Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenlanl. en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht
f
1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties.
INHOUD.
BIz.
DE ECONOMISCHE BETEEKENIS ONZER NATIONALE HAVENS
door C. Vermey…………………………….152
De levensverzekering in hare jongste ontwikkeling door
Prof. Dr. A. 0. Holwerda ……………………153
Gedachtenmodel eener rationeele, constructieve verkeers-
politiek door Ir. J. M. I. Reitsma……………….156
Wetsontwerp tot regeling betreffende het uitverkoopen
en opruimen in het winkelbedrijf door
Mr. Dr. E. Teken-
broek……………………………………159
De boterpositie van Nederland in verband niet de clearing
met Duitschland door
E. J. Frietma ………….:
161
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
De nieuwe Roemeensche bankwet
…………….
162
AANTEEKENINGEN:
–
Ontwikkeling van de margarina-indtistrie. ………
163
Verschuivingen in den wereldhande……………
165
Koffie-statistiek over Januari
1935…………….
166
Raming van de Europeesche bietsuikerproduc.tie….
166
De zichtbare suikerioorraden in de wereld ………
166
MAANDCIJFERS:
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen ……….
.
165
STATISTIEKEN
…………………………..
167-170
Geidkoersen. -• Wisselkoersen. – Bankstaten
13 FEBRUARI
1935
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Stati*stische
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
20E JAARGANG
WOENSDAG 13 1?
COMMISSIE
VAN REDACTIE:
P. Lieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh
cf
van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchêque- en giro-rekening No.
145192.
8BRUARI 1935
.
No. 998
12
FEBRUARI
1935.
De stemming op de geidmarkt is ongeanimeerd. De
geidruimte neemt •gestadig toe, waartegenover staat,
dat het materieel afneemt. Waar er hoogstwaarschijn-
lijk ook deze maand geen inschrijving van schatkist-
papier zal komen, is eenige verbetering in de naaste
toekomst niet te verwachten. De koersen zijn op zulk
een laag peil aangeland, dat menigeen geen interesse
meer heeft in belegging op dit niveau. Driemaands
bankaccepten
1/2:
â ‘
ho pOt., schatkistpapier /i
k
pOt. November papier is op % pOt. gedaan. Jaars
/15
pOt., tweejaars
1
5
Ii6,
driejaars 1
5
/s en vijfjaars
2
1
116
pOt. Oall zeer ruim op
J%
pOt. Prolongatie
als steeds 1 pOt.
* *
*
Opde wisselmarkt bleef het rustig; groote koers-
fhctuaties kwamen niet voor. Door de contrôle werd
d Dollar zoowel te Parijs als in Londen op peil ge-
houden; eventueele afwijkingen werden spoedig ge-
‘regtilariseerd. Hier heeft de Dollar zich rond de
,1.48% bewogen; het Pond vertoonde de eerste dagen
een kleine stijging, doch liep tenslotte weder iets
terug: 7.25-7.271/2-7.25. Marken lagen een weinig
vaster in de markt: 59.35-59.41. Registermarken wa-
ren gezocht; in de overige soorten ging weinig om.
Er hebben deze week ook enkele overdrachten plaats
gehad van Marken, gestort op het Sonderkonto van
De Nederlandsche Bank; voor deze risico-overname
-werd een disagio betaald, varieerende van 10 tot 30
pOt., al naar gelang de volgnummers luidden. Fran-
sche Francs vaster: 9.75-9.76%.. Belga’s onveran-
derd ca. 34.521/2. In het begin der week waren Lires
zeer aangeboden; door steunaankoopen werd de daling
spoedig weder teniet gedaan: 1260. Zwitsersche
Francs vaster: 4785-47.93. T.T. Batavia lager:
1.00/i. Argentijnsche Pesos bleven gevraagd:
38Iio.
Ook Milreis beter: 97/8. Oanadeesche Dollars: 1.4814.
Op de termijnmarkt waren Ponden op een- en drie-
maanden gezocht; zij deden tenslotte Y2i en 1%
C.
– agio. De marge voor Dollars op latere levering wij-
Eigde zich niet. Termijnfrancs 1 resp.
2l
c. onder
contant.
Op de goudmarkt vonden kleine omzetten plaats;
er was geregeld vraag voor buitenlandsche rekening.
Baren, levering A.msterdam, noteerden tenslotte’
f1.656, levering Londen
f
1.657. Ook gouden mun-
ten waren hier. door het buitenland gezocht. Sove-
reigns – zeer moilijk te krijgen – noteerden 12.19,
Eagles 2.48%. Marken bankpapier
blijven
gezocht:
• 5&95;.
152
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Februari 1935
DE ECONOMISCHE BETEEKENIS ONZER
NATIONALE HAVENS.
Wanneer men in aanraking komt met, dan wel zijn
oor te luisteren legt in regeeingskringen, wordt men
– mirabile dictu – maar al te vaak getroffen door
de veelal uit onwetendheid voortvloeiende onverschil-
ligheid, waarmede men in die kringn staat tegen-
over de problemen, voor welker oplossing de over-
heid onzer groote havensteden en zeker niet in de
laatste plaats ook de daar gevestigde werkgevers en
werknemers, zich vooral in crisistijd dagelijks ge-
plaatst zien. Niet slechts is men – uitzonderingen
daargelaten – onverschillig ten aanzien der pro-
blemen zelve maar, en dit is nog bedenkelijker, men
is geneigd de economische beteekenis onzer groote
havens zd6zeer te onderschatten, dat het allerminst
tot de uitzonderingsgevallen behoort wanneer men-
sc’hen met autoriteit in regeeringskringen zih min
of meer geringshattend uitlaten over de rol die
onze havens in het economisch bestel van Nederland
vervullen. Opmerkingen als: ,,tegenwoordig worden
de schepen ‘binnen een dag of hoogstens ‘binnen twee
‘dagen gelost, alles geschiedt machinaal, handenarbeid
is velhaast overbodig ‘geworden en verdiend wordt er
dus toch niet, waarom zouden wij ons dan z66 druk
maken over de havens, waar men trouwens zelf al
;
leen maar klaagliederen aanheft”, behooren waarlijk
niet tot de uitzonderingen.
Zij,
die deze en volgende
bescihouwingen lezen en zelf direct of indirect bij de
sc’heepvaart en •het havenbedrijf betrokken zijn, zul-
len wellicht geneigd zijn te zeggen: maar is men in
regeeringskringen dan zoo weinig op de hoogte, dat
‘het venschelijk is
dergelijke
misvattingen recht te zet-
ten? Volgens onze meening is het niet alleen wensche-
lijk, maar zelfs noodzakelijk. Uit tweeërlei hoofde. Al-
lereerst omdat een Regeering die geen juist inzicht
heeft in •de ‘belangrijke rol die onze nationale havens
vervullen, de levensbelangen dier havens achter zal
stellen bij wat – naar haar oordeel van grooter be-
teekenis is wanneer het gaat om het sluiten van ‘han-
delsovereenkomsten van korter of langer duur met
het buitenland, maar éék omdat dezelfde Regeering
in gebreke
moet
blijven deskundige leiding te geven
aan een nationale havenpolitiek die véér alles ge-
richt is op versterking van de positie dier havens uit
nationaal oogpunt. Zij zal, ‘kort gezegd, bij interna-
tionale onderhandelingen belangen, die zij hooger
aanslaat, doen prevaleeren en zal gemakkelijker
zwichten voor ‘buitenlandschen aandrang op •haar uit-geoefend door Regeeringen – men denke ‘bijvoorbeeld
aan de Duitsche Rijksregeering – die tot eiken prijs
het verkeer over hare eigen havens willen stimulee-
reh, maar zij zal daarnaast ook maatregelen nemen
– of achterwege laten – waardoor concurrentie tus-
schen de nationale havens wordt bevorderd en met
name de toch reeds zoo moeilijke positie van Rotter-
dam nog verder wordt bedreigd.
De taak der Regeeringsinstanties is.in
deren crisis-
tijd uitermate zwaar en omvangrijk. De Regeering
moet
a,lles
weten en men verwacht van haar, ten on-
rechte, dat zij voôr
‘iedere
crisiskwaal vrijwel onmid-
dellijk de juiste therapie kent. Lijkt ‘het den inge-
wijden vaak onbegrijpelijk, dat er bij sommige der
instanties zéd weinig ‘begrip is van hetgeen onze
groote havens voor
‘s
Lands
welvaart beteekenen, men
dient er zich rekenschap van te geven, dat het ha-
venbedrijf zéé veelomvattend is, dat hierbij ‘zooveel
belangen èn belanghebbenden betrokken zijn, dat
slechts de goed georiënteerde insider geacht kan wor-
den volkomen op de hoogte te zijn van en een open
oog te hebben voor het geheele ‘belangencomplex, dat
de wereld’haven omvat. Men kan het der Regeering,
die slechts van ,,hooren zeggen” en hoogstens uit
eenige oppervlakkige theoretische kennis, een ‘gb-balen indruk heeft van alles wat met de exploitatie
en economische invloedsfeer eener wereldhaven
samenhangt, overladen als zij is met problemen wel-
ker oplossing van haar wordt ‘verwacht, moeilijk euvel
duiden, dat haar kennis van en belangstelling voor
deren tak van bedrijf gering zijn. Waar er echter een
niet te onderschatten gevaar schuilt in een – mits
niet weersproken – zoo gemakkelijk ingang vindende
misvatting omtrent wezen en beteekenis van onze
Nederlandsche havens, het gevaar
namelijk,
dat de
belangen dier havens steeds meer op den achtergrond
raken om uiteindelijk wellicht goeddeels te worden
verwaarloosd, wil ik in enkele beschouwin’gen trah-
ten een bekn’opt overzicht te geven van de economi-
sche functi&en beteekenis onzer groote ‘havens, waar-
bij ik allereerst denk aan Rotterdam, Nederland’s eerste havenstad die, internationaal georiënteerd,
juist zoo uiterst kwetsbaar is en meer dan eenige
andere gemeente in ons land te lijden heeft onder
de gevolgen der crisis. De beschouwingen maken geen
aanspraak op volledigheid; de beschikbare plaats-
ruimte noopt vanzelf tot beknoptheid. Maar ik hoop,
dat deze korte artikelenreeks ertoe zal bijdragen meer-
dere belangstelling te wekken voor en een beter in-
zicht te geven in de beteekenis van Nederland’s groo-
te haven aan de Maas.
Is ‘het hij een bepaalden tak van industrie’al moei-lijk tot in bijzonderheden na te ‘gaan waar ‘het belan-
gencomplex uit economisch oogpunt ‘bezien begint en
waar dit eindigt, ten aanzien van het ‘havenbedrijf
moet men wel over een volledige en op jarenlange
ervaring steunende kennis van zaken beschikken om
zich een juist beeld te kunnen vormen van de rol,
die het vervult, niet slechts uit een oogpunt van wel-
vaartsbron in den ruimsten zin des woords en werk-
verschaffingsmiddel
bij
uitnemendheid, maar éék ‘als onmisbare trait d’union tusschen inheemsche indus-
trie en ‘buiten’landsch afzetgebied en omgekeerd tus-
schen den buitenlandschen producent en inheemscheta
consument. Het is ‘gemakkelijker een met
cijfers
ge-
documenteerd betoog te leveren ten aanzien van de
beteekenis van een met name genoemde industrie en
aan te toonen welke – al weder met
cijfers
gestaaf-
de – gevolgen stopzetting van één ‘of meer fabrieken
die aan ‘het productieproces in zoodanige ‘industrie
deelnemen, met zich brengt. Men kan dit illustreeren
op een wijze, die onmiddellijk tot het publiek èn tot
de Regeering spreekt. Zééveel ‘men’schen komen zon-
der werk, zééveel •meer steun moet worden opge-
bracht door de gemeenschap. Men kan dit •desge-
wenscht dan nog aanvullen met cij’fers, waaruit ‘blijkt
voor welke bedragen de betrokken fabriek of fabrie-
ken materialen en ‘grondstoffen van eveneens in het
land zelve gevestigde bedrijven betrekken, kortom men
kan met een’i’gen goeden wil op vrij overtuigende
wijze aantoonen, welke belangen gemoeid zijn met
voortzetting der zaken. Simplistischer nog is de toe-
stand in landbouw en veeteelt, die bovendien, dit ter-
loops, in ons eigen land het niet te onderschatten voordeel genieten op krachtigen steun en talrijke
pleibezorgers in politieke kringen, dus uiteindelijk
op de Regeering zelve, te kunnen rekenen, terwijl
scheepvaart en alles wat daarmede samenhangt, dus
ook havenpolitiek, buiten ‘het centrum der belang-
stelling ‘liggen en dus goeddeels, zoo niet ‘geheel op
zichzelf zijn aangewezen en vaak tegenwerking veel-
eer dan medewerking ondervinden om van steun maar
niet te spreken. Waar begint en waar eindigt de in-
vloedsfeer der wereldhaven? Deze invloedsfeer omvat
locale, regionale en zeker niet in de laatste plaats
nationale belangen. Locale ‘beteekenis heeft zij voor
alle
groepen van neringdoenden, ‘zoowel direct als indi-
rect; gaat het in de haven naar wensch, dan is er
welvaart en dus koopkracht. Zij brengt aanzienlijke
‘baten op in den zin van gemeentelijke retributies, al
wederom direct en indirect. Direct in den vorm van
havengeld, rivier- en loodsgeld, huren van loodsen en
terreinen, fiscale heffingen, als groot-afneemster van
electriciteit e.d. en, indirect daar zij
de
welvaartsbron
vormt voor allen en als zoodanig de hoeksteen is
13 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
153
t) W 1
waarop het gemeentelijk budget rust. De wereldhaven
trekt allerlei nevenbedrijven aan en leidt automatisch
tot vestiging van markten en ‘ondernemingen zonder
welke de moderne haven in outillage tekort schiet.
Een typisch staal hiervan levert Rotterdam, waar
men de groote scheepsbouw- en reparatiewerven aan-
treft, die
normaal
aan tienduizenden metaalarbeiders
werk verschaffen en die op haar beurt tal van sche-
pen voor reparatiedoeleinden naar de haven trekken,
waar de machinale bedrijven de maisalading verwer-
ken, waar nieuwe industrieën zich vestigen, waar de
handel bloeit, kortom waar men alles aantreft van
het kleinste binnenlichtertje tot de groote Oceaan-
reuzen. Nog eens, waar moet men beginnen en waar moet men eindigen? Men vindt er de cargadoors, die
buitenlandsc’he lijnen vertegenwoordigen, Rijnvaart-
reederijen, de binnenlandsche stoombootmaatschap-
pijen, de transportondernemingen die vrachtautodi en-
sten exploiteeren, internationale expeditiefirma’s die
zich beijveren om goederen ver uit het geografisch
achterland voor
de
haven te sedureeren, de talrijke
assurantiefirma’s, de groote veemen, den graanhan-
del, de wereidolieconcerns en ,,last not least” de
groote banken. Wij doen hier nog maar een enkelen
greep. Locaal en regionaal belang? De scheidingsljn
is vaak moeilijk te trekken. De haven is de groote
magneet, zij’ is het centrale punt waar werkgever en werknemer elkander ontmoeten. Zij leidt vanzelf tot
de oprichting van reederijen, die deels de wildevaart,
deels de vracht- maar ook de passagiersvaart uitoefe-
nen en als zoodanig in normale tijden nieuwe wel-
vaarts- en werkverschaffingsbronnen vormen. Locale
en streekbelangen worden gebaat; het is één voort-
durende wisselwerking. In de moderne wereldhaven
klopt de polsslag van •het bedrijfsleven sneller dan waar ook. Die Welt ist mein Feld! Men doet zaken
waar de haven zelfs niet eens direct bij is betrokken,
maar die zonder die haven nimmer tot stand zouden
komen. lIet havenbedrijf noopt tot voortdurende
waakzaamheid, tot een nauwlettend acht geven op
alle
mogelijkheden, die de zaken kunnen stimuleeren
en uitbreiden. Het is niet alleen dat wat men ziet,
maar evenzeer dat wat men niet ziet. En nationaal!
Wat zou onze inheemsche nijverheid, wat zou onze
geheele economische samenleving beginnen zonder de
haven,
die haar immers in staat stelt huiten’landsche
verbindingen aan te knoopen, nieuve afzetgebieden te vinden dank zij der scheepvaartljnen, die naar en
van alle verelddeelen in de haven’ haar knooppunt
vinden. En beseft men wel in hoe sterke mate de dien-
sten die •de haven aan het buitenland bewijst onze
betalingsbalans ten goede komen? Leveren scheep-
vaart en havenbedrijf tezamen n’oiia’liter niet een
zéér belangrijk percentage an de
i.g.
,,invisible pro-
fits”, waardoor ons land, dat nu eenmaal meer moet
invoeren dan ‘het kan uitvoeren, ‘onder normale om-
standigheden zijn betalingsbalans in, evenwicht kan
brengen en houden?
Waarlijk,
de
haven, ‘en als wij in Nederland daar-
over spreken, bedoelen wij immers Rotterdani, heeft
niet slechts, zooals velen ten onrechte meenen, goed-
deels locale beteekenis. Zij is een welvaartsbron van
niet te onderschatten beteekenis voor ons geheele land
en door het verwaarloozn van de levensbelangen der
haven, schaadt men onmiddellijk en in de toekomst
liet geheele nationale bedrijfsleven.
Deze stelling zou noch in Duitschiand, noch in
België nadere toelichting behoeven, getuige de sedert
jaren van regeeringszijde aldaar gevoerde politiek
om verkeer over de eigen havens te leiden, zelfs ten
koste van aanzienlijke inkomstenderving of groote
uitgaven van staat of semi-staatsbedrijf. Gelet echter
op de bovenvermelde uitingen in sommige Neder-
landsche kringen acht ik in Nederland een nadere
motiveering dezer stelling intusschen noodig. In een
volgend artikel ‘zal ik aan de hand van beschikbaar
cijfermateriaal deze motiv’ering trachten te geven.
C. VERMEY.
DE LEVENSVERZEKERING IN HARE JONGSTE
ONTWIKKELING.
Een nieuw ‘verslag van ‘de Verzekerin’gska’mer ligt
voor ons, een welhaast onuitputtelijke bron van ge-
gevens ‘over het levensverzekeringsbedrijf in ons land.
Dit verslag behandelt het jaar 1933; op een enkel
Punt reeds de eerste 8 maanden van 1934. Zelfs in
deze
tijden
van snelle verandering van het aspect
der dingen is het dus in hooge mate up to date.
liet zij ons een welkome aanleiding, voor de ont-
wikkeling van het leven’sverzekeringsbedrijf ‘hier an-
dermaal eenige aandacht te vragen.
Het levensverzekerin’gshedrijf bchoort tot de •zeer
weinige bedrijven in ons land, waar men tot op
heden over den gang van zaken tevreden kan zijn. Hoe-
wel de tijden medebrengen, dat er veel oude posten
geroyeerd worden, overtreft het bedra’g der nieuwe
zaken nog steeds het royement; einde 1933 was voor
alle bedrijven te samen de 4 milliard aan verzekerd
bedrag voor het eerst overschreden.
Ook het totale premie-inkomen blijft stijgen; van
114 millioen in 1930 is dit geleidelijk gchlommen tot
127,6 millioen in 1933. Deze stijging zit vooral in de
ontvangen koopsommen, die, 10,7 millioen in 1930, in
1933 het ‘bijna dubbel z•oo groote bedrag van 20,5 ‘mii-
lioen uitmaakten. De termijnpremiën bleven op onge-
veer hetzelfde niveau, iets boven de 100 millioen per
jaar. De ‘stijging van de koopsommen is ongetwijfeld
mccle een gevolg van de tocheming van •het aantal
lijfrenteposten, en deze toeneming is een typisc’h cri-
sis-verschijnsel. Nederland is nooit een ren’teniers-
land geweest; in normale
tijden
is ‘het altijd heel
moeilijk geweest ‘het publiek te bewegen zijn bezit
voor het koopen van een lijfrente af te sta’an. Het
zelf beheeren en het ‘zelf couponnetjes knippen vormt duidelijk één van de aantrekkelijkheden van het bezit.
Naarmate echter het beleggen voor den particulier
moeilijker wordt en zijn rente-inkomen door de vele
verliezen en conversies, het niet dalen van vroegere
lasten (erfpacht!) en het uitvinden ‘van nieuwe (cou-
ponbelasting!), smelt als sneeuw voor de zon, is het
vanzelfsprekend, dat veel meer dan voorheen het pu-
bliek ‘het vertrouwen n eigen kundigheden inzake be-
leggen verliest en aanklopt bij het levensverzekerings-
bedrijf. Het is vaak zie]ig te ervaren tot welk resul-
taat het op eigen houtje financieren velen gebracht
heeft; het
zijn
vaak droeve restjes van eens aardige
kapitaaltjes, die tenslotte bij’ den levensverzekeraar
belanden.
Het koopen van lijfrenten is den laatsten tijd
bovendien gestimuleerd, doordat het
‘bedrijf
nieuwe vormen naar voren ‘bracht. Voorheen was het lijf-
rentebedrjf bijna ‘zuiver kapitaal-vernietigend; het
was een collectief consumeeren van de als zoodanig
aangewende k’oopsommen. Dit is niet meer uitslui-
tend het geval, sedert in 1933 de ,,Natiouale” te Rot-
terdam in ons land den vorm introduceerde, waarbij
men een betrekkelijk ‘matige rente, meest 5 pOt., van
de koopsom trekt, doch daarnaast een min of meer be-
langrj’k deel der een’s gestorte koopsom hij overlijden
van den rentenier aan de erven kandoen terugbeta-
len. Deze vorm, door de andere maatschappijen on-
middellijk met graagte gevolgd, voorsiet zoder twij-
f cl in een veel gevoelde behoefte van kapitaal-beheer.
1-let is tevens een typisch voorbeeld hoe dit bedrijf in
staat is zich in zijn acquisitie bij de omstandigheden
aan te passen.
Van deze aanpassing rijn trouwens meer voorbeel-
den ‘te vinden. Om in de toenemende vraag naar goed-
koopere verzekeringen tot dekking van het overlj-
densrisico te voorzien, introduceerde eenige jaren ge-
leden een andere Rotterdamsche onderneming, de ,,R.V.S.”, hier te lande de z.g. ,,opvoedingsrente”,
een vaste rente betaalbaar vanaf ‘het overlijden
van den verzekerde gedurende, als regel,, ten hoog-
ste het 20ste jaar na aanvang der verzekering en
gesloten meest als een aanvulling van een gewone
154
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13
Februari 1935
.1
verzekering van kapitaal bij overlijden. Het principe
van deze aanvullende renteverzekerin’g was alreeds te
vinden in wat wij hier te lande het ,,Ideaal-tarief”
noemen, een naam, die is blijven hangen van een al
vele jaren geleden opgezette en voor dien tijd groot-
sche reclamecampagne der ,,Nationale”. In ons land
bestaat de gewoonte, dat goed-gevonden namen en
ideeën door de rnaatsdhappijen van elkaar overgeno-
men worden. Dit is een goede gewoonte, omdat aldus
de gezamenlijke propaganda ‘ieders individueele pro-
paganda steunt het is zeker te verkiezen boven vat
men elders zoo vaak ‘ziet, dat elke onderneming een
eigen, meestal ingewikkelde combinatie heeft. Dit ver-
wart het publiek eer dan dat het voor de levensverze-
keringsgedachte als zoodanig opvoedend werkt.
Voor cle .beoordeeling van het bedrijf is echter véér
alles van belang hoe ‘de financieele toestand is. Dit
is in één woord te zeggen: gezond. De techniek van
de levensverzekering brengt mede, zooals dezer dagen
van Engelsohe zijde zoo kérnachtig gezegd werd, dat
verliezen onmiddellijk genomen worden, maar win-
sten eerst geleidelijk aan. Balans-technisch wil dat
zeggen, dat de toekomstige verplichtingen, welke haar
uitdrukking vinden in de z.g. premiereserve, conser-
vatief gesdhat worden en dat daarnaast winsten niet
te spoedig verdeeld worden. Zoo toont ultimo 1933
het bedrijf, op een totaal aan premiereserve van 858
millioen, een ‘bedrag aan
vrije
reserve van 68 mii-
lioen. Verdere extra waarborgen voor de verzekerden
zijn dan nog de geplaatste aandeelen- of waarborg-
kapitalen van rond 30 millioen. Inderdaad, er is slech-
ter gefundeerd bezit dan de polis van levensverze-
kering!
In deze tijden, nu elk bezit zoovele gevaren en on-zekerheden dreigen, mag men zich terecht afvragen:
is bovenstaande conclusie, op zoo enkele generale cij-
fers getrokken, in alle opzichten verantwoord te ach-
ten. M.a.w., hoe is,
bij
alle sterkte van vandaag, de
wapenrusting van dit ‘bedrijf voor de toekomst tegen-
over de ongunst der tijden. Dit willen wij hieronder
aan enkele van de meest sprekende
cijfers
en gegevens
onderzoeken.
Wij zullen dit doen aan de hand van een tweetal 1
staten, welke
wij
hierbij afdrukken,’ een staat van de
beleggingen en de van die beleggingen gekweekte
interest.
Overzicht van de beleggingen der Nederi. Levens-
en
Volksverzekeringmaatschappijen.
(In duizendtallen.)
R u b
r i e k
.
1931
1932 1933
f
%
f
%
f
ç%
Landerijenbezit ……….
.4.632
.
0,58
4.756
0,54
5.671
0,61
Oebouwenbezit ……….
..1.697
3,97
31.360
3,55 34.150
3,65
Landerijen-hypotheken
79.925
10,02
79.643
9,02
77.150
8,24
289.828
36,33
304.049
34,45
326.476
34,86
20.091
‘
2,52
20.092
2,28
19.457
2,08
Binnen!, obligaties
…….
16,20
166.442
18,85
177.162
18,92
Huizen-hypotheken
……
67.255
8,43
60.147
6,81
48.446
5,17
Aandeelen ……………
Leeningen schuldbekent
82.698
10,37
108.471
12,29 131.202
14,01
63.540
7,96
70.134
7,94
71.653
7,65
.
.
29.221
1.105
0,14
820 0,09
758
0,08
Buiteni. obligaties ………
»
bij herverz.
2.186
0,27
5.892
0,67
5.973
0,64
Polisbeleeningen ……….
Deposito’s ……………..
17.298
2,17
22.514
2,55
29.230
3,12
Andere beleggingen …….
Loopende rente
………
8.327
1,04
8.472 0,96
‘
9.089
0,97
797.803
1
100,-
882.792
TöT-
936.417
ÏÖÖ
Totaal …..
.
Overzicht van de gemiddeld gekweekte rente der
Ned. Levens- eë Volks.’erzekexingmaatschappijen.
Boeklaren
32
.214
5,71
0
/0
5,30
0/
5,96
0/s
5,13
o,
5,42
0/
5,60 ol
o
5
3
…..
0/,,
574 ol
o
5,34
0f
5,28 o/
1927
…………..
5,38
0h
4,89
%
5,20
0/s
5,38
%
5,16
0
/s
1928
…………..
5,24
s/
4,87 o/
4,96
0/,,
.
5,63
o
5,08 s/s
5,18 01
4,89 o/
4,85
0j
5,60
0/
5,05
0
/0
1925
……….
……
1926
……………
1930
…………..
5,13
0/,,
4,92
0/
4,83
uj
5,57
0/
5,03 °/ 5,06
o/
.
4,98
0/
4,76
0/
5,59 5,00
0
10
1929
…………….
5,02
..
5,36
0/
4,71
0/
5,35 o
5,03 1931
……………
1932…………….
4,98
0
10
4,66
o/
4,69
Oj
o
5,19
0
/0
4,84
0/
1933
……………
Daling sedert
1925
0,73
o/
0,64
5/
1,27
5f
_0,06
0f
0,58
01
Deze overzichten»geven ons aanleiding tot verschil-
lende opmerkingen:
In de eerste plaats treft het, dat het rendement
van de
vaste goederen
niet daalt maar stijgt! Waar-
om niet veel meer millioenen, dan thans geschied is,
in deze fraaie ‘belegging gestoken? Welnu, deze be-
legging is slechts schijnbaar ‘zoo fraai, omdat het hoo-
ge rendement zuiver kunstmatig verkregen is door
een politiek van voortdurend ruime afschrijving. In
1932 werd nog weer 4 millioen afgeschreven, in 1933
2,5
millioen. H’oe het rendement •geweest zou zijn,
als men was uitgegaan van de oorspronkelijke aan-
schaffingswaarden, is niet meer na te gaan, maar
zeker is, dat, âls men dit doen kon, het rendement
van de vaste goederen niet het ‘hoogste van het lijstje,
maar vermoedelijk het laagste zou zijn.
Het bezit aan vaste goederen is echter te gering
om er lang bij stil te staan. Bezien ‘wij thans het
effec-
ten,bezit.
Hier treft allereerst het bescheiden ‘bezit aan
aandeelen. Vooral als men ‘bedenkt, dat hieronder
groote posten bank-aandeelen voorkomen, blijkt, dat
onze ‘levensverzekeringmaatsehappijen nog altijd geen
weg hebben kunnen vinden om meer dan tot ‘dus-
verre het terrein van ‘het industrieele aandeel te ‘be-
treden, zooals uit een o’ogpunt van risico-verdeeling
‘bij de belegging op zichzelf zoo wenscheljk zou zijn.
Het bezit aan ‘buitenlandsche obligaties, deels in
gulden’s luiden’de, maar toch wel overwegend in an-
dere valuta, is tot circa 5 pOt. van het totale bezit
in’geschrompeld. Hierop hebben natuurlijk de groote
afschrijvingen op Ponden- en Dollar-fondsen veel in-
vloed uitgeoefend. Daar tegenover het res’teerende be-
zit aan vreemde valuta voor een ‘groot deel verplich-
tingen wegens po’l’issen in diezelfde valuta staan, kan
men zeggen, dat, een heel enkele maatschappij wel-
licht nog uitgezonderd, het valuta-probleem de maat-
schappijen niet regardeert. Ook op de binnenlandsohe obligaties zal tot ultimo
1933 meer af- dan ‘bijgeschreven zijn. Toch ‘zou men,
gezien het gestegen tota’al’vermogen, een grootere stij-
ging van dezen post verwacht heb’ben. De binnenland-
sche obligatie is, afgezien van nog altijd een belang-
rijk bedra’g aan pandbrieven, in ‘hoofdzaak: overheids-
crediet.
MTelnu,
ten opzichte van het overheidscrediet
prefereeren de ffiaatschappijen thans verre de
directe
leening op schuidbekentenis;
men zie de onondeibro-
ken stijging van”dezen post.
Hiervoor zijn t’Mrjke redenen, waarvan wel de voor-
naamste zijn: de onafhankelijkheid van de beurs en
de in vergelijking met ‘obligaties als regel iets betere
rentabiliteit van de ‘directe leeningen, waartoe thans
ook de
vrijstelling van couponbelasting bijdraagt. ‘Om-
dat de groote kosten van de publieke emissie wegval-len, en ook de verdere administratie veel eenvoudiger
is, leenen de overheidslichamen aldus niet duurder.
Deze als regel ‘betere rentabiliteit van de directe
leening komt in het rendements’staatje niet steeds
goed uit. Dit komt omdat het rendement van de ef-
fecten-portefeuille zoo sterk beïnvloed wordt door de,
voortdurende ‘waardeveranderingen van dit bezit, .dat
men vrijwel zonder ‘uitzondering op * beurskoers waar-
deert. Had men, wat, hoewel niet gebruikelijk, toch
op zichzelf zeker verdedigbaar was, alle afschrijvingen
ten laste van de renterekeni’ng gebracht, dan zou de
rentabiliteit van de effecten-portefeuille ‘herhaalde-
lijk ‘heel wat geringer gewèest zijn dan thans uit de
cijfers van het rendements-overzicht volgt. –
Hier stuiten wij in het algemeen op een moeilijk
punt bij de beoordeeling van de rentabiliteit der ‘be-,
leggin’gen. De levensverzekeraars hebben als regel hun
rente-rekening eeriigszins geflatteerd. Dit geldt ’66k,
,
en niet in de laatste plaats, voor de rente van, de’
hypotheken;
op
deze renterekening komen vermoede-
lijk heel wat po’sten voor aan afsluitprovisie, ‘extra
rente hij vérvroegde aflossing, e.d., doch noch onkos-
ten noch verliezen worden in mindering gebracht.
Hu’ldigde men in dit opzicht een andere politiek,-dan
zou ze’ker’ ‘blijken dat de gemiddelde rente van de
13 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘.
155
hypothéke’n, nu ‘voor 1933 op 4,98 pOt. gecalculeerd,
niet onaanziënlijk lager zou zijn. In deze tijden, nu
zooveel gepraat wordt over de noodzakelijkheid om
tot verlaging van hypotheekrente tekomen, mag hier-
op wel eens zeer nadrukkelijk de aandacht gevestigd
worden. Bij de levensverzekeringmaatschappijen vindt
een ononderbroken daling plaats, sedert 1925 in totaal
0,73 pOt., en deze daling, zal in de eerstkomende jaren
nog veel scherper doorzetten, zoodra er een periode
van betrekkelijke rust aanbreekt, waarin de thans zoo
frequente omzettingen en aflossingen met -de daarmede
gepaard •gaande, doch slêchts éénmaal ontvangen
extra-baten, geringer worden. Onze levensverzeke-
ringmaatschappijen hebben altijd op relatief billijke voorwaarden de hypotheekmarkt van kapitaal voor-
ziesi én zullen daarmede ook zeker doorgaan, daar het
vooralsnog een der meest aantrekkelijke en dus meest
gezochte belegging-terreinen blijft.
Tenzij..’.. ingrijpen van overheidswege op deze
markt ‘de toestanden hederf t. In dit- opzicht is zeer
leerzaam te zien ‘hoe thans de landerijen-hypotheken
afnemen. Velè maatschappijen onthielden zich de laat-
ste jaren stelielmatig van landerijen-hypotheken.
Reeds de vage mogelijkheid van een executie-verbod of
executie’-bepèrking werkte ‘hier remn’jend en maakte
de markt -stroever. Dit is de
!keerzjjde
van de medaille,
zooals allen, die om ‘bijzond&re maatregelen op hy-
potheek gebid v’rageii, zich nog. vel eens ter dege
mogen realiseeren. Wie in deze verhoudingen ingrijpt
om direct v-oordeél te erlangen, -moet goed begrijpen,
dat hij een belangrijke verstoring zal teweeg bren-
gen, die -het hypothecair crediet
moeilijker
èn duur-
der zal maken. En ivie’weet, aan ‘welke zijde de balans zal doorslaan?
Aan de ‘belegging in hypotheken wijdt het ver-slag
van de Verzekeringskamer zeer in het bijzonder cfe
aandacht. Tot ‘en niet de eerste acht maanden van
1934 zijn daarbij door ‘haar nagegaan; meia heeft hier
dus niet alleen objectief en betrouwbaar, doch ook
zéer recent materiaal. Eenige cijfers mogen hieronder genoériid worden;
zij
betreffen uitsluitend eerste
hypotheken.
Overzicht van dc executies, -voorgekomen bij de Nederi.
Levens- en Volksverzekeringmaatschappij-en.
Uitstaande
Executies’1
Executies in %
Jaar
hypotheken
_ van’t uitstaande
Aantal Bedrag Aant.
Bedrag
Aantal Bedrag
a. Nederlancische Landerijen-hypotheken.
I’1i11.
4
0
/0
0
/0
1931…….
‘
. 3406
79,9
19
727.000
0,56
0,91
1932:…….3503
79,5
59
1.965.200
1,68
2,47
19
.
33 …….. 3461
76,7
84
2.330.700
2,43
3,04
’34
(t/m Aug.)
?
1
(35) (1.307000)
–.
–
b,
Nederlandsche Huizen-hypotheken.
0/,
0
/0
1931……. . 15166 281,6
24
337.600
0,16
0,12
1932………1590 294,2
63
1.027.000
0,40
0,35
1933………17239 315,4
82
1.269.400
0,48
0,40
’34
(t;m Aug.)
?
‘ ‘
t –
(74)
(1.291.000)
–
-.
• ‘ij. Alle hypotheken tezamen,
–
0
/0
1931 ……… 18572 361,5 ’43
1.064.600
0,23
0,29
1932′
.
………. 19393 373,7 122 . 2.992.200
0,63
0,80
1933 ……..20700 392,1 166
3.600,100 -.0,80
0,92
’34
(t/m Aug.)
1
1
(109) (2.598.000)
–
Voor éen ‘goed ‘begrip van deze
cijfers
dient men
vrèl in het -oog te -houden, dat ‘in aantal en ‘bedra’g der eecuties- .de z.’g.
stille
executies (onderhandsche in-
koopen) mede inbegrepen zijn; deze maken bij land-
hypotheken momenteel circa 30 pOt. en bij huizen-
hypotheken circa 15 pOt. van de gewone executies uit.
-. Uit deze cijfers blijkt, dat in totaal cle executies
to
;
t en met het jaar 1933 toenemende-waren maar in
‘vrtrald tempo. Zoowel in aantal -als in bedrag
bleef het percentage der. executies echter nog -altijd
bededen de 1 pOt. –
– –
–
– – De
cijfers
voor 1934 -moet men met rond de helft
verm’eèrdeid – den
–
ken’ om -deze met die ‘der vorige
jaren vergelijkbaar te maken. Er
‘blijkt
dan, dat in
totaal -de executies -in 1934 vergeleken met 1933 niet
n’omensvaard toenamen. De huizen–hypotheken ver-
todnen een verslechtering, doch het aantal tot execu-
tie komende land-hypotheken neemt zeer
duidelijk
af.
Dat het bedrag nog relatief groot is, is een gevolg
van één in 1934 voorgekomen stille executie van een
aan een -stichting toebehoorend landgoed ter waarde
van circa
f
660.000.
De rerliezen
-bij
executies blijven uiterst beperkt;
zij bedroegen in totaal in 1933 niet meer dan rond
134 pOt. van het in totaal aan hypotheekrente ont-
vangen ‘bedrag.
De op 31 December achterstallige rente, die voor
verreweg het grootste gedeelte als re
–
gel spoedig daar-
na toch nog weer ‘binnenkomt, maar die toch een maat
is ‘voor de
,,civalitèit”
van de hypotheek-portefeuille,
bedroeg in procenten van het -in totaal aan hypo-
theektente ontvangen bedrag per ult. 1933 -slechts ca.
134 pOt. (tegen in meer normale jaren 34 tot 34 pOt.).
,,Moeilijk kan gezegd worden”, zoo concludeert ‘de
Verzekeringskamer, ,,dat deze
cijfers
verontrustend
zijn.” De ervaring gedurende de eerste acht maanden
van 1934 versterkt uiteraard deze donclusie.
Er wordt over ‘hypotheken en het hypotheekbedrjf
de laatste
tijden
veel gepraat. Veel van wat gezegd
wordt berust op toevallig ondervonden of gehoorde
individueele gevallen, die dan maar al te gemakkelijk
gegeneraliseerd worden. Hier ‘heeft men nu, wellicht voor de eerste maal, objectief -materiaal van grooten
omvang, samengesteld door een lichaam dat volko-
men van deze -materie op -de h-oogte is. En dan ‘blijkt
de toestand, èn voor -wie
–
hypotheek gaf, èn voor
wie ‘hypotheek nam, wel mee te vallen, Als -deze crisis
nergens
–
grootere bezwaren deed ontmoeten, zou men over criiis welhaast niet -behoeven te spreken!
Als men echter de pos’itie van het levensverzekerings-
-bedrijf voor de toekomst zal willen beoordeelen, moet
men zich tenslotte nog de vraag voorleggen: is de
rentabiliteit van
–
het vermogen der maatschappijen
nog altijd voldoende. De verplichtingen berekent men
voor het grootste deel op een 4 pOt. ‘basis. Met een
gemiddeld rendement van 4,84 pOt. is men daar
uiteraard nog ver -boven. Berekeningen op hooger dan
4 pOt. komen momenteel niet meer voor en voor zoo-
ver men op lageren rentevoet dan 4 pOt. rekent, is de
marge met het -gemiddelde van 4,84 pOt. zelfs zeer
ruim. Doch dit
cijfe±
van 4,84 is, z-ooals gezegd, niet
heelemaal een netto-rendement en bovendien: ‘het
daalt en zal nog
–
verder dalen. Wat dan?
Ook ‘hierop i-s het antwoord eenvoudig. Een vol
procent minder rendement beteekent bij den huid-j’gen
stand van het
,
bedrijf (bijna 1 milliard ‘bezit), 10 mil-
lioeb minder ontvangsten. De winsten van het -be-
drijf waren echter de laatste jaren boven de 20 mil-
li’oen!’ Zeker; deze winsten zijn – het is hierboven
al gezegd – zoo goed, omdat -men in het verleden
verliezen immer afschreef en de baten zooveel mo-
gelijk ‘in -het bedrijf liet, het zijn du-s als het ware
dé regelmatig terugvloeiende vroegere afschrijvin-
gen. De wijle waarop de -premie-reserve berekend is,
de marges die daarin zitten, waarborgen echter eefi
–
blijven-vloeien van belangrijke winsten voor ‘de thans
gcreëerde portefeuille. Voor de toekomstige porte-
feuille zal men wellicht wat extra marges moeten
aanleggen, zooals men al-gemeen met ingang van 1935
reeds – deed door ver-hooging van de lijfrentetarieven.
Deze gingen voor, -omdat zij voor een wijziging in
den rentestand het -gevoeligst zijn.
Hoe men deze zaak dus ook ‘beziet: het levensver-
zekerings-bedrijf is ruim -gewapend ten opzichte van
eventueel toekomstige tegenvallers en op de eventueel
noödige versterking van de -bewapening blijft -men bedacht. Het is dus ter-echt, dat de verslagen van de
Verzekerin-gskamer, d-ie het heele -bedrijf over-ziet en
veel’ meer weet en waarneemt ‘dan wie anders ook,
in een’ optimistischen todn geschreven kunnen worden. –
Dr.
A.
0. HOLWERDA. –
156
ECONOMISCH-STATISTISCHE BE1ÜCHTEN
13 Februari 1935
GEDACHTENMODEL EENER RATJONEELE,
CONSTRUCTIEVE VERKEERSPOLITIEK.
Indien men zich zet aan ‘de een dissertatie loonende
bestudeering der verkeerspolitiek in Nederland, bijv.
sedert 1875, het geboortejaar der tegenwoordig vigee-
rende Spoorwegwet, dan wordt men op het eerste
gezicht reeds sterk getroffen door het absoluut gemis
aan eenheid, zoowel in het gehuidi’gde stelsel, als in
de gevolgde
lijn.
De eene Minister stuurde zûs, de
andere z66, deze Kamer maakte fouten op dit, gene
op dat gebied, en men kan niet zeggen, dat er ooit
een
tijdperk
is geweest, dat de Natie uit ‘de beschik-
bare en de te
verkrijgen
verkeershulpmi’ddelen het
grootst mogelijke voordeel – zelfs niet ten naasten
bij – heeft weten te trekken, zulks uiteraard tot’niet
geringe schade van haar handel, voortbrenging en
welvaart, die in totaliteit belangrijk ten achter zijn
gebleven hij wat had kunnen zijn berei’kt.
.Dat de verkeerspolitiek altijd beheerscht werd door
wan’begrip en grenzelooze oppervlakki’ghei.d, •door in-
vallende gedachten, goed bedoelde partieele in’divi-
dueele of collectieve inzichten en leuzen van den
•
dag – heden ten dage is het nog niet anders of
beter, doch wel erger geworden – moet met zeker-
heid toegeschreven worden aan het ontbreken van
een ken-theoretische verkeerswetenschap, moet al-
thans gezocht worden in het ontbreken van de be-
oéfening daarvan. Of men de verkeerswetenschap
in’deelt hij de juridisch-economische, dan wel ‘hij de
technisch-economische richting van wetenschappelijk
denken, of wel bij beide, doet niets af aan de ‘ge-
rechtvaardigdheid van den eisch, dat men haar moet
beheerschen om tot de juiste gevolgtrekkingen te
kômen, wanneer men
zijn
bedoelingen ton aanzien
van welvaart en verkeer wil omzetten in een ratio-
neele en constructieve verkeerspolitiek, die de volks-
welvaart maximaal zal activeeren. Dit klemt ‘te meer,
omdat ‘de verkeerseconomie een zeer bijzondere tak
der staathuishoudkunde is, waarvoor onder de onver-anderlijke hoofdwetten ‘der economie, toch zeer par-
ticuliere regelen gelden, hetgeen doorgaans niet be-
ken’d is of ter goeder trouw over het ‘hoofd gezien
wordt.
In onderstaande verhandeling . zal een
gédachten-
model
voor een rationeele en constructieve verkeers-
politiek ontwikkeld worden, welke ter wille van de
actualiteit in het bijzonder ingesteld zal zijn op de
hedendaagsche gangbare geestesrichtingen t.o.v. het
verkeer en op ‘de hier en daar in omloop gebrachte
opvattingen omtrent de oplossing, die ‘het verkeers-
probleem voor de naaste toekomst behoort té krijgen.
In ‘de geestesgesteld:hei’d t.o.v. het verkeer hebben nl.
sedert 1890, sedert 1903, sedert’ 1914-1918, sedert
1923-1927 en sedert 1933-1934 steeds weer nieu-
we, ingrijpende omwentelingen zich voltrokken, zon-
der ‘dat men zeggen kan, dat de juiste ‘geestesinstel-
ling verkregen, noch de ‘harmonische oplossing ge-
vonden wer.d. Hier echter •kan ons slechts het heden
interesseeren.
Verkeerspolitiek moeten wij definieeren ‘als wel-
vaartspolitiek. Het is ‘de Overheidshou’dinig ten op-
zichte- en de Overheidshanteering van het verkeer
ten bate, van het Volk, waarover deze Overheid aan-
gesteld is. Het verkeer is slechts
middel
in het wel-
vaartstreven,
doel
ervan moge het nimmer worden.
1)
Het verkeer dient het Land (en niet omgekeerd), –
aan welks belangen het dus ondergeschikt zij, – door
de verzorging van het primordiale gèmeenschapsbe-
lang: goede en goedkoope vervoersmogelijkheid voor
iedereen en alles,
en wel
zoo goed, zoo goedkoop en
zoo
algemeen mogelijk.
Het verkeer dient ter ver-
hef fing van het economisch, zoowel als van het so-
ciaal en ‘cultureel peil ‘van een volk, en is dus uit
1)
Men doet ‘beter te spreken van ,,vervoer” of ,,trans-
portverkeer” in analogie met ru’ilverkeer, geld- en ‘crediet-
verkeer, berichten- en gedachtenverkeei. In het spraakge-bru’ik heeft de gebez’igde woordkeus burgerrecht verkre-
gen en kan dus tot misverstand niet leiden.
den aard ‘der zaai een
bijzondere
economische aan-
gelegenheid van de allerhoogste orde.
Het lijkt overbodig deze gemeenplaatsen hier naar
voren te ‘brengen, ‘doch wij moeten ons ‘deze uitwei,
ding veroorloven om ‘het eeni’g ware en onveran’der-
lijke uitgangspunt ten overvloede scherp, vast te leg-S
gen voor de later te trekken ‘deducties.
De kern van ‘het probleem ,der te voeren verkeers-
politiek, kortweg ,,verkeersprobleem” geheeten, is –
zooals de definitie reeds aangeeft en zooals haast alle
economische on’denverpen met elkan’der gemeen hch-
ben – de questie ‘der
prijsvorming,
‘der
vracht prijs-
‘vorming.
En uiteindelijk is ook deze vraag terug te
voeren tot een andere, nl. tot het
zelf kost enprobleem.
Zelfs al ware deze laatste bewering een ,,stelling”,
dan nog behoefde
zij
geen nader bewijs, z66 evident
en z66 verankerd, leeft de trilogie: ,,zelfkosten-prijs-
rentabiliteit” in •de sfeer van ‘den econoom. Het
spreekt voorts ç1 vanzelf, ‘dat integraal naar de
eigen-rentabiliteit van het verkeer ‘gestreefd moet
worden, aangezien men anders voor niet meer te over-
ziene con’sequenties komt te staan,’ ‘die de nagestreef-
de welvaarts’verhooging uit anderen hoofde ten eer-
ste problematiek, zelfs illusoir doen worden.
Het vraagstuk, ‘dat men dus met het ‘begrip ,,ver-
keersvraagstuk” pleegt aan te duiden, zou zijn inge-
wikkeldheid verliezen, indien:
10.
de,bev’olking van een land gelijk dicht en gelijk
welvaren’d over het geheele oppervlak ‘verspreid zou
zijn, c.q. in’dien de wooncentra gelijke bevolkingen,
èn naar aantal, èn naar rijkdom, zouden bezitten en
voorkwamen op ‘de knooppunten van een net van
louter gelijkzijdige ‘driehoeken; de verplaatsingsbe-
hoefte der, ‘bevolking
1)
en het verbruik van alle mo-
gelijke goederen zou’den dan gelijkmatig verdeeld
zijn;
2o. handel en
nijverheid
overal ‘gelijk dicht en ‘ge-
lijk belangrijk gezaaid zouden zijn, c.q. geheel even-
redig over de
gelijk
groote ‘bevolkingscentra voor-
noemd verdeeld waren; de voortbreniging van alle
mogelijke goederen zou dan gelijkmatig verdeeld zijn
en alle toevoeren’de grondstoffenstroomen zouden van
gelijke intensiteit en beteekenis moeten zijn en. van
alle kanten moeten komen;
3o. alle goeden eenzelfden vracht(prijs) voor elk
gelijk aantal son., km transport zou’den kunnen ver-
dragen en
4o. de klimatolegische omstandigheden het geheele
jaar ‘door constant waren.
Het probleem zdd – stellen, heteekent ‘tevens ‘het op-
lossen ervan. Nu bezit de oplossing in quéstie’ -‘ die
ons verder weinigi kan interesseeren – ‘deze ééne
merkwaardige eieschap, dat zij vrijwel i’dentiek is
met de oplossing, welke men t’hans voor ‘het verkeers-
wezen nastreeft, respectievelijk van ‘zekere zijden pro-
pageert. Het is ‘dus ‘duidelijk, dat – waar ,de.werke-
lijkhei’d zoo radicaal afwijkt van den boven geschets-
ten i’deaaltoestahd – men moet omzien naar oplos-
singen, ‘die in de realiteit wortelen en gesubordi-
neerd zijn aan de economische hoofdwetten der prijs-
vorming.
– In het ondervolgen’de zullen in enkele punten de
uitkomsten vati wetenschappelijk onderzoek’ en de-
ductie in tijdschrift’bestek summier uit’gew’érkt “ivor-
den, waartoe ‘bovengenoemde vier onderstelliia’gen eéii
gereeden aanloop mogen vormen, waarbij getrdeht ‘zal
worden secundaire en min of meer opportuné be-
grippen dis ,,chaos”, ,,hypertrop.hie”, ,,orde’ning”, ,,coördinatie” cd. – ‘hoe interessant en brûlant’ove-
rigens ook – buitengeding te laten. Op
het primaire
alleen zal gewezen kunnen worden.
Ad 4. Dit punvereischt slechts een korte ‘bespr
–
e-
king, omdat men: wel eens willens en wetens over de
onvoldoende bedrijfszekerheid van een overigens
superieur verkeersmi’d’del zou kunnen heenstappen,
indien dit nadeel ruimschoots zou worden opgewogen
1)
Dus’ ook nt behoefte aan slechts én z’itplaatsklasse.
13 Februari 1935
ECOI’ÏOMISCH-STATISTISCHË BERICHTEN
157
door vele voordeelen. Nochtanï1in men moeilijk
dd waarde overschatten van een transportmi.d’del, dat
zelfs in het ongunstigste jaargetijde niet verzaakt.
Men dient ôf (‘zooveel mogelijk) te voorkomen, dat
een bedrijfszeker transportnEiid’del pe’i’iodiek, door het
verzaken van anderen, aan bediijfsecoiiomisch schade-
lijke spitsbelastingen dnderworpen wordt,
die in
sterke mate de zelf kosteis per transporteenheid om-
hoog jagen,
èf – voor zoover .dat niet vookomen
kan worden – rekening té houden met genoenilen
invloed op de zeifkosten per eenheid, door (leze kus-
ten te hérleiden “oor het geval znder zoodanige
spitsen (onevenredig veel minder kapitaals- en per-
soneelskosten).
Ad 1 en 2. Realiter
zijn
de reizigers- en goederen-
stroomen territoriaal beschouwd van ongelijke inten-
siteit. En zelfs is •de ver’keersintensiteit op eenzelfde
traject niet constant gedurendéi”de drie bekendste
kringloopen van tijd: ‘het jaar, de week, de dag. (Uit
dien hoofde zijn zekere, relatief gdfflatigde spitshelas tingen onvermijdelijk).
Het is een bekend feit, dat de zeifkosten per een-
heid dalen, naarmate de om te zetten hoeveelheden
grooter worden, met als gevolg de tendentie tot voor-
keur voor de meest ,,geconcentreerde” trajecten, en de
gunstigste tijdstippen. Hierop en alsdan zal de mede-
dinging het intensiefst en zullen de
tarieven het
laagst
zijn,
temeer waar vervoer een ,,artikel” is met
een over het algemeen zeer elastische vraag. Een ,,Be-
.gleiterscheinung” in het , verkeer’swezen – evenals
trouwens elders – is de langzame en geleidelijke con-
centratie en consolidatie der (gelijksoortige) trans-
portbedrijven; zoodra deze zich doet gelden is het met
de lage tarieven gedaan – ‘hoewel dan juist, nâ af-
schrjving van het
schadelijke
verkeersmiddelensur-
plus, de voorwaarde voor de absoluut laagste zeifkos-
ten is geschapen – en zal de Overheid zich terstond
in de tarievenpolitiek dier bedrijven helvben in te
schakelen. Aangezien de Wetgever ter zake van de
tarievenpol’itie’k
altijd
vaardig heeft ‘kunnen ingrij-
pen, kan dit punt hier verder
blijven
rusten. Men
noteere slechts, dat men, om uitwassen op het gebied
der vrachttarieven te bestrijden, niet naar het wapen
der geheel vrije mededingiiig lehoeft te grijpen, de
gesubsidieerde mededinging zelfs daargelaten.
Het is evenzeer een ‘bekend feit,
,
illat men de zelf-
kosten per eenheid kan ‘drukken doô’r de keuze van
exploitatie, doch hier zijn de b’enedenste grenzen – althans in het transportwezen bijehzelfde verkeers-
middel – spoedig bereikt. Men kan ‘dus precies die
landstreken aanwijzen, waar de bdten per transport-
eenheid beneden de dito zeifkosten zullen liggen.
Deze streken zullen derhalve ‘dooii de transportonder-
nemingen tegen exorbitant hoogera’tarieven
bediend
en waarschijnljker zelfs
geheel gemeden worden –
het
eerst door degenen met ‘de hoogste zelfkosten per eenhe’d ‘bij eenzeifden omzet -, hetgeen s’trjdi’g is
met he,t landsbelang en tot ‘hoogst on’gewenschte toe-
standen voert (ontvolking van het platteland en de
ijl’bevolkte streken, tegenover samenkl’omping en pau-
periseering dezer bevolking in de groote steden). In
het algemeen dus: dichtbevolkt: lage tarieven en overvloedige verkeersgelegenheid – dunbevolkt:
hooge tarieven en weinig of geen gelegenheid.
Aan een alomvertakten verkeersdienst moeten
transp’orttechnisdhen eenvoud (dien alle vervoers-
organen wel zouden willen nastreven) en bedrijfs-
efficiency, tot op zekere hoogte opgeofferd worden,
met als natuurlijk gevolg verhoogde gemiddelde zelf-
kosten.
De hier bedoelde efficiency maakt echter
plaats voor een i’deëele van hooger
1
orde, welke onder-
tusschen nadeelig is voor den agens movens ervan.
1),
1)
Dit leidt tot uniforme reizigers- ei% goederentarieven
voor eenzelfde aantal persoon-km of ‘ton-khi; voor de dicht-
bevolkte streken wellicht iets te hoog, voor de dunibe’volk-
te iets te laag. Dit uniforme tarief kan het laagst gecal-
euleei’d worden, indien het -verkeer ‘het meest ,,in een
hand” geconcentreerd is, zulks dus tot voordeel van het
• Ard 3. Realiter zijn er goederen die slechts een
vracht kunnen verdragen, welke gelegen is beneden
de zelfkosten vin het beschouwde transportmiddel. In
een liberaal staatkundig systeem zullen dergelijke goederen, indien reeds net verliesgevend voor het
godkobpste vervoermiddel op het ,,’drukste” tra-
ject en het gunstigste
tijdstip
(en dus ‘zich uitbrei-
dend tot
veel meer
soorten goederen op de ,,slappe”
trajecten en de on’gunstige tijdruimten in de armere
en dunner bevoikte streken), zullen dus de goederen
met geringe ,,vervoerswaarde” geen vrachtenmarkt
vinden; zij zouden geen vradhtaanbod krijgen en
m.a.w.
onverplaatsbaar zijn,
hoe nuttig overigens ook.
Onder of nabij de ,,grens- of critische vervoerswaarde”
liggen de granen, steenkolen, steen’kolencokes, het turf, turfstrooisel, hoitskool, alle
belangrijke
indus-
.trieele ertsen, tallooze mineralen, de meeste en voor-
naamste woning- en wegenbouwmaterialen, grof hout,
mijnhout, veevoeders, ‘beetwortelen, dierlijke- en
kunstmeststoffen, uitgezonderd kali en gereinigde
chili-salpeter, verschillende belangrijke chemicaliën
van en voor basis-industrieën, verschillende grond-
stoffen en ingrediënten voor- en afgewerkte en af-
braak- of afvalproducten van textiel-, hoogoven-, me-
taal-, zuivel-, turfstrooisel-, cement-, papier-, stroo-
karton-, cellulose-, baksteen-, aardewerk-, ceramiek-
en chemische industrieën (als voedingsmiddelen, verf-
stoffen,
lijmen,
kunstzijden, zeepen, enz.) en van mijn-
bedrijven en gasfabrieken, alsook enkele gewichtige
‘eind- en bijproducten van genoemde industrieën.
Kortom alle volumineuze en ‘buikgoederen en andere
goederen met geringe vervoerswaarde, doch waarom-
heen vrijwel het ‘geheele moderne industrie-apparaat
gegroepeerd is. Bovendien zal er een marktstrijd
ont)branden om het vervoer van die goederen, welke
de meeste vracht kunnen verdragen, hoe ,,steriel”
overigens ook (doorgaans veelde-artikelen en luxe-
voedingsmiddelen). In het algemeen dus: de goed-
koopste goederen zouden de duurste, de duurste
gQederen de goedkoopste vrachten ontmoeten, resp.
de minste en de meeste transportgelegenheid vinden,
met verslechterende verhoudingen in de arme, dun-
bevoikte streken en op ongunstige tijden. Dit alles is in de hoogste mate strijdig met het landsbelang.
Offert men echter aan ‘het landsbelang vervoers-
en tariefsvrjheid ‘op, dan zullen de gemiddelde zelf-
kosten wederom stijgen.
Niettemin kan ook hier de
keuze niet twijfelachtig zijn.
1)
Men kan zich ternauwernood voorstellen welk een
lagen stand van ontwikkeling handel, voortbrenging
en techniek zouden hebben bereikt, indien nooit
anders dan liberale beginselen van Staatsorde de
vrachtprijsvorming en dus de verkeerspolitiek hadden
b eheeracht.
De wetten der economie leeren, dat de doctrine
der vrije prijsvorming inzake ‘de vrachtprijsvorming
niet opgaat,
indien men, met ‘het verkeer als instru-
ment, rati’oneele, constructieve welvaartspolitiek wil
voeren, met behoud der eigen-rentabiliteit der trans-
portondernemin gen.
(Nog zij vermeld, ‘dat deductie
en inductie, theorie en practijk, elkander volkomen
dekken).
Het is deze uitzonderingspositie van het verkeers-
wezen, die men zich vooral goed moet realiseeren.
Met de ‘leuze ‘der Vrije vrachtprjsvorming in zijn vaan strijdt men •dus voor
negatieve
welvaartspoli-
tiek. Het ,,laissez faire, laissez aller” inzake de
vrachtprijsvorming, tot nog voor kort een reeds glad
overwonnen stan’dpunt, zet dus de
wijzers
van den
Tij’d terug. Het was echter een noodzakelijk gevolg
der reeds noodlottig geworden Staatsonthouding op
geheele land, dicht-, ‘z’oowel als dunbevolkt gebied tezamen
genomen. Het spreekt vanzelf, dat alleen
openbaar vervoer
bedoeld ‘wordt, waartoe trouwen’s dt geheele artikel be-
perkt ‘blijft.
) Dit leidt tot algemeene vervoersplioht en tot de z.g.
gevarieerde, of classificeerende, of differentieele goederen-
tarieven. . .
158
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Februari 1935
het stuk van
positieve
verkeerspolitiek. Deze onthou-
ding drijft stap voor stap naar een afgrond; het
hellend vlak erheen heeft sen reeds betreden.
* *
*
Het is uit
het
voorafgaande duidelijk, dat het
transportmiddel met de laagste zelfkosten per een-
heid •van transport, bij een gegeven vrachtomzet, het
meeste beantwoordt aan de eischen van het lands-
belang en van het ‘bedrijfslevên.
De ‘zelfkosten kan men samengesteld denken uit
,,innerlijke of vrije” en uit ,,uiterlijke of vabare”
bestanddeelen. De eerste worden nièt, de tweede
wèl beïnvloed door verkeerspolitieke overheidsmaat-
regelen. De gemaakte onderscheiding vloeit logisch
voort uit het voorafgaande betoog. Zij zou echter
overbodig ‘sijn, indien alle verkeersmiddelen aan het-
zelfde verkeerspolitieke regime gehoorzaamden.
Sommige verkeersmiddelen nu zijn ten onrechte
aan het eenig juiste regime ontsnapt, andere daar-
entegen verkeeren ten rechte onder den tucht van het
algemeen welzijn. De eerste kennen dus verschil-
lende kostenelementen niet, die de laatstgenoemde
wèl kennen. Dit maakt de vergelijking der zelfkosten
onzuiver.
Den doorslag hij de zelfkosten:beoordeeling behoo-
ren de ,,innerlijke of Vrije
”
kostencomponenten te
‘geven, omdat deze alléén de intrinsieke verkeers-
economische waarde van het betrokken ver’keersmid-
del voor de samenleving bepalen, doch déze ,,interne”
zeifkostencomponenten worden bij sommige verkeers-
middelen niet, ‘bij andere weer wèl door ,,externe”
zelfkostenbestanddeelen gesuperponeerd;
Deze ongelijkheid in externe zelfkostencomponen-
ten is dus om
twee
redenen ongewenscht:
ten eerste
impliceert zij, dat uekere verkeersmiddelen aan het
voor ‘s Lands welzijn eenig juiste verkeerspolitieke
regimê ontsnapt
zijn;
en
ten tweede doorkruist zij
het zelfkostenpiobleem en maakt zij de zeifkostenver-
geljking onzuiver, zoodat niet meer met zekerheid
uit te maken is, welk(e) verkeersmiddel(en) ‘het goed-
koopst arbeidt (arbeiden) en men dus ook niet weet
van welk(e) men zich zal moeten bedienen. Om deze
ze’lfkosten (zoo) objectief en exact
(mogelijk)
te kun-
nen waardeeren, moet men de transportmiddelen bren-
gen op een basis van externe pa,riteit.
Dit wil zeggen,
dat niet het eene middel weinig of niets, ‘het andere
zeer veel of alles aan weg, veiligheid en sociale recht-
vaardigheid ten koste .behoeft te leggen. Evenmin
kent een consequent doorgevoerde E. P. ongelijkheid
iii plicht, resp. vrijheid t.a.v. exploitatie eii frequen-
tie of vervoeraanbod en tarieven, om slechts de meest
prominente der zelfkosten rakende essentialia uit
het vorig betoog te noeiiaen. E. P. derogeert niet aan
de interne ‘be’drijfsstruëtuur der onderscheiden trans-
portvormen en laat met name de kapitaalintensieve
‘bedrijven kapitaal-, en de arbeidsintensieve arbeids-intensief ‘). De viije ‘bedrijven blijven ,,unsheltered”
en de beschutte
bedrijven
,,s’heltered”. De ‘mededin-
ging wordt niet afgeschaft, hoogstens getemperd, en
de on’dernemersvrijheid
blijft
verzekerd, voor zoover
vereenigbaar met de ten doel gestelde functie van
‘het verkeer. E. P. is ‘dus
niet
coördinatie.
.1)
Gewezen wordt op de belangrijke tendentie om van
Overheidswege een zeer groot ongedekt kapitaal te willen
investeeren in de
kapitaal-ecetensieve
vervoerbedrijven,
waardoor zij, met fatale miskenning hunner wezensstruc-
tuur, onder een énormen ,,looden last” verstard en bedol-
ven dreigen ‘Le worden. Het kluister dezer overkapital’isa-
tie ‘zal zijn invloed op de
zelf kosten
van genoemde ver-
voerbedrijven niet missen. Bedoeld wordt het
f
330 mii-
lioen
te dure
Rijk’&’»egenplan 1932, waardoor het motor-
wegverkeer op den duur gevangen dreigt te’ worden ‘in
de ,,doodelijke omklemm’ing” van een hopelooze kapitaal-
schuld, waarvan prohibitieve belastingen het onafwend-
baar gevolg zullen zijn en tenslotte de afschrijving van
het geheele in de Nederlandsche wegen te ‘steken mil-
liarden-kapitaal, tot schade, van liet Nederlandsche ‘volks-
‘vermogen en ,van liet motorwegverkeer.
Er is wel eens voorgesteld om h&t verschil in in-
terne bedrijfsstru’ctuur door een op te leggen gelde-
lijke vergoeding te compenseeren. Dit is een ondeug-
delijk en immoreel middel, dat ten overvloede vol-
komen over’bo’dig is om ‘het verkeerswezen in goede
banen te’ leiden, in den zin eener constructieve wel-
vaartspo’litiek. Integendeel, de interne structuur kan
een verkeersvorm essentieele, natuurlijke voordeelen
boven andere vormen van transport verschaffen;
‘hiervan mag de gemeenschap noch zidhzelf, noch het
betrokken verkeersmiddel berooven. Beter is het der-
halve om naar externe ‘pariteit te streven, die de in-
terne structuur i±itact laat en respecteert.
Ter illustratie diene nog het ‘volgende:
Indien de Nederlandsche Staat ‘bijv. naast de be-
staande nationale gloeilampenindustrie een concur-
reerende ibinnenlandsche
nijverheid’
zé&dani.g zou sub-
si’dieeren, ‘dat ‘deze haar producten beneden den kost-
prijs der eerstgenoemde blijvend ‘zou kunnen ver-
koopen, hoewel haar eigen kostprijs ‘hooger dan die
der eerste zou zijn, ‘dan zou – het lijdt geen twijfel
– het eerstgenoemde ‘bedrijf schielij’k zijn ddbiet
kunstmatig ‘zien verschrompelen, zelf spoedig in hoo-
ge mate noodlijdend en deficitair worden
en weldra
op externe pariteit aa,ndrin gen.
Indien de Staat dan nog door overeenkomsten ge-
houden was om voor deze tekorten op te komen, dan
zou hij het ‘kunststu’k volhracht hebben om voor goed
geld onéreu’ze uitgaven te verwerven, gevolg van de
oneconomische en onrendabele expansie der gloeilam-
penindustrie. Dat men er geld voor over heeft om nog
meerder geld uit te moeten geven, is nog zoo fantas-
tisch niet, want dat ziet men thans op verkeersgebied
zich afspelen, waar echter reeds de economische en
financieele onmogelijkheid, gebleken is, om blijvend ‘meer veikeersmiddelen te mcsbiliseeren dan overeen-
komt met het maximum verkeersvolumen. Het won-
derljkste evenwel is, dat men boven.geschetste aibsur-
diteit terstond aan’voelt, als ‘het een industrie betreft,
die lbijv. ‘gloeilam’pen produceert, maar niet inziet als
een anoma’lie, indien die industrie ,,transport” pro-
duceert. Overigens is dit slechts een bijkomstigheid,
die het grootere, algemeenere verkeërsprobleem door-
kruist, maar niettemin om ,,saneering” vraagt.
Men merke op;’ dat wij de
qualiteit van het ‘goed
geen vermelding gaven.
Prijs ,is primair.
* *
*
De ‘grootste schaduwzijde van deze door vele Re-
‘geerin’gen gevolgdé verkeerspolitiek is niet de jaar-
lijks wederkeerende kostbaarheid ervan, en zelfs nog
niet het dreigen’d. verlies van een klein milliard aan
‘reeds geïnveste&id volkskapitaal, doch ‘de veel ge-
vaarlijker ‘dreiging der ineenstorting van het be-
‘staande transportapparaat, dat tot dusver .teeds, zo
‘goed als onder de opgelegde omstandigbeden moge-
lijk was, in dienst gestaan heeft der volkshuisvésting
,en der nationale v
‘vormen ‘bij lange na in staat zullen zijn deze dienst-
baarheid selfsupporting even ‘goedkoop en even eff i-
iënt’ over te nemen.
1)
Over ‘dit laatste evenwel kan men van inzicht ver-
schillen, echter niet over ‘de economische wenscheljk-
heid, om tenslotte het transport ‘ (‘de transporten)
met de laagste zeifkosten per eenheid
met de ver-
voerstaak te ‘belasten, in den zin van ‘het grootst
mogelijke gemeene nut, onder aanbod van “behoorlijke
1)
Van defensie-belangen ,worde slechts terloops ge-
waagd. Er dient op te ‘worden gewezen, dat er
geen
ana-
l’ogie bestaat met de trekschuiten en dili’gences vn yoor-
heen. Tenslotte
wil
de schr. zich ‘bij voorbaat vrijpleiten
van vooringenomen’heid t.o.v. weiken verkee’rsvorm dan
ook. Alleen wordt ingezien, dat het bestaande traosport-
apparaat groote mogelijkheden tot rationalisatie, biedt, die
de nieuwe vormen niet, althans
in onvergelijkbaar veel
mindere mate bezitten.
13 Februari 1935
ECONOMISCH- STATISTISCHEBERICHTEN
159
snelheid, redelijk comfort, stiptheid, bedrijfszeker-
heid, service, coulance, souplesse en wrgzaamheid
voor •de ten vervoer toevertrouwde zaken.
Zal men dus zeer zeker factoreii als snelheid, com-
fort, ed. (de qua’liteit) binnen den kring zijner be-
schouwingen moeten trekken, in het brandpunt der
overwegingen Ibehoort ‘te staan:
het zelf icostenpro-
bleem, op
de juiste wijze geïnterpreteerd (1. klimaat-
spitsbelastingen ‘t.g.
–
v. de bedrijfsonzekerheid van an-
dere ‘vervoermid’delen; 2. aan het landsbelang ge-
deeltelijk opgeofferde transport’techniek en bedri.jfs-efficiency; 3. aan het landsbelang geheel opgeofferde
vervoers- en tariefsvrijheid).
De sleutel tot dit proibleem en deszelfs interpretatie
is – zooals wij aangetoond, althans aannemelijk
gemaakt mogen hbben – de
externe pariteit,
d.wiz.
algeheele gelijkmaking der externe zelfkostencompo-
nenten, en dus: der exploitatie-, veiligheids- en ar-
beidsvoorwaarden der verschillende transportvormen,
waarmede dan vôôr alles een aanvifig dient te wor-
den gemaakt, zooals thans ook zonder meer verder
duidelijk moge zijn.
Conclusie:
De
externe pariteit is
de eenige oplos-
sing voor ‘de moeilijkheid, hoe over het zelfkosten-
probleem het volle licht is te werpen. Voor het pro-
jecteeren der te voeren rationeele, constructieve ver-
keerspolitiek en de daarbij aan het verkeer te stellen
eischen in het algemeen belang, beoogen bovenstaan-
de zoo beknopt
mogelijk
gehouden uiteenzettingen de
noodige directieven en indicatieven te hebben ge-
geven in den vorm van een algemeen gedachten-
schema.
Aanbevolen moet worden om te breken met de tra-
ditioneele versnipperingspolitie’k in het verkeerswe-
zen en met het ,,systeem” van hinkn op meer dan
een désintegreerende gedachte. Den lezer zij het trek-
ken der verdere conclusies overgelaten. Er is echter
alle reden om de verkeerszaak van hooger plan en in
grooter verband te zien dan tot dusver in ‘s Lands
Vergaderzalen, op lezingen en in brochures ge-
schiedde.
Ook de verkeerspo’litiek
lijdt dus, door innerlijke ge-
breken, aan een erns’ti’ge ,,structuurcrisis”, waarover
ten onzent de een’iig juiste ‘beslissingen nog genomen
kunnen worden, opdat Nederland, vqoral indien ‘het
zich moet gaan industrialiseeren (‘erkloosheidsbe-
strijding en wel’vaartsherovering), be’chikke over de
laagst
mogelijke
transportkosten vtior het ‘bedrjfs-
‘leven en over de ibest en meest algemeen mogelijke vervoersmogelijkheid voor alles en iedereen. Te laat
is het
nog niet,
doch wèl is er periculum in mora.
Van het gezon’d verstand en het wijs beleid onzer
regeerders ral het afhangen of de in te luiden, nieu-
we verkeerspolitiek ,,poor” of „pure’2 zal zijn,, en of
de volksweFvaart en ‘ons concurrentievermogen op de
wereldmarkt (verder) gschaad, idan wel bevorderd
zullen worden.
Ir. J. M. I. REITSMA.
WETSONTWERP TOT REGELING BETREFFENDE HET
UITVERKOOPEN EN OPRUIMEN IN HET
WINKELBEDRIJF.
Met de Kon. Boodschap d.d. 12 Januari jl. is
hovenstaand wetsontwerp bij de Staten-Generial in-
gedied. De klohten, die in Middenstandskringen
gedurig geuit worden tegen .het ontijdig of onder
valsche voorwendselen aankondigen van uitverkoorien
en ‘opruimingen, hebben blijkens de M. v. T. den Mi-
nister ertoe gebracht dit wetsontwerp in te dienen,
nadat hem uit een advies van den Middenstands-
iaad gebleken ias, dat in de kringen van.belangheb-
benden over deze materie een zekere eenstemmigheid
was verkregen. .
De zakelijke inhoud van de ‘voorgestelde regeling
komt hierop neer: vopr het aankondigen van een
verkoop als uitverkoop of als opruiming is een ver-
gunning van de Kamer van Koophandel noodig.
Art. 2, ‘lid 2, stelt met de aankondiging van een ver-
koop als uitverkoo of als oprimin
gelijk
,,elke
zoodanige aankondiging of andere handeling, die re-
delijker wijze den indruk kan wekken, dat aankon-
cliging van een uitverkoop of van een opruiming
plaats vindt.”
In art. 6 wordt aangegeven in welke gevallen de
K.’s v. K. een
dergelijke
vergunning geven en in
welke gevallen de vergunning geweigerd wordt.
Geen vergunning is noodig voor de verko’open,
die in verband met jaars- of seizoenwisseling als op-
ruiming worden aangekondigd, doh deze opruimin-
gn mogen slechts worden gehouden in de perioden
van 1 Januari tot 1 Februari en van 15 Juli tot
15 Augustus.
De dessous van dit ‘ontwerp kan men vinden in
cle Jaarverslagen van den Middenstandsraad, die ge-
durende een reeks van jaren reeds in zijn vergade-
ringen de noodige aandacht aan ,,het euvel der uit-
verkoopen”, zooals het in die verslagen genoemd
wordt, besteed ‘heeft. Door de confessioneele Mid-
denstand’svereenigingen werd reeds lang ‘aangedron-
gen ‘op het nemen van
wettelijke
maatregelen. De
neutrale middenstandsbond heeft echter tot 1930 toe op het standpunt gestaan, dat van ,,een euvel der uit-
verkoopen” niet gesproken kon worden; wel werd het
bestaan van excessen op ‘dit punt niet ontkend, maar
men hoopte in die kringen, dat dit 328
1
bis W. v. S.
i/z. de oneerlijke concurrentie
bij
een goede toepas-
sing voldoende waarborgen daartegen ‘zou bieden.
Op de congressen in 1930 resp. te Groningen en
Amsterdam gehouden heeft de Kon. Ned. Midden-
standsbond ,,’zijn draai genomen”. Hiermede was de
eenstemmigheid in ‘kringen van belanghebbenden,
waarvan de M. v. T. gewaagt, verkregen en heeft de
minister niet geaarzeld ,,de onderhavige regeling,
welke in ‘hoofdzaak rust ‘op de door den genoemden
raad
1)
aangegeven grondslagen, aanhangig te
maken”.
Tot welke excessen leidt nu ‘het uitverkoopwezen.
1
Blijkens
de stukken zijn deze van tweeërlei aard:
lo: er worden uitverkoopen en opruim’ingen aange-
kondigd, die in feite ‘geen uitverkoopen en opruimin-
gen zijn.
2o. Opruirningen worden ontijdig georganiseerd,
hijv. midden in het seizoen ‘gaan bepaalde zaken tot
,het aankondigen van opruimingen over en nopen zoo-
doende alle vakgenooten daartoe mede over te gaan,
zoodat voorraden beneden de prjzen
ç
die men ‘zou
kunnen bedingen, moeten worden verkocht.
Het komt ons voor, dat een scherpe grens tusschen deze beide excessen niet te trekken is, daar het sub 2
genoemde exces veelal als een bijzondere vorm ‘van
het ‘sub 1 genoemde exces te beschouwen is.
Een indruk omtrent den omvang van het ,,euvel der
uitverkoop’en” verkrijgt men door kennis te nemen van het één dezer dagen gepubliceerde verslag van
‘het Economisch Instituut voor den Middenstand om-
trent het door genoemd Instituut o1i verzoek van den
t
Minister van Economische Zaken ingesteld onder-
zoek naar de uitverkoopen. In dit verslag lezen wij:
,,Als algemeene indruk drong zich
tijden’s
‘het onder-
zoek meer en meer op, dat het aankondigen van uit-
verkoopen en opruimingen, in de eerste plaats ge-
‘schiedt ter vergrooting van den omzet en dat het op-
heffen of verplaatsen van de winkelnering, alsmede
het opruimen van incourante of besdhadigde goede-
ren, een ondergeschikte rol speelt. Zoo verklaarden
bv. 55.7 pCt. der winkeliers
2),
dat zij het uitver-
koopen uitsluitend ‘toepasten als een reclamemiddel
of als afweer en navolging van concurrenten; de in-
vloed van grootbedrijf en ,,vliegende winkel” ‘bleek
in ‘laatstbedoeld opzidht sterk te zijn.”
Als ‘men de vraag wil beantwoorden of het uitver-
koopwezen nu inderdaad tot dergelijke excessen aan-
1)
Bedoeld wordt: de Middenstandsraad.
• 2)
‘In totaal ‘werd bij ruim 2000 zaken een onderzoek
ingesteld.
160
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Februari 1935
leiding geeft, dat het algemeen belang een ingrijpen
van de overheid noodzakelijk maakt, •dient men ‘o.i.
het karakter van den detailhandel nader te bekijken.
De detailhandel, die in mooie ‘bewoording gezegd,
de markt (in abstracte zin) van de ve’rbruiksgoede-
ren is, wordt o.i. gekenmerkt door het feit, dat hier
tegenover elkaar staan deskundige verkoopers (de
detaillisten) en niet-deskundige koopers (de consu-
menten), diein sterke mate bevattelijk zijn voor be-
invloeding. Dor de moderne reclame-techniek wordt
deze vatbaarheid van de consumenten dan ook. ten
volle uitgebuit. Op geen enkel gebied van het econo-
misch leven wordt dan ook zooveel moeite en kosten
besteed aan de ,,sales-promotion”, die dan voor alles
beoogt het beïnvloeden van de vraa’g.
Hierdoor ontstaan drie gevaren:
Het gevaar, dat men in dien concurrentiestrijd
om den consument middelen gaat bezigen, ‘die uit een
oogpunt van moraliteit niet toelaatbaar te achten zijn.
Het gevaar van overprikkeling der concurren-
tiemiddelen. Dit kan er toe leiden, dat de kostprijs
van de verbruiksartikelen verhoogd wordt, dan wel
dat er verspilling plaats heeft. Het is echter uiter-
mate lastig vast te stellen of zulks het geval is.
Het gevaar, ‘dat door al de
mogelijke
en onmo-
gelijke, psychologisch’fijn afgestemde en ‘geraffineer-
de methoden van ,,sales-promotion”, waarvan men
zich voor den afzet van verbruiksgoederen bedient,
de consumenten ‘het juiste inzicht in hun markt ver-
liezen en het publiek dus misleid wordt.
Het komt ons voor, dat •het in het
‘bijzonder
de
sub 1 en 3 genoemde gevaren zijn, die ten ‘grondslag
liggen aan de indiening van het ‘onderhavige wets-
ontwerp.
Als zoodanig is dus de indiening van dit wetsont-I
werp op gelijke lijn te stellen met de indiening in-t
dertijd van het artikel in ons Wetboek van Straf-•
recht te’gen de
oneerlijke
concurrentie. Hierboven
wezen wij er reeds ‘op, dat men in bepaalde •kringen
van den detailhandel gehoopt ‘heeft, dat door. dit
artikel het nemen van wettelijke maatregelen tegen
het ten onrechte of ontijclig aankondigen van uitver-,
koopen en opruimingen overbodig zou” zijn. De prak-
tijk heeft echter anders geleerd. Weliswaar valt bij
de toepassing van art. 328bis W. v. S. in den loop
van de jaren een steeds ruimer worden van de inter-pretatie ervan te constateeren
1
), voor de ‘bestrjding
van de excessen, waartoe het uitverkoopwezen aan-
leiding geeft, heeft ‘het niet dat gebracht wat men
er van verwachtte.
Kijkt men naar het buitenland, dan
blijkt,
dat in’
verschillende landen op het gebied van de ‘beteuge-
ling van de concurrentiemiddelen reeds tal van wet-
telijke maatregelen genomen zijn. In de M. v. T.,
wordt dit terloops ook vermeld. Leerzaam is ‘het in
dit verband kennis te nemen van de code door Roo-
sevelt op grond van de N.R.A. voor den detailhan-
‘dcl afgekondigd; deze code is voor een goed deel’
juist toegespitst op het verbieden van •het gebruiki
van . reclamemiddelen, die het publiek ‘bedriegen of
misleiden.
Men zou uit de ontwikkeling in het ‘buitenland op’
dit punt kunnen concludeeren, dat wij met het onder-
havige wetsontwerp te doen hebben met een onaf-
wen’d.bare rechtsontwikkeling. Voor degenen, die deze
rechtsontwikkeling, die tenslotte een zekere beper-
king van de vrj’heid tot gevolg heeft, met angst en
vreeze zich zien voltrekken,. kan als schrale troost
1)
Typeerend is in dit verband, dat onlangs met behulp
van dit artikel een einde gemaakt is kunnen worden aan
het organiseeren van veilingen in particuliere huizen,
waarbij ten onrechte ‘bij het publiek de indruk gewekt
wordt, dat men te doen heeft met den verkoop van een
inboedel aan een bekend ingezetene toebehoorende, terwijl
men in feite te doen heeft me„ondergestoken” goed van
twijfelachtige kwaliteit. Het publiek komt daanbij dan
dikwijls bekocht uit en heeft, waar op een veiling gekocht
werd, geen verhaal.
overblijven, dat let onderhavige ontwerp slechts een
schuchtere stap in die ric’hting is.
Men zou in ‘het ‘onderhavige wetsontwerp een ,,or-
denings”-maatregel kunnen zien, maar dan is dit
toch een ordenifigsmaatregel, waarmede o.i. de over-
heid haar van nature aangewezen gebied niet over-
schrijdt. De ‘bedoeling daarvan is immers geen an-
dere dan te pogen de concurrentiestrijd binnen nor-
male paden te houden, en excessen, waartoe een on-
ge’breidelde vrijheid aanleiding geeft, welke excessen
‘bovendien van algemeen economisch standpunt be-
schouwd tot verkwisting aanleiding kunnen geven,
tegen te gaan. Slaagt de maatregel, dan kan het resul-
taat ervan geen ander zijn, dan dat aan de factoren:
prijs en’ kwaliteit van de aangeboden goederen in den
concurrentiestrijd om den consument, weer de plaats
toegekend wordt, die voor een gezond economisch
leven noodig is. Thans gaan die twee factoren in den
detailhandel dikwijls geheel schuil achter een dikke
nevel van ,,aanikkeljkheden”, waarmede door mid-
del van een ‘geraffineerde reclame-techniek de goe-
deren den volke worden aangeboden.
Het valt o.i niet te ontkennen, d’at het onderha-
vi’ge ontwerp ,,middenstand-freundlich” is. Uit ‘de
M. v. T. blijkt dan ook, dat de Minister met dit ont-
werp in het
bijzonder
de belangen van den midden-
stand ‘op het oog heeft. U’it ‘die memorie blijkt niet,
maar ‘bekend is wel, dat men in’ de ‘kringen van het
grootwinkelbedrijf minder enthousiast over dit ont-
werp is.
Het ligt voor de hand, dat in de kringen van het
grootbedrjf de vrees gekoesterd wordt, dat indien
m
hen ‘het gebruik van hun meest werkzae middelen
om vat op ht pu’bliek te
krijgen
onmogelijk of
‘althans
moeilijker
gemaakt w’ordt, hun positie tegen-over het klein-bedrijf verzwakt w’ordt, al kunnen wij
ons ook voorstellen, dat menig leider van een groot-
winkelbedrijf de dag zal
prijzen,
waarop het hem mo-
gelijk
zal
zijn
zijn reclame-budget wat te vermin-
deren, zonder’ bij zijn concurrenten achter te blijven.
Van dit standpunt beschouwd zit aan het onder-
havige ontwerp een sociale ‘kant, en kan men er in
zien een maatregel ten behoeve van den middenstand.
Het zal geen uitvoerig betoog ‘be’hoeven, dat bij. de
huidige politieke constellatie deze omstandigheid
ertoe zal kunne
bijdragen
het, ontwerp in ‘het Staats-
blad te krijgen.
De wetgever betreedt ‘hier intusschen een terrein,
dat uitermate latig is te regelen, omdat de verschij-
ningsvormen op het gebied van den detailhandel zoo
veelv’oudig zijn, . ‘die vormen zon’der markante gren-
zen in elkaar vervloeien. Voor een bondi’ge, begrips
matig
fijn
afgestemde formuleering in een wet. waar-
bij ter wille vah de rechtszekerheid men uit de vet
zelve kan lezen waaraan men toe is, leent deze mate-
rie zich .geenszins. Dit zal dan ‘ook wel de oorzaak zijn dat wij in de M. v. T. kunnen lezen:
,,Zooals uit’ht ontwerp
blijkt,
is het de bedoeling,
in de ‘wet zel’e niet ‘anders dan de
hoofdlijnen
der
beoogde regeling vast te leggen. De practische uit-
voering wordt overgelaten aan de Kamers van Koop-
handel en Fabrieken, welke als wettelijke vertegen-
woordiging van handel en. nijverheid daarvoor als
vanzelf aangewezen zijn.”
,,Hare medewerking is op zichzelf reeds voldoende
waarborg, d’at in de. praktijk de noodige soepelheid
zal worden betracht.”
Voorwaar een staaltje van moderne wetgevings-
techniek en rechtschepping, met, men zou ‘haast zeg-
gen, een corporatief tintje. Door het zeer ruim geredigeerde 2de lid van art. 2 (zie hierboven) wordt aan dé Kamers van Koophan-
del (in theoriealthans) een belangrijke rechtschep-
pende of zoo,inen wil rechtsprekende functie toege-
dacht. Dit ‘brengt twee gevaren met zich: lo. Het ge-vaar, dat het’belangenelement bij het vaststellen van
wat al of niet onder aankondiging als uitverkoop of
opruiming verstaan moet worden, een woordje mede
13 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
161
gaat spreken. 2o. Het gevaar, dat in de verschillende
districten, die de relatieve competentie der’ Kamers
bepalen, de wat niet op dezelfde wijze ‘zal worden ge-
interpreteerd. Dit ‘zou er bijv. toe kunnen leiden, dat
in de ééne stad door middel van dit wetje het be-
staan van de z.g. ,,vliegen.de winkels” onmogelijk
wordt gemaakt of het organiseeren van tijdelijke ver-
koopen met cadeaux verboden wordt, terwijl in de
andere stad een en ander toegestaan wordt.
Het komt ons voor, dat in art. 22 van de Wet op
de Kamers van Koophandel een zekere waarborg
tegen die gevaren gelegen is. Genoemd artikel schrijft’
voor:
,,De besluiten der Kamers kunnen voor zoover
zij met de wétten of het algemeen belang strijden door
ons worden geschorst of vernietigd bij een met rede-
nen omkleed in het Staats’blad te plaatsen besluit,
dat in geval van schorsing den duur daarvan be-
paalt.”
De uitvoerende macht wordt hier dus als hoogste
rechter ingeschakeld. In feite kan dit fbeteekenen, dat
de ambtenaar in kamer nummero zooveel van het’
departement de functie van hoogste rechter toebe-
cleeld krijgt, zooal niet politici middels den Minister
hun invloed op de interpretatie van de wet zullen
kunnen laten gelden. 1-let zal overbodig zijn te ver-
klaren, dat wij met deze voorstelling van zaken
geenszins bedoelen blijk te geven van eenig wantrou-
ven jegens de departementsambtenaren, doch er
slechts mede ‘beoo’gen te wijzen op de weinig aan-
trekkeljke staatsrechtelijke figuur waartoe een der-
gélijken opzet leidt.
Het schijnt een ‘zeker gebruik te worden, dat men
voor de uitvoerende macht, in het bijzonder bij wet-
ten, die op het bedrijfsleven betrekking hebben (w.o.
verschillende nieuwe belastingwetten en z.g. crisis-
wetten), een zekeren invloed op de interpretatie en
toepassing der wetten wil reserveeren, nadat men ook
beroepsgenooten, op grond van hun deskundigheid,
daarbij als lagere instantie of adviescollege ‘ingescha-
keld heeft. De verwachting, dat ons hier te lande in
de naaste toekomst nog verschillende wetten met een
deigeljken op’zet te wachten staan, lijkt alleszins ge-
grond. Het is o.i. van belang, dat men zich nog eens
ernstig beraadt of een dergelijke organisatie van de
rechtspleging aanbeveling verdient.
Het gedurig ingewikkelder worden van de maat-
schappelijke verhoudingen leidt er reeds toe, dat de
wetgevende macht zich steeds meer ‘moet bepeiken
tot het in de wetten vastleggen der hoofdlijnen van
de te regelen materie. Als echter de delegatie van
wetgevende macht, die daarvan het gevolg is, boven-
dien nog gepaard gaat met een door de uitvoerende,
macht tot zich trekken van de rechtsprekende macht,
dan kan dit leiden tot een cumulatie van functies
bij één orgaan, die voor het handhaven van het even-
wicht in •het staats’béstel •o.i. niet bevorderlijk is. De
voor een samenleving zoo nuttige casuïstiek der recht-
sprekende colleges met de wetenschappelijke juridi-
sche litteratuur, die zich aan de hand daarvau out-
wikkelt, gaat dan allengs verdwijnen om plaats te
maken voor een departementale ,,oekasuïstiek” en een
bespreking daarvan in de vakbladen van belangheb-
benden en politieke dagbladen en tijdschriften.
Vooral het feit, dat de steeds min of meer toe-
vallige politieke richting, die op een departement
‘domineert, dan een
directen
invloed op de interpre-
tatie der wetten kan verkrijgen, opent een o.i. wei-
nig aahtrekkelijk perspectief. Van vrouwe Justitia
zou men dan met eenig recht kunnen gaan zeggen:
,,zoo de (politieke) wind waait, waait haar rokje”.
Het probleem, dat wij hier aanstippen ‘gaat uit den
aard van de zaak uit boven het onderhavige out-
werp; het is een principieel staatsrechteljk vraag-
tuk, waarop in deze niet kan worden ingegaan.
Slechts willen wij ons de opmerking veroorloven,
dat o.i. de door ons hier bedoelde onbwikkeling, die’
zich toch
duidelijk
in ons rechtsleven •afteekent, van
de zijde van de juristen n’og niet die aandacht heeft
gevondeh, die ze waard is.
Overigens verdwijnt het door ons hier aange-
duide vraagstuk voor het onderhavige wetsontwerp
door ,,een achterdeur”, omdat tenslotte de gewone
strafrechter de overtredingen zal hebben te ‘berechten
Depractische beteekenis, die aan de in het wets-
ontwerp vervatte regeling toegekend zal moeten wor-
den, zal voor een goed deel afhangen van de wijze
waarop het in den aanvang van dit artikel vermelde
2de lid van art. 2 zal worden geïnterpreteerd. Men
behoeft slechts door de winkelstraten te loopen om
overstelpt te worden met gevallen, waarbij de vraag
rijst: ,,Is dit nu een aankondiging of ‘handeling, die
redelijker wijze de indruk ‘wekt, dat aankondiging
van een uitverkoop of opruimin.g plaats vindt?”
Voorts mag men verwachten, dat door de vinding-
rjkheid, die ons menschen eigen is, nog menig twij-
felgeval, ter ontduiking van de wet, zal worden uit-
gebroeid.
Zal de practijk nu niet deze worden, dat men voor
die ‘grensgevallen eenvoudig weg geen vergunning
aanvraagt, en het op een bekeuring laat aankomen
1),
om zoodoende de gewone strafrechter, in hoogste in-
stantie de H’ooge Raad, de draagwijdte van de on-
derhavige iiet te laten vaststellen?
Van de in de M. v. T. vermelde ‘bedoeling om de practische uitvoerin’g over te laten aan Kamers van
Koophandel, de ‘wettelijke vertegenwoordiging van
handel en nijverheid, komt dan weinig terecht.
Mr. Dr. E.
TKENnRo.
1)
Vraagt nen eerst vergunning aan cii gaat men, als
die vergunning geweigerd wordt, toch zijn gang, dan zal
als een bekeuring volgt, de strafrechter o.i. dienen te ver-
‘oordeelen, zonder over de weigening van de vergunning
een oordeel te mogen uitspreken.
DE BOTERPOSITIE VAN NEDERLAND IN VERBAND
MET DE CLEARING MET DUITSCHLAND.
a. Voor Neclerlandsche boter ‘is Duitschland, be-
halve in ‘de inflatiej aren, steeds verreweg het belang-
rijkste afzetgebied geweest. Véér de contingenteering
van den boterinvoer in Duitschiand nam dit land
meer dan drie vierde deel van onze totale boter-
export. Hiertegenover stond, dat Denemarken meer
dan drie vierde van zijn totalen boterexport zond
naar Engeland.
Gedurende de laatste jaren contingenteerde Duitsdh-
land den invoer van boter in sterke mate, ten einde
de ‘boterprjzen in het binnefiland op peil te houden.
In 1934 werden slechts 1.216.000, in 1933 slechts
1.165.000 vaten ‘ingevoerd, tegen 2.621.000 en 2.645.000
vaten in 1930 en 1929.
De verdeeling van ‘het totaal-invoercontingent ge-
schiedde op den basis van wat Duitschland vroeger
van verschillende landen ‘had betrokken. Op ‘dien
grondslag werd dus aan ons land en ook aan Dene-
marken een bepaald contingent toegekend. Tenge-
volge van bepaalde omstandigheden kan voor deze
beperkte hoeveelheid boter bij verkoop aan Duitsch-
land een prijs ‘worden bedongen, welke belangrijk uit-gaat ‘boven die prijzen, welke op de vrije wereldmarkt
kunnen worden bedongen.
Door de contingenteering van den boterinvoer van
Du’itschland moest ons land belangrijk meer boter
exporteeren naar Engeland, waardoor de daar te lan-
de voor onze boter te maken prijzen sterk werden
gedrukt. Denemarken behoefde, gezien de geringe be-
teekenis van den export naar Duitschiand, in Enge-
land niet geforceerd aan te bieden, wat tengevolge
heeft gehad, ‘dat Denemarken daar te lande aanzien-
lijk hoogere prijzen kon maken dan waartoe wij in
staat waren.
Aangezien voo’r Nederland’sche ‘boter in Duitsch-
land dezelfde prijzen waren te ‘bedingen als voor
162
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
13 Februari 1935
Deensche boter het geval was en aangzien in Enge-
land de opbrengst van de Deensche boter aanmerkelijk
hooger was dan die van Nederlandsche boter, was dus
de méérprijs, welke in Duitschiand kon worden ge-
maakt, grooter bij Nederlandsche dan bij Deensche
boter.
Het ligt dus voor de .hand, dat ons land, méér nog
dan dit het geval is
bij
Denemarken, het grootste
belang erbij heeft het ons toegestane contingent in
Duitschiand te plaatsen. Het prijsversohil bij verkoop
van onze boter in Duitschiand en Engeland ‘bedroeg
in 1934 gemiddeld méér dan 50 cent per kg.
Het is bekend, welke overwegingen ertoe heb-
ben geleid dat de Nederlandsche regeering ‘heeft be-
sloten den Nederl’andschen export naar Duitschiand te beperken en deze in overeenstemming te brengen
met de eisehen, welke door den stand van de clearing
worden gesteld.
Het is ‘begrijpelijk, dat
bij
deze beperking de over
heid niet uit het ‘oog heeft verloren den eisch, dat
pas dan tot beperking van den uitvoer van reeds
gecontingenteerde goederen niag worden overgegaan
zoolang ‘de uitvoer van goederen, waarvan de invoer
door Duitschland niet is gecontingenteerd, nog niet
is beperkt. Met andere woorden: het ligt voor de
hand, dat de uitvoer van boter nar Duitschl.and
door Den Haag niet is beperkt geworden, zoolang
niet voor andere artikelen de uitvoer is beperkt in
dezelfde mate als waarin Duitschiand de invoer van
Nederlandsche boter heeft gecontingenteerd.
In verband met het onder
a.
vastgestelde, kan
er op worden gewezen, dat beperking van Nederland-
sche zijde van den uitvoer van Nederlan’dsche boter
naar Duitschland nationaal-ecpnomisch niet verant-
woord is, voolang niet vaststaat, dat een verdere be-
perking van andere goederen nog nadeeliger zou zijn.
Een beperking á ‘buy. 10 pOt. van den reeds ge-
contdn’genteerden uitvoer van Nederlandsche boter
zou de ‘betalingsbalans in een jaar ongeveer lySj mii-
lioen gulden gunstiger doen worden, echter dit zou
tevens inhouden dat ons land in dat jaar ongeveer
iI millioen kg ‘boter elders zou moeten plaatsen, wat
een verlies van ruim drie kwart millioen gulden in
een jaar zou betekenen. Het is dus de vraag, in hoe-
verre de beperking van de betalingsbalans met 1i4
millioen gulden niet goedkooper zou
zijn
te verkrij-
gen dan met opoffering van drie kwart millioen gul-
den. Pas nadat is vastgesteld dat op deze vraag een
gedocumenteerd antwoord is gegeven, mag dus m.i.
ertoe worden overgegaan den uitvoer van Nederland-sche boter Duitschiand nog verder te contingenteeren
dan reeds door Duitsqhland zelf is gedaan.
Het is overbodig vast te stellen dat een dergelijke
vraag eveneens diënt te worden gesteld t.a.v. andere
producten, bv. kaas, wanneer men ernaar streeft de
nadeel’ige gevolgen van een beperking van den uit-voer naar Duitshiand zooveel
mogelijk
binnen rede-
lijke grenzen te houden.
H. J.
FnIETEuA.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE NIEUWE ROEMEENSCHE BANKWET.
Men schrijft ons uit Weenen:
Aan het einde van 1934 werd het uitvoeringsbe-
sluit tot de reeds geruimen tijd tevoren aangenomen
bankwet in Roemenië afgekondigd. Op grond van
daar getroffen bepalingen wordt ‘het Roemeensche
bankwezen thans opnieuw en uitvoerig geregeld.
Wel is men in Roemenië evenals in de meeste
andere landen – van opvatting, •dat staatsingrijpen
in het bedrijfsleven principieel niet wenschelijk is.
Niettemin ging. Roemenië in den laatsten tijd tot
een vèrgaande ordening van belangrijke deelen van
het bedrijfsleven over (of beoogt dergelijke regelin-
gen). Als vborbeeld,’hiervan kunnen de radikale wij-
ziging van çle handelspolitiek, de maatregelen tot ‘be-
vrijding van schulden van grondbezitters, de. bank-
wet en het in overweging genomen petroleum-mono-
polie worden genoemd. Vooral de bankwetgeving
vertoont het beeld van een ver doorgevoerde orde-
ning. Daar hierbij ook gedachten worden verwezen-
lijkt, welke in andere landen, met wettelijke regeling
van het bankwezen nauwelijks tot uiting komen, is
de Roemeensche wetgeving ook reeds om deze reden
theoretisch van belang. De beteekenis van deze wet
wordt ‘bovendien nog vergroot, doordat anderzijds
verordeningen zijn afgekondigd, welke parallel loopen
met nieuwe ‘bankwetgevingen in andere staten. Hier-
toe behoort, hetgeen inzonderheid in het buitenland
de aandacht zal trekken, ten deele ook de regeling
van ‘bepaalde op het buitenland betre’kking hebbende
vraagstukken.
‘Wij zullen thans de belangrijkste bepalingen van
de nieuwe voorschriften nagaan. Wegens gebrek aan
plaatsruimte kunnen slechts de essentieele punten en niet de details der ‘bepalingen worden besproken.
De nieuwe bankwet regelt vier onderwerpen: le.
‘Algemeene vraagstukken van .het bankrecht en het
bankbedrijf, 2e. Vraagstukken inzake ‘het ‘beheer der
banken, 3e. Bijzondere ‘banktransacties, en 4e. Toe-
zicht ‘en contrôle op de banken.
1.
Algemeene vraagstukken van het banicrecht en
het bankbedrijf.
In’ de eerste plaats wordt getracht van het begrip
,)bank” een definitie te geven. Volgens deze ‘definitie
is elke handelsonderneming, welke in hoofdzaak
zaken doet in contant geld, in, credieten, in wissels,
chèques en andere credietpapieien, een bank.
Het uitoefenen v.an
dergelijke
zaken zal in de toe-
êkomst echter alleen aan maatschappijen en niet meer
aan particulieren (bankiers) worden toegestaan.
Slechts
bij
wijze van overgang zullen bankiersbedrij-
ven nog gedurende vijf jaren na afkondiging van de
bankwet met de
eigenlijke
bankbedrijven in het al-
gemeen worden geljkgesteld. Via facti werden wel-
iswaar ook in andere landen de bankiers teruge-
drongen. Dat zulks echter door middel van de wet
geschiedt, is ve1 zeer opmerkelijk. Een andere mo-
derne bankwet toch, t.w. de Zwitsersche, welke nog
door ‘het referendum ‘bekrachtigd moet worden, stelt
banken en ‘bankiers in hoofdzaak
gelijk.
De Roemeen-
sche bepalingen zijn echter voornamelijk om twee
redenen doorgevoerd: Eenerzijds waren de samen-
steilers der wet van oordeel, dat maatschappijen, die
het bankbedrijf uitoefenen, meer methodisch en syste-
matisch georganiseerd zijn dan particuliere bedrijven.
Anderzijds was de gedachte van bescherming der
‘crediteuren beslissend. Tengevolge van zekere ‘bepa-
lingen van het Roemeensche burgerljle recht werd
namelijk in’ geval van insolventie van een bankier
onderscheid gemaakt tussehen civiele schuldeischers
en handels(bank)-schuldeischers, hetgeen voor de
;laatsten vaak zeer nadeelig was.
Het in acht nemen van den maatschappelijken
vorm is echter geenszins voldoende, om het bankbe-
drijf te mogen uitoefenen. Daarvoor moet de bank
zich in het nieuw ingestelde bankregister doen in-
schrijven. Bovendien is in de toekomst voor de op-
richting van een
!bank
een ‘bijzondere officieele mach-
tiging noodig; voor bepaalde takken van ‘het bedrijf
worden daarenboven nog speciale concessies ver-
eischt. Zelfs voor reeds bestaande banken wordt ‘deze
speciale concessie verlangd; t.a.v. de algemeene bank-
zaken worden deze banken daarentegen als reeds ge-
inachtigd beschouwd.
De inachtigingen en speciale concessies worden
door den Oppersten Bankraad verleend, waarover
hieronder nader. Deze mag trouwens niet alleen naar
eigen
:
goeddunken handelen;
Hij
moet zich bij zijn
beslissingen veeleer door de doelmatigheid van de
oprichting van de bank ten aanzien van den alge-
meenen en ‘den piaatselij ken economischen toestand
laten leiden. Ook’ de oprichting van ‘filialen is
13 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
163
slechts met toestemming van dezen raad geoorloofd.
Dit punt gaat zelfs zoover, dat deze vergunning ook
voor de oprichting van filialen in het buitenland
wordt vereischt. Ten aanzien van de oprichting van
filialen worden de buitenlandsche banken bovendien
ten opzichte van de Roemeen’sche achtergesteld. Ter-
wijl ni. de ‘buitenlandsche banken het bankbedrijf ook
in Roemenië mogen uitoefenen, voor zooverre zij
aan ‘de bepalingen van de bankwet van dit land vol-
doen, kunnen zij in de toekomst in Roemenië prac-
tisch geen filialen meer oprichten. Het vreemdelin-
genvraagstuk speelt ook bij het beheer der ‘banken in zooverre een rol, dat bepaalde bestuursorganen,
zoöals bv. de raad van beheer, voor twee •derden uit
Roemeensche staatsburgers moeten bestaan. Soortge-
lijke bepalingen ten aanzien van vreemdelingen be-
staan eveneens in eenige andere landen.
‘Van de bepalingen der bankwet
zijn
zekere geld-instellingen met officieel karakter, bv. de Nationale
Bank, uitgezonderd. Hetzelfde geldt ook in overeen-
komstige verordeningen van andere landen.
II.
Vraagstuicken ‘inzake het beheer der banken.
Wij hebben reeds melding gemaakt van de inrich-
ting van het bankregister. Behalve de inschrijving
van de bank als zoodanig, moeten in dit register, wat
de afzonderlijke banken betreft, ook essentieele ge-
‘beurtenissen, zooals: uitgesproken faillissementen of
accoorden worden aangeteekend.
Gelijk aan de wettelijke bepalingen in vele andere
landen wordt de uitdrukking ,jbank” slechts aan
die ondernemingen verleend, welke in den zin der
wet inderdaad banken zijn. Zulks moet het publiek
voor misleiding behoeden. Dezelfde gedachte speelde
een rol bij de bepaling, dat de Roemeensche •banken,
bove
n
alle stukken duidelijk den omvang van het
gestorte kapitaal en de reserves moeten vermelden.
Voor de ‘banken worden ook minimum-kapitalen
en minimum-reserves vastgesteld. Het minimum-ka-
pitaal hangt van den maatschappelijken vorm van
de bank en van haar zetel af. Het beweegt zich tus-
sc’hen Lei 2 miii. (b.v. vennootschappen met be-
perkte aansprakelijkheid in plattelandsgemeenten) en
40 mill. (b.v. naamlooze vennootschappen te Boe-
karest).
Intusschen bestaan er op dit ge’bied nog speciale
voorschriften. Zoo moeten ‘banken, welke ook spaar-
bankboekjes uitgeven, een hooger minimum’kapitaal
bezitten. De minimum-reserves moeten het dubbele
van het kapitaal bedragen. Zij worden ‘door niet-
uitkeering van ten minste 10 pOt. van de winst ge-
vormd, totdat de reserves evenveel bedragen als het
kapitaal. Daarna is een afzondering van de winst
van 5 pOt. voldoende. Deze bepalingen iniake de
reserves zullen, in vergelijking met die van andere
landen, hoog schijnen. De 2oo juist genoemde Zwit-
sersche wet neemt bv met reserves van in totaal een
vijfde van het maatschappelijk kapitaal genoegen. Intusschen kan de verplichte reservevorming voor
Roemenië nauwelijks te groot worden genoemd. Men
moet er ook rekening mede houden, dat de helft
van deze reserves moet worden belegd in effecten,
met’ een garantie van den Roemeenschen staat; de
reëele waarde van de Roemeensche staatsfondsen be-
draagt echter slechts een klein gedeelte van de no-
minale waarde.
Al de2e bepalingen moeten de betrouwbaarheid der
banken verhoogen. Tot dit doel dienen echter ook
nog andere bepalingen. Geen lid van den raad van
‘beheer mag zonder toestemming van dit lichaam lid
van den raad van
beheer
of directeur van een andere
bank zijn. Hetzelfde geldt t.a.v. de directeuren. Ten-
einde uitkeeringen, welke in geen verhouding ‘zouden
staan tot den toestand van de bank, aan de leden van
den raad van beheer of de directeuren te vermijden,
kunnen
eenerzijds
uitkeeringen, welke van de zui-
vere winst worden afgezonderd, telkens slechts met
toestemming van de algemeene vergadering worden
toegekend, terwijl andere uitkeeringen en salarissen
aan den oppersten bankraad moeten worden medege-
deeld. Over ‘het algemeen mogen ‘banken aan de leden
van den raad van beheer en aan de directeuren ook geen credieten verstrekken. Ook transacties, welke
in het persoonlijk belang van deze beheersorganen
liggen en op het vermogen van de ‘bank betrekking
hebben, zijn vexboden.
Tenslotte is aan de ‘banken een uitvoerig balans-
schema voorgeschreven. Bij enkele posten moet uit-
drukkelijk onderscheid worden gemaakt tusschen bin-
nen- en buitenlandsche vorderingen of schulden.
Publiciteit van de balans en de winst- en verlies-
rekening is voorgeschreven.
Bijzondere bank transacties.
Er wordt, wellicht niet geheel en al logisch, een
onderscheid gemaakt tusschen ,,gewone” ‘bankzaken
en zaken, welke een speciale concessie ‘behoeven. Van
laatstgenoemde zijn de uitgifte van spaar;bankboekjes
en van circulatie- en reischèques de belangrijkste.
Voorts kent de wet transacties, welke ver’boden
zijn (of slechts bij uitzondering worden toegestaan).
Daartoe Ibehoort in de eerste plaats het koopen of
verkoopen van goederen voor rekening der bank, aan-
koop van aandeelen met hetzelfde doel en het ver-
leenen van credieten op eigen aandeelen.
De totale verplichtingen der bank, de deposito’s en
de credieten, welke aan individueele debiteuren mo-
gen worden verstrekt, zijn in verhouding tot het
‘bankkapitaal, aan
,
een maximum onderworpen.
Toezicht en contrôle op de banken.
Teneinde na te gaan, of de b
an
k
en
de wettelijke
voorschriften ook inderdaad naleven, werd de opper-
ste bankraad ingesteld. Hierboven werd reeds geme-
nioreerd, lat deze opperste ban’kraad de toestemming tot uitoefening van een bankbedrijf verleent. De raad
vertegenwoordigt de belangen van den staat en van
de verschillende bedrijfstakken, waartoe ook •de ban-
ken ‘behooren.
De nieuwe bepalingen hebben tot doel de banken
solide te maken en het vertrouwen van ‘het publiek
in haar te vergrooten. Of men hierin zal slagen, moet
intusschen worden afgewacht. Want de zwakheden
en fouten, welke zich in het Roemeensche ‘bankwezen
voordeden – evenals in dat van menig ander land
– moeten niët slechts’ aan de fouten en oneerlijkhe-
den van enkele personen worden toegeschreven, doch
zijn ten deele ook te
wijten
aan de algemeene crisis.
Ook het ‘vertrouwen kan moeilijk door zuiver for-
meele voorschriften worden versterkt. Dit geldt voor-
al voor landen, waartoe ook Roemenië behoort en
waar het binnen- en buitenlandsche publiek door
staatsoperaties (van schoone beloften voorziene lee-
ningen) groote kapitaalverliezeii moest lijden. Iets
dergelijks vergeet men niet zoo gemakkelijk.
AANTEEKENINGEN.
Ontwikkeling van de margarine-industrie.
Het in Januari versc’henen Bulletin Mensuel van het
Internationaal Land’bouwinstituut te Rome ‘bevat een
uitgebreid en ‘goed gedocumenteerd artikel over de
ontwikkeling ‘der margarine-industrie
1),
waaraan wij
het volgende ontleenen.
Tot de algemeen bekende groote uitbreiding der
margarine-industrie gedurende de laatste tientallen
jaren, vooral echter in de jeriode na den oorlog, heb-
ben verschillende factoren bijgedragen, die zich in de
volgende groepen laten indeelen:
het ‘gebrek aan dierlijke vetten in de eerste jaren
na den oorlog;
de koopkrachtvermindering van een ‘groot deel
der bevolking;
.
1)
Bulletin Mensuel de Renseignements Economiques et
Sociaux,
1934,
no.
12.
Les tendances actuelles de la
Pi’o-
ducion et du Commerce de la Margarine ‘door
H.
Bker.
164
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Februari 1935
de in de na-oorlogsjaren sterk gestegen boter-
prijs;
verbetering van de qualiteit der mar.garine;
prijsverlaging van margarine •door ver doorge-
voerde mechanisatie in de productie, door het ge-
bruik van goedkoope grondstoffen tengevolge van
verbetering •der raffinage en harden, en eén toene-
-inend aanbod van grondstoffen.
Uit deze oorzaken van de uitbreiding der marga-
rine-productie blijkt terstond, dat men thans, nu het
verweer der boterproducenten tegen de margarine
steeds sterker wordt, niet kan overgaan tot maat-
regelen, die de margarine zouden doen verdwijnen.
Voor verreweg de meeste landen is margarine een
onmisbaar onderdeel der vetvoorziening, omdat ten
eerste de productie van boter en dierljke vetten in
het land niet voldoende is om aan de behoeften der
bevolking te voorzien, en ten tweede omdat de ‘boter-
prijs te hoog is voor de koopkracht van groote deelen
der bevolking. Daarbij komt nog, dat landen met in-
tensieve veehouderij ‘behoefte hebben aan veekoeken,
die als bijproduct van de olie na uitper.sing der zaden
worden gewonnen. Volgens Laur
2)
is Europa niet
‘geschikt voor den verbouw van oliehoudende zaden
en vruchten, en dient de vetproductie in de Euro-
peesche landen zich hoofdzakelijk tot boter en dier-
lijke vetten en ‘oljfolie te beperken.
In dit rapport formuleert Prof. Laur de eischen
van agrarische
zijde
aan de margaine-industrie als
volgt: ,,Wij beperken ons ertoe een voldoende plaats
op te eischen voor
boter
en vet. . . Al wat men aan
de margarine-industrie moet vragen is een weinig
meer plaats te laten voor den Europeeschen land-
bouw.”
Dit behoeft geen al te groote offers van de mar-
garine-industrie te vergen, daar in de voornaamste
productielanden vanaf 1927 de boterproductie met
150.000 ton per jaar is toegenomen, het verbruik van
aardnotenolie, cocosolie en soyaolie echter met
860.000 ton.
• , De maatregelen tot beperking van ‘de concurrentie
der margarine en tot bevestiging van de positie der
boterproducenten zijn zeer uiteenloopend geweest
in de verschillende landen, hetgeen ook het geval
moest zijn, gezien de afwijkende verhoudingen. Zulks
blijkt reeds terstond uit de preductiecijfers.
Margarineproductie in
1000
ton
Land
1913
1925 1927
1929 1931 1933
1)uitschland
…….
225
350 450
480
–
475
)
Gr.-Brittannië
82)
186
4)
–
205
5)
–
187
2)
Vereenigde Staten
65
105
124
155 101
110
Denemarken
……
42
70
72
79 79
74
Nederland
……..
,
88
132
141
133
111
64
Zweden
………..
24
39
43 56 51
–
Noorwegen
…….
27
44
43
47
48
48
België
…………
–
32
40
49 35 28
6)
1)
1933
volgens Inst. f.
Konj.forschung;
2)
1933
Engel.
sche schatting;
3)
1912;
4)
1924;
5)
1930;
6)
1932.
Ook de cijfers omtrent het verbruik per hoofd der
bevolking wijzen op groote verschillen.
Verbruikseijfers per hoofd
Land
Boter
Margarine
Totaal Denemarken
(1932)
………
8,5
20,5
29,0
Noorwegen,
………..
–
17,0
–
Zweden
.
………..
9,2
8,1
17,3
Duitschland
…………
7,1 7,8
14,9
Nederland
………..
.8,21)
6,8
15,0
Gr.-Brittannië
(1930)
………
9,2 5,3
14,5 Ver.
Staten
(1929)
…….,.
:
7,8
1,3
2)
‘9,1
Canada
…………………
13,8
–
13,8
1)
mcl.
dë
in margarine hijgemengde boter.’
2)
Boven-
dien
4,5
kg compound lard, zoodat het totaal, deze vetten
meegerekend,
13,6
kg wordt.
Slechts Canada en Zuid-Afrika hebben de produc-
1)
L’Organisation de la production et de la vente des
graisses alimentaires. Rapport présenté
A
‘
l’Assemblée
générale de la Commission internationale de l’Agriculture a Budapest, le
18
juin
1934,
‘par le Prof. Dr. E. Laur.
tie en den invoer van margarine verboden, terwijl
Italië deze, vanaf begin 1934, alleen toestaat voor de
fabricage van ‘droge biscuits e.d., doch den verkoop
van botersurrogaten ‘heeft verboden. In de overige
landen
zijn
andere maatregelen getroffen.
Duitschland heeft de margarineproductie tot 60
pOt. van den vroegeren omvang beperkt en bepaald,
dat van de grondstoffen een zeker percentage uit
binnenlandsch vet moet bestaan. Sinds Nov. 1934 is
‘dit laatste voorschrift buiten werkin’g gesteld in ver-
band met de
wijziging
van den toestand op de vee-
markt: Er mogen thans slechts drie soorten marga-
rine worden vervaardigd: 1. volkamargarine van 1,26
Mk. per kg (kleinhan’delsprjs); 2. mid’densoort van
1,96 Mk. en 3. luxe margarine van 2,20 ‘Mk. Iedere
fabriek mag één soort margarine vervaardigen, ter-vjl in totaal ‘drie vierden van alle margarine volks-
margariné moet zijn. Werkloozen kunnen volksmar-
garine voor 0,76 Mk. per kg koopen.
In Engeland is het margarineverbruik van 288
mill. ‘kg in 1929 tot 187 mill. kg
in 1933 gedaald,
en zulks uitsluitend door prijsverlaging van de in-
gevoerde boter. De invoer van boter steeg in dezelfde
jarèn met
‘bijna
100 mill. kg
, de invoerprijs bedroeg
in 1933 ca.
f
0,56, in 1934 ca.
f
0,48 per kg (1932
ca.
f0,80).
De Vereeni’gde Staten kenden reeds vanouds de
bepaling, . waarbij inargarine, die door kleurmiddelen
op boter geleek, met $ 0,10 per 1h. werd ‘belast. Nadat
men palolie ging gebruiken en de margarine ook
zonder kleuring op boter ging lijken, heeft men die
accijns ook, tot niet kunstmatig gekleurde margarine
uitgebreid. Hierdoor wordt in de Ver. Staten nage-
noeg uitsluitend witte margarine vervaardigd, het-
geen voor het gebruik zeer remmend is. Het verbruik
van allerlei ba’kvetten (compound lard) is evenwel
daarnaast zeer hoog in
vergelijking
met andere
landen.
Ook in Australië en Nieuw-Zeeland is ‘het kleuren
van margarine verboden.
Denemarken heft sinds eind 1933 een heffing van
30 öre per kg op alle g’rondstoffen voor de margarine-
fabricage, terwijl de regeering gemachtigd is om het
verbruik van 12K, pCt. binnen’landsch dierljk vet
al’s ‘grondstof voor te
schrijven.
De uitvoer van Deen-
sche margarine was steeds gering (in 1930 2,9 mill.
kg
op een productie van 83 mill.), het binnenlandsch
verbruik is na deze belasting slechts weinig gedaald.
Zweden kent sinds 1933 een wettelijke heffing op
margarine (thans 20 öre per kg), waarvan de op-bren’gst voor melksteun wordt gebruikt. Finland
heeft een heffing van 6 Fmk. per kg.
Noorwegen en Zwitserland hebben verplichte bij-
menging van boter in margarine toegepast, teneinde
het boteroverschot weg te werken. Men begon in
Noorwegen in Nov. 1931 met een bjmenging van
2,5 pOt., het percentage steeg tot 20 in den zomer
van 1934. ‘In Sept. 1934 werd het tot 5 terugge-
bracht, en bovendien werd een ‘belasting van 20 öre
per kg op margarine ingevoerd. De hoeveelheid ge-
produceerde margarine is door de bijmenging niet
verminderd.
In Zwitserland wordt bjmenging vereischt ‘van
5 pOt. boter in alle bakvetten, 15 pOt. in mar.garine.
Tsjecho-Slowakje heeft in 1934 de productie van
alle eet’bare vetten voor ‘binnenlan’dsch verbruik tot
48.000 ton beperkt. Invoer, voor zoover niet verboden,
kan slechts met speciale regeerin’gsvergunning plaats
vinden. De kleinhan’delsprijs van eetbare vetten mag
niet ‘worden verhoogd. Nationale lan,dbouwproducten
moeten in de vetfabricage worden gebruikt. Men
maakt onderscheid tusschen
natuurlijke
vetten, waar-
onder ‘boter en dierlijk vet zonder ‘bijmenging van
oljfolie wordt verstaan, en tusschen ‘kunstmati’ge vet-
ten, ‘die alle andere eetbare vetten omvatten. Sla’ge-
rijen mogen geen kunstmatige vetten gebruiken of
verkoopen. In ‘de suikerwerkindu’strie e.d. is het ge-
bruik van kun’stmatige vetten eijeneens erboden, en
13 Februari 1935
ÈCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
165
dit verbod kan tot andere industrieën worden uitge-
breid.
Door de prijsdaling van •boter is in België de mar-garineproductie •en het verbruik van margarine sterk
verminderd. Bovendien heeft men vanaf 1932 de
margarine-accijns verhoogd. –
In Frankrijk is het margarineverbruik •steeds on-
beteekenend geweest.
–
Men heeft dus op zeer verschillende wijze in vele landen getracht de margarine-industrie te beperken,
hetgeen een gevolg is van de groote uitbreiding dier
industrie en de toenemende concurrentie aan de
natuurboter aangedaan.
De vermeerdering •der mar.garineproductie blijkt
ook uit de cijfers van de plantaardige oliën en de
walvischtraan, die hiervoor als grondstof werden ge-
bruikt en in den loop der jaren sterk ‘zijn gestegen.
Productie
1909/’13 1931/
1
32
1931/
1
32
in
in millioen ton pCt. van
19091
1
13
Aardnoteuolie …….
0,72
2,09
290
Katoenzaaclolié …….
1,76
1,87
106
Cocosolie ………….
0,38
0,81
213
Soyaolie ………….
0,12
0,70
583
Palmolie ………….
0,27
0,49
181
Raapolie …………..
0,56
0,43
77
Sesamolie ………..
0,30
0,32
107
Totaal….
4,11
6,71
163′
Walvischtraan in
1000 ‘barrels.
1909-’10
……303
1930-’31 ……
3694
1913-’14
……800
1931-’32 ……
897
1925-’26
……1167
1932-
1
33 ……
2552
1927-’28
……1362
1933-’34 ……
2546
1929-’30
……2801
In 1931-’32 nam de Noorsch’e vloot geen ‘deel aan
de walvischvangst wegen’s de groote voorraden traan.
Gedurende de volgende jaren werd de productie door
de samenwerkende maatschappijen tot 2 mili. vaten
beperkt, terwijl de buitenstaanders ongeveer 500.000
vaten produceerden.
Verschuivingen in den wereidhandel.
In het nummer van 31 Oct. jl. zijn doo’r ons in een
Aanteekenin.g eenige critische ‘opmerkingen gemaakt
naar aanleiding van een artikel in ,,Worid ‘Economy”
over de p’ositie van de goudianden op de wereldmarkt.
In dit artikel werd aangetoond, dat de positie van de oudlanden ibeter was dan die van de .niet-goudlan-
den. Ons bezwaar richtte zich voornamelijk tegen de
basis van het onderzoek, ni. het jaar 1929. Immers
van 1929 tot 1931 was de positie van Engeland en de
Ver. Staten, die toen nog ‘beide (d.w.z. Engeland tot
Sept.) den gouden standaard voerden, op de wereld-markt zoowel absoluut als relatief verzwakt, die van
de landen van het goudblok daarentegen relatief ver-
ster’kt.
Naar aanleiding van onze opmerking, heeft •de
schrijver van dit artikel, die dôor derden van onze
bezwaren op de ‘hoogte was gebracht, daarop geant-
woord, van welk antwoord
wij
inzage hebben ge-
kregen. In overleg met de betreffende instantie heb-
ben wij toen van verdere ‘discussie afgezien, vooral
waar het hier
onbelangrijke
punten betrof,
1)
met uit-
zon-dering van het uitgangspunt, dat echter door den
schrijver werd ‘gehandhaafd en waarover men moeilijk
tot overeenstemming kan ‘komen.
Wij ‘blijven namelijk van meening, dat als basis
voor een vergelijking niet 1929, maar in het alge-
meen 1931 juister is, omdat toen door de depreciatie van Pond en verdere valuta’s een verschuiving is in-
getreden, ‘die zonder twijfel verbana houdt met (wij
zeggen niet: is ‘toe te
schrijven
aan) monetaire fac-
toren.
Intusschen ‘is uit een nieuw onderzoek, nl. ‘van de
,,Reichskreditgesellschaft”, hetwelk wij ontleenen aan
,,Der Deutsche Volkswirt” van 18 Jan. ii., gebleken,
dat van 1931 tot 1934 het aandeel in den wereldhan-
del van landen ‘met gedeprecieerde valuta ‘gestegen is
1)
Wellicht als gevolg van een minder ju’iste vertaling
merkte de schrijver op, ‘dat wij o.a. beweerd hadden, dat de
verbetering van den buitenlandschen handel van Engeland
aan de’de’preciatie van het Pond was toe te schrijven. Een
dergelijke uitspraak hebben wij evenwel niet gedaan.
‘Terder vonden wij een bezwaar, dat de schrijver bij ver-
gelijking van den uitvoer voor ‘het eene jaar
60
en voor
het andere jaar
83
landen had ‘genomen. De schrijver ves-
tigde onze aandacht er op, dat de betreffende cijfers niet
op 63
maar op
73
(drie en zeventig) landen ‘betrekking
hadden. Ook al omvatten de
10
ontbrekende landen in
1933
slechts
1.9
‘pCt. van den wereld-handel, izoo was de
vergelijking niettemin statistisch onjuist. Hetzelfde geldt
tot op zekere hoogte voor de vergelijking van maandge-
middelden, die voor
1934 op 6,
voor de jaren op
’12
maan-
den waren gebaseerd. Tenslotte verschillen wij met den schrijver van .meening, dat zooals wij hadden beweerd,
Polen niet tot het goudblok, maar wel tot de goudlanden
behoort.
Indéxcijfers van Nederlandsche aandeelen.
De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
i)
Banken
Electri-
F
Industriel
Mijnbouw’
Olie
Rubber
Scheep-
vaart
Suiker
Tabak
1
Thee
GemIddelde
1929
158.3
337.5
168.0 432.7
243.0
268.7
402.0
233.5
125.0
398.4 487.3
443.2
1930
149.4
257.7
1256
264.9
87.4
177.2 371.1
110.7
82.6 292.9 361.3
357.2
1931
118.1
211.8
93.4
167.7
64.5
144.5
209.8 51.8
49.6
181.9.
241.6 251.4
1932
76.4
178.3
67.1
115.6
37.6
.
106.4
137.5
27.0
24.9
107.2 137.9 175 9
1933,
84.0
201.8
79.3
137.8
27.8
143.4
164.5
42.8
23.1
112.9
135.9
211.3
1934
75.2
186.8
76.4.
158._
52.2
175.7 155.7
62.5
16.1
94.0
150.8
242.8
Januari
1934
79.2
190.1
85.1
159.-
49.9
157.7 176.6
52.4
18.6 99.9
130.3
229.6
Februari-
.
80.6
187.4
88.5
158.7
50.9
165.7 178.1
53.3.
19.-
106.6 136.2
240.4 Maart
80.2
187.4
87.3
156.9
60.2
176.1
170.2
54.8
20.1
104.-
135.9
243.4
April
77.-
190,5
85.1
157.9
59.1
172.9 158.1
56.4
‘
18.5
98.-
137.5
246.8
Mei
‘
‘75.4
190.7
80.8
155.9
55.1
178.8
155.5
68.1
17.4 98.9
144.8
252.8
Juni
,,
71.1
‘192.-
72.5
54•_
53.8
181.4 157.5
65.8
14.8 96.1
154.1
250.9
juli
‘
,,
72.4
195.8
69.-
156.7
–
50.8
182.4
152.7
68.1
–
14.7
92.-
157.8 254.7
Augustus
,,
74.8
188.2
70.8
155.6
50.7
179.7
151.9
73.1
15.2
94.2
168.-
255.7
September
76.7
188.1
–
71.8
–
157.9
51.-
177.2 151.9
72.2
16.1
93.6
168.2
236.1
October
–
,,
76.7
183.8
69.6
160.8
50.6
176.9
145.3
65.7
14.4
86.5
164.3
238.1
November
,,
–
74.9
179.5
67.9
–
161.3
48.5
–
179.-
137.-
58.4
12.9.
79._.
153.3
232.3
December
,,
,
72.2
167.6
68.1.
161.3
46.3
180.2 133.5
61.4
11.9
79.3 159.1
232.4
Januai”i
1935
74.3
164.3
74.5
169.-
45.4
178.8
.
140.-
81.6
18.8
88.4
168.3
237.4
Schommelingen in het aandeelen-indexcijfer.’
2
Januari
1935
f
2.064.260.000 = 100.
2
Januari 100.-
1
23
Januari
108.1
–
9
,,
102.4 -30
106.1
–
–
16
, ,,
103.8
1)
kien zie voor’ de toelichting op dit overzicht het nummer van E.-S. B. van
15
Januari
1930,
blz.
64.
Nadruk verboden.
166
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Februari 1935
van
62
tot
66
pOt.
;
het aandeel van de oeri.ge lan-
den (Goudblo-k en -overige landen met oude valuta-
pariteit) gedaald is van
38
tot
34
pOt. De volgende
tabel toont verder duidelijk de verschuivingen in den
wereidhan.del in de periode van Januari tot Septem-
ber
1934
vergeleken met dezelfde periode van
1933.
Veranderingen in de handelsbeweging.
Jan/Sept. 1934 t.o.v. Jan/Sept. 1933.
Invoer Uitvoer
52
Landen gezamenlijk . ……………. –
4.2 – 3.5
waarvan
26 Europeesche ……………………- 3.9 – 5.5
26 overzeesohe …………………….- 5.4 – 0.7
Landen met onveranderde geld pariteit:
Frankrijk …………….. . ………… – 18.3
– 3.1 België-Luxemburg …………………- 9.6 – 2.9
Nederland ……………………….. – 10.6 – 2.6
Zwitserland ………………………- 8.8
– 2.0
Italië
… ………………………… +
2,2
– 14.6
Landen met gedeprecieerde vainta:
Groot-Brittannië
goud-pond ……………… . …….. – 0.2 – 3.0
papier-pond
…………… . ……… + 10.1
+ 7.6
Zweden
goud-kronen . ……………………+ 7.8
+ 10.0
papier-kronen …….. . …… . ……. + 20.3
± 22.1
Vereenigde Staten
goud-dollar …………………….. – 12.8
+ 1.2
papier-dollar ……………………. +20.0
+ 41.4
Japan
goud-yen
……………………….+ 2.3+
1.6
papier-yen …………………… … + 18.0 – + 16.3
Wij vestigen er volledi.gheidshalve de aandacht op,
dat
wij
met deze
–
tabel niets.willen
bewijzen.
De jong-
ste gegevens van den wereldhanidel wijzen echter in
de richting van een re1atieve verzwakking van de
positie van de z.g. goudianden op de wereldmarkt,
hetgeen dus een bevestiging is van onze uitspraak in het nummer van
31
Oct. ji.
Wij
laten echter de
vraag onbeantwoord, aan welke oorzaken di
–
t is toe
te schrijven.
–
V.
Koffie-statistiek over Januari 1935.
– De dezer dagen verschenen Statistiek va-n de Firma
G.
Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat in
Januari de aanvoer geweest is als volgt:
1935 –
1934
1933
–
bn.
bn.
bn.
in Europa …………. .- .
754.000 1.063.000
964.000
Ver. Staten van Amerika 953.000 1.071.000
825.000
Totaal…. 1.707.000 2.134.000 1.789.000
De Afleveringen in Januari waren:
–
1935
1934
1933
–
‘bn.
bn.
bn.
in Europa ……………811.000
913.000
810.000
Ver. Staten van Asnerika 965.000 1.109.000
904.000
Totaal…. 1:776.000 2.022.000 1.714.000
Vanaf 1 Juli tot
31
Januari waren de Aanvoren
ili Europ. en in A
mer
ik
a.
tezamen
11.172.000
balen
tegen .13.064.00e balen in 1933/34 en.
10.520.000
balen
in
1932/33,
terwijl – de Afleveringen bedroegen
11.960.000
-balen tegen
12.905.000
balen in
1933/34
en –
1 2;255
–
.000
halen in
1932/33. – – –
De zichtbare voorraad was op 1 Februari in Euro-
pa
2.574.000
balen tegen
2.631.000
balen op 1 Januari.
In Amerika ibedroeg hij
705.000
balen tegen
717.000
balen op 1 Januari. In Europa en in Amerika te-
ameu wssdv. zichtbare voorraad dus op 1 Februari
3.279.000
ha]en tegen
3.348.000
balen op 1 Januari.
Hij
bedroeg- op 1 Februari
1934 – 3.245.000
balen en
op 1 Februari
1933 – 2.810.000
balen.
De zi2hthare wereidvoorraad was op 1 Februari
6.500.030
balen tegen
6.646.000
balen op 1 Januari
en
7.715.000
-balen verleden jaar (in deze
cijfers
zijn
niet begrepen de voorraden in -het binnenland van
Brazilië, waarvan de cijfers van 1 Februari en
1 Januari nog niet bekend zijn).
Rotterdam,
6
Februari
1935.
Raming van de Europeesche bietsuikerproductie.
F.
0.
Licht publiceerde op
4
dezer eene nieuwe
raming van den Europeeschen bietsuikeroogst, die
vergeleken met zijn laatste raming d.d.
30
November
en met de opbrengst van verleden jaar als volgt luidt:
1934135
– –
1933134
Raming»
Raming
31 Jan.’35
30Nov. ,34Opbrengst
–
tons
–
tons tons
Duitschland …………..
1.675.000 1.675.000 1.625.000
Tsjecho.Slowakije
……..
635.000 630.000
575.000
Oostenrijk
…………..
225.000
225.000
195.000
Hongarije. ……………
120.000
–
115.000
–
120.000
Frankrijk.-……………
1.200.000
-1.175.000
1.100.000
België
……………….
270000
260.000 240.000
Nederland…………….
246.000
245.000
245.000
Deneiiiarken …………..
91.000
92.000 150.000
Zweden
–
.
272.000 265.000 270.000
Polen………………..
445.000
430 000 425.000
Italie……….
……….
.
345.000 350.000
310.000
Spanje
…….. ……….
367.000
332.000
332.000
Gr. Brittannië en Ierland
706.000 660.000
660.000
Andere landen…………
366.000 373.500 345.500
Europa zonder Rusland…
6.963.000
6.827.500
6.592.500
Rusland
………………
1.500.000
1.500.000
1.500.000
Europa
mci.
Rusland…….8.463.000 8.327.500 8.092.500
De zichtbare suikervoorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per 31 Dec. zijn volgens Czarnikow
1934
1933
1932
Duitschiand…………..
1.347.000
1.234.000 1.267.600
Tsjecho-Slowakije
……..
504.000
456.000 569.000
Frankrijk…………….
925.000
–
730.000
762.000
Nederland
……………
337.000 371.000
291.000
België
………………
233.000
177.000 175.000
Hongarije…………….
108.000
123.000
103.000
Polen
………………
400.000
388.000 466.000
U.K. Geïmp. suiker
……
293.000
— 378.000
385.000
-Binnenl.
,…….
181.000
145.000 102.000
–
Europa.
–
…….
4.328.000 4.002.000 4.120.006
V.S. Alle havens
……..
797.000
.217.000
250.000
Cubaansche havens
327.000.
391.000
608.000
Cuba binnenland………..
632.000 861.000 1.009.000
Java…………………
2.055.000 2.810.000 2.881.000
Totaal……
8.139.000
8.281.000
8.868000
–
AJaNVOEREN
in tons
van
1000
KG.
–
–
–
–
–
Rotterdam
Amsterdam.
–
.
–
Totaal
-.
–
Artikelen
3-9 Feb.
Sedert
Overeènk
3-9 Feb.
Sedert
Ovreenk.
–
1934
–
–
–
–
1935
1Jan. 1935 tijdvak 1934
1935
1Jan. 1935
tijdvak 1934
–
– –
–
–
17.782
122.943 96.216
–
—
–
775
1.595
-123.718
–
97.811 3.150
24.769-
48.315
–
–
8.000
24.769
56.315
–
444 4.270 2.165
–
–
–
4.270
2.165
19.102
101.539
131.511
7.852
15.023
33.529
11-6.562
165.040
Tarwe
………………
2.497
20.322 24.569
1.826 ‘
-3.091
–
3.523
23.413
–
28:092
Rogge
……………….
Boekweit ……………….
1.456
–
6.926.
.
16.862
4.60
460
–
7.386
.
16.862
Mais ………………..
–
6.210
20.106 38.419 58.674
–
29.936 64.884
:
50.042
Gerst
………………
Haver
……………….
100
127
18.265
–
– –
–
–
127
18.265.
Lijnzaad
……………..
Lijnkoek
……………..
522
2.370
1.635
–
70
765
247
3.135
,
1.882
–
Tarwemeel
……………
Andere meelsoorten.
•
.
–
959
–
5.778
–
–
-6.01.7
–
551
–
725
–
–
029
.
6.742
13 Februari 1935
ECONOMISCH-STATIS1’ISCHE BERICHTEN
167
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
iscWissels.
2i9Sept.’33
Lissabon
…. 5
13Dec.’34
Ned
ID
19Sept.’33
BkBeEfL3
Londen ……
23OJun’32
Vrsch.inR.C.3
19Sept.’33
Madrid ……
56 Nov.’34
Athene ……….
7
14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
4
1
Feb.’34
Batavia ……….
3
1 Nov.’34
Oslo
……..
32
2
Mei’
33
Belgrado
……..
616JuZi’34
Parijs
…
…
231Me;’34
Berlijn
……….
4 22 Sept.’32
Praag
……
325 Jan.’33
Boekarest ……..
4
15Dec.’34
Pretoria
•…
3
15Mei
’33
Brussel ……….
2
28Aug.’34
Rome ……..
4 26Nov.’34
Budapest …….
.
q
17Oct.
1
32
Stockholm
•. 21
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
16Feb.’33
Tokio
….
3.65
2Juli’33
Dantzig
……..
4
21Sept.’34
Weenen ……
427Juni’34
Helsingfors ……
4
3 Dec.’34
Warschau….
5
26 Oct.’33
Kopenhagen
….
21
1
Dec.’33
Zwits.Nat.Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.
1935
1934
1933
1914
9F b
e
r.
419
128 Jan.1
21126
5/10
6111
20/24
Feb.
2 Febr.
Jan.
1
Febr.
4 Febr.
Juli
Amsterdam
Partic.disc.
112
1
12
51,
’12
61
9
_31
4
114.1J2
31I8-31,6
Prolong.
1
1 1 1
1
1
2
1
14-
3
14
Londen
DageId…
‘/-I
1
14.1
‘(,-I
114-1
314-1
1
12-1
1314-2
Partic.disc.
5/,
5116
/i
126-/8
151_1
31
4
71
9
411_81
Bert/in
Daggeld…
3
1
147
1
3
1
14..
7
18
3-4118
331
5
_31
4
4119_5114
4
1
185
1
14
–
Maandeld
371_4
3I8-4
31-4
3
7
184
4-5112
41/53′
–
Part, disc.
3
3
18
311s
331
4
33/
s
37J
37/
s
Warenw.
. .
411
4..11
4
4_1/
4
4_1;
4_114
4_11
4
–
Wew York
Daggeld
1)
1
1
1
Part,c.disc.
5
/16
l
/io
l
‘116
/16
1)
Koers van 8 Febr, en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Neiv
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bal oslo
York
t,)
)
S
,
)
*)
1)
5 Febr. 1935
1.48%
7.24%
59.39
9.751
34.54
100%
6
,,
1935
1.485,
7.27w
59.35
9.751
34.54
10034
7
,,
1935
1.4851
8
7.25% 59.37
9.75e
34.52
100%
8
,,
1935
1.48%
7.253%
59.40
9
.76+
34.531
100h
9
,,
1935
1.48i1,,
7.251,
59.41
9.76+
34.54
10071,,
11
,,
1935
1.4891
1
,
7.25y
4
59.4
2
+
9
.76+
34.54
10071,,
Laagste d.wl)
1.48%
7.24
59.30
9.75
34.44
100
Hoogste d.w’)
1.49
7.27
59.42+
9.76+
100
7
116
Muntpariteit
12.4878 12.1071
59.203
9.747
34.592
100
D a a
Z1t-
ser an
Weenen
S)
Praag
1)
Boeka-
rest
1
,
)
Milaan
Madrid
5 Febr. 1935
47.86
–
6.18
1.48
12.54
20.22
6
,,
1935
47.87%
–
6.20
1.48
12.54
20.22
7
,,
1935 47.883
–
6.18
1.48 12.57
20.23
8
,,
1935
47.91
–
6.18
1.48
12.58+
20.23
9
,,
1935
47.92
–
6
.
18
+
1.48
–
–
11
,,
1935
47’92T5
–
6.20
1.48
12.60
20.24
Laagste d.w’)
47.8234
6.15
1.45
12.50
20.10
Hoogste d.w
1
)
47.95
28.-
6.22+
1.50
12.62+
20.60
Muntpariteit
1
48.003 35.007
7.371
1.488
13.094
48.52
D
a a
Stock-
holm
)
Kopen-
hagen)
S 0
)
o
t
Hel-
Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)
5 Febr. 1935
37.35
32.35 36.40
3.20
38
1.484
6
1935
37.50
32.44
36.55
3.22
38
1.48%
7
1935
37.40 32.40 36.45
3.20
38%
1.48%
8
1935
3
7.
42
+
32.
4
2+
36.44
3.20
38%
1.48%
9
,,
1935
37.40 32.40 36.45 3.20
38%
1.48%
11
1935
37.40
32.40
36.45
3.20
38%
1.48%
Laagste d.w’)
37.10 32.10
36.15
3.14
37%
1.48
Hoogste d.wl)
37.70 32.70 36.75
3.24
39 1.49%
Muntpariteit 166.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.4878
*1
Noteerine te
Amsterdam.
•)
Not, te
Rotterdam.
1)
Part.
opgave.
In ‘t isEe of 2de No. van iedere maand komt een ovèrzicht voor van een aantal niet wekelijks ogenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK: (Cable).
D
tS
a
Londen
($
per
)
Parijs
($
p.
IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100
Mk.)
Amsterdam
($
p. 100
gid.)
5 Febr.
1935
4,88%
6,563.
39,96 67,30
6
1935
4,88% 6,56%
39,95 67,26
7
,,
1935
4,881/
8
8,57
39,98
67,33
8
1935
4,88
6,57
39,99 67,29
9
,,
1935
4,8851
8
0,585I,
40,10 67,44
11
,,
1935
4,88%
e,579/,
40,05
67,34
12 Febr.
1934
–
–
–
–
?vluntpariteit..
4,86
3,90’i,
23.81%
.
40sf,,
KOERSEN IVE LONDEI’).
Plaatsen en
Londen
Noteerings-
eenheden
26
Jan.
1935
2
Feb.
1935
49
Feb.
1935
LaagsteHoogsle
9
Feb.
1935
Alexandrië..
Piast.
p.0
97%
97%
97218
9751
8
97%
Athene
….
Dr. p.,
517 515 515 516
516
Bangkok….
Sb.p.tical
1110
1110
1110 1110
1110
Budapest
.
Pen. p. £
1671
8
1634
16%
16 3,
16%
BuenosAires’
p.pesop.0
19.25 19.15 18.80 19.20
19..-
Calcutta .
.. .
Sb. p. rup.
116
5
1
1165182
1/6i1
8
11691,.
116
5
1
39
Constantin..
Piast.p.0
612
610
610 610 610
Hongkong • .
Sh. p. $ 119k
11951,
6
1/9
1110
11991,
6
Sh. p. yen
112
12
1/118/,,
1/211
16
112
Kobe
…….
Lissabon….
Escu. p. £
11011
11011
1
109%
110%
11011
Mexico
$perC
17%
17%
17%
18% 17%
Montevide0
2)
d.perC
20%
20
19%
20%
20
Montreal
..
$
per £
4.87%
4.8731
8
4.87
4.89%
4.88′
8
Riod.Janeir03
d. per
Mil.
381,
0
3
7
/52
38,,
331
8
311
16
Shanghai
..
Sh.
p.
tael
1151
8
115
t/,,
115
11611,
1/524
Singapore ..
id.
p. $
2
1
45
/3
2
2
1
45
1
3
2
21411
16
2/4k
214
5
1
22
Valparaiso’).
$per
116.25
116
116
117%
117.50
Warschau
..
ZI. p. £
26’1
16
25’5,
0
25%26%
2511
10
‘)
uitic. not. iS laten, gem. not., wetice importeurs neopen te oetalen,
23 Jan. 16.99, 1 Febr. 16.96, 4 Febr. 16.95, 8 Febr. 15, 9 Febr. 16.95.
2) Offic. not, vanaf 26Jan.
3911,
29 Jan.
39718.
31Jan.
39314,
1 Febr. 3971
8
,
2 Febr.
3911,
4 Febr.
397/9,
6 Febr.
393/4,
7 Feb.
39118.
3) Id. 22 Dec. 4114.
4) 90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS )
Londeni) N.Yorks)
Londen
5 Febr. 1935.. 2471,
6
5371
8
5 Febr. 1935….
142
1
1
+
6 ,,
1935.. 2451,, 533%
6 Jan. 1935….
141
/
1
0+
7 ,,
1935.. 24%
5371,
7 ,,
1935…. 14211
8 ,,
1935.. 2471
11
5371,
8 ,,
1935…. 142,1+
9 ,,
1935.. 2471,
0
5371
8
9 ,,
1935….
142
1
2
+
11 ,,
1935.. 2471,,
5371
8
11 ,,
1935…. 1
42
13+
12 Febr. 1934.. 1971
8
–
12 Febr. 1934…. 13712
27 Juli 1914.. 241&1
16
59
27′ Juli 1914…. 841103%
1) in pence p. oz.stand.
1)
Forelgn silver In $c. p.oz. fine.
3)
in sh. p.oz.fine
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
7 Febr. 1935
1
9Feb. 1935
Saldo van’s Rijks Schatkist bij 0e Ne-
f
72.266.018,31
f
54.339.127,06
derlandsche
Bank……………….
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
1.544.033,58
,,
131.956,21
Voorschotten
op
ultimo Dec. 1934 aan
de gem. verstrekt
op
aan haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
1.985.571,34
1.985.571,34
Voorschotten aan Ned.-lndië ………
123.139.648,36
,,
126.622.917,44
,,
13.720.197,08
..
,,
13.724.176,74
Id. aan
Suriname………………….
Id. aan
Curaçao ………………….
.
,
2.203.133,50
,,
2.204.274,34
Kasvord. weg. credletverst.ajh. buitenl
115.692.477,74
1
l5843.793,39
Daggeldleeningen tegen onderpand
postrek.
v.
11.000.000,-
26.401.849,15
,
5.000.000,-
40.243.707,48
Saldo der
Rijkscomptabelën
, het Alg. Burg. Pensioenfonds’
Vord.
op
)
–
–
,,
30.513.278,91
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)…..27.650.757,10
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leeningen aan gemeenten (saldo)
,,
35.375.337,32
,
33.275.337,32
Verplichtingen.
Voorschot door Iie Ned. Nank ingev.
art. 16 van haar
octrooi
verstrekt
.-
–
Schatkistbiljetten In omloop ………
f400.966.000,-
f400.966.000,-
Schatklstpromessen In omloop …….
96.470.000,- 81.170.000,-
1.267.064,50
,,
1.266.029,50
Schuld
op
ultimo Dec. 1934 aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofd,. d. pers. bel., aand.
t.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondab. alsm.
opc. op
die
…
.
Zïlverbons in omloop
………………..
bel, en
op
de verm. bel …………..
– –
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloent.’)
18.214.402,08
,,
23.388.590,21
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T.’)
,,
108.239.322,41
……
,122.675.626,15
Id. aan andere Staatsbedrijven
i)
– –
Id. aan diverse instellingen’)
……..
84.563.259,66
88.582.172,76
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
..
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE
SCHULD.
iehr
lQ’Ç
1
0 Febr 1Q4
f
6.097.000,-
f
5.162.000,-
Betaaimiddelen in
‘s
Lands kas
–
–
Verplichtingen:
Saldo Javasche Bank
……………..
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinstell
122.953.000,-
126.626.000,-
Schatkistpromessen
………………
750.000,-
,,
750.000,-
Schatkistbiljetten ………………..
12.035.000,-
,
12.035.000,-
…..
–
–
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
2.566.000,-
..
2.566.000,-
Muntbiljetten in omloop
………………
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
760.000,-
,,
946.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
– –
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
–
Circu
laffe
Andere
opeischb.
schulden
l
1
Discont.
1
Dlv. reke
ningens)
5 Jan.
1935..
743
1.121
412
598 1.702
29 Dec.
1934.
.1
743 1.182
357
596 1.774
22
1934..
751
1.068 389 599
1.772
15
,,
1934..
749 1.076 409
597
1.775
8
,,
1934..
740 1.073
438
593 1.769
5 Juli
1914..
645
1.100
560
735 396
‘)Sluitp. der activa.
168
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Fébruari 1936
.
.
:
STATISTISCH OVERZICI-
______
URANEN EN ZADEN
TUTINBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
80
K.G. La
R000E
MAIS
GERST
64/65
K.G.
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
ROODE KOOL
RUND-
VLEESCH
VARKENS-
Plata loco
K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
•
La Plata
Ie kwal.
gewoon
le kwal.
(verach)
VLEESCH
Rotterdam/
A mate rdam
Rdam,A’dam
R’damJAdam
loco Rotter-
damAdam
loco
.
R’damjAdam
1-5 pond
per lOO KO.
per 100 KO.
Broek op
1-5 pond
per 100 KO.
Oe41.v.3kw.
.(versch) per
loo
KG.
per
100
K.G.
per
100
K.G.
per
2000
K.G.
per2000 K.G.
per
1960 K.O.
Broek op
Langendijk Broek op
per
100 1(0.
Rotterdam
2)
a)
___
4) Langendijk
Langendijk
Rotterdam
1925
17,20
Ole
00,0
f1.
13,07
5
100,0
f1.
231,50
100,0
f1.
236,00
°jo
100,0
ii.
4625
0
1
10.
100,0
0
10
0
1
0
0
1
0
f
010
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360.50
77,9
–
1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0
237.00
100,4
362,50
78,4
.
–
1928 1929
.
1347
6
12,25
78,3
71,2
13,15 10,876
1006
226,00
97,7
fl8,50
96,8
363,00
78,5 4,55
100,0
13.25
100,0
17,23 100,0
93,
100,-
_
77,50
100,
930
9,67
56,3
6,225
83,2 47,6
204,00
136,75
88,1
59,1
179,75 111,75
76,2
47,4
419,25 356,00
90
77,0 7,38 2,05
162,4
45,1
11,78
2,14 88,9
16,2
910
52,8
96,40
103,7
93,12
5
120.
1931
5,55
32.3 4.55
34,8
84,50
36,5
07,25
45,4
187.00
40,4 3,06
67,3
1,94
14,6
5,77
6,96
33,5
40,4
108,
88,
116,1
94,6
72,90
48,
94,
61;
1932
1933
5,22
5,02
30,4 29.2
4,62
5
3,55
35,4
27,2 77,25
68,50
33,4 29,6
100,75
70,00
42,7
30,0
-137,00
148.00 29,6
32,0
1.49
0,82 32,8
18,0
807
60,9
184
10,7
61, 65,6
37,50
48.
1934
3,675
21,4
332
5
25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
323
71,0
2,30
1,89
17,4
14,3
2,60 3,04
15,1
17,6
52,
61,50 55,9
66,1
49,50
4665
63.
60;
ian.
1933
4,95 28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
13650
29,5
067
14,7
3,38
25,5
3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
.ebr
.
.,,
Maart
,,
4,775 5,05 27,8
29,4
-3,70
3,825
28,3
29,3
71,00
73,50 30,7 31,7
74,75
76,25
31,7 32,3
130,25
130,50
28,2 28,2
0,60
0,61 13,2
13,4
2,06
15,5
2,5
1
14,6
49,25
53,0
45,-
April
,,
5,15
29,’
3,75
•
28,7
72,75
31,4 71,25 30,2
129,50
28,0
1,29
9,7
——————————–
3,11 18,0
46,50 49,50
50,0 53,2 46,
–
48,25
59.
62.
Mei
,,
junI
5,40 5,25
31,4 30,5
3,775
3,55
28,9 70,50
•
30,5
73,25
31,0
146,75 31,7
———————— —————————
52,25
56,2
49,-
63;
Juli
5,82
33,9 3,85
27,2 29,4 66,00
64,25
28,5 27,8
75,75 78,00
32,1 33,1
163,25 176,25
35,3
38,1
51,25
49,25
55,1
53,0
48,-
48,50
Aug.
Sept.
5,30
4,9528,8
30,8 3,55 3,475 27,2
26,6 61;25 61,00
26,5
26,3
67,75
65,25
28,7
27,6
161,50 159,00
34,9
34,4
‘
49,-
52,7
49,25
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0 63,50
27,0
141,25
30,5
– –
—
–
50,25 56,25
54,0
60,5
54,-
54,25
69.
70
Nov.
,
Dec.
4,55 26,5
2,95
22.6
74,50
32,2
60,00
25.4
147,25
31,8
1,26
27,7
2,23
16,8
59,50
64,0
54,375
70;
4,57 26,6
3,30
25,3 73,5
0
31,7 59,25
25,1
154,50
33,4
0,97
–
21,3
2,56
19,3
1,76 10,2
60,75
65,3
53,50
69′
Jan.
1934
4,75
27,6 3,10 23,7
65,25 28,2 58,00
24,6
144,25
31,2
3,65
80,2
2,30
17,4
3,08
—-
17,9
62,50
67,2 53,75
69,
ebr
.
.,,
.
Maart
3,40
3,25
9,8
18,9
2,77
5
2,72
5
21,2 20,8
65,25 70,75 28,2
30,6
58,50
58,75 24,8 24,9
133,00
132,00
28,8
28,5 3,97
5,99
87,3
131,6
1,63
1,23
12,3
9,3
3,12
18,1
63,-
67,7
53,50
69,’
April
,,
3,20
18,6
2,70
5
20,7
70,50 30,5 56,75
24,0
136,50
29,5
—————–
—————-
—
4,24
24,6
61,75
63,50
66,4 68,3 50,50 49,125
65,:
63.
Mei
,,
332
5
19,2
2,8fl
21,9
62,00
.
26,8 63,00
26,7
154,50
33,4
—
–
—
—
–
—
–
–
–
—————-
65,75
70,7
47,50
61,:
juni
Juli
3,6fl
3.8022,1
21,4 3,17
5
3,30 24,3 25,3
65,00 71,50
28,1
30,9
74,75
78,75
31,7
33,4
156,50
33,8
—
63,25
68,0
43,75
Aug.
4,376
25,4
4,275
32.7
83,25 36,0 93,50
39,6
151,25
–
159,25
32,7 34,4
–
63,-67,7
63,95
68,8
44,62
5
43,30
57,1
55
,
Sept.
Oct.
,,
4,-
3,50
23,3
20,3
–
4,15
3,70
31,7 28,3
77,25 69,50 33,4 30.0 93,25 93,50
39,5 39,6
145,50
•
135,25
31,5 29,2
—-
—
—
—
—
–
–
—
–
63,55
68,3
42,62
5
55,
Nov.
,,
3,50
20,3 3,45
26,4
71,25
30,8 89,25
37,8
127,75
27,6
1,28
28,1
2,25
——————
—————–
17,0
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
–
—
–
–
—
–
–
60,70 53,75
65,3
57,8
42,125
4450
54,
Dec.
3,45
20,1
3,55 27,2
76,25 32,9 91,00
38,6
134,00
29,0
1,26
27,7 2,03
——————-
–
–
–
—
–
–
–
—
—
–
—
–
–
–
15,3 1,73 10,0
53,15
57,2
44,65
57,1
Jan.
1935
3,30
19,2
3,52
5
27,0
74,25
32,1
89.25
37,8
137,25
•
29.7
1,13
24,8
2,59
——————-
19,5
2,89
16,8
53,625
57,7
45,62
5
5E;
4
Febr.
3,25
18,9
3,50
26,9
72,00
31.1
81,00
34.3
125,00
27.0
l’07
23,5 2.38
18,0
3,73
21,6
51,30
5
)
55,2
46,-.
5
)
50,
1 1
3,25
18,9
3,40
26,0
69,50 30,0 75,00
31,8
124,50
26,9
0,84
18,5
2,20
16,6
4,06
23,6
52,25
6
)1
56,21
47,25
6
)
1
61,1
1)
Men zie voor
16 Dec.
1929
de
tot 26 Mei
toelichting
1930
op dezen
74J5
K.G.
staat
Hongaarsche
de nos.
van
vanaf 26
8, 15 Mei 1930
Aug. 1928,
tot
25 Febr.
23 Mei 1932
1931
74 K.G.
en 15
Zuid-Russische
Febr.
1933.
2)
Tot Jan.
23
van
1931
Mei 1932 Hard
tot 2
Winter
Oct.
No.2.
van Jan.
1931 t
Canada. Van
19 Sept.
’32 tot
24 Juli ’33
62163
K.O.
Z.-Russ.
)
2
Febr,
6)
9 Febr.
7)
7 Febr.
S)
1
Febr,
9)
8 Febr.
;
1933
–
No.
2 Canada.
4)
T
Vervolg STATISTISCH
OVERZICI-
–
MINERALEN
.
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE
9
KATOEN
WOL
WOL
–
Hollandsche
Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf ex P
gekamde
Australische.
gekamde
Australische,
KOE-
HUIDEN
KALK
SALPETER
Middling
locoprijzen
F. G. F.
Sakella-
_______
. No. 1
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33 t/m33,9°
64166
0
$cts per
Merino,
64’s
Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
GId. per
100
G.
R damjA’dam
per
1000
K.G.
Bé s. g.
per barrel U.S. gallon
New-York
i
rides
omra
verpool
~JF
loco Bradford
per Ib.
SO’s Av. loco
57-61
pnd.
netto
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.
1925
1i
–
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
$
ets.
23,25
100,0
7e
29,27 100,-
pence
9.35
0
1
100,-
pence
55,00
.
OJ
100,0
pence
29,50
100,0
f1.
34,70
°Io
100,0
it
12,-
010
100,0
1926
17,90 165,7
.1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
–
82,0
11,61
96,6
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3 7,27 77,8
48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5 11,48
95.7 1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2 20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80.4
51,50 93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95.7 1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9
26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04 33,9 8,60 37,0
7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15
51,3 1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0 5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50 32,2
13,26
38,2
6,18
51,5
1939
6,20
57,4
0.63.
37,5 2,88
19,4
7,35
31,6 5,32
18,2
2,68
28,7
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11 50,9
Jan.
1933
7,05
65,3
0.53
31,5 4,16
28,0
6,15
26,5
513
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25 28,0
11,50
33,1
6,30
52.6
ebr.,,
7,20 66,7 0.38 22,6 3,97 26,7
6,19
26,2
4:98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40
533
Maart
,,
7,25
67,1
038
22,6
3,87S
26,1
6,40
27,5 4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
21,7
7,75 26.3
10,75
31,0
6,40
53,3
April
,,
7,25
67,1
0.37
22,0 3,67
24,7
6,65
28,6 5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6
7,75 26,3
11,25
32,4
6,40
53.3
Mei
7,15
66,2 0.23
5
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
533
juni
,,
7,15
66,2
0.25
6
15,2
302
20,3
7,85
33,8
5,85
20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
juli,,
7,05
65,3
0.41
24,4
333
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75 37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53.3
Aug.
,,
6,95
64,4
0.37 22,0
3,37
22,7
6,90
29,7 5,39
18,4 2,91
31,1
20,75
37,7 9,75
33,1
14,75
42,5
5,80
48.3
Sept.
,,
6,85 63,4
0.52
31.0
3,50.
23,6
6,60
28,4
4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1′
5,85
48,8
Oct.
•
6,60
611
0.66
39,3
4,04
27,2
6,40
27,5 4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.
,, .
6,75
62:5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39
25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49,6
Dec.
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2 6,50 28,0
4,89
16,7
2,38
25,5 25,00 45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0
P
n.
1934
6,65
61,6
0.66 39,3 3,74
25,2 7,10 30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5
6,15
51.3
br.
,,
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25
21,9
7,50
32,3
5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37,5
6,20
51.7
Maart
,
6,25
57,9
0.63 37,5
3,05 20,5 7,40
31,8
5,50
18,8
2,76 29.5
23,25
42,3
11.75
39,8
12,50
36,0
6,25
52,1
April
,,
6,30
58,3
0.62 36,9
2,79°
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50 26,7 23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30
52.6
Mei
6,25
57,9
0.62
36,9
2.88
19,4
6,80
29,2 5,20
17,8
2,48 26,5 21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
52.6
Juni
6.15
56,9
0.62
36,9
2,83
19,0
7,15
30,8
5,23
17,9
2,77
29,6
19.09
34,5
9.50
32.2
11,50
33,1
6,30
52,6
uh
6,15
56,9
0.62
36,9 2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17.00
30,9
9,00 30,5
11,50
33,1
6,30
526
Aug.
6,15 56,9
0.62
36,9
2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
182
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50 28,8
.
11,75
33.9
5,80
48,3
Sept.
6.00 55,6 0.62
36,9 2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,6
585
48,8
Oct.
.,
6,00 55,6
0.62
36,9
2,60
17,5
7,40
31,8
4,93
16,8
2,57
27,5
15,00
27,3
8,50
28,8
12,50
–
36
,0
5,90
49,2
Nov.
.
6,10 56,5
0.62
36,9
2,53
17,0
7,40
31,8
5,42
18,5
2,67 28,6
15,00
27,3
8,75
297
12,-
.
34
,6
5,95
49,6
Dec.
6,05 56,0
0.62
36
1
9,
2,76
18,6
7,50
32,3
5,43
18,5
2,77
29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
1
11,25
32,4
6,05
50,4
Jan.
1935,
6,05
56,0
0.625
37,2
2,97
5
20,0 7,55
:32,5
5,38
18,4
2,99
32,0
1475
26.8
8,25 28,0
fl0,75
31,0
6,15
51,3
4 Febr.,,
6,05
56.0
0.63
37,5
2,512.
2)
19.7
7.50
32,3
5,31
4
18,1
3,_4
32,1
14,25
5)
25,9
8,00
27,1
31,0
6.20
51,’j
,,
1
.
6,03
i
56,0
.0.63
37,5
2,925)
19,7
7,55
32,5
.
–
110.7561
1
-.
‘
6,20
51,1
cu rilaanugem.
alger. op
10
pence.
‘)Z
reor. ) 9 reor.
‘)
0
i-eor.
0)
7
I
–
ebr.
0)
5
t’ebr.
13 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
189
N GROOTHANDELSPRIJZEN
1)
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
1
IJZER
ILocoprijzen
ZINK
GOUD
ZILVER
cash
perK.G.
Leeuwar-
Heffing
Crisis
Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
Standaard Locoprijzen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen
Londen per
Foundry
No. 3 f.o.b.
(Lux III) p.
Londen
cash
Londen
Londen per
derComm.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
per Eng. ton
Eng. ton
Middlesb.
Eng, t. f.o.b. 1
per.
per ounce
Stan4ard
Ounce
Noteering
Centr.
ki. mjmerk
p. 100
St.
per Eng. ton
‘.
per Eng, ton
Antwerpen
Eng. ton
line
per5OK.G.
“IE’
ie 11.
0
10
‘T”
0
10
1T
1′
£j,
01
0
S
h.
“i”
ii”
°/o
£
°/,
sh.
01
pence
0
1
1925
2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
1
00,0
62.1
1
6
100,0
36.8
1
6
100,0
261.17/-‘.
100,0
73
1
–
100,0
67/
–
100,-
36.3/6
100
94
3
85
1
6
100,- 2
1
/
28″!16
100,0
89,3
1926
1,98
85,7
–
43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.17/6
111,1
86
1
6
1
1
8,5
68
1
8
102,5
34.2/6
85
1
–
99,5
1927
2,03
87,9
–
43,30
77,3
7,96
86,7
55.14!- 89,7
24.4!-
66,4
290.4/-,
110,8 731-
100,0
6416
96,3
28.101
–
78,8
851-
99,5
2611’4
83,3
1928
2,11
91,3
–
48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-‘
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
/1s
81,1
1929
2,05
88,7
–
45,40
81,1 8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851- 99,5
24
7
11s
76,2
1930
1,66
71,9
–
38,45
68,7
6,72
73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
13
1i
55,4
1931
1,34
58,0
–
31,30
56,9
5,35
58,3
36.51-
58,4
12.1/-
33,1
110.1!-
42,0
55
1
–
75,3
47
1
6
70,9
11.10j6
31,9
92
1
6
108,2
1
3
3
1
41,6
1932
0,94
40,7
–
22,70
40,5
4,14
45,1
22.
1
7/
36,8
8.12!-
23,6
972/
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1 1181-
138,0
12
1
/s
40,1
1933 0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
12417
3
14
145,8
12
3
/
38,5
1934
0,45
19,5
l,
18,70
33,4
3,45
37,6
18.1416
30,2
6.1516
18,6
141.1916
54,2
401-
54,8
3317
50,1
8.91-
23,4
13717
3
/
161,0
13
1
/10
40,7
an
’33
0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
4,27 46,7
1917/-
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9.191-
27,5
122/8
143,5 IIU/16
36,4
ebr.
,
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8
435
47,4
20.31-
32,5 7.71-
20,2
104.716
39,9
43/-
58,9
341-
50,7
9.151-
27,0
12015
140,8
11/1
37,2
8
rt.
,,
0,53
22,9
0,99
19,40
34,6
2,80
30,5
20-16
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
12015
140,8
121116
38,7
pr.
,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5
22,6
20.1116
33,1
7.12
1
6
20,9
109.17
1
–
42,0
43
1
–
58,9
3516
53,0
10.8
1
6
28,8
120/1
140,4
1
2
11
39,9
ffei
0,52
22,5
1,-
21,80
38,9
2,49 27,1
23.616
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131-
29,4
12316
144,4
13114
41,2
uni
,
u li
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0
2,50
27,2 25.71- 40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1
122134
143,0
13
1
/4
41,2
0,55
23,8
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.16/-
41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2 12.11-
33,3
1231104
144,9
12/i6
38.7
ug.
,,
0,63
27,3
1,-
18,90
33,8
3,576
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-‘
55,4
411-
56,2
351-
52,2
11.71-
31,4
125/10
147,2
12
37,4
iept.
,,
0,66
28,6 0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3916
54,1
34(6
51,5
10.18/6
30,2
130111
153,1
11
16
/16
37,2
)ct.
,,
0,68 29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1/-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
–
55,5
3916
54,1
3416
51,5
10.131-
29,4
13111
153,3
11
7
/
37,0
4ov.
,,
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.19.6
27,6
128154
150,1
12
1
14
38,1
)ec.
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,475
59,6
21.1/-
33,9
7.121- 20,9
153.81-
–
58,6
4016
55,5
361-
53,7
9.19!-
27,5
126124 147,6
12/1
39,1
Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8 3916
54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916
151,5
12
3
14
39,7
Feb.,
0,47
20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-‘
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9.-16
24,9
13711
160,3
1
2
1
1
38,9
Mrt.,,
0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.3
1
–
32,5
7.3
1
6
19,7
144.15
1
6
55,3 40
1
6
55,5
35
1
3
52,6
9.2/-
25,2
136
1
8
159,8
12
5
1
39,3
Apr.
0,42
18,2
1,-
17.20
30,7
2,72
29,6
20.14
1
6
33,4
7.416
19,8 150.10
1
6.
57,5
41
1
6
56,8
34
1
2
51,0
9.7
1
6
25,9
135
1
14
158,0
12
1
38,7
Mei,
0,41 17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.41-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.21-
25,2
13613
159,4
12
1
(16
37,5
Juni,
0,41
17,7
1,-
19,40
34,6
2,74
5
29,9
19.1816
32,1
6.14/-
18,4
140.11-
53,5
4016
55,5
31/9
47,4
8.161-
24,3
137184
161,1 12
1
14
38,1
luli
•
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6 18.111-
29,9
6.1416 18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2 8.61- 22,9
137111
161,4
12
3
(
39,7
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3 13,32
5
36,2
17.61-
27,9
6.141-
18,4
139.716
53,2
401
54,8
32’6
48,5
8.716
23,2
13816
162,0
13
40,5
Sept.,
0,43
18,6
1,-
18,121
32,4
13,31
36,1
16.101-
26,6
6.516
17,2
137.171-
52,6
39/6
54,1
3216
48,5
7.171-
21,7
1411-
164,9
13
1
/
40,9
Oct.,
0,43
18,6
1,-
17,37
6
31,0
3,95
43,0
16.31-
26,0
6.61-
17,3
137.1916
52,7
3916
54,1
3216
48,5
7.7/-
20,3
141110
165,9
14
43,6
Nov.,
0,47
20,3
1,-
17,-
30,4
I
4,52
5
49,3
16.1116
26,7
6.81- 17,6
139.81-
–
53,2
40!-
54,8
3216
48,5
7.7/6
20,4
139164
163,2
14
7
/8
46,3
Dec..
0,54 23,4
0,95
15,12
5
27,0
1
4,07
44,3
16.161
–
27,1
6.61-
17,3
137.816
52,51
3916
54,1
34/1
50,9
7.4/6
20,0
140164
164,4
14
11
/1
45,7
Jan.’35
0,58
25,1
0,90
1495
26,7
3,12
34,0
16.191-
27,3
6.51-
17,2
138.11/-
52,91
3916 54,1
34/6
51,5
7.6/6
20,4
1411104
165,9
14/4
45,9
4Feb.,
0,55
7
) 23,8 0,95
I4,08)
25,9
38,1
16.111-
26,7
6.316
17,0
140.21-
53,5/
3916
51,1
3116
51,5
7.316 19,8
14211
166,2
1411/16
45,7
II
,
,
0,95
14,25
6
)
25,4
13,55
38,7
16.816
26,5
6.5/6
17,2
138.’j
52,7I
3916
54,1
3416
1
51,5 7.51-
20,0
142)34 166,4
1
14
11
116
45,7
Sept. 1932 79 K.O. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr.
1934
Manitoba
l’40.
2
‘)lOt jarimwis western; vanat Jan.
itrzö
tot
tO
Liec.
I9d American
No. 2.
van
.n.
1928
Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr.
1931
tot 23 Mei
1932 6415
K.G. Zuid’Russische. Van 23 Mei-19 Sept.
1932
No. 3
AN GROOTHANDELSPRIJZEN.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
VURENHOUT
S TEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
6
°UBBE°’
Standaard’
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
Kolo-
basis 7″ to b
Zwedei!’
‘
‘
binnenmuur
buitenmuur
G
.
F. Accra Ned.-Ind.
L’en
Ribbed Smoked
Finland per
per
50 K.G. c.i.f.
per 100 K.G.
Rotterdam
Sheets
R’dam/A’dam
Java- en Suma-
Grond-
nlale
I,eans4.672Ms
per
1000
stuks per 1000 stuks
Nederland Amsterdam per
‘I
K.G.
per
100
K.G.
fratheep.1/5KG.
stoffen
dcten
f
0
10
f
0
1
f
%
sh.
01
/
0/
ds.
°!o
Sh.
01
0
f1.
Ojs
cts.
0/o
1925
159,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,875
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75
101,6
19,50 102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
‘90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
00.0.
102.0
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
6
90,9
46,875
-76,4
116,375
51,6 19,12′
102,0
82,75 97,9 81.5
109.1
1928 151,50
94,8
12,
–
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87′
88,9
49,625
580,9
–
110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
91.4
–
1929
146,00
91,4
14,
–
90,3
21,25
111,8
45/10
107,9
27,37′
76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,
–
69,3
69.25 82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,626
63,1
32
52,1
–
1
5,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
68.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25 66,1
20,25
106,6
22
1
5
52,8
15,37f
42,9
25
40,7
–
13
8,4
8,
–
42,7
42,50 50,3
46.8
48.6
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
–
1
1,75
4,9
6,32′
33,7
28,25
33,4
36.1
38.0 1933
73,50
46,0
10,
–
64,5
12,75
67.1
15
1
4
36,0
9,30
25,9
21,10
1
34,2
-12,25
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2 34.7
1934
76,50
47,9 8,50
54,8
10,50
55,3
1316
31,8
–
6,90
19,2
16,80
27,4
-13,875
10,9
4,075
21,7
40
47,3 34.4
32.1
an.
“33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
.139,1
–
1
1,625
4,6
5,37′
28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
,
70,00 43,8
9,25
59,7
13,-
68,4 15
1
9
37,1
10,62
5
29,6
23,75
38.7 -11,5
4,2
5,60 29,9 26,75
31,7
32.1
34.4
4rt.
,,
70,00 43,8
9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,37
5
28,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
6.-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.
,
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
15
1
5
36,3
9,50
26,5
23,50
138,3
–
1
1,625
4,6
6,07′
32,4
27,50
32,5
32.6 34.9
4ei
,
70,00
43,8
9,50
61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5
32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
uni
,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50
36,6
-12,375
6,7
6,35
33,9
31
36,7
‘
37.2 37.5
uh
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475
26,4
22,50
‘36,6
-12,625
7,4
5,92
5
31,6 33,50
.
39,6
38.2
31.4
Aug.
•
75,00
46,9
10,50
67,7
13.-
68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
-/2,625
7,4
5,27
5
28,1
35,25
41,7
36.5
35.6
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
‘32,2
-12,5
7,0
5,375
28,7
36,75
43,5
36.7
34.8′
Dct.
,
80,00
50,1
10.50
67,7
12,50
65,8
12/7
29,6
7,626 21,3
17,75
28,8
‘-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
33.4
lov.
•
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
–
22,3
16,25
±26,5
-12,75
7,7
4,65 24,8
40,50
47,9
36.4
32.1
Dec.
,,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26.9
7,976
22,2
16
26,1
-12,875
8,lt
‘
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3
Jan.’34
75,00 46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2 7,45 20,8
16,50
.26,9
-12,875
8,1
4,95
‘
26,4
45,50
53,8
36.9 33.8
Feb.,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8 14/5 33,9 7,25 20,2
17,25
‘28.1
-13
8,4
4,975
26,5
46,75
55,3
35.9
35.9
–
Mrt.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1411
33,1
7,-
19,5 17,75
28,9
-13,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.7
35.2
Apr.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7
6,55
18,3
17,75
.28,9
-13,625
10,2
4,25 22,7
44.25
52,4
35.6
34.5
Mei
,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7
–
6,72
5
18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3
77,50
48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
15/4
36,1
7,-
19,5
17
‘.27,7
-(4
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5
34.5
33.8
,
77,50 48,5
7,50
48,4
10,-
52,6
13(11
32,7
6,92
5
19,3 16,75
‘27,3
-/4,375
12,3
3,975
21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
~.-
pc
‘st
i
.
75,50 47,3
7,25 46,8
9,50 50,0
12/10
30,2
6,87
5
19,2
16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,975
21,2
39,75
47,0
33.9
31.4 73,50
46,0
7,-
45,2.
8,75
46,1
12/5
29.2
6,65
18,5
16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,725
19,9
32,25
39,6
33.1
29.5
,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
1117
27,3 6,70
18,7
16,50
26,9
–
-14,125
11,6
3,525
18,8
32,75
38,8
32.7
27.8
Nov.,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
12/3
28,8
6,62
5
18,5
16
26,1
-/3,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7 27.6
Dec.,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
12/8
29,8
7,17′
20,0
16
o26,l
–
1
3,875
10,9
3,376
18,0
34,50
40,8
32.7 28.6
Jan.’35
66,00 41,3
7,25 46,8 8,50
44,7
14/1 33,1
8,77
5
24,5
16
26,1
–
1
3,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9 29.5
4Feb.,
68,50 42,9
13(10
6
32,5
9,125
25,4
16
‘26.1
-(3,6875
10,4
3,50
18,7
32,755)
38,8
32.7
29.5
11
,,
,,
65,25 40,8 9,125
25,4
16
26,1
13,8125
10,7
3,50
18,7
32.5
29.0
.B.
Alle
Pondennoteeringen vanaf 21 Sept.
1
31
zijn
op goudbasis omgerekend; de Dollarnoteeringen vanat ZO April 3 zijn In verhouding van de depreclatle
n
den
Dollar
t.o.v. den
Gulden verlaagd.
170
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Februari 1935
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 11- Februari 1935.
Activa.
Binnen!. Wis-(Hfdbk.
f
22.748.666,09
sels, Prom., Bijbnk.
,,
431.851,98
enz.in disc.I Ag.sch.
,,
•3.061.300,59
f
26.241.818,66
Papier o. h. Buiteni, in disconto …….,,
–
Idem eigen portef.
f
866.250,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.
–
,,
866.250,-
Beleeningen Hfdbk.
f
88.732.609,621)
nc1.
vrsch.Bijbnk.
,,
3.581.623,24
in rek.-crt. Ag.sch.
37.546.628,84
op onderp.
f
129.860.861,70
Op Effecten ……
f
125.359.020,94
1
)
Op Goederen en Spec.
,,
.4.501.840,76
129.86Ô.861,701)
Voorschotten a. h. Rijk …………….
Munt, Goud ……f
102.585.230,-
&Iuntmat., Goud
..
,, 712.259.176,80
f
814.844.406,80
Munt, Zilver, enz. 22.416.307,88
Muntmat., Zilver..
Goud
_
‘Clrculatlelopelschbl
1
Andere
1
Beschikb.
Dek-
Data
i
Metaal-
Ikings
1
Munt
1
Muntmat.I
schuldenl
saldo
perc.
11
Febr. ‘3511025851
712.259 855.050
1
161.145
1
430.836
82
4
,,
‘3511021851
712.259
875.8601156.839
424.358
81
25
Juli
.
‘141
65.7031
_
96
.
41
0 310.4371
6
.
198
43.521
54
Totaal
1
Schatkist- 1
Belee-
Papier
b7vei
Data
.
1
bedrag
r promessen
1
ningen
het
b
°
utenl.
reke-
IdiscontoslrechtstreeksI
fin geni)
11
Febr. 1935
26.242
1
–
129.861
.866
5.689
4
,,
1935
26.408
–
145.223
866
6.447
25 Juli
1914
67.947
–
.f
61.686 20.188
509
ijonuer (ie activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zih’er
1
Circulalie
opeischb.
schulden
metaal-
saldo
9 Feb.’35)
142.810
178.910
35.550
57.026
2
,,
1355
;
142.590 175.010
37.910
57.422
12Jan.1935
113.502
1
27.297
182.382
31.645 55.189
5
.
,,
1935
113.502
1.
28.869
181.427
34.235
56.106
25Juli1914
f
22.057
1
31.907
110.172
12.634 4.842
1
Wissels.
-ni
Dek-
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
Bankbilj.
1
OtherSecurities
Data
Metaal
in
[circulatiel
in Bankingl’Disc.
and’ Securities
Departm.
1
Advances
1
6 Feb.
1935
1
193.022
376.988
1
75.446
1
9.277
1
9.907
30 Jan. 1935
1193.060
374.941
1
1
9.291
1
10.227
22 Juli
19141
40.164
1
29.317
1
33.633
Data
00v.
Sec.
Public
Depos.
t./llICf
Bankers
__pOSiLS
1
Other
_Accountsl
1
Reserve1
Dek-
kings-
1
perc.1)
6 Feb. ’35
82.911
16.535
104.069
1
39.348! 76.0341 47,5
30 Jan.’35
85.521
20.949
98.956
1
42.1021 78.1181 48,2
22
Juli
’14
11.005
14.736
42.185
1
29.2971
52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Data
Goud
Zilverl
ITe
goed
in
het
Wis-
Waan’.I
op het
1
Belee-
.
1
Renteloos voorschot
Ibnitênl.
sets
buitenl.I
ningen
cd Staat
1
Feb.’35
81.880
1
7601
10
1
4.5081
9521
4.468
1
3.200
25 Jan.’35
82.014
1
7321
10
1
4.9551
952!
4.323
1
3.200
23Juli’14
4.104
1
640
!
–
11.541!
8j
769!
–
Bonsv.d.
Diver-
Rekg.Courant
_______________
Data
rel/st.
amort.k.
sen’)
1
Circulatie
Staat
1
Zeijst.
1
Iamort.k.l
culieren
1
Feb.’35!
5.833
1
2.597
83.344
1
844
1
2.670
114.785
25 Jan.’351
5.837 2.275
81.686
1
1.063
1
2.688 116.473
23 Juli ‘141
–
1
–
5.912
1
401
1
–
1
943
1)
Sluitpost activa. DUITSCHE
RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee-
tent. circ. dekking
en
nin gen
banken
1
)
geldende
cheques
7 Feb. 1935
97,8 21,3
4,6
3.526,7
63,9
31 Jan. 1935
.79,8
21,3
4,6
3.619,7
81,2
30 Juli
1914 1
1
.
3
5
6
,9
–
–
750,9 50,2
Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Act iva’)
.
latie
Crt.
Pass jva
7 Feb.
1935
438,2
645,1
3.525,5
774,3
404,3
31 Jan. 1935
440,8
610,4
3.650,1
822,0 277,7
30 Juli
1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
.
JWCa3t.
-, nu. flCIILCIIUdIIKSÇIICIIIC
I
rcuI.,
0!
all. I&30, itSJJ. i, ZO
miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE(inBelga’s).
Data
Goud
ae
0
ij
–
ri
.
.
•-.t!
.
–
Rekg.Crt.
s-..
1935
o
1
E
.
7
Feb.k543
538i
87
638
1
203
1
340
1
40
3.628
28
183
31 Jan.
!
88
684
1
1
91
340
1
40
3.636
51
191
FEDERAL
RESERVE
BANKS.
Goudvoorraad
–
Wissels
Data
Other
‘ash’
2) Totaal
1
Goud-
certifi-
tnher-
1
disc.
v.
d.
1
In de
open
bedrag
cateni)
member
1
markt
banks
1
gekocht
23Jan.’35
5.298,7
5.281,3 286,4
8,7
1
5,5
16,,’35
5.254,9
_5.237,5
287,4
17,21
5,6
Data
Belegd
in
u. s.
t
F.
R.
Notes
1 1
Totaal
1
Gestort
1
Goud-
1
Dek-
Algem.
1
Dek-
Gov.Sec.
1
incircu-I
aputaahl
kings-
1
kings-
___________
latie
_
1
perc.3)
_
1
Perc.
4)
23 Jan.’351
2.430,313.066,914.738,21
146,9
71,6
1
–
16
’35
2.430,2
1
3.099,1
1
4.669,8
1
146,8
71,3
–
‘j
.,.e
çesL,IIcaIelI weluen uoor ne ocnajaisi aan cie tçeserve naneen
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
lOO op 59.06 cents werd gedevalueerd.
2) Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
0) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiechbase
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
1A1tT1CljLlERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Data
1
Aantal
Dis-
1
contos
1
IReservel
Totaal
1
1
Waarvan
Ileenin.
en
1
Beleg-
b/ de
gingen
depo-
sïto’s
time
deposits
beleen.
1
banks
1
16
Jan.’35!
9
1
7.607
110.657
1
3.274
1
19.591
1
4.397
9
‘l
–
1
7.578
110.580
3.208
19.398
1
4.397
De posten van De Ned. Bank, de Javasche Bank en de
Bank of Eng.
land zijn in duizenden, alle overige posten In mlllioenen van de be.
treffende valuta. .
Belegging van kapitaal, reserves en pen- pp
837.260.714,68
1
)
sioenfonds
…………………….,,
38.003.284,19
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.970.000,-
Diverse
rekeningen . ……………….
,,
5.689.260,56
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
16.996.491,37
f
1.059.888.681,16
Pasiva.
Kapitaal ….
……………………
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.807.914,92
Bijzondere
reserve
………………,,
5.000.000,-
Pensioenfonds
………………….,,
9.225.927,07
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
855.050.065,-
Bankassignatiën in omloop ……….
73.334,53
Rek.-Cour. jilet Rijk
f
58.690.772.12
saldo’s:
Anderèn
102.380.794,55
161.071.566,67
Diverse
rekeningen ………………
…
,, 5.659.872,97….
f
1.059.888.681,16
Beschikbaar metaalsaldo
……..
….
f
430.836.390,25
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.077.090.975,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..,,
–
Waarvan aan Nederlandsch-lndjt
(Wet van. 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
t 73.789.100,-
Waarvan in het buitenland ………………….
…..49.775.319,64
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
1
1
____________
1
buite.i
N.-!nd. betaalb.
Dis-
conto’s
‘
Belee-
ningen
”
rek e-
ningen’)
kings-
percen-
tage
9 ]eb.’35
5
)
.
650
71230
12.580
67′
2
;,
1352)
500
71470
11.190
67
12 Jan.1935
1.455
9.783
54.959′
10.809
66
5
,,
19,35
1.201
9.673
1
53.677
11.237
60
25 Juli1914
6.395
7.259
J
75.541
2.228
44
t
)
Sluitpoet activa.
1)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.