verzekerd, dat een schip van deze afme-
tingen slechts kan rendeeren, indien het een zuster-
schip heeft, zoodat zij samen in staat zijn gedurende het zomerseizoen een wekelijkschen dienst tusschen
Southampton en New-York te onderhouden. In 1929
be.raam’cle de maatschappij den ‘bouw van een zuster-
schip, ‘doch dit is nog niet op stapel gezet. Daarom
nig niet worden verwacht, dat de ,,Queen Mary” ten
minste gedurende de twee eerste seizoenen onder die
omstandigheden zal varen, welke tot rentabiliteit
kunnen leiden. Zullen wij dan het schouwspel ‘be-
leven, ‘dat de ,,Queen Mary” en de ,,Norman’die” in
concurrentie zuilen varen onder ongunstige economi-
sche omstandigheden en zonder het zusterschip, dat
elk noodzakelijkerwijze als complement noodig heeft?
Indien de eerste seizoenen van de ,,Queen Mary” sa-
men vallen met een welvaartspeil in Amerika, zooals in
‘de jaren, waarin ‘het schip werd ontworpen, dan is
het nog mogelijk, ‘dat het kansspel, waaraan de be-
lastingbetaler is blootgesteld, te zijnen gunste zal
uitvallen.

De mandaat-eilanden in de Pacific.

De vroegere Duitsohe ko’loniën in de Pacific heb-
hen door het verloop van •de internationale gebeur-
tenissen, zooals het uittreden van Japan uit ‘den Vol-
ken’bond en het EtÂhiopische conflict, hetwelk de vraag
opwierp, in hoeverre een Jierverdeelin’g van koloniën
mogelijk zou zijn, meer en meer de aandacht getrok-
ken. De ,,Far Eastern Survey” van 26 Februari ji.
wijdt aan deze eilanden een uitvoerige beschouwing.
De economishe wereldcrisis heeft ‘het standpunt
ten aanzien van den kolonialen status quo doen veran-
deren. De ‘depressiejaren hebben de ‘hooge kosten van
behoud en ontwikkeling der koloniën steeds zwaarder
doen ‘drukken ‘op de bezitters, terwijl anderzijds de
valutemoeiljkheden de niet-bezitters het verkrijgen
van koloniale producten ‘bemoeilijkten.
In niet-officieele kringen in Engeland is ‘de even-
tualiteit onder oogen gezien om Duitsc’hland
zijn
oude
bezittingen terug te geven, of het een mandaat te
verleenen over de tegenwoordige Por.tu’geesehe bezit-
tingen.

In Duitschland ei’shen verschillende ‘groepen steeds
nadrukkelijker teruggave van de ‘ou’de ‘koloniën; in
hoeverre ‘hier sprake is van sentimentsuit’ingen, van overwegingen van bin,nenlandsche politiek, van een
vrees voor afhankelijkheid t.a.v. eventueel toekom-
stige sancties, of van ‘den wensch er financieele voor-
doelen van te
verkrijgen,
is ‘onmogelijk te beoordee-
len. Wel kan worden geconstateerd, :dat een terug-
gave niet veel meer dan ‘se’ntimentswa’arde ‘zou hehben.
De vroegere Du’itsche bezittin’gen zijn de wereld
alleen bekend vanwege de Samoeesche rebellen, de
Japansche versterkingen, als bases voor kabels, enz.
Zij liggen op zeer grooten afstand van Duitsdhland,
zoo’dat ‘de eventueel’e voordeelen van ‘het weinige
goud, fosfaat en ‘de tropische producten, welke zij
zouden kunnen leveren, geheel ‘zouden verdwijnen door
de hooge vrachtprijzen en de te treffen defensieve
maatregelen.

De ‘handel van Duits’ehland met zijn ‘bezittingen
v(iör den oorlog vertoonde een stijging, doch West-
Samoa was •het eenige eiland, dat ‘geen financieelen
steun behoefde.
De mogendheden, welke tegenwoordig mandaat heb-
‘ben over deze bezittingen, zijn, ‘gezien hun geogra-
fi’sche ligging, het ‘best in staat er voordeel van te
trekken, en wel voornamelijk door hun stra’tegisehe
waarde en hun nut voor de ontwikkeling van het
Pacificluchtverkeer. )

1)
])e vroegere Duitsche Pacifie koloniën worden be-
tuurd als klase C-Maudaten onder het. Voikenboodspact.

Voor landen, welke verder van de Pacific verwij-
der’cI ‘zijn, kunnen ‘koloniën in de Pacific-streken be-
lang hebben als ‘grondstoffenproducent en afzetmarkt,
en door de investeerings- en kol’onisatiemogeljkheden.
De ,,Far Eastern Survey” behandelt’de ‘ontwikkelings-
teu’denzen, welke een licht kunnen werpen op de
tegenw’oord’ige en toekomstige economische waarde
van ‘de Pacif’ic-man’daten.
De voornaamste economische beteekenis van Nieuw-
Guinea is gelegen in zijn tropischen lan’dbornv en
zijn ‘minerale bronnen. In 1933 werden 59.040 tons copra voor export geproduceerd. Dit is 3.6 pOt. van
het werel’dtotaal.

Het Australisdhe ‘gouvernement moedigt ‘het plan-
ten van andere producten aan, hetgeen, gezien ‘de
prijsdaling van copra en de meerdere ‘geschiktheid
van den ‘bodem voor vele andere producten, wel suc-
ces zal hchhen. Men is o.a. begonnen met koffie,
cacao, sisal hennep, tabak, kapok, suiker, maïs, e.’d.,
voornamelijk voor eigen consumptie. Hoewel pl.m.
60 pOt. van de oppervlakte zal kunnen worden out-
gonnen is ‘het ‘thans bewerkte deel hier slechts een
zeer klein onderdeel van.

Het ‘belangrijkste is voor Nieuw-Guinea de exploi-
tatie van haar minerale bronnen. Goud is ‘het ‘belang-
rijkste uitvoerartikel; de productie steeg van 52.272
fine ounces in 1931 tot 211.099 in 1934, wat in dat
jaar 0.75 pOt.’ van de wereidproductie beteeken’de.
De ex-ploitatie geschiedt door particuliere onderne-
mingen, met particulier kapitaal. Men benut ‘de aan-
wezige waterkrac,ht en heeft ‘de moeilijkheden ‘hij het
transport van goud en machines ‘ondervangen door
het .gchruik van vliegmachines.

Ook ijzer, ‘olie en enkele andere mineralen al’s o.a.
koper en platina worden ‘geacht aanwezig te zijn en
gemakkelijk verkrijgbaar door een gunstFge ligiging
t.a.v. de zee.

Ruim 85 pOt. van den export, voornamelijk uit
goud bestaande, gaat naar Australië. De invoer blijft
ver onder ‘den export. In de onmiddellijke toekomst
zal Nieuw-Guinea waarschijnlijk geen belangrijke im-portmarkt worden. De inheemsche bevolking is gering
(naar schatting een 600.000), terwijl het klimaat voor
‘blanken ongeschikt is. Slechts ten koste van ‘groote
uitgaven zouden de omstandigheden voor kolonisatie
van ‘blanken kunnen worden verbeterd. Hoewel het
‘de economische ontwikkeling ten goede zou komen,
is immigratie van Aziaten door de Australische wet
verboden.’

Nauru (2577
mw.),
hoewel onder mandaat van
drie landen staande, wordt door de Australische regee-
ring bestuurd. Het voornaamste product is fosfaat.
In 1934 exporteerde het 4.8 pOt. van het werel’dtotaa’l.
Wes’t-Samoa (53.087
mw.)
‘is vruhtbaar en ge-
schikt voor ‘den aanplant van cacao, kokospalmen,
‘bananen en eenige minder belangrijke producten. De
eilanden hebben een groote en snelgroeiende bevol-king. Hoewel vruch’tibaar is ‘de oppervlakte te klein
voor ‘groot-ondernemingen. Destijds werd West-Samoa

als de meest welvarende Pacific-‘bezittin’g van
Duitschland beschouwd. Door ‘de prijsdaling van de
voornaamste producten beteekent het thans voor
Nieuw-Zeeland een verliespost.

Op ‘de Japansohe mandaat-eilanden steeg het inwo-
nertal van 52.222 in 1920 tot 85.605 in 1934 door de
sterke Japansche emigratie.

Deze eilanden beslaan een oppervlakte van 830
vierkante mijlen en liggen verspreid ‘over 1.000.000
vierkante mijlen oceaan. Zij zijn over het algemeen
vruohthaar en gezond voor een niet-in’heemsche be-
volking. De voornaamste producten voor den oorlog

Nieuw-Zeeland bestuurt West-Samoa; Nauru hoort bij Aus-
tra.lië, Nieuw-Zeeland en Groot-Brittannië; Australië be
hooi-t de N. 0. helft van Nieuw-Guinea en aangrenzende
eilanden; Japan heeft onder mandaat de Marianne, Ca-
roline en Marshall-eilanden (behalve Guam, wat aan de
Vereenigde Staten behoort).

246

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 April 1936


waren copra en fosfaat. Tegenwoordig is suikerriet
het ‘belangrijkste product.
Voor den suikeraanplan-t zijn groote bedragen be-
schikbaar -gesteld.
Door subsidies poogt de Japansohe Regeeriu’g -de
gro’ententeelt, veeteelt en visseherij te ontwikkelen.
De economische leiding van deze eilanden is iii ‘ban-den van de South Seas Deve’Iopment Co. -met tegen-
woordig een kapitaal van Yen 7.000.000. De Company
leidt niet alleen ondernemingen, maar organiseert
ook de imiui’gratie ‘van Japanners. De- handel is ge-heel door Japan gemonopoliseerd. De Japanse’he Re-
geerinig is op het oogenbiik bezig -met plannen voor
een, zeer intensieve ontwikkeling. Voor uitbreiding
van 1and’hou’v,

i uclustrie en comqnunicatiemidclelen
zullen Yen 150.000.000 beschikbaar worden gesteld.
Voor ‘de economische expansie naar het Zuiden zul-
len- deze eilanden, naast Formosa, als basis kunnen
worden ‘gbrui’kt.
Co-neludeet-end ten aanzien van de vroegere Duit-
sch’e bezittingen ‘wijzen de schrijvers (Ilarriet M-oore en Mat-jan Cannon) op cle relatieve onbelangrijkheicl
van clezegebieclen. Alleen ‘cle Japansche mandaat-
eilanden zijn geschikt voor Europeesdhe kolonisatie.
Een belangrijke markt zullen echter ook deze eilan-
den met hun 80.000 inwoners nooit worden. Als
grond-stoffenleverancier leveren de eilanden van de
wereld-productie van fosfaat 6 pOt.; van goud 0.8
pOt.; van suikerriet 0.03 pOt. en van eopra 5.5 pOt.
Elders worden deze producten echter ‘goed kooper
voortgebrach’t. Zij hebben dus alleen ‘heteekenis voor
cen land, ‘dat verschillende goederen kan koopen,
welke het anders, tengevolge van transfermoeilijk-
heden, lieeleniaal niet kan ‘krijgen. Zoo zou Duitscjh-
land ‘door den invoer van copra uit koloniale bezit-
tingen zijn boter-probleem kunnen verzachten.
Maar, zooals reeds opgemerkt, -de economische voor-
-ci-eelen zoudeh verre worden overtroffen door de
extra-kosten, welke de lange afstand met zich brengt.

INGEZONDEN STUKKEN.

BEPERKING VAN DE MELKPRODUCTIE EN RATIONA-
LISEERING VAN HET MELKVEEHOUDERSBEDRJJF.

De heer P. Krediet schrijft on-s:

Op het naschrift van Dr. Hoek zou ik niet -zijn
teruggekomen, indien daarin niet opnieuw met een
foutieve redeneering -de ,,dure hotertop” ten tooneele
was gevoer-d geworden. –
liet betoog in zijn naschrift steunt hierop: Punt
(lees: stelling) 5 en 6 zijn juist voor wie punt 1 en 2
aanvaardt.

I’Iieihij moet men bedenken, dat de stellingen 5 en
6 voor melk zijn opgesteld, d-och in dezelfde stellingen
een
toepassing op
‘de boter vet-werkt is. Dit raakt -de
kern van -het gesdhil’punt, want het gaat er hij het
al of n’iet bestaan van ‘den ,,duren ‘hotertop” niet om,
dat
er ‘boventallige koeien zijn (de stellingen), maar
waar die ‘koeien zijn (‘op welke ‘bedrijven -de stellingen
mogen worden toegepast). En juist bij ‘de toepassin’g
– ‘mijn ‘betoog, ‘dat ‘de boventallige koeien -zich be-
vinden in de ‘l)edrijven der eonsumptiemelkers, i-s niet
bestreden – heeft Dr. Hoek ‘gefaald.

De toepassing staat les van een stelling,
een stelling kan juist zijn, terwijl de toepassing niet
deugt. Daarom heeft Dr. Hoek met zijn beroep op en
nadere toelichting hij de stellin’gen 1 en 2 in geen
-enkel opzicht bewijsgrouden aangevoerd voor zijn
bewering, ‘dat ,,onze ‘bo-tertop tot een extra hoogen
-prijs wordt geproduceerd”.
Punt 1 behoeft, na de opheldering in -he

t naschrift

omtrent de vermoedelijke afwijking van de cijfers der
vroegere veetellin-gen, geen bespreking mer. Bij punt
2
dient nog een kleine aanteekening te worden ge-
maakt.
Uit cie toelichting bij dit punt ‘blijkt, dat Dr. bek
-de waarde miskent van den, machtigen hefboom, welke
crisisnood en ‘hedrijfsverliezen ‘hij het ra-tionalisee-
rinig-sproces vormen. Zou het werkelijk ,,vol-siagen uit-
gesloten” -zijn, dat ,,onze oer-conservatieve boerenbe-
-volkin’g” -ontvankelijk is voor moderne, -d.w.z. betere
rnet’ho-cien? Dr. Hoek geeft hierop zelf het ant-
woord, waar hij in de daarop volgende alinea toe-
geeft: ,,Alle-s dooreengenomen, kan er op veevoeder-
gebied wel iets bereikt zijn”. In zekere mate (over
‘dc juiste mate zullen ‘wij het wel niet eens worden)
is d’it -dus een bevestiging van mijn ‘opmerking hij
zijn stellingen
2
en 3: ,,Er moet ‘dus sindsdien toch
wel iets in het -meikveehoudersbedrijf zijn ‘gerationa-
liseerd”.

IN’ a s ch r i f t.

M’ijn betoog, dat cle boventallige
icoeien zich bevinden in de bedrijven der consumptie-
ntel/cers, is niet bestreden,
zegt de ‘heer Krediet.
De boventallige koeien, -waar ‘het
hier om
gaat,
‘diegene, nl., ‘die een gevolg zijn van -cle uitbreiding
van ‘den ‘meikveestapel sinds 1930, bevinden zich zeer
in het ‘hij-zonder

in de -bedrijven ‘der industriesnelkers.
Uithrei’din’g -in ‘het ‘boterprod’u-ctiegebied: 14 pOt. Uit-breiding in het kaas- en consumptiemelk’gebie’cl: 5 -pOt.
Deze
cijfers
heeft cie- ‘heer Krediet -niet bestreden. Hij
kan -ze ook niet bestrijden: ze staan vast. Vrage:
wie heeft in zijn redeneerin’g ‘gefaald? – Overigens is het een niet te weers-preken feit, dat
juist de ‘bo-terpreductie tengevolge van ‘de uitbreiding

van ‘den melkveestapel -sterk is toegenomen. Wat wil
‘men beter bewijs voor den -samenhang tussehen het
ontstaan van ‘den inelkveestapeltop en ‘dat van den
(extra-duren) ‘botertop? 11.
(Discussie gesloten. Eed.)

ONTVANGEN BOEKEN.

Arbeidsrecht
‘door Mr.
S.
M’ok. (Amsterdam, 1936;
NV. De Arheiderspers. Prijs
.f
2.90).
lIet is de bedoeling in dit boek een samenvatting te
geven van het ge’heele Nodei’Ian-dshe arbeidsrecht. Met
literatuur en jurisprudentie heeft schrijver nauwkeurig
rekening gehouden. Na een korte inleiding over begrip
en wenen, ivoi’dt de gesdhieden-is -van het arbei’dsredht in
cle vei’sc-‘hille,nde landen besproken. I)e vei’sehillende wet’
ten, op de ar’beidsver’houding betrekldng heb-bende, de
sociale verzekering, de a’rbeidsge’suh’illen, enz. evenals liet
internationale arbeidsrecht zijn behandeld.

International Chamber of Conincerce, :I3roohcu’e, waarin doel, werk en organisatie van de
T ILte tu ationale Kamer van Koophandel.

Aanvoeren in tons van 1000
kg.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
2I128
Maart
Sedert
Overeenk.
21/28
Maart
Sedert
Overeenk.
h
19

6
1935
1936
1jan.
1936
tijdvak
1935
1936
1Jan.
1936
tijdvak
1935

20.654
264.945 252.099

4.361
3.357
269.306
255.456
10.249
64.925 60.402
400
800
281
65.725 60.683
Tarwe

……………..
Rogge

……………..
629
4.788
6.552

100

4.888
6.552
Boekweit ………………
Male ……………….
13. 381
203.072
197.316
2.617
42.249
33.165 245.321
230.481
5.678 75.613 104.593

5.635
10.340
81.248
114.933
1.925
14.923
33.257

20
1.460
14.943
34.717
747
43.221
21.678
2.980
69.951
151.371
113.172
173.049

Gerst

………………
Haver

……………….

2.000
23.225

4.350

175

23.400
4 350
Lijuzaad

………………
Lijnkoek ……………
582
6052 4632
235
1.221
1.585
7.273

6.217
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten


986
8.110
9,281
30
613
997
8.723
10.278

1 April 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

247

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels.
Nec]
244
Febr. ’36
Lissabon

….
5
13 Dec.’34
’13eI.Binn.Eff.

l

3
4Febr.’36
Londen ……
23c.’
Juni’32
VrseIi.juR.C,
3
4
Febr.’36
Madrid ……
5

9Juli ’35
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-York F.R.B.
14
1Feb.’34
Batavï’L ……….
4

1
Juli’35
Oslo

………
42EMei’SS
Belgrado

……..
5
lFebr.
’35
Parijs

……
5
28Mrt.’36
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……
3

1 Jan.’36
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretorïi

….
3415Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome ……..
5
9Sept.’35
J3udapest ……..
4
28Aug.’35
Stockholm

..
24
1Dec.’33
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio….

3.65

2
Juli’33
Dantzig……….
5

21 Oct.’35
Weenen ……
34lOJuli’35
iielsitigfors ……
4

3Dec.’34
Warschau….
5
260ct.’33
Kopetihagesi

….
3422Aug.’35
Zwits.Nat.]3k.24
3Mei’35

OPEN MARKT.

1936 1935
1934
1914

28
Maart
2
31
2
8
Maart
1
61
21

Maart 914 Maart
25130

Maart
26/31
Maart
20/24
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
11/3.114

718.1
1
14
1
1
12
1118_21
2

911_71
1I16
5
18
3I8-
8
Ii8
Prolong.
1
‘h-‘h
1
‘/4(2
11122
1
3
h
-2

1
1-
1
12
2
1
14-
3
14
Londen
Daggid
.
1
11I
‘(,

1
’12-1
‘/,-I
3
/4-1
181
4
-2
Partic. disc.
17
132
9
116
17
/32-
9
1i6
17
132-
9
116
/16
116
.18
7/_ 1
4114_314
Bert/in
Daggeld
. . .
211
2
31
21(3_3(4
2112 321
4

21133/
331
4
.411
4

41!4_6
1
18
2


Maandgeld
311
4

3.114
3

11
4

3.114
31214
411
4
531
4
2

Part, disc.
3
3 3 3
3
3(s
2)

2ij-1/,
Warenw. ..
4
1
h
4-2
4.1(
3

4.
1
12
4
1
14
4
1
14 2)
New York
Daggeld
1)
3/
31
4

31
4

31
4
_
1
1
1
I
3
1-2
1
1,
Partic,disc.
DIii
31,4
3
(1V
8
/16
1
3(8
-7
(16
116
112

1)
Koers vati 27 Maart eii daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag
2) 26129 Maart.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN iN NEDERLAND.

Da a
Neiv
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel Batavia
Y
or
k*,)
*)
*)
*)
1)

24 Mrt. 1936
1.46% 7.27%
59.16
9.70%
24.854
100%
25

,,

1936
1.46%
7.27i
59.17
9.70%
24.864
100% 26

,,

1936
1.46% 7.27% 59.17
9.70%
24.884
100%
27

,,

1936
1.47%
7.28
59.15
9.70%
24.894
100%
28

,,

1936
1.47% 7.29%
59.14
9.71%
24.93
100%
30

,,

1936
1.47%
7.31%
59.14
9.73% 24.98
100%
Laagste d.w’)
1.46%
7.27
59.10
9.69%
24.82k
100%
Hoogste d.wi)
1.47%
7.31%
59.224
9.73%
24.92
100%
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

Data
Zivit-
sqd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

24 Mrt. 1936
48.01%

6.104
1.10

20.11
25

1936
48.00

6.10
1.10

20.104
26

1936
48.00

6.10
1.10

20.10
27

1936
48.02

6.10
1.10

20.11
28

1936
48.05

6.13 1.12
– –
30

1936
48.06

6.10
1.10

20.16
Laagste d.w
1
)
47.95

6.08
1.05

20.05
Illoogste d.wl)
48.07%
27.75
6.15
1.15
11.80
20.20
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094 48.52

Data
Stock-
Kopen-
Oslo
8)
Hel-
Buenos-
Mon-
‘)
holm
hagen*)
for
f
1
)
1

Aires’)

1
t real’)

24 Mrt. 1936
37.524
32.50
36.574
3.20 40%
1.46%
25

,,

1936
37.574
32.55
36.624
3.20 40%
1.46%
28

,,

1936
37.55
32.524
36.60
3.20 40%
1.46%
27

,,

1936
37.55 32.50
36.60
3.204
40%
1.46%
28

,,

1936
37.65
32.55
36.65
3.22
40%
1.47%
30

,,

1936
37.724
32.65 36.75 3.22
40%
1.47
Laagste
d.w1)

37.40
32.374
36.45
3.174
40
1.46
Hoogste d.wi)
37.75 32.65
1
36.75
3.24 40%
1.47%
Muutpariteit
166.671
.

66.671
66.671
6.266
95%
2.4878
*) Noteering te Amsterdam.
*8)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of Zde No. -van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data
Londen
($
per
£)
Parijs
($ p. IOOfr.)
Berlijn
(3 p. 100
Mk.)
Amsterdam
(3 p. 100
gld.)

24 Mrt.

19361
4,96k
6,62
40,40
68,23
25

,,

1936
4,96%
6,61%
40,38
68,21 20

,,

1936
4,95%
6,61
40,33
68,11
27

,,

1936
4,94%
6,59%
40,25
67,93
28

,,

1936
4,94y,
6,58%
40,07 67,66
30

,,

1936
4,96y,
6

6,59%
40,06
67,71
1
April

1935
4,81%
6,59%
40,15
67,53
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%
4

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en’
Landen
Noteerings-
eenheden
14
Mrt.
1936
21
Mrt.
1936
23128
Mrt.
’36
LangsteHoogste
28
Mrt.
1936

Alexandrië..
Piast.
p. £
97% 97%
97%
97%
97%
Athene

. .. .
Dr.
p.
517
517 517
520
520
Bangkok….
Sh.p.tical
1110
9

5
1110,
5

1110.
1/10
1110k
Budapest

..
Pen.
p. £
16% 16% 16%
16% 16%
BuenosAires’
p.pesop.
18.05
18.05 17.95
18.10 18.00
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
1/6%
1/6%
1
1
63
/32
1
1
65
13
2

1/6%
Cônstantin.
.
Piast.p.6
616
616 616 616 616
Hongkong
..
Sh.
p. $
1/3%
1/3%
1/3%
14
1/3%
Sh.
p.
yen
111311 111
32
1
32

1/1i%
112
21
33

112
Lissabon….
Escu.p..1C
110%
110%
109%
110%
110%
Mexico

. .. .
$per,
18
18
17%
18%
18
Montevideo
2)

d. per
£
23
22% 22%
22%
22%

Kobe

…….

Montreal

..
$
per
£
4.96%
4.97%
4.96%
4.97%
4.97
Riod.Janeir03
d. per
Mil.
2%
2
23
1
32

2%
2%
2
23
1
32

Shanghai

..
Sh.
p. $
1/2%
1
1
1
2%
112%
1/2%
1/2′
Singapore
. .
id. p. $
214%
2/4%
2/434
4

2/4%
214
5
1
32

Valparaiso
4).
$
per
£
131
132 129 132
‘129
Warschau
. .
ZI. p. £
26%8
26%
26% 26% 26%
‘)
Offic. not,
IS
laten, gem. not., welke imp. hebben te betalen, 27 Febr.
17.02.
2)
Otfic. not. 7 Mrt. 39
1
(3; 17 Mrt. 39116; 20 Mrt.
39113;
26
Mrt. 39(16.
3) Id.
II
Mrt. ’35 411. 4) 90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
6)

Londen’)
N.Yorkl)
Londen
24 Mrt.

1936..

19i
443.(

24 Mrt. 1936….
140/114
25

,,

1936.. 20%6
44%

25

,,

1936….
140
1
94
26

,,

1936..

20
44%

26

,,

1936….
140104
27

,,

1936..

19
1
9.
44%

27

,,

1936….
1401104
28

,,

1936..

19%

28

,,

1936….
141/04
30

,,

1936..
44%

30

,,

1936….
140194
1
Apr. 1935.. 283.4
61%

1

Apr. 1935….
14584
27 Juli

1914.. 24’%
59

’27
Juli

1914….
84110%
t)
in pence
p. oz.
stand.
2)
Foreign silver in
$c. p. oz.
fitte.
2)
in
sli. pos.
fine
STAND VAN ‘s RIJKS’ KAS.
o roer, neen.
,aiao van
‘s
SOJKS

cnatK,st
oij
ve ole-
f
57.971.828,55
1
68.082.745,58
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten

271.850,48
,,

1.141.724,83
Voorschotten
op
ultimo Februari 1936

derlandsche Bank
……………….

a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
,,

2.140803,24
,,

2.140.803,24
,,
136.463.02833
»
126.342.743,47
Voorschotten aan Ned.-Indië
……….
Idem aan

Suriname ………..
. ……
,,

14.115.801,42
14.113585,69

.Kasvord,weg. credietverst, alh. buitenl
,,
.
117.964.844,39
117.091.653,04
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek.
v.
R/jkscomptabelen

2.000.000,-
28.811.431,12

.


30.434.750,34

Idem aan Curaçao
…………………

Vord.
op
het Alg.Burg. Pensioenfonus’)
,,

.

.
Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)
,,

26.102.532,27
,,

26.302.237,87
Verstr. ten laste der
.
Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
,,

36.773.396,24
,

36.523.396,24
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten in Omloop ………
.f433.753.000,-
f433 253.000.-
,,
104.990.000,-
,,
104.990.000,-
w,v.
rechtstr. bij De Ned, Bank gepl


Zilverbons in omloop …………….
1.185.482,50
,,

1.184.396,-
Schuld
op
uit. Februari 1936 aan de

Scliatkistpromessen in omloop
…….

gem. weg. a,h.uittekeeren hoofds.d,
pers. bel,, aand, i.d. hoofds.d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die

bel, en
op
de vermogensbelasting
– –
,,

792.348,33
850.951,21
Schuld aan Curaçao’)
……………..
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf,’)
Id. h. Staatsbedr. der
P.T. T.’)
a.

en
,,

9.888,–

64.216,83

Id. aan diverse instellingen
1)

..
65.311.182,30
,,
82.913.466,51
65.927.594,04
»

82.943.838,63
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE
SCHULD.


/

1.218.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f

443.000,- 835.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e,a. Rijksinstell
,,
131.361.000,-
,,
126.056.000,-

Saldo Javasche Bank
– ………………..

Schatkistpromessen in omloop …….
,,

1.500.000,-

1.500.000,-
Schatkistbiljetten in Omloop ……….
3.000.000,-
3.000.000,-
Schuld aan het Ned,-Ind. Muntfonds,
,,

1.054.000,-

1.054.000,-
Idem aan de Ned.-ind. Postspaarbank
,,

1.314.000.-
,,

879.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,

680.000,-
,,

600.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

2.280.000,-

1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
21 Mrt. 1936
/
54.548.000,-
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaam&te posten in duizenden
guldens.

Data
M
etaal
ci
r
Andere
opelschb.
Discont.
ID!

22

Febr.

1936..
758
1.050
439 585
1.540
15

1936..
748 1.085
460
585 1.563
8

1936..
744
1.132
476
585
1.571
1

,,

1936.
766
1.193
429
580
1.591
25 Jan.

1936..
771
1.076
447 579
1.602

5Juli

1914..
645
1.100
560 735 396
)
Siuitp,
der
activa.

STATISTISCH OVERZICHT

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
g

a
R000E
MAIS
GERST
g
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN ROODE
KOOL
0
RUN-
VLEESCH
VA°KENS
VLEECII
aa

CO
74 kg Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
US
sc e
La Plata
loco
le kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 kg
le kwal.
1-5 pond
(versch)
(versch)
.ster

R’dam(A’dam
R’damjA’dam
co
A’d

Rotte’

R’dam/A’dam
per 100 kg
Broek op
per 100 kg
per 100 kg
per 100 kg
per
100
k
P

100
kg.
per 2000kg.
p
er

kg.
per
1960 kg.
Led0k
Langendijk
Broek op
R:tterdam

Rotterdam
Langendijk

1925
17,20
100,0 13,07
5

100,0
231,50:
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0



1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4 360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4



1928
13,475
78,3
13,15 100,6
226,00
97,7 228,50
96,8 363,00
78,5

4,55
100,0
13,25 100,0 17,23 100,0

93,

100,-

77,50
100,-
1929
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2 419,25
90,6
7,38
162,4
11,78
88,9 9,10
52,8
96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,67
5

56,3
6,225 47,6
136,75
59,1
111,75
47,4 356,00
77,0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77 33,2
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4,55
34,8 84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94
14,6
6,96 40,4 88,

—-

94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1,49
32,8 8,07
60,9

—–

1,84
10,7
61,
65,6
48,4
1933
5,025
29,2 3,55
27,2 68,50
29,6
70,00
29,7
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4

——

.2,60
15,1
52,
55,9
49,50
63,9
1934
3,67
5

21,4 3,32
5

25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
3,23
71,0
1.89
14,3
3,04
17,6
61,50
66,1
46,65
60,2
1935
4,125
24,0 3,07
5

23,5
61,25
26,5
68,00
28,8
131,75
28,5
2,21
48,6
2,58
19,5
5,25
30,5 48,12
5

51,7

51,62
5

66,6

Jan.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25
31,2 3,65
80,2 2,30
17,4
3,08
17,9
62,50
67,2
53,75

43,30

69,4
Febr.,,
3,40
19,8
2,77
5

21,2 65,25
28,2
58,50
24,8
133,00
28,8 3,97 87,3
1,63
12,3
3,12
18,1
63,-
67,7

37,50
53,50
69,0
Maart

,,
3,25
18,9
2,725
20,8 70,75
30,6 58,75
24,9
132,00
28,5
5,99

—–

131,6

1,23
9,3 4,24
24,6 61,75
66,4
50,50
65,2
April

,,
3,20
18,6
2,70
20,7
70,50
30,5
56,75 24,0
136,50
29,5
63,50
68,3
49,126

63
,4
Mei

,,
3,32
5

19,2
2,875
21,9
62,00
26,8
63,00
26,7
154,50
33,4 65,75
70,7
47,50
61,3
Juni

,,
3,67
5

21,4
3,175
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8
-..
63,25
68,0
43,75
56,5
Juli

3,80
22,1
3,30
25,3
71,50
30,9
78,75
33,4
151,25
32,7

————————

63,-
67,7
44,62
5

57,6
Aug.


4,37
.25,4
4,27
32,7
83,25
36,0
93,50 39,6
159,25
34,4
63,95
68,8
55,9
Sept.

,,
4,-
23,3 4,15
31,7
77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
31,5
63,55
68,3
42,62
5

55,0
Oct.

,,
3,50
20,3
3,70
28,3 69,50
30,0
93,50 39,6
135,25
29,2 60,70
65,3
42,12
54,4
Nov.
3,50
20,3 3,45
26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
1,28
28,1
2,25
17,0
53,75
57,8
44,50
57,4
Dec.

,,
3,45
20,1
355
27,2
76,25
32,9
91,00 38,6
134,00
29,0
1,26
27,7 2,03
15,3 1,73
10,0
53,15
57,2
44,65
57,6

Jan.

1935
3,30
19,2
3,525
27,0
74,25
32,1
89,25 37,8
137,25
29,7
1,13
24,8 2,59
19,5
2,89
16,8
53,62
5

57,7
45,62
5

58,9
Febr.

,
3,20
18,6
3,375
25,8
68,00
29,4
71,25
30.2
124,25 26.9
0,91
20,0
2,14
16,2
4,26
24,7
51,90
55,8 47,55
61,4
Maart

,,
3,20
18,6
3,075
23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
0,88
19,3
2,92
22,0
7,69
44,6
51,40
55,3 51,20
66,1
April
4,07
5

23,7
2,95
22,6
70,75
30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
51,92
5

55,8 50,25
64,8
Mei
4,05
23,5
2,90 22,2
59,90
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1

—–





—–

50,80
54,6 48,50
62,6
Juni


4,02
23,4
2,90 22,2
57,50
24,8
75,00 31,8
124,25
26,9

————–

48,-
51,6
46,
1
2
59,5
Juli
3,92
6

22,8
2,55
19,5
54,50. 23,5
66,75 28,3
124,50
26,9









—–

48,-
51.6
47,375

61,1
Aug.
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23,9
64,50 27,3
132,25
28,6


—-









—-








44,80
48,2
52,55
67,8
Sept.

4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2












43,376
46,6 56,62
5

73,1
Oct.

,,
4,95
28,8
3,35 25,6
57,75
24,9
64,75
27,4
142,75
30,9
46,07
5

49,5
64,62
5

83,4
Nov.

,
4,65
27,0
3,20
24,5
55,00
23,8
59,75 25,3
137,75
29,8
3,83 84,2
2,65
20,0
42,75
46,0
56,85
73,4
Dec.

,,
5,15
29,9
3,40
26,0
56,75
24,5
60,75
25,7 146,50
31,7 4,32
94,9
2,59













—-







19,5
6,17
35,8 44,75
48,1
52,25 67,4

Jan.

1936
5,45 31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1
4,47
98,2
2,26































—-

17,1
6,41
37,2
44,-
47,3
50,87
5

65,6
Febr.

,,
5,225 30,4
3,40
26,0
55,25
23,9
64,50 27,3
152,50
33,0 4,50
98,9 2.59









—-










19,5
7,43
43,1
43,775

47,1
48,25 62,3
2 Maart
5,20
30,2
3,45

26,4
55,50
24,0
67,50
28,6
151,50
32,8 5,52
1213
2,74 20,7
8,16
47,4
45,_S

48,4
48,
5
)
61,9
9

,,
5,25
30,5
3,475

26,6
57,00
24,6
68,50
29,0
150,00
32,4
7,13
156,7
3,13
23,6 9,94
57,7
45,_
6

48,4
47,25
6
)
61,0
16

5,30
30,8 3,525
27,0
61,00
26,3
71,50
30,3
149,50
32,3 7,15
157,1
3,80
28,7
9,20
53,4
47,-
7

50,5
46,-
7)
59,2
23

5,20
30,2
3,50
26,8
61,00
26,3
71,00
30,1
149,00
32,2 6,60
145,1
2,53
19,1
8,93
51,8
46,-
8

49,5
45,_8)
58,1
30

,,
5,20
30,2
3,50 26,8
63,50
21,4
70,00
29,7
150,00
32,4
1)
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug.
1928,
25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 to
16 Dec. 1929 tot 26 Mei
1930
74(5 kg Hongaarsche vanaf 26 Mei
1930
tot 23 Mei 1932 74 kg Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2 Oct.
1933
No. 2 Canada.
4)
To;
Van 19Sept. ’32 tot 24Juli ’33
62163
kg Z.-Russ. Van 24Juli
’33-7
Oct. ‘3564/65kg La Plata.
t)
7 Mrt.
6)14
Mrt. 7)21 Mrt.
8)
27 Mrt.
9
) 5
Mrt.
10)
12 Mrt.
11)
19 Mrt.
12)
26
Mrt

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN


DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche!
PETROLEUM

BENZINE
.

.
KATOEN
WOL

WOL
gekamde
KOE- KALK-
Hollandsche
bunkerkolen,
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp

.
__
gekamde
Australische,
HUIDEN
SALPETER

ongezeefd f.o.b.
t/tO
33.9
0

64(66°
$cts. per
Middling
locoprijzen
F.0. F.
Sakella-
7
óE~N.- 1 54Australis,ch,,
erin.
d?
or
d
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 kg
R’dam(A’dam
per 1000 kg.
S.
g.
per barrel U.S. gallon
New-York
rides
ol
oco e
ra
i
b

P r

.
SO’s
Av. loco
57-61 pnd.
netto
per Ib. Liverpool
Bradford per Ib.

f1.
°!o
$
01
$cts.
o/s
$
cts.
0
(0
pence
0(o

pence
0
(0
pence
0
10
pence
OJo
f1.
0
10
61.
0f
1925
10,80 100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,- 55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89
112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27 77,8
48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98
67,2
20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6 1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2 6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0 3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05 93,1
0.58
34,5 5,04
33,9
8,60
37,0
7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3 6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0 9,50 32,2
13,26
38,2 6,18
_5!,5
1934
6,20
57,4
0.63
37,5
2,88
19,4
7,35
31,6
5,32
18,2
2,68
28,7
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11
50,9
1935
6,05
5,60
0.625
37,2 3,02 20,3 7,05
30,3
5,16
17,6
2,96
31,7
16,75
30,5 8,50 28,8
12,54
36,1
5,89
49,1

Jan.

1934
6,65
61,6
0.66
39,3
3,74 25,2 7,10
30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5 6,15
51,3
Febr.

,,
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25 21,9 7,50
32,3
5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37,5 6,20
51,7
Maart

,,
6,25
57,9
0.63
37,5
3,05
20,5 7,40
31,8-
5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0
6,25
52,1
April

,,
6,30
58,3
0.62
36,9
2,795
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,
34,6 6,30 52,6
Mei

,,
6,25
57,9
0.62
36,9
2,88
19,4
6,80
29,2
5,20
17,8
2,48
26,5
21,00
38,2
10,50
35,6
11,88
34,2 6,30
52,6
Juni

6,15
56,9
0.62
36,9
2,83
19,0
7,15
30,8
5,23
17,9
2,77 29,6
19,00
34,5 9,50 32,2
11,50
33,1
6,30
52,6
Juli
6,15
56,9
0.62
36,9 2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9 9,00 30,5
11,50
33,1
6,30 52.6
Aug.

,,
6,15
56,9
0.62
36,9
2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
18,2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9 5,80
48,3
Sept.

6,00
55,6
0.62
36,9
2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3 8,50 28,8
12,-
34,6 5,85
48,8
Oct.

,,
6,00
55,6
0.62
36,9 2,60
17,5
7,40
31,8
4,93
16,8
2.57 27,5
15,00
27,3
8,50
28,8
12,50
36,0 5,90
49,2
Nov.


6,10
56,5
0.62 36,9
253
17,0
7,40
31,8
5,42
18,5
2,67
28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6 5,95
49,6
Dec.


6,05
56,0
0.62
36,9 2,76
18,6
7,50
32,3
5,43
18,6
2,77
29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
11,25
32,4
6,05
50,4

Jan.

1935
6,05
56,0
0.625
37,2
2,97
5

20,0
7,55
32,5
5,38
18,4
2,99
32,0
14,75
26,8
8,25
28,0
10,75
31,0
6,15
51,3
Febr.

,,
6,05
56,0
0.621
37,2
2,75
18,5
7,50
32,3
5,24
17,9
3,-
32,!
14,00
25,5
7,75
26,3
10,50
30,3 6,20
51,7
Maart

,,
5,90
54,6
0.62
36,9
2,74
18,4
6,80
29,2
4,85
16,6
2,79 29,8
13,75
25,0
7,50
25,4
10,25
29,5 6,25
52,1
April

,,
6,00
55,6
0.63
37,5
2,99
20,1
7,05
30,3
4,89
16,7
2,89
30,9
14,75
26,8
8,00
27,1
10,75
31,0 6,30 52,6
Mei
6,05
56.0
0.62
36,9
2,97
5

20,0
7,30
31,4
4,96
16,9 3,07
32,8
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9
6,30
52,6
Juni

,,
6,05
56,0
0.62
36,9 3,15
21,2
7,

30,1
4,82
16,5
2,98 31,9
16,75 30,5
8,50
28,8
12,-
34,6
6,30
52,6
Juli
6,05
56,0
0.62
36,9
3,110
21,0
7,25
31,2
4,82
16,5
3,08
32,9
18,25
33,2
9,00
30,5
11,75
33,9
5,40
45,0
Aug.

,,
6,15
56,9
0.62
36,9 3,08
20,7
6,80
29,2
4,91 16,8
2,83 30,3
18,25
33,2
9,25
31,4
12,-
34,6
5,40
45,0
Sept.

,,
6,10
56,5
0.625
37.2 2,85
19,2
6,40
27,5
4,95
16,9
2,63
28,1
18,25
33,2
8,75
29,7
14,50
41,8
5,50
45,8
Oct.

,,
6,05 56,0
0.620
37,2
3,-
20,2 6,70
28,8 5,30
18,1
2,96
31,7
18,50
33,6
8,75
29,7
16,-
46.1
5,55 46,3
Nov.
6,05
56,0
0.62
36,9
3,17 21,3
7,05
30,3 5,90
20,2
3,16 33,8
18,75
34,1
9,00
30,5

1
6,
46,1
5,60
46,7
Dec.

,,
6,05 56,0
0.62
36,9 3,39
22,8
7,05
30,3
5,91
20,2
3,15 33,7
18,50
33,6
8.75
29,7
14,25
41,1
5,70 47,5

Jan.

1936
6,15
56,9

0.615
36,6 3,39 22,8 7,05
30,3 5,82
19,9
2,91 31,1
19,25
35,0
9,00
30,5
15,-
43,2
5,80 48,3
Febr.


6,15
56,9
0.61
36.3
3,45
23,2
6,80
29,2 5,49
18,8
2,74 29,3
19,25
35,0
9,25
31,4
15,-
43,2 5,85
48,8
2 Maart

,,
6,15
56,9
0.60
5

36,0
3,472)

23,4
6,55
28,2
5,40
6
)
18,4
2,71
6
)
29,0
19,7500)
35,9
9,5000)
32.2
14,25
14

41,1
5,90
49,2
9

,,


6,15 56,9
0.61
5

36,6
3,473)

23,4
6,70
28,8 5,737)
19,6
2,85)
30,5
19,75″
35,9
9,50″)
32,2
5,90
49,2
16

»

»
6,15
56,9
0.61
5

36,6
3,474)

23,4
6,75
29,0
5,56
8
)
19,0
2,78
8
)
29,7
1 9,75
12

35,9
9,50
12
)
32,2
5,90
49,2
23

,,
6,15 56,9
0.610
36,6
3,470)

23,4
6,75
29,0
5,599)

19,1
2,809)
29,9
19,75
18

35,9
9,50
12
)
32,2
5,90
49,2
30

»

»
6,20 57,4
0.615
36,6
6,90
29,7
5.90
49.2
1)
Jaar- en maandgem. afger. op
1
18 pence.
2)
7
3
)14
4)
21
5)
28
0)4
7
)11 0)18
0)
25
00)5 11)
12
22)
19
13
)26
14)
17
15)
10
Is)
24 Mrt.

‘AN
GROOTHANDELSPRIJZEN
‘)

ZUIVEL EN EIEREN
.METALEN

BOTER
BOTER

p. kg

KAAS
Eier
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per

g
Leeuwar-
1-leffin
Cri is
maar
Fabrieks-
em. no
.
Elermijn
an aar
Locoprijzen
Loco rizen
nden
Loco rizen
fld’

er
Foundr
I’ZE
(c III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cas
Londen per
derComm.
Noteering
ZuieI-
kaas
ki. mjmerk
Roermond
p. 100 St.
Londen
per Eng. ton per

ng. ton

enp
ng.
«
N

t
d»I°-
es

.
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce Standard
Ounce
Centr.

.
per5Okg.
e E
p
r

ng.
0fl
Antwerpen
Eng. ton
fine

f1.
0J
f1.
fi.
°Io
II.

ii;
——-
%
°!o
£
0
1
0

5h.
i
sh.
OJ
£
O(
5h.
‘jo
pence
%

1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
62.116
100,0
36.816
100,0
261.171-
100,0
731-

100,0
671-
100,-
36.316
100

85(6
100,-
321
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1.
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5 6818
102,5 34.216
94,ä
851-
99,5
28
1
/1
89,3
S

1927
2,03
87,9

43,30
77,3 7,96
86,7 55.141- 89,7
24.41-
66,4
290.41-
110,8
731-
100,0 6416
96,3
28.101- 78,8
851-
99,5
26
3
1
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8 7,99
87,0
63161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
1
81,1
1929
2,05 88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.14!-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
995
24
7
1N
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
54131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
95
17
13
1
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9 5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216

108,2
131 41,6
1932
0,94 40,7

22,70 40,5 4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121- 23,6
972/-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.16!-
27,1
118/-

138,0
127/
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35.6
7.1716 21,6 131.181-
50,4
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
12417
3
14 145,8
1231
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4 3,45
37,6
18.1416
30,2
6.1516
18,6
141.1916
54,2 401-
54,8
3311
50,1
8.91- 23,4
137/731

161,0
13
1
1
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20 34,9
19.116
30,7
8.1116
23,5
134.1616
51,5
3916 54,1 3318
50,2
8.101

23,5
14212

166,3
17
11
/16
55,1

Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71- 34,4
7.7!-
20,2
148.31-
56,8
3916 54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916

151,5
12
3
14
39,7
Feb.
0,47
20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916 54,1 3615
54,4
9-16
24,9
13711

160,3
1211
2

38,9
Mrt.
,
0,44
19,0
1,-
19,90
35,5
2,71
29,5
2031-
32,5
7.316 19,7
144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21-
,2

13618

159,8
12(
39,3
Apr. ,,
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7 2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416
19,8
150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716
,9
135114

158,0
127116

38,7
Mei

,,
0,41
17,7
1,-
16,05 28,7
2,54
27,7
20.41- 32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.21-
,2
1,3
13613

159,4
121116
37,5
Juni ,,
0,41 17,7
1,-
19,40
34,6
2,74 29,9
19.1816
32,1
6.141-
18,4
140,11-
53,5
4016
55,5
3119
47,4 8.161-
13718*

161,1
12
114
38,1
Juli
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6
18.111-
29,9 6.1416
18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111

161,4
12
5
14
39,7
Aug.
_
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
3,32
5

36,2
17.61-
27,9
6.14!-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.7(6
23,2
13816

162,0
13
40,5
Sept.
0,43
18,6
1,-
18,12
5

32,4
3,31 36,1
16.101-
26,6
6.516
17,2
137.171-
52,6
3916
54,1
3216
48,5
7.171-
21,7
1411-

164,9
13
1
1
40,9
Oct.
0,43
18,6
1,-
17,376
31,0 3,95
43,0
16.31-
26,0
6.61-

17,3
137.1916
52,7
3916
54,1
3216
48,5
7.71-
20,3
141110

165,9
14
43,6
Nov.
0,47 20,3
1,-
17,-
30,4
4,525
49,3
16.1116
26,7
6.8/-
17,6
139.81- 53,2
401-
54,8
3216
48,5
7.7/6
20,4
139164

163,2
14
7
18
46,3
.
Dec.

0,54
23,4
0,95
15,125
27,0
4,07
44,3
16.161-
27,1
6.61-
17,3
137.816
52,5
3916 54,1
3411
50,9
7.416
20,0
140164

164,4
14
11
/
45,7

Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7 3,125
34,0
16.191-
27,3
6.51-
17,2
138.11(-
52,9
3916 54,1 3416
51,5
7.616
20,4
141j10

165,9
1411
4

45,9
Pel,. ,,
0,52
22,5
0,95
14,375
25,7
3,20 34,9
16.41-
26,1
6.41-
17,0
13581-
52,1 3916
54,1
3416
51,5
7.316
19,8
14218

166,9
loile
46,1
Mrt. ,,
0,37
16,0
1,025
13,30
23,8 2,74 29,8
16.8J-
26,4

6.716
17,5
124.516
47,5
381-
52,1
3319
50,4
7.-!-
19,4
14715

172,4
15(4
49,0
Apr.
,
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,316
25,2
18.81- 29,6
7.516
20,0
131.-16 50,0
3816
52,7
3316

50,0
7.111-
20,9
14415

168,9
18
3
116
56,6
Mei

,,
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
5

26,0
20.-(-
32,2
8.616
22,9
135.516
51,7
391-
53,4
3316
50,0 8.1516
24,3
142134

166,4
20
62,3
Juni ,,
0,41 17,7 1,07
11,95
21,3
2,41
5

2,3
18.161-
30,3
8.1116
23,5
136.516
52,0
3916 54,1 3316
50,0
8.111-
23,6
14116

165,5
195/
8

61,1
juli

n

0,44
19,0
1,-
12,375
22,1
2,54
27,7
18.10(-
29,8 8.131-
23,7
140.11(6
53,7
3916 54,1 3316
50,0
8.101-
23,5
140110

164,7
l8/
57,0
Aug.
,
0,46
19,9
1,-
15,10
27,0
3,31e
36,1
19.15/-
31,8
9.11/-
26,2
l35.12j6
51,8
401-
54,8
3316
50,0
8.1816 24,7
140/4

164,1
IDI8
55,6
Sept.,,
0,58
25,1
0,97 20,25
36,2 3,16
34,4
20.10/6
33,1
9.14(6
26,7
135.4J6
51,6
3916
54,1 3316
50,0 9.8!-

26,0
141!-

164,9

17116
54,7
Oct.
0,65
28,1
0,89
19,875
35,5
3,95
43,0
21.36
34,1
11.31-
30,6
136.1716
52,3
3916
54,1 3316
50,0
10.-16 27,7
14118

165,7
1719
54,9
Nov.,,
0,59
25,5 0,94
16,90
30,2 4,69
51,1
21.216
34,0
10.15;6
29,6
135.13/6
51,8
4016
55,5
3316
50,0
9.16/
27,1
141(34

165,3
17
9
1
54,7
Dec.,
0,57
24,7 0,95
15,80
28,2 4,60
50,1
21.21’6
34,0
10.1-6
27,5 132.-16
50,4
411-
56,2
33/6
50,0
921-
25,2
14111

165,0
15116
47,7

jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04 44,0
20.1616
33,5
9.61-
25,5
125.616
48,0
411-
56,2
3316
50,0
8.1516
24,3
140111
.
164,8
12
37,4
Feb.
0,61
26,4
0,925
17,37
5

31,0
3,375

36,8
21.3j6
34,1
9.131-
26,5
123.8f6
47,1
41/-
56,2
3316
50,0
9.316
25,4
140/10

164,7
11
16
(i
37,2
2Mrt.,,
0,52
9

22,5
0,95
17,25
13

30,8 3,20
34,9
21.61-
34,3 9.16J-
26,9
125.8/-
47,9
411-
56,2
3316
50,0
9.1116
26,5
141114

165,1
Il
11
/
36,4
9

n

‘,
0,45
10

19,5
1,-
18,25
14

32,6
2,85 31,0
21.151-
35,0
I0.-j-
27,5 128.81-
49,0
411-
56,2
3316
50,0
9.1516
27,0
141j1

165,0
11
1
116
36,8
16

,,

,
0,43
11

18,6
1,05 18,25
15

32,6
2,50
27,2 21.131-
34.9
10.216
27,8
129.121-
49,5
411-
56,2
3316
50,0
9.121-
26,5
14111

165,0
11
1
B116
36,8
3
0,4312
18,6
1,10
17,00
8
)
30,4
2,475
27,0
21.1316
34,9
10.11-
27,6
127.191-
48,9
411-
56,2
3316
50,0
9.1316 26,7
140111

164,8
11
7
1
37,0
1,10

2,425
26,4
21.16/-
35,1
9.19!-
27,3
126.15/-
48,4
411-
56,2
3316
50,0
9.12!-
26,5
14019

164,7
111(1

37,2
Sept. 1932
79 K.G.
La
Plata;
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No.
2
3)

Tot Jan.
1928
Western;
vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No.
2, van
Ln. 1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
64/5
K.G.
Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3
6 Mrt.
14)

13 Mrt.
16)

20 Mrt.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VL)RENI-IOUT
S T
E EN E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
a
E
ad

SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Zwedenl
binnenmuur

buitenmuur
G.F.Accra
Ned._Ind.
Robusia
Ribbed Smoked
0(010-

ic?ard
per per

per
50 kg
c.i.f.
per
100
kg
Rotteniam
Sheets
e
R’damjA’dam
Java- en Suma-
O(o7d. nlale
van 4.672 Ma.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland
Amsterdam
per
1
12 kg.

f

per Ib
per
100
kg.
trathee
p.
11
kg.
s

e
d?en

f
°Is
%
f
0
10
sh.
01
f
01
cts.
I
/o
Sh.
I
/o
11.
‘le
cts.
0
10
1925
159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0
2/11,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6
19,50 102,6
491-
115,3
34,-
94,8 55,375 90,2
2/-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0 102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
68
1

160,0
32,62
5

90,9 46,875
76,4
116,375
51,6
19,12
1

102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5

88,9
49,625
80,9 -110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
91.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45110
107,9
27,37
1
76,3
50,75
82,7

1
10,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0 64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,375
42,9
25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9 6,32
5

33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30 25,9 21,10
34,2
-/2,25
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2 34.7
1934
76,50
47,9 8,50 54,8
10,50
55,3
1316
31,8 6,90
19,2
16,80
27,4
-13,875
10,9
4,Q75
21,7
40
47,3
34.4
32.1
1935
59,50
37,2 7,25 46,8 8,75
46,1
1315
31,6
9,15
25,6
14,10
23,0
R-/3,625
10,2
3,85 20,5
34,50
40,8
33.6
29.11

Jan.’34
.Feb.
,,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9 33.8
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
7,25 20,2
17,25
28,1
-13
8,4
4,97′
26,5
46,75 55,3
35.9
35.9
Mrt.
• 80,00
50,1
9,75 62,6
12,

63,2
1411
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9 -13,25
9,1
4,52
5

24,1
45,50
53,8 35.7
35.2
Apr.,,
80,00
50,1
9,75 62,6
12,-
63,2
14/4 33,7
6,25
18,3
17,75
28,9
-13,625
10,2
4,25
22,7
44,25
52,4
35.6
34.5
Mei

,,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7
6,725
18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3

j
uni
77,50
48,5
8,-
51,6
10,

52,6
15
1
4
36,1
7,-
19,5
17
27,7
-/4
11,2
4,20
22,4
41
48,5
34.5 33.8
uli

,,
77,50
48,5 7,50
48,4
10,-
52,6
13111
32,7
6,92
5

19,3
16,75
27,3
-14,375
12,3
3,975

21,2
40,50 47,9
34.1
32.2
Aug.,
75,50
47,3
7,25
46,8
9,50
50,0
12110
30,2 6,87
5

19,2
16,50
26,9 -14,5
12,6
3,975

21,2
39,75 47,0
33.9
31.4
Sept..
73,50
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
1215
29,2
6,65
18,5
16,50
26,9
-14,5
12,6
3,72
5

19,9
33,50
39,6
33.1
29.5 Oct.
,,
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1117
27,3
6,70
18,7
16,50
26,9
-14,125
11,6
3,525
18,8
32,75
38,8
32.1
27.8
Nov..
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
1213
28,8
6,62
5

18,5
16
26,1

1
3,875
10,9
3,15
16$
33
39,1
32.7
27.6
Dec..
73,00 45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
12
1
8
29,8
7,17′
20,0
16
26,1

13,875
10,9
3,37′
18,0
34,50 40,8
32.7
28.6

Jan.’35
66,00
41,3
7,25 46,8
8,50
44,7
1411
33,1
8,77
5

24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9
29.5
Feb.

66,00
41,3
6,75 43,5 8,25 43,4
1412
33,3
9
1
375
26,1
15,625
25,5

13,75
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4 28.9 Mrt.
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
1313
31,2 8,57
5

23,9
14,625
23,8
-13,25
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30.9 27.4
Apr..
60,00
37,6
7,-
45,2 8,25 43,4
1316
31,8 9,15
25,6
14,50
23,6
-13,375
9,5
4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Mei
»
57,50
36,0
7,-
45,2
8,25
43,4
13
1
4
31,4
9,50 26,5
14,125
23,0

1
3,5
9,8
4,20
22,4
32,75
38,8
33.3
28.6
Juni
.
57,50
36,0
7,25
46,8
9,

47,4
13
1
3
31,2
9,07b 25,3
13,87
1

22,6

1
3,625
10,2
3,87
5

20,7
30,25 35,8 33.2
21.8
Juli

,
57,50
36,0
7,25
46,8
8,75
46,1
1312
31,0
8,-
22,3
13,50
22,0

1
3,5 9,8
3,575

19,1
30,75
36,4
33.4
21.1
Aug.
»

58,25
36,5
7,

45,2
9,25
48,7
13/1
30,8
8,07
5

22,5
13,50
22,0

1
3,5 9,8
3,52
6

18,8
32,50
38,5
33.7
21.4
Sept.,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4
13/5
31,6
8,47
5

23,6
13,50
22,0
-13,375
9,5
3,725
19,9
36 42,6
34.2
28.8
Oct.

56,50
35,4
7,25
46,8 9,25 48,7
1315
31,6
9,97
5

27,8
13,50
22,0

1
3,75
10,5
4,221
22,5
46,25
54,7
35.5
31.9
Nov.,
57,75
36,2
7,25 46,8
8,75
46,1
13/3
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0
-13,75
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
31.1
Dec.,
58,00
36,3 7,50 48,4 9,50
50,0
1316
31,8
10,45
29,1
13
21,2
-13,875
10,9
4,20
22,4
39,50
46,7
35.4
30.4

fan.’36
63,00
39,4
8,25
53,2
10,-
52,6
141-
32,9
11,12′
31,0
13
21,2
-14,125
11,6
4,32
1

23,1
39,50
46,7
35.5
30.9
Feb.,,
63,00
39,4
8,-
51,6 9,50
50,0
14/3
33,5
10,625
29,6
13
21,2
-14,375
12,3
4,125
21,3
38,50
45,5
35.6 30.6
2Mrt.,
63,00
39,4
14/-is)
32,9
9,75 27,2
13
21,2
-/4,4375
12,5
3,75 20,0
37
10) 43,8
35.6 30.2
9

»

,
63,00
39,4
13/11
18
32,7
9,50 26,5
13
21,2

1
4,4375
12,5
3,875 20,7
37,50
12
)
44,4
35.9
29.8
6
65,00
40,7
9,75 27,2
13
21,2

14,5
12,6
4
21,3 35.9
29.8
65,00
40,7 9,87
5

27,5
13
21,2

14,5
12,6
4
21,3
35.8
30.0
10

,,

,,
65,00
40,7
10,

27,9
13
21,2

14,4375
12,5
4
21,3
35.8
29.9
B.

Alle
Pondennoteer,ngen
vanaf
21 Sept.
1
31
zijn op
goudbasla
omgerekend;
de
Dollarnoteeringen
vanaf
20April
’33
zijn
In
verhouding
van
de deproclatlo
n den Dollar
t.o.v.
dan
Gulden
verlaagd.

250

.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
April
1936

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 30 Maart 1936.

Activa.
Binnenl.Wis-j’Hfdbk.
f
21.028.595,93
sels,Prom.. Bijbnk.
,,

442.507,25
enz.indisc.Ag.sch.
,,

2.933.537,94

f

24.404.641,12

Papier o. h. Buitenl. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.078.500,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
,,

-‘
1.078.500,-
Beleeningen

uti.
f

85.261.812,251)
ncl.
vrseh.
!,Bjjbflk.
,,

4.766.777,78
in
rek..crt.
tAgsch.
,,

37.517.018,27
op onderp.)

f
127.545.608,30

Op Effecten ……
f
124.151.119,44′)
Op Goederen en Spec.
,,

3.394.488,86
127.545.608,301)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..
,,

Munt, Goud ……
f
127.601.550,-
Muntmat., Goud
. . ,,
586.026.815,24

f
713.628.365,24
Munt, Zilver, euz.

,,

19.474.717,83
Muntmat., Zilver
. .

,,
733.103.083,072)
Belegging van kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds

……………………
,,
39.582.321,46
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ……………..
‘.

,,
4.259.916,76
Staatd. Nederl. (Wetv. 275,’32, S. No 221)
,,
15.486.148,55

f
950.060.219,26

Passiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
4.049.884,01
Bijzondere

reserve

………………
,,
5.675.000,-
Pensioenfonds

………………….
,,
9.931.685,93
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
781.404.085,-
Bankassignatiën in omloop

……….
,,
49.799,93
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f

54.730.876,01
saldo’s:

Anderen
,,

66.605.776,30
121.336.652,31
Diverse

rekeningen ……………….
,
7.613.112,08

f
950.060.219,26

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f
373.042.535,82
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
932.606.340,- Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..
i)
Waarvan aan Nederlandsch-lndit
(Wet van 15
Maart
1933, Staatsblad
No.
99)………..
f
71.153.775,-
2)
Waarvan in het buitenland ………………………

61.535.177,-

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Circulatie
opeischb.
Metaal-
kings
Munt
(
Muntmat.
schulden
saldo
perc.

30 Mrt. ’36
127602
586.027 781.404
121.337
373.043
80
23

,,

’36
127601
577.692
757.430
141.415
366.669
80

25 Juli

’14
65.703
96.410
310.437 6.198 43.521
54

Totaal
Schatkist-
0ele

Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
fijn g
op het
reke-
disconto’s
rechtstreeks
buitenl. ningen
1)

30 Mrt. 1936
24.405

127.546
1.079
4.260
23

,,

1936
24.407

124.184
1.079
11.589

25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
509
‘)Onder de ictiva.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
1

schulden
1

saldo

28 Mrt.’36
2
)
1080
153.780
24.260
35.064
21

,,

’36
2
)
105.530 155.310 23.880 33.854

22Feb: 1936
80.043

21.403 155.312 20.549 31.102
15

1936
80.042

20.993
157.602
23.780
29.665
,,

25 Juli1914
22.057

31.907 110.172
12.634 4.842

1

Wissels,
1
Diverse
Dek-

Data
1

buiten
Dis-
Belee-
reke-
kings-
1

N.-Ind.
1

conto’s
ningen ningen
1)
percen-
______________
1

betaalb.

1
tage

28 Mrt.
1
36
2
)
1.630
70070
12.650
60
21

,,

’36
2
)
1.670
73.280
11.900
59

22Feb.1936
1.953
10.751
58
10.338
53.134
15

,,

1936
2.040
10.428

1
56.052
12.546
57

25 Juli1914
6.395
7.259′
75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbilf.
Other Securities
Data
Metaal
1

in
in
BankingDisc.and
Securities
I_
Advances

1
circulatie
Departm.

25 Maart1936
201.394
406.494
1

54.121 4.963

16.711
18

,,

1936
201.365
j
404.368

56.245
8.606

17.463

22 Juli

1914′
40.164
29.317
33.633

Other ‘Deposits
1

1
Dek-
Data
Gov. Sec.
Public
Depos.
1
Reservej
kings-
1
perc.
i)
1
Bankers
Other
IAccountsl

25 Mrt. ’36
80.305
18.000
83.617
t
36.959
54.8991
39,6
18

,,

’36
80.160
16.891
90.849

37.203 56.997
39,3

22 Juli ’14
11.005
14.736
42.185
1
2
9.
2
97
52
2)
Verhouding tusschen Reserve en Oeposits.
BANK VAN FRANKRIJK.

Te goed

Wis
waarv.I
Belee-
Renteloos
voorschot
Data
Goud
Zilver
in h t
buitnl.
sels
op het
1
buitenl.I

.

1
ningen
1v.
d. Staat

20 Mrt36
65.700
701
S 112.217
1.289
5.392 3.200
13

,,

’36
65.668
695
S
111.175
1.2921
5.460 3.200

23Juli’14
4.104
640
-1

1.541
8

7691

Bons v.
d.i
Diver-
1
Rekg. Courant

Staat
Zelfst.
i

Parti-
Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie
amort. k.
jamort.k.I
culieren

20
Mrt.’36I
5.708
1

2.385
82.68 1
81
1

2.835
1
7.995
13

,,

’36!
5.708
1

2.462
82.075
88
1
2.863
1
7.775

23 Juli’14
– –
5.912
401

1

943
1)
Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere

Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee-
tenl. circ.
dekking
en
ningen
banken
1)

geldende
cheques

23 Maart1936
1
71,8
1
20,3
1
3.647,5
41,9
15

,,

1936
1
71,71
20,3
5,4
1
3.757,9
47,3

30 Juli

1914 11.35
6
,9
1
‘ –

1

750,9
50,2

Data
1

Effec-
1

Diverse
Circu-
1

Rekg.-
Diverse
ten
Activa
2
.)
latie
Crt.
Passiva

23 Maart1936
339,8
1

593,3
3.843,4
672,9
143,8
15

,,

1936
343,9
1

663,4
3.964,5
572,2
292,2

30 Juli’

1914
330,8
1

200,4

1

1.890,9

1

944,-
40,0
‘) Onbelast.
1)
W.o. Rentenbankscheine 23,
15 Mrt. resp. 26,21 miii.
NATIONALE BANK. VAN BELGIE
(in
Belga’s).

Goud
.
8
Rekg. Cr1.

Data
°
5

5
.
,
.,

1936
5

26
Mrt.13.3191

66
~
1.1821

84
160
1

40
4.163

9

672
19

«

13.3151

65

.168

94

1160

40
4.165

10

660

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad

Wissels

Data
,,Other
1

Goud-
In her-

1
In de
Totaal
certi
fi

cash”
2)
disc. v. d.
1
.
open
bedrag
caten
1)
member
markt
banks

i

gekocht

11 Mrt.’36
7.683,1
1

7.667,8 344,9

1
1
4,7
4

,,

’36
7.684,2
7.669,3
338,5

1 1

4,7

Belegd
1
JJ
in circui
Totaal
Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Data
in U. S.
Gov.Sec.
Kapitaal
1
kings-

1
kings-
1
latie
1
perc.$)

1

perc.
4
)

llMrt.’36l
2.430,3 3.731,5
1
6.514,2
1
130,6
t

78,4
1


4

,,

’36 2.430,8
1
3.735,1

1
6.514,0
1
130,7

j

78,3

1
Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve l5anken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100
op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN’ AANGESLOTEN BIJ HET
FEl). RES. STELSEL.

1
Aantal
Dis-
1

conto’s
1


1e5

1
1

Bèleg-

bij de Totaal
Waarvan
Data
Ileenin.
en
1gingen

F. R.
depo-
sito’s
time
deposits
béleen.

banks

4Mrt.’361
3
1

8.166
13.040
14.723

1
25,651
4.911

2
6Feb.’
36 3
1

7.959
13.047
‘4.788

25.557

4.900
De
posten
van
De
Nod.
Bank, de Javasche
Bank
en de
Bank of Eng-
land zijnIn duIzenden, alle overige posten
In
mlllloenen
van de be.
treffende valuta.

Auteur