Ga direct naar de content

Jrg. 12, editie 585

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 16 1927

16 MAART 197

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Econômisch-Statistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKÈER

ORGAAN VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CÉNTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMiSCHE GESCHRIFTEN

12E
JAARGANG

WOENSDAG 16 MAART 1927

No. 585

INHOUD.

Blz.

VEREEHIGING VAN GEME€TEN
door
Mr. J. A. N. J’atjn 240
Belegging door den Staat door
J. J.
M. H.
Nijst ……243
De rechtsverhouding tusschen meerderheid en minder-
heid bij Vennootschappen door
L. Keesing ………..247
De ongrondwettigheid van het Nederlandsch-Belgisch
Verdrag door
Prof. Mr. C. W. de Vries …………248
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
De handel der successiestaten van de Oostenrijk Ron-
gaarsche monarcbie met Sovjet Rusland II door
Dr. Richarci Kerschagi ……………………248
AANTEEEENINGEN:
Indexcijfers van scheepsvrachten …………. .. ….
250
BOEKAANK0NIMOING:
Dr. Alfred Verdroas: Die Verfassung der Völker-
rechtsgemeinschaft, bespr. door
Mr. Dr. J. C. Baak 251
MAANDCIJFERS:
Emissies in Februari
1927 ……………………251
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam ……….
251
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN …………….
252-258
Geidkoersen.

Bankstaten.

Goederenhandel. Wisselkoersen.

Effectenbeurzen.

Verkeerswezen.

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCflRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Ijasselt; Jhr. Mr. L. II. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
Dr. E. Moresco;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis; Mr.
Q. J. Terpstra;
Prof.
Mr. F. de Vries.

Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f20,—, Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 Cents. Leden en donateurs van het Inst’ituut ontvangen het weekblad gratis.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij obouncment
volgens tarief. Administratie van abonnemeiten en adver-
tenties: Nijgh d van Ditmor’s Uitgevers-1llaatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Poatchèque. en giro-
rekening No. 6729.

15
MAART
1927.

De meer gemakkelijke stemming op de geidmarkt
heeft geen voortgang gemaakt. Integendeel, nadat in

het begin der week de koersen allen nog iets verder

teruggeloopen waren, trad Woensdag weder een vastere

stemming in. Particulier disconto, dat in het begin

der week tot pOt. gemakkelijk plaatsing vond,

was nu alleen tot
31/2
pOt. of
39/16
pOt. onder te

brengen,
terwijl
de prolongatierente, na
31/4
pOt.,

weder op 3/2 en
33/4
pOt. kwam; Callgeld 3 tot
33/8
pOt.

Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank
vertoont de post binnenlandsche wissels een ver-

mindering van f 7,1 millioen. De beleeningen blijken

met f 2 rnillioen te
zijn
afgenomen.

De voorraad gouden munt geeft een kleinen terug-

gang te zien, doch het hoofd muntmateriaal steeg

ruim f 5 millioen. De zilvervoorraad bleef
vrijwel
op

dezelfde hoogte. De post papier op het buitenland

en de diverse rekeningen onder het actief, stegen

resp. met f 2,6- miljoen en f 1,2 millioen.

De biljettencirculatie daalde van f 806,1 millioen

tot f 795,4 millioen. Het tegoed van het Rijk vertoont

en vermeerdering van f 13,1 millioen. De rekening-

courantsaldi van anderen
blijken
met f 2,8 millioen

te zijn afgenomen. Het beschikbaar metaalsaldo steeg

net f 5,1 millioen. Het dekkingspercentage bedraagt

ruim 53.
* *

*

In de koersen van de voornaamste wissels kwam

weinig verandering. Aanvankelijk was de stemming
nog iets vaster. Voor Londen werd 12,13 betaald en

ook New York en
Berlijn
waren hooger. Daarna trad

er echter een lichte reactie in en werden Dollars

meestal omstreeks 2,49/8 â 2,49
15
/16
verhandeld,

terwijl Londen â 12,12
1
/
4
en Marken â 59,26 vrijwel

ônveranderlijk verkrijgbaar waren. Ook
Parijs
bleef

zeer stabiel; 9,77-9,78.
Bij
de
stijging
van Lires en

Pesetas, die ook deze week weder opliepen, voegden

zich nu ook de Noorsche Kronen.
Vrijdag
trad weder

e’en bij dit devies
gebruikelijke
plotselinge
stijging

in, waardoor de koers van omstreeks 64,90 op 65,35

kwam. De
stijging
van Spanje bracht den koers van

42,40 op 43,10 en Lires stegen van 10,98 tot 11,18;

gisteren werd zelfs 11,34 betaald.

LONDEN,
14 MAART
1927.

Zooels uit den baukstaat op Donderdag bleek, is het

voor de geldmarkt beschikbare saldo weder belangrijk

ingekrompen, zoodat geld op Dinsdag en Woensdag

dan ook zeer gezocht was.

Dinsdag moest zelfs een klein bedrag van de Bank
van Engeland geleend worden. Later in de week was

geld weder iets gemakkelijker.

De noteering voor 3 maands prima bankaccepten

bleef op 45/31 gehandhaafd, terwijl de tendenz

eerder vaster was te noemen. In de laatste dagen

viel weder een sporadische buitenlandsche vraag naar

wissels te constateeren, die, mocht zij aanhouden,

een verzw.akkenden invloed zoude moeten uitoefenen.

Men wenscht hier echter niets liever dan een betere

verhouding tusschen privaat en officieel disconto,
opdat een deel van het hier aankqmende goud ook

zijn weg zoude kunnen vinden naar de Bank, waar-

a’an het nu maar steeds voorbij blijft gaan.

240

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Maart 1927

VEREENIGING VAN GEMEENTEN.

Vereeniging van gemeenten doet zich voor in d

vorm van samènvoeging van gemeenten van ongeveer
gelijke omvang, en van de aanhechting ,van kleiner

zoog. kring-gemeenten bij een groote. Alleen het twee
;

de geval wordt in de volgende regelen behandeld. Het

is het geval, dat in de laatste jaren veel stof opjaagt;

.dat aanleiding is geweest tot •de oprichting in 1925

van een ,,Bond van anti-annexatie-comité’s”; dat ook

in de laatste maanden, in verband met de plannen ten
opzic’late van Voorburg en Rijswijk, de uitbreidingen

van Haarlem en Breda, aanleiding is geweest tot veel

geschrijf.’

Dat dit vraagstuk vooral in de laatste jaren de ge-

moederen heeft warm gemaakt, is zeer verklaarbaar.

Zelfs ten tijde dat Oppenheim zijn Gemeenterecht

schreef, was het nog niet zoo aan de orde. Deze schrij-

ver behandelt natuurlijk de artikelen der Gemeente:

wet, die betrekking hebbôn opde vereeniging en split

sing van gemeenten, en verklaart zich voor een ruime

toepassing, ruimer dan na Thorbecke practijk is ge
;

weest, van de vereeniging. Doch het isteekenend,
:
da

in dit werk de vragen, waarvoor wij thans telkens
staan met betrekking tot de samenvoeging van de
‘kringgemeenten •bij de groote, zich uitbreidende ge:

meente, niet worden aangeroerd. De verklaring zie ik

in de uitbreiding der groote steden in de latere jaren;

waardoor zij uit haar grenzen groeien; in de bij d

Woningwet opgelegde verplichting tot het vaststellen

van uitbreidingsplannen, waardoor men zich meer ‘dan,

vroeger rekenschap geeft van de toekomstige ontwik?

keling der stad; in de verbetering der vervoermidde-

len, waardoor de trek naar de buitenwijken, naar de
rustiger stadsgedeelten, wordt bevorderd; in de .groo tere zorg voor behoud van natuuischoon; in de toene

mende sportbeoefening, waardoor de behoefte aan

oefen- en speelterreinen zoo ontzaggelijk is toegeno
men. Door al deze omstandigheden streven de bestu:

ren der groote gemeenten naar uitzetting der grenzen,

natuurlijk ten koste der omliggende gemeenten, en
naarmate een gemeentebestuur verder vooruitziet

krachtiger voor dit grootesta’dsbela’ng opkomt, weer
;

klinkt luider de beschuldiging van ,,imperialistisçhe

neigingen”, gaan de anti-annexatie-comité’s heviger

te keer, worden de sympathieke kleine’ gemeenten, die
zoo flink voor haar zelfstandigheid opkomen, meer

geprezen.

Intusschen, zoo gaat het niet altijd. De vereeniging

van Loosduinen met ,’s-Gravenhage b.v., in 1923, ge

schiedde met instemming van eerstgenoemde gemeen-
te. Toch is de bevolking van Lobaduinen zeer •geest

krachtig, heerschte er èen zeer uitgesproken eigen ge-
meenteleven, waren in alle opzichten de aanspraken
van ‘s-Gravenhage in dit geval minder sterk dan te

opzichte van Rijswijk en Voorbur.g.

Er waren voor het standpunt van Loosduinen m.i.

zeer goede gronden aan te veren. Een hiervan was – en ik bedoel hiermede allerminst iets ten nadeele vai’

die gemeente te zeggen – dat de belastingen er hoog
varen, zoodat over het.algemeen de burgeriji er bij de
vereeniging ten aanzien van de belastingen niet op
achteruit .ging. Ik vermeld dit, omdat mij nég een ge:
val bekend is van een kleine gemeente, die in minder
rooskleurige geldelijke omstandigheden verkeert en
gaarne de vereeniging met een groote naburige ge-
meente zag tot stand komen. Die wensch is volkomen

verklaarbaar. Ik ‘kan hem volkomen
billijken,
maar

wanneer in andere gevallen, waarin de belasting-ver-
houding voor de kleine gemeente gunstiger is, zoo

hooi opgegeven wordt van de liefde voor de eigen ge-

meenschap
i
van de echt Nederlandsche zucht naai
zelf&tancli’gheid, van de diep in ons volksleven w’orte-

len’de plaatseke autonomie, en wat die’s meer zij,
dan rijst bij mij’ toch ‘de vraag of er tusschen al deze
zeer loffelijie eigenschappen en het peil der belastin’

gen niet .eenig verband bestaat.

Door voor- en tegenstanders van vereeniging is her-

haaldelijk de wensch uitgesproken, dat de Regeeii’ng bij het, doen van voorstellen meer stelselmatig zou te

werk gaan. Het valt niet te ontkennen dat in zekere

tijden een wind waait, die gunstig is voör dergelijke

wetsvoorstellen, terwijl in een ander tijdvak de drin-

gen’ds te gemeentelijke beden om •grensverlegging en-

verhoord blijven. Van groote invloed is natuurlijk het

inzicht van de Gedeputeerde ‘Staten. Uit een oogpunt.

van rechts-eenheid zou er zeker veel te zeggen zijn

voor een stel regels, waaraan de oplossing in ieder ge-

val dat zich vooidoet, ware te toetsen. Ik betwijfel

echter of dit mogelijk is. De omstandigheden zijn tel-

kens zoo verschillend, er komen hierbij zooveel punten

in beschouwing, dat ieder geval wel op zichzelf zal

moeten. worden bezien en het ontwerpen van een stél-

sel, dat op die naam aanspraak mag maken, vrijwel

ondoenlijk schijnt. Maar toch heeft mij’ bij het door-

lezen van een en ander wat over dit onderwerp is

geschreven – ‘het vraagstuk heeft ondanks zijn jeugd

een eerbiedwaardige literatuur – getroffen, dat er

zekere beginselen zijn waarover voor- en tegenstan-

ders het gewoonlijk eens zijn, waarop beide zich om

strijd beroepen om hun, tegenovergestelde .stan’dpuri-
ten te belichten, terwijl er andere punten zijn, waar-

over men het altijd weer oneens is. Ik meen te beant-

woorden aan de bedoeling van de redactie van dit tijd-

schrift, door te trachten van die beginselen en van die

punten een korte uiteenzetting te geven en daarover

mijn eigen meening te zeggen.

Beginselen waaromtrent overeenstemming bestaat.

Volgens de Prui’sische wetgeving van 1853 – can-

gehaald in Struycken’s ,,De Gemeenten en haar ge-
bied” bl. 45 – wordt. -gedwongen vereeniging alleen
toegelaten, wanneer het openbaar belang die vereischt

en wordt de aanveziheid van dit laatste aangenomen,

indien gemeenten ,,ihre osffentlich-rechtlichen Ver-
pflichtungeri zu erfüllern ausserstande sind”, of ,,in-

folge örtlich verbundener Lage…. ein euhebliche,t

Widerstreit der kommunalen Interessen entstan’den

Struycken zelf, in het algemeen geen voorstander
van v.ereeniging – zijn geheele studie schijnt geschre-

ven als betoog ertegen – zegt op bl. 52: ,,Dat eene
stad eene buiten hare grenzen aangebouwde
wijk,
die
geheel het stadskarakter vertoont, en niets gemeen
heeft met de plattelan’dsgemeente, waarin, ze is ge-
bouwd, wil annexeeren, zij het’ in hoofdzaak, om de
daar wonende bevolking geheel in de stad’sbelastin-
gen te doen bijdragen, en dat zij zich beijvert, zulke

annexatie niet al te beperkt te doen plaats vinden, cp-

dat niet spoedig het gewraakte
verschijnsel
zich her-

hale, is te begrijpen.”

Ik zou hieraan nog kunnen toevoegen een uitspraik

‘an Mr. Dr. J. v. d. Grinten, in het algemeen even-
min voorstander van vereeniging, in zijn Memorie aan
het Gemeentebestuur van Heemstede: ,,indien de on-

middellijk aan Haarlem grenzende bouwcomplexen in-
derdaad waren aan te merken ‘als
Haairlensche
bebou-

wing en, wat hun verzorging betreft – men den’ke

aan de voorziening vn water en licht, aan rioleering
en zorg voor de veiligheid – geheel of zelfs ten deelé

op Haarlenr
waren aangewezen, dan zou inderdaad met

eenigen grond kunnen worden gezegd, dat zulke aan
gene , zijde der grens liggende bebouwde kwartieren

maatschappelijk tot het s’tadsgebied behooren.” Deze
uitspraak ‘bewijst, dat voor- en tegenstanders zich
veelal op ‘dezelfde beginselen beroepen, want zij’ is ‘on-
geveer gelijk aan hetgeen door het Gemeentebestuur

van “s-Gravenhage is aangevoerd ten gunste van de
samenvoeging met Rijswijk en Voorburg, samenvoe-

ging aan welker bestrijdin Mr. v. cl. Grinten een

gansche memorie heeft gewijd.
In bove’nvermelde uitspraken wordt zeer scherp ge-
steld, dat wanneer van de betrokken gemêente’n er
eene niet levensvatbaar meer is, wanneer er moeilijk-

16Maart 1927

ECONOMISCWSTATISTISGHEBERICHTEN
1

11
241

heden ontstaan’ten gevolgd van zeer tegenovdgestdlde

belangen; wanneer de kring-gemeente geheel het ka-

iakter eener stadswijk vertoont; dat er dan grond is

die, gemeenten te vereenigen. Kunnen de voorstanders
aan toonen dat bovenvermel cle omstandigheden aanwe-

zig
zijn,
dan is er ook volgens hen die in het algemeen

tegenstanders van vereeniging zijn, ernstige reden
(leze te overwegen. Tot zoove.r is er in beginsel over-

een stemming.
ik zeg: e.t.nstige reden de vereeniging te overwegen;
niet: de vereenigiog onvermijdelijk te verklaren. Im-

mers, èn in de Pruisische wetgeving, èn door de te-

geristanders-un-begunsel, wordt geëischt, dat niet
cl oor ander wettige middelen de bl angen-tegen stel-

ling der betrokken gemeenten kan worden opgeheven.
hiermede kom ik tot de tweede stelling welke door

voor- en tegenstanders •kan worden onderschreven.

Welke zijn die wettige middelen?

Er zijn er verschillende, van publiek- en van

t
vaatrechtelijko aard. Tot de eerste behooren de hel)a-
‘lingen betreffende samenwerking in eenig’e bijzondere

wetten, zooals de L.O.-wet, cle Ziektewet, de Wareii-
wet, die geen belangen van algemeene aard regelen

en daarom hier onbesproken kunnen blijven. Gewich-
±i
ger
voor ons is cle vorm van samenwerking tusschen

gemeenten, die cle Gemeentewet zelve voorziet in (Ie artt. 121 en 122. Deze artikelen, opgenomen naar het. voorbeeld van de artt. 91 e.v. der Provinciale wet, he-
oôgden blijkens de Mem. van Toelichting de toepassing
van ,,het beginsel van vereeniging tot bereikung van
(énzelfde nuttig doel”. En dat men zich’die toepassing
I’aiiielijk ruim dacht, blijkt wel uit de bedoeling daar-
onder niet alleen te betrekken gemeenschappelijke in-
richtingen, zooals heurtveren, gezamenlijke hegraaf-
plaatsen ed., maar ook hijv. het heffen van plaatse-

lijke belastingen tot een zelfde bedrag en.
01)
dezelfde

voet.
To dô practijk hebben de artt. 121 en 122 niet aan

de verwachtingen beantwoord. Voor een gemeenschap-
pelijke rgeling is in de eerste plaats meestal noodig
een orgaan dat, voorzien van een niet te beperkte vol-
macht, namens de betrokken gemeentebesturen met
zekere zelfstandigheid optreedt. Doch dit werd al aan-

stonds onmogelijk gemaakt, doordat een E. B. kort na
cle invoering van de Gemeentewet (29 Oct. 1855 No.

45) een gerheen schappelijk bestuursorgaan buitenge-sloten verklaarde. Voor de besluiten, genomen krach-
tens een…egehng als bedoeld bij art. 121, golden in het

algömeen alle voorschriften van de Gemeentewet. Jliei-

door

.

werden zoodanige regelingen dermate omsiachtig,

dat
zo
voor eenigszins belangrijke onderwerpen niet te

gebruiken waren. En al is hiermede in de loop (tel’
jaren nog al eeria de hand geliëht, de onzekerheid of
de geheele zaak dan wei rechtsgeldigheid bezat, bleef

bestaan.
De bezwaren, clie ons gemeenterecht voor een ge-
meenschappelijke regeling bevat, zijn ton deelo dezelf-
de die sedert in meer of minder sterke mate bij het be-

stuur der eigen gemeente worden ondervonden. De
omslag, het gevaar der rechtso.n.zekerheid, de behoefte

aan meer vrijheid van beweging, ze worden binnen de
grenzen der gemeente ook gevoeld, maar intercommu-

naal is dit wat eerder het geval geweest. ,,Naarmate
gemeenschap van belangen den eisch van gemeen-
schappelijke voorziening dringender deed worden,
bleek in de praktijk meer, dat de wettelijke regeling
eerder een belemmering daartegen dan een in de hand

werken er van bood,” aldus luidt het oordeel van Op-penheim o’er de artt. 121 en 122. Be1anrijke regeliti-
gen, krachtens art. 121 tot stand gekomen, zijn mij
niet bekend. Ik geloof niet dat bijv. een gemeenschap-
pelijke regeling van belastingheffing door twee ge-
meenten ooit is getroffen. De bekende voorbeelden zijn
regelingen betreffende beurtveren, vaarten, wegen,
tollen, begraafplaatsen, brandweer, ziekenhuizen, een
enkele tramweg, een gasfabriek, waterleidingen, e.d….
Een groote moeilijkheid is ook hoe, wanneer de rege-

ling eon dci: betrokken gemecti’teu niet bevalt, er wcei

af to ‘komen. Algemeen erkend wordt dat de opheffing

in de wet niet voh.loendeis geregeld.
Wanneer men bedenkt hoe sterk in de laatste halve

eeuw do behoefte aan samenwerking tusschen gemeen

teii is gevoeld, dan bewijst de beperkte toepassing van
art. 121 wel, dat •dit middel geheel ondeugdelijk is.
Wijziging van de Gemeentewet op dit stuk is meer-
malen bepleit, o.a. door Struycken, en voorgesteld

door de Staatscommissie-Oppenheim. Maar dan mag

ook veilig worden aangenomen, dat ‘de kans om dooi’

regelingen ‘krachtens het bestaande art. 121 aan de
noodzakelijkheid van vereeniging van gemeenten te

ontkomen, uiterst gering is.
hetzelfde kan getui.gd
worden van (le privaat-rech-

telijke overeenkomsten van Gemeentebesturen tot
voorziening in bepaalde behoeften, zooals een .gemecn

schappelijke ii oleering; overeenkomsten tot gemeen-
schappelijke aankoop of verkbop van bepaalde zaken;

en vooral, leveringen van gas, elec:triciteit, water, door

de eene gemeente aan cie andere. erge1ijke overeen-

komsten zijn. gewoonlijk in het belang van beide ar-

fijen en bestaan er dan. ook vele. Niettemin blijft het

verlangen naar vereeniging oenernen. Ofschoon er
vel eens een zekere huiverigheid bestaat ze af to

iuit’en en ze een enkel maal op hij-overwegingen zijn
sfgestuit, doet zich dit geval te zelden, voor om te

kunnen meenen, dat ruimere toepassing hiervan in ‘de
laats van vereeniging van gemeenten zou kunnen treden. Waar zulke overeenkomsten mogelijk zijn,

brengt het eigen’beiang.der hetrolcken gemeenten ‘dczen

in dè regel wel tot overeenstemming.
Van meer beteekenis voor het hier behandelde
vraagstulc is een andere privaatrechtelijke vorm van

samenwerking, de door gemeePten opgerichte naam-

boze vennootschap, waarbij in den laatsten nog is
gekomen het zgn. gemengd bedrijf. ‘De 23 Zuid-Beve-

landsche gemeenten, die in deze vorm een gemeen-
schappelijke waterleiding tot stan cl brachten,’ kurin en

zich de eer toerekenen in belangrijke mate de aandacht
op de gemeentelijke naamlooze vennootschap te heb-

hen gevestigd. De literatuur over dt onderwerp lail
aan uitgebreidheid niets te wenschen. Vele zijn de be-
zwaren, tegen de gemeentelijke zoowel als tegen de in-

tercommun ale
ii
aamlooze vennootschap ingebracht.

Naar mij wil voorkomen, zijn clie bezwaren wel eens wat overdreven. De gangbare voorstelling is alsof cle
gemeente of gemeenten een lichaam in het leven roe-pen dat, zijn afkomst plotseling vergeten de, er op uit

is zooveel mogelijk voordeel voor zijn aandeelhouders
(de gemeenten!) ‘te behalen ten koste van het publiek

en dat tegelijkertijd, (loer zijn privaatrechtelijk karak-
ter, zwak staat tegen.over de openbare besturen, van
wier medewerking het afhanlceljk is, tegenover de ver-
bruikers, tegenover zijn personeel. Niet in alle geval-

len zou ik do gegrondheid van de aangevoerde bezwa-
ren willen erkennen. Mi. wordt te veel vergeten. ‘dal,
déze vorm van naamlooze vennootschap, juist door het

feit dat gemeenten de oprichters zijn, een eeTligszins
ander ‘karakter heeft dan de particuliere; •dat in cle
statuten, in de publiekrechteljke vergunningèn, bepa-
lingen ‘kunnen worden opgenomen., die de hehartiging
van de openbare belangen verzekeren. Voor bepaalde

onderwerpen, zooal’s watervoorziening, tramwegen,

distributie van elec’triciteit, acht ik deze vorm van
samenwerking volstrekt niet verwerpelijk. Het moge
waar zijn ‘dat de gemeenten er toe gekomen zijn bij ge-
brek aan beter, daarom is de vorm nog zoo slecht niet.
Intusschen, de nadruk moet vallen op de woorden:

voor bepaalde onderwerpen. Uit den aard der zaak
moet een wette]ijke regeling in het wetboek van Koop-
handel van de met het doel van win stbejag werkende
naamlooze vennootschap, zich minder eigenen voor een onderdeel der gemeentelijke overfieid’staak. in beginsel

deugt die regeling daarvoor niet. Tusschen de enkele
behoeften, die langs deze weg bevrediging kunnen
vinden, en het geheel van behoeften, waarin het be-

242

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Maart 1927

stuur eener gemeente heeft te voorzien, bestaat een,

geweldig onderscheid. Wanneer men, met Struycken;t

in de toekomst. ons land overdekt ziet ,,met een net,
van associaties, tusschen

vornaen tusschen gemeenten
en provinciën,. die een gewichtig deel der moderne’

overheidsbemoeiingen tot zich zullen trekken, gewich-:

tige volksbelangen zullen behartigen, aanzienlijke be-
dragen aan ‘s lands schatkist zullen kosten, terwijl

èn wetgever èn regeering zich onverschillig toonen

voor de beginselen naar welke die associaties zullen

zijn opgericht”, dan zal men, dunkt mij, vooreerst meer
1

moeten gevoelen voor een tijdige uitbreiding van ge-,
meentegrenzen, waardoor dit s’chri.kbeeld ten •deele

kan worden afgewend, maar tevens begrijpen de sfei-

ke aandrang van die geleerde schrijver naar ,,de

publiekrechtljke intercommunale corporatie”, doo i’.

‘hem ,,een noodzakelijke phase in de ontwikkeling van’
ons gemeentewezen” genoemd.

Het publiekrechtelijk intercommunaal orgaan, is in

cle literatuur over deze vraagstukken een goede en a1

reeds oude bekende. Al wie over gemeentelijke samen-t

werking geschreven heeft, spreekt ex over en, in de
regel, vraagt er om. Trouwens ook de Regexing zag
in 1915 de noodzakelijkheid ervan en de Staatscôm-

missie-Oppenheim tot herziening der Gemeentewet,

hoewel iets minder ver gaande, voorzag toch de schep-
ping van een iutercommunaal orgaan (art. 121). Men
)

zou het kunnen plaatsen op .de iet al te korte lijst van

onderwerpen, ‘die dringend om wettelijke regeling vrc-
9

gen en waarvoör onze wetgevende macht de tijd niet
kan vinden. .

Wij bevindo ons hier op Lt onbegrensde gehied

van het jus otituendum en ik zou er niet over spre-

ken, ware het niet ‘dat de bestrijders van de vereeni-
ging van gemeenten zich op de wenschelijkhei’d van’
publiekrechtelijke regeling plegen te heroeen. Het

laat zich zeker denken, dat een tusschenvorm in hét

leven .werd geroepen, die in een aantal gevallen de
vereeniging van gemeenten zou overbodig maken

1

opschorten. Maar moeten de gemeenten hierop wach-,

ten? Ik heb veel eerbied voor de spoed waarmede ‘de

Nederlandsche wetgever werkt, maar in het vertroti-
1

ven hierop de uitbreiding onzer groote gemeenten
stop te zetten, gaat me wat. ver. Juit door hu
n
aan-
drang om wettelijke regeling, welke ik volkomen on-.
derschrijf,
bewijzen
de tegenstanders van de vereen 1.-,.
gingsgedachte dat cle bestaande middelen – art. 121
Gemeentewet, de regeling in bijzondere wetten, de pri-
j
.
vormen van sanenwerking – . geheel
onvoldoende zijn ter ‘berei’king van het door de vereeni-

ging beoogde doel.

Van ‘de bedoelde middelen vraagt er een nog bijzon- –

dere aandacht wegens het groote belang van het on-
derwerp voor het hier behndelde vraagstuk, nl. over-
leg ten aanzien van uitbreidingsplannen.
11
Als een van ‘de redenen waarom men in de laatste,
jaren zooveel van grenswijziging van gemeenten hoort,m.

noemde ik de verplichting ingevolge de Woningwet

tot vaststelling van een uitbreidingsplan. Wanneer
men weet dat ,,de naaste toekomst”, waarin het uit-
breidingsplan moet voorzien, ‘op 25 jaar is gesteld,
en ‘dat Den ‘Haag zich in een zoodanig tijdvak enge-z

veer verdubbeld heeft, dan ziet nien in dat voor een

stad als Den Haag het uitbreidingsplan spoedig de.
grenzen der gemeente bereikt. Tot geen an’der beslmiit

komt men, wanneer men bedenkt dat volgens art. lii
van het Woningbesluit binnen een kring van 2 RM»
van de bestande ‘bebouwing een uitgewerkt beeld van

de ontwikkeling der gemeente. moet worden gegeven,
en daarbuiten nog een schets, ten minste aangevende.

‘de hoofdverkeerswegen en de besternmin.g van ‘de ‘grond
voor w’oonhuizen ‘of andere perceelen. . -,
Bij ‘de vaststelling, van’ het uitbreidingsplan kotf
de groote gemeente ‘dus licht in aanraking met de:
kring-gemeenten en bestaat het, gevaar voor gebrek’
aan aansluiting van dit plan met de uitbrei’dingsplan-

nen of de wegen-aanleg in laatstgenoemdé gémeenten.’

Indien 66n ding verbaast in ‘de bestrijding van ver-

schillendè ontwerpen tot vereeniging van gemeenten,
da’n is het ‘de luchthar.tigh’eid waarmede over het hier

genoemde bezwaar pleegt te worden heengestapt.

Struycken erkent het en bepleit, om het op te heffen,

wijziging der Woniiaget,’ waarbij hij ‘de regeliiig ‘i

de Engelsche Housing Town Planin’g etc. Act 1909 en
het Pruisi’sche Zweckverbandsgesetz ten voorbeeld

stelt hier spree]ct weer dat ‘rotsvaste vertrouwen in

de wetgever en in zijn voortvarendheid, waarbij ik
hierboven, in verband met de intercommunale rechts-

persoon, een vraagteeken plaatste. Maar ‘de mindere
goden loopen er gewoonlijk al heel gemakkelijk over

heen. Dat is een zaak van gemeenschappelijk overleg,
heet. het. Gemeenschappelijk overleg is zeker een nut-

tige zaak, ook bij uitbreidingsplannen. iGedeputeerde

Staten van Zuid-Holland, hetzelfde lichaam ‘dat de

opheffing van Voorbin’g en Rijswjk voorstelde, heeft

er nog onlangs op gewzen. Z’oolang we geen gewestè-,

lijke uitbreidingspla’nnen . hebben, en misschien ook

als we ‘die wel hebben, zal het geraden zijn dt de eene gemeente bij de vaststelling van zijn uitbrni’dingsplan

rekening houdt met de plannen van a’ndexMaar wie

wel eens te maken heeft gehad met het vaststellen van
uithrei’dingsplannen, en weet hoe: otzettend moeilijk

deze arbeid is, zal over het irischak’elen van overle’g

met andere gemeentebesturen in de reeks van voorbe-

reidende handelingen die een uitbreidingsplan ‘vor-
clert, niet licht denken en zal ze]cer’niet een”üitspraak

onderschrijven als die van Mr. Dr. J. v.. d. Gri:ten:

,,De quaestie ‘der plannen van uitbreiding mist in elk

geval, ook in verband met de te verwachten herziening

onzei wetgeving, ten eenenmale het ‘karakter van ar-

gunient voor ‘de annexatie”. (Memorie uitgebracht aaii
de Raden van Voorburg en R’j’swijk, bl. 21). Bij’ een,
uitbreidingsplan ‘komn zoo vele gezichtspunten iii

beschouwing, vragen omtrent het kara’kter van be-‘

paal’de sta’dsdeelen, belangen van nijverheid en handel,
voorschriften van bebouwing, eisehen van verkeer, van

welstand, van volksgezondheid, enz., ‘dat het heel wat

overleg en leiding vraagt om binnen ‘de kring van,het

eigen geeen’tebestuur tot een oplossing te komen. De
groote, zich snel uithreidencle gemeenten zijn ‘dienten-

gevolge meestal ten achter met hun. uitbreidingsplan’

nen. Valt een kringgemeente geheel of voor een groot
deel binnen zoodanig plan, dan is’ het, praktisch ge-
sprpken onmogelijk door vrijwillig onderling overleg’
tot overeenstemming te komen. Het bestuur ‘der kring-

gemeente staat vreem’d tegenover het meërendeel der

vraagstukken, ‘die hierbij aan de orde komen, en de
geneigdheid om tot ‘overeenstemming te ‘komen is ge-
woonlijk niet groot. Particuliere belangen, de invloed

van plaatselijke grootheden, wegen in cle kleine ge-
meente ook soms zwaarder ‘dan hij ‘dit onderwerp ge-
wenscht is.

In 1921 is een nieuw artikel in de Woningwet op-
genomen, art. 32, waardoor Gc’deputeer-Je Staten een

uitbreidingsplan kunnen vaststellen, o.a wanneer een
gemeente nalaat een nIan vast te stellen in aaiislui-
ting aan dat van een aangrenzende gemeente. Deze op
zichzelf noodzakelijke aanvulling der wet heeft echter,
waar het gaat om de uitbreiding over krihg-gemeen-

ten, al aanstonds het ,groote bezwaar, dat de vaststel-
ling van het uitbreidingsplan er opnieuw aanzienlijk
door vordt vertraagd. Het artikel schijnt voor dit ge-
val ook niet ‘geschreven, omdat «de bevoegdheid ‘aan
Gedeputeerde Staten alleen wordt gegeven ten aan-
zien van zeer kleine, niet sterk zich ontwikkelende ge-

meen’ten. Op Voorburg en Rijsijk bj’v. is,het hiet
van toepassing.
:t.

Al’s laatste en niéuste middel om aan de vereen,i-
ging van .gemèenten te ontkomen,’ m’oge hier de aan-
dacht worden’ gévraagd
voror,
het gewesteljl uitbrei-
dingsplan. ,,Het inzicht”, aldus de ‘Bond ‘an anti-
a’nnexatie-comités, ,,dat in deze verwikkeliG’gen zoo
spoedig mogelijk dooi’ het- opmaltéi van gewestelijk,,

platinen ‘orde gb±acht’ moet wordé’Ç heeft zich ‘op on-

16 Maart 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

243

gekend snelle wijze verbreid’. Met Mephisto zou ik

willen zeggen: Denn ehen wo Begriffe fehlen, Da

stelit ein Wort zur rechten Zeit sich em. Hoe weinig
men het erover eens is, wat eigenlijk onder een ge-

westelijk uitbreidingsplan is te verstaan, is o.a. ge-
bleken op een congres (waar dit onderwerp, na voor-

bereiding door een commissie, werd behandeld) van

dc Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en het
Nederl. Instituut voor Volkshuisvesting en Stede-

bouw. Het is een van clie onderwerpen, waarvan men

gevoelt, dat het in de lucht hangt, maar Ook dat het

daar nog wel geruimen tijd zal blijven hangen. Om-
trent het karakter van de gewestelijke uitbreidin.gs-

plannen bestaat nog weinig klaarheid, maar nog veel

verder staat men van elkander af, wanneer het er op
aan komt te bepalen hoe zij zullen worden vastgesteld, of hiervoor al clan niet nieuwe publiekrechtelijkelicha-

men hehooren in het leven te wojden geroepen, welke

rechtskracht de plannen zullen hebben. Dat er gewes-

telijke uitbieidingsplannen in dc een of andere vorm
moeten komen, ik ben er vast van overtuigd. Ook zou

ik mij kunnen voorstellen dat gewestelijke uitl)rei-
rlingsplannen in eenantai gevallen de behoefte aan

verlegging van gemeentegrenzen zouden opschorten of opheffen. in zooverre alweer overeenstemming in
beginsel. .aar welk ernstig mensch kan de ontwikke-

ling onzer groote gemeenten willen stopzetten in af-
wachtirig van cle totstandkoming van wetten omtrent
een onçlerwerp, dat nog in z66 emhryonale toestand

verkeert? Wie op dit oogeriblik zich op gewestelijke

uitbreidi ngspla uiten beroept om een vereeniging van
gemeenten tegen te houden waarvoor goede gronden
zijn aan te voeren, toont zich daarme een tegen-
stander; die door zeer dilatoire excepties tracht tijd te

winnen.; hij
versterkt hiermede zijn standpunt niet.

ik meen hiermede de verschillende alternatieven,

waarmede de vereenigingsgedachte pleegt te worden
bestreden, te hebben behandeld. Rest nog de bespre-

king van een tweetal beginselen, waarover ik meen dat

allen het eens kunnen zijn.
Het cciie is, dat, op zich zelf genomen, het verschil

in welvaart tusschen degroote en de kring-gemeente,
nooit een grond oplevert tot samenvoeging. Over pa-
rasiteerende forensen hieronder nog een woord. De
hooge belastingdruk echter in de groote gemeente wet-

tigt nog niet (le vereeniging met een nabij liggende
gemeente, waar de belastingen laag zijn, hoe begeer-
lijk (leze voor de grootc ook moge zijn. Hetzij dat de
lage belastingdruk in de kleine gemeente het gevolg

is van geringere behoeften; hetzij van meerdere wel-
vaart, geen dezer omstandigheden geeft de groote ge-
meente het recht dit aantrekkelijke gebied tot het

Zijne te maken.
Het tweede, wel door een ieder onderschreven ho-

•ginsel, is neergelegd in de eerste stelling van het In-
terriationaal Stedehouwcongres, dat in 1924 te Am-sterdam is gehouden, luidende: een onbeperkte groei
der groote steden is ongewenscht. Wanneer de Bond

van anti-annexatie-comits In zijn Rapport betoogt
(bl. ii), dat een logisch gevolg van ,,het annexatie-
systeem” is, dat Amsterdam er de oevers van het
Noordzee-kanaal, Haarlem en omstreken en het Gooi bij
neemt; dat Rotterdam alle gemeenten die het van Hoek-
van Holland scheiden annexeert, om daarna met Den
haag een wedstrijd aan te gaan om Delft, waarna een vereeniging van Den Haag en Rotterdam aan de orde
zou lcomeo; dan bestrijdt die Bond een systeem, dat
voorzoover ik weet door niemand wordt verdedigd. De
groote veranderingen iii het verkeer vragen zeker in
cle toekomst oplossingen, waarvan wij thans nog geen
voorstelling hebben, en dit is een van de redenen die
pleiten voor gewestelijke uitbreidin.gsplannen. Ook zal
niemand bqwereu te weten hoe de Gemeentewet zal
luiden, wanneer de wereld er geheel anders uitziet
dan thans. Maar men heeft niet het recht hem, die, met
de voeten op de grond blijvend, pleit voor grensver-
legging volgens de bestaande wetgeving, te verwijten,

dat hij heénstuurt naar steden zoo groot als een halve

provincie. Zoo groote steden, in den zin onzer Gemeen-

tewet, zijn onbestaanbaar, hierover zijn we het eens.

Punten waarover voor- en tegenstanders van de

vereenigingsgedachte het niet eens plegen te zijn, zijn

er vele. Over de voornaamste een volgend maal een

enkel woord.
1.
J. PATIJN.

BELEGGING DOOR DEN STAAT.

Bij gemeenschappelijke beschikking van 7/15 Febru-
ari 1924, hebben de Ministers van Arbeid, Handel

en
Nijverheid
en van Financiën eene commissie in-

gesteld – naar haren voorzitter sedertdien bekend

als de ,..Commissie van Vuuren” —
aan welke een

onderzoek werd opgedragen naar een tweetal vraag-
punten, waarvan het tweede in de opdracht der
commissie als volgt werd geformuleerd:
en zoo ja, in hoeverre het op den duur mogelijk

is een geschikt beleggingsveld te vinden voor de door
de Rijksverzekeringsbank, de Rijkspostspaarbank, den

Postchêque- en Girodienst en het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds te vormen kapitalen en of de behoorlijke

belegging dier kapitalen door het instellen van een
centralen beleggingsdienst zou kunnen worden be-

vorderd”.
in haar rapport aan de Regeering d.d. 21 Maart
1925 uitgebracht, geeft de commissie het volgend
overzicht der op 31 December 1924 door den Staat
belegde gelden:
Naam

Nominaal

Reëel
Ongevallenfonds ……
t 41.143.110.—

t 35.408.483.23
Invaliditeitsfonds ….
,,266.273.328.61

,
1
260.676.555.52
Alg. Burg. Pens.fonds
,
3
221.608.922._

,, 1.911079.121.-
Rijkspostspaarbank ..
,,398.092.475 80

,,327.833.066.80
Postchèque- en Girod.
,, 57.500.093.64k ,, 56.180.329.54
1
/
_

Totalen
t 984.617.930.05

t 871.177.556.09

De optèlling der bovenstaande bedragen komt niet
voor in het rapport der Commissie. Ik veroorloofde
mij deze aanvulling, om te doen uitkomen het be-
langrijk écart tusschen de nominale en reëele waarde
der beleggingen. Het zou voorbarig
zijn,
zonder nader onderzoek naar de oorzaken, waardoor de marge tus-
schen nominale en reëele waarde is ontstaan, eenige con-
clusie t.d.z. te trekken, doch niettemin ligt in de
vergelijking der cijfers mi. toch wel eene indice,
welke wijst op het risico aan de tot dusverre gevolgde

wijze van belegging verbonden. Ik kom op deze risico-
kwestie nog nader terug; voorloopig is het mij alleen
te doen om de aandacht te vestigen op de belangrijk-
heid der bedragen.
Ten aanzien der haar ter beoordeeling voorgelegde
vraag, is de commissie tot een
tweeledige conclusie
gekomen, doordat eene minderheid haar eigen denk-
beelden omtrent dit vraagpunt niet heeft willen prijs-
geven voor het standpunt der meerderheid. Het door
de
minderheid
verdedigde denkbeeld kan beknopt als volgt geformuleerd worden:
De belangrijke bedragen,
welke aan de genoemde instellingen toevloeien, zijn
te storten in ‘s Rijks schatkist. De iSta.at crediteeri
de betrokken instellingen onder verplichting van rente-
vergoeding en terugbetaling op nader vast te stellen
voorwaarden.
Dit denkbeeld werd in het rapport der Commissie
als volgt toegelicht:

,,In dezen gedachtengang zou men afzien van in-
stellingen met een afzonderlijk vermogenscomplex. In plaats daarvan zouden ter Generale Thesaurie reserve-
rekeningen moeten worden geopend voor de verplich-
tingen van den Staat. De Staat zou dan de gelden, welke hij op deze wijze boekt en die zijn kas ver-
sterken, kunnen doen strekken in mindering van wat
hij anders zou hebben te leenen, of in meerdering
van wat hij anders zou hebben te besteden voor aan-
koop of aflossing der Nationale Schuld. Op deze w’ijze
zou de Staatsschuld minder toenemen of sneller ge-
amortiseerd worden, doch aan den anderen kant zou
de Staat in zijn boeken een schuld aan de fondsen

244

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

16 .Maart 1927

schrijven, waaraan elk jaar een zeker rentébedrag

zou moeten worden toegevoegd. Dit.rente-bedrag, dat

in de plaats treedt van aan bezitters van staatsobli
;

gatiën en grootboekinschrijvingen verschuldigde renten,

zou ten laste van Hoofdstuk VII A der Stèatsbe

grooting kunnen worden gebracht. De Staat zou aldus

groote bedragen, aan provisie, aan de uitgifte van
staatsleeningen verbonden, besparen; de fondsen de

provisie, verschuldigd bij hun effecten-aankoopen. Ook

de kosten van beheer, couponknippen, inwisselen van
uitgelote stukken, de kosten van de ambtenaren, met

de beleggingen,- enz. belast, zouden op deze wijze
worden uitgewonnen.”
Naar mijne meening behoeft men in den gedachten-

gang van de, minderheid der Commissie
niet
af te
zien van instellingen met een afzonderlijk vermogens-
complex. De bestaande afscheiding van de bezittingen
der-Fondsen, Spaarbank en Girodienst van het overige
privaat- en publiekrechtelijk bezit van den Staat,
kan
volkomen gehandhaafd blijven, ook bij de doorvoering
van het denkbeeld om de
nieuw
te verkrijgen gelden
te storten. in ‘s Rijks schatkist in plaats van deze te
besteden tot aankoop van beleggingsmateriaal van

verschillend pluinaage, zooals door de meerderheid

der Commissie wordt aanbevolen. Ter Generale The

saurie zullen de betrokken Fondsen, resp. Spaarbank

en Girodienst voor deze stortingen in rekening-
courant worden gecrediteerd en niet op reserve-

rekeningen, zooals, minder juist, in ht verslag der
Commissie wordt gezegd. –

Het is wel jammer, dat de ‘groote besparing aan

kosten van beheer en provisie, welke ongetwijfeld
aan het door, -de minderheid verdedigde stelsel in;

.haerent is, niet onder cijfers is te brengen, daar cijfers.
nu
eenmaal sterker spreken dan abstracte redeneering.
Met een variant zou men kunnen zeggen: ,,ideeën wekken, maar cijfers trekken”. Niettemin zal men

zich eenigszins een denkbeeld kunnen vormen van de

mogelijk te bereiken besparing, indien men weet, dat
het gaat over eene belegging van kapitalen, die to’t

f 70 millioen per jaar oploopen, waarvan de Staat
zelf ± f 50 millioen heeft bij te dragen, terwijl hét
tdtaal te administreeren vermogen op niet langen

duur de f 2 milliard zal overschrijden. In een artikel

in het Tijdschrift der Maatschappij van Nijverheid

en Handel
van Maart 1926, wordt omtrent den finan-
cieelen kant der onderhavige kwestie nog het volgende opgemerkt:

,,Voor diegene, die eenigszins bekend is met de
administratie van vermogens, is het duidelijk wat
een administratie van twee milliard zal beteekenen
en voor alles, zal het feit dat voor administratiekosten

jaarlijks zal worden uitgetrokken een bedrag van
f 4.000.000.—, een aanwijzing geven, terwijl de Staat

groote bedragen aan provisie, aan de uitgifte van
leeningen verbonden, zal besparen. Anderzijds zullen
worden bespaard kosten van beheer, couponknippen,

inwisselen van uitgelote stukken, de salarissen der
ambtenaren, die deze werkzaamheden zullen verrichten,
die hunner controleurs, hunne pensioenen, den aanbouw
of huur der lokaliteiten waar de werkzaamheden

zullen worden verricht, de kluizen waarin de fondsen zullen worden bewaard etc.”

De voorzitter der ‘door de
Maatschappij v. N. en H.
ingestelde
Centrale Commissie voor Bezuiniging, Mr.
C.
H. Guépin, wist op de algemeene vergadering
dier Maatschappij..in 1926 gehouden, nog eene nieuwe
facette te ontdekken aan het financieele argument,.
dat zoo krachtig pleit voor het stelsel door de minder-
heid der Commissie van Vuuren naar voren gebracht.
Deze spreker wees er nl. op, dat, indien door de
aanvaarding van dit stelsel, de enorme administratie
der’ Fondsen tot de kleinst mogelijke proporties zal
worden teruggebracht, ook vermeden zal kunnen
worden de uitgaven voor een nieuw gebouw, dat
anders 5 d 6 millioen zal gaan kosten.
Mr. G. achtte•
nl. .het gevaar niet denkbeeldig, dat, wanneer het

groote nieuwe moderne g’eboüv èr éénmaëj is”éen”

eenvoüdig en goedkoop systeem vân financiëel beheer
mede zou kunnen afstuiten’ op het argument, dat dé

outillage voor de administratie der millioenen ‘reeds
annwezig is.

Naast het economisch motief heeft de minderheid
der
.
Commissie van Vuuren ter adstructie’ van hare’

meening omtrent dit vraagpunt nog de volgende
argumenten ‘aangevoerd.

De Staat heeft zich borg gesteld voor alle ver
plichtingen der instellingen en draâg.t dus ook
alle
risico’s aan de belegging hnnner vermogenscomplexen
verbonden.
Daarom acht de minderheid der’ Commissie

het onlogisch, dat de betrokken Sta-atsorganen, resp.
de Staat eenerzijds gelden, blijft beleggen, terwijl hij
anderzijds voortgaat met leeningen te sluiten, welker
obligaties voor een belangrijk deel wederom hunveg

vinden naar de eigen beleggingsintituten. v.n’ den
Staat. Terecht zegt m.i. de minderheid der Commisiie,

dat men niet tegelijkertijd bezittingen. en échulden
moet scheppen. .

De minderheid weerlegt vervolgens het he’aar’
dat verwezenlijking harer denkbeelde er toe zél

leiden, dat de Staat al te gemakkelijk aan’ zijn geld
zou
komen.
Zij rescontreert deze tegenwerping als
vo]gt: ‘

,,Stel, dat het Invaliditeitsfonds f 10 millioen be

schikbaar heeft, dan zou de Rijksverzekeringbénk

f 10 millioen aan Staatsfondsen kunnen opkoopen en

de verkregen stukken a’nbieden aan den Staat, die
ze annuleert en het fonds vooi f 10 millioen een
– schuldbekéntenis geeft. Waar de balans van het

Iïavaliditeitsfonds op een 4 pCt. basis is opgezet, zoü

de Staat vervolgens kunnen volstaan met slechts de
technische rente, d.i. 4 pCt., ‘aan het fonds uit te
keeren. Hieruit blijkt, dat de te beleggen f 10 millioen
• niet in de schatkist wordt gestoit”. /

Met alle waardeering voor deze bekôpte weerlegging
van het geopperde bezwaar, acht ik haar overbodig’

om de eenvoudige reden, dat ik er niets hezwarends
in zie, indien het den Staat gemakkeljkei zou worden

gemaakt om de middelen te vinden, die hij nôodig

heeft. De Nederlandsche belastingbetaler zal ‘het
slechts toejuichen, indien het crediet van den Staat

gesteund kan worden door eène meer eenvöudige’
constructie van het financieel beheer, waardoor boven-
dien jaarlijks ettelijke millioenen op het
Rijks
.budget bezuinigd kunnen worden. Dat deze bezuiniging verder
reikt dan’ de reeds gememoreerde besparingen aan’

administratiekosten, emissiekosten, provisie c/a moge’
blijken uit het volgende. De Staatsieening 1923 C ad
f 100.000.000 werd ‘ indertijd overgetiomén door een
Amenikaansch consortium op zoodanige voorwaarden,
dat de Staat op deze leening een disagio heeft ge-
leden van 3,3 millioen ‘en thans jaarlijks o’p deze leening eene rente te betalen heeft van’ 6,17 pCt.

Het ‘Invaliditeitsfonds is gebaseerd op een rentevoet
van 4 pCt., zoodat hier wel zeer sterk de besparing
in het oog springt, welke verkregen zou worden, indien.
de Staat de in dit Fonds te ‘storten bedragen’ ‘niet
behoeft te leenen door toepassing van het systeem

van tegoedschrjving in rekeningcourant.’ In het”
jaar 1923, waarin deze 6 pCt. ‘leening werd gesloten,
werd door het- Invaliditeitsfonds ruim 34 millioen

belegd en bovendien door de overige Fondsen
voor 29 en door de Rijkspostspaarbank voor’ ruim
10 millioen, in totaal’ dus voor ruim 73 millioen.
Deze
‘cijfers
illustreeren wel zeer duidelijk het tege-
lijkertijd scheppen van bezittingen en schulden in 1923,,
al wil ik reeds bij voorbaat gaarne toegeven, dat de
leeningspolitiek, dier er toe leidde in dat jaar
f 100.000.000 in Amerika’ te emitteeren, op andere
gronden volkomen verdedigbaar kan
zijn-
-geweest.

*

Nadat in het Verslag der Commissie.
v.
Vuuren
het stelsel der minderheid is uiteengezet, ontwikkelt
de meerderheid hare m.i. geenszins overwegende be-

16
Maart•
1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

245

zwaren tegen dit stelsel, welke als volgt geresumeerd

kunnen worden:
le. de Staat heeft van de verzekeringsbelangen

een zelfstandig complex gemaakt;

2e. de belangen der verzekerden vorderen niet de

belegging in Staatsschuld, maar in fondsen, waarvan

het proveniL productief wordt aangewend;

3e. indien men niet in Staatsfondsen belegt en de
Staat garant blijft, heeft men een dubbelen waarborg;

4e. het systeem der minderheid heeft tot gevolg,
dat het crediet van den Staat op kunstmatige wijze

wordt gesteund;

5e. al
zou de Staat thans voordeelig uit zijn bij

eene rentevergoeding aan de Fondsen van b.v. 4 pOt.,

later zou de Staat nadeel kunnen lijden, indien hij hij daling van den rentevoet moet voortgaan eene
vaste rente van 4 pOt. uit te keeren.
Het bestaansrecht van het Teerste bezwaar werd

reeds hierboven ontkend, omdat m.i. de zelfstandig-

heid der bestaande Fondsen, door de
wijze
waarop

bet beleggingsvraagstuk zal worden opgelost,
niet
wordt aangetast. De oplossing zou b.v. kunnen zijn

dat de bestaande constructie volkomen wordt ge-
handhaafd, doch dat de Staat voor het vervolg zijne

enorme bijdragen niet meer stort in contanten, maar

door tegoedschrijving ip rekening-courant. *
Het tweede bezwaar is m.i. niet meer dan eene
gratuite bewering, daar immers vaststaat:
le. dat wel steeds een zeer belangrijk percentage
der beleggingen zal moeten geschieden in Staats

fondsen;
2e. dat ook de opbrengst der Staatsleeningen voor
een zeer groot deel wordt aangewend voor direct of
indirect productieve doeleinden. Het denkbeeld der
productie.ve belegging heeft de meerderheid der
Commissie gebracht tot voorstellen, waaraan juist
groote gevaren voor den Staat en dus voor de be-
lastingbetalers verbonden kunnen zijn. Ofschoon wij
hns van eene systematische
bestrijding
van het voorstel
der meerderheid der Commissie zullen onthouden,
wijzen wij in verband met het onderhavige geschilpunt
op de vernietigende kritiek van
Mr. J. L. C. van
ilieerwij/c
in zijne rede
1
), gehouden voor het Departe-
ment Amsterdam der M. v. N. en H.- Uit deze rede
sprak o. a. een scherpe afkeuring van het denkbeeld der meerderheid van de Commissie van Vuuren om
de gelden der Fondsen mede te beleggen in aandeelen
van in Nederland opgerichte en gevestigde industrieele

en handeismaatschappijen. ,,Ik gun”, zoo zeide spr.
,,onze industrie gaarne ruimte van geldmiddelen, doch
acht het niet oorbaar deze fondsgelden in indus-
trieele ondernemingen te riskeeren. Ten eerste niet,
omdat de ervaring voldoende geleerd heeft, dat aan

iedere industrieele en handelsonderneming risico’s
verbonden zijn, die Fondsen, als ons thans bezig
houden, niet mogen loopen. Ook niet, omdat kans op
hoogere dividenden voor de fondsen niet noodig is,
aangezien deze met een rente van 4 pCt. kunnen
volstaan. Ten slotte niet, omdat het onjuist zou zijn,
aan het bestuur der Rijksverzekeringsbank, dat in de
toekomst een bedrag van eenige milliarden te beleggen
zal hebben, met welk toezicht dan ook, een zoodanigen
invloed op ons economisch leven te geven, als een
belegging van dergelijke sommen zou medebrengen”.
Het derde bezwaar tegen het minderheidsvoorstel
lijkt sterker dan het bij eene nadere beschouwing
inderdaad is. Bovendien mag men hier vooral het
tegenargument niet uit het oog verliezen: zoolang
de Staat garant blijft,
draagt hij alle risico’s der
belegging,
indien deze niet in Staatsfondsen geschiedt.
Is de Staat garant, dan heeft dit bezwaar slechts
waarde, wanneer men de
mogelijkheid
aanvaardt van
een
Staatsbankroet.
De jongste geschiedenis heeft
echter duidelijk geleerd – het is
Prof.
van Gun,
die
hier speciaal op heeft gewezen – dat een Staats-
bankroet niet meer beteekent, dat de Staat ophoudt

1)
Tijdschrift der M.
v. N.
en 1-1. van Januari1927, bid.
5.

te betalen, doch dat de betaling der Staatsschuld
plaats heeft in
gedeprecieerd geld.
Zoodra echter
deze debacle is ingetreden, worden ook de obligaties

van gemeenten en provincies evenals van privaat-

rechteljke lichamen in hetzelfde gedeprecieerde geld
uitgedrukt en betaald, zoodat. de waarborg van be-

legging in deze papieren eveneens verdwenen is.

Belegt men in aandeelen, dan ontgaat men wellicht

ten deele het depreciatie-risico, doch stelt men zich

in vollen omvang bloot aan het conjunctuurrisico.
Zooals ik reeds gelegenheid had op te merken, kan

ik evenmin iets gevoelen voor het vierde argument,

dat zich kant tegen het gemakkelijker verkrijgen door
den Staat van de middelen, die hij voor zijne huis-

houding noodig heeft. De steun, dien de toepassing
van het stelsel der minderheid aan het crediet van
den Staat eventueel zou verleenen, beschouw ik eer

als een argument voor dan als een bezwaar tegen dit

stelsel. Wanneer de Staat minder heeft te benen,

zullen de dientengevolge op de kapitaalmarkt vrij-

blijvende middelen ter beschikking gesteld worden
voor productieve doeleinden van handel en industrie.
Dit behoeft echter geenszins te geschieden via het
centrale beleggingsinstituut, waarheen de meerder-

heid der Commissie van Vuuren wil sturen. Gevaar,

dat de Staat boven zijn kracht ial gaan leven, om-
dat hij minder vaak en voor lagere bedragen een
beroep op de kapitaalmarkt heeft te doen, bestaat
er m.i. niet in verband met het budgetrecht der
Staten-Generaal en de steeds meer effectief wordende
controle der Rekenkamer. Minder denkbeeldig acht

ik daarentegen het gevaar voor credietexpansie ten

gunste van particuliere vennootschappen; indien één
Fonds voor eene beleggingsnoodzakelijkhejd wordt
gesteld van niet minder dan 2 milliard.

Ten slotte komt mij ook het laatste argument, dat
van den
rente-voet,
allerminst steekhoudend voor. Men
zal zulks moeilijk kunnen betwisten, gelet op de twee
volgende tegen argumenten. Op de eerste plaats behoeft
de Staat zich immers niet ten eeuwigen dage te binden
aan eene vaste rente. Men kan immers de leeningen aan
den Staat of de tegoedschrijving tegen eene overeen-

gekomen rente vastieggen voor een bepaalden termijn
en na afloop van dien termijn de voorwaarden van
rente en aflossing herzien. Maar bovendien, indien

door daling van den rentevoet voor de Fondsen een
tekort zou ontstaan, ook dan nog bestaat er voor de

verzekerden der Staatsfondsen niet het minste gevaar,
omdat de. Staat uit hoofde zijner garantie gehouden
is dit tekort aan te vullen.

Wij meenen in het bovenstaande de tegen het stelsel
der minderheid, door de meerderheid der Commissie
van Vuuren geopperde bezwaren, voldoende te hebben
weerlegd; zij werden gewogen en o.i. te licht bevonden.
* *
*

Op het euvel der bij het thans nog vigeerende stelsel
van belegging door den Staat, geleden
koers- resp.
kapitaalverliezen
heb ik t.z.t. reeds de aandacht ge-
vestigd bij de bespreking van ,,Minister Treub’s mono-
polisatie-plan der levensverzekering”. In mijn artikel
aan dit onderwerp gewijd in No. 104 van dit tijdschrift,
heb ik mij op het standpunt gesteld, dat de koers-
verliezen door de levensverzekeringm aatschappijen op
hunne effectenportefeuil.le geleden en die steeds een

groot deel hunner winsten hebben geabsorbeerd, vooi’
de beoordeeling der rentabiliteit van een Staatslevens-
verzekeringbedrijf buiten beschouwing kunnen blijven.
Ik heb deze gedachte o.a. als volgt geformuleerd:
,,Van hoe enormen invloed de wisselende resultaten
der beleggingen op de winst der levensverzekerings-
maatschappijen ook mogen zijn, zij tangeeren geenszins
de uitkomsten van het levensverzekeringbedrijf, indien
men dit uitsluitend beschouwt als een administratie
der risico-kansen. Indien de Staat het bedrijf uit-

sluitend als zoodanig zal uitoefenen en zich zelf tegen-
over de verzekerenden garant zal stellen, kan de risico-

factor, aan de belegging der premiereserve verbonden,

246

ECONCMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Maart 1927

bij exploitatie van het levensverzekeringbediijf door

den Staat, uitgeschakeld worden”.

De in deze zinsnede uitgesproken meening heeft

t.z.t. aanleiding gegeven tot eene gedachtenwisseling
in dit tijdschrift o.a. met wijlen
Prof. de Jongh

en de Heeren Dr. 1-lolwerda en J. Kist.
Laatstge-
noemde stelde daarbij o.a. de vraag, of naar mijne

meening de geheele reserve van een eventueel Staats-

bedrijf der levensverzekering zal moeten worden be-.

legd in Nederlandsche Staatsfondsen en of de soli-

diteit dezer belegging dan onder alle omstandigheden
boven twijfel zou zijn verheven?
Deze vraag was een logisch gevolg der geponeerde
stelling, dat de risico-factor, aan de belegging der

premie-reserve verbonden, bij exploitatie van het

levensverzekeringbedrijf door den Staat, uitgeschakeld
kan worden. Mijn antwoord luidde,als volgt:

De Staatslevensverzekeraar zal m. i. de premie-

reserve kunnen beleggen op tweeërlei wijze:

in fondsen, die in betrekkelijk korten
tijd
uit-
loten en waarbij koersverlies dus
vrijwel
uitgesloten is;
in rekening-courant met den Staat tegen den

rentevoet, die aan de berekening der tarieven ten

grondslag is gelegd.
De voortdurende
stijging van het bedrag der Staats-

schuld zal aan de laatste
wijze
van belegging de

voorkeur doen geven. Het is immers niet goed denk-

baar, dat, bij toenemende exploitatie van overheids-

wege, de Staat eenerzijds steedi opnieuw geldleeningen

zou sluiten en
anderzijds
de reserves zijner bedrijven

zou gaan beleggen in allerleijfondsen, afgescheide’n

nog van het -risico, aan dezcbelegging verbonden.

Alle bedrijven van den Staat hebben hun surplus aan

kasmiddelen iteeds te storten in ‘s
Rijks
schatkist
in rekening-courant met den Staat. Een eventueel
Staatslevensverzekeringsbedrijf zal voor de belegging
zijner premie-reserve denzeifden weg moeten be-

wandelen, waardoor de volgende voordeelen bereikt

worden:

le. elimineering van het risico der belegging;

e.
besparing aan rente;

3e.
steun aan het Staatscrediet;

doordat het beroep van den Staat op de kapitaal’-

markt een belangrijke vermindering ondergaat.
Schetsmatig kan dit laatste argument verduidelij1t

worden door de volgende ruwe balansexcerpteri;

Tegenwoordig beleggingssysteem.

Staatsbezit

1 A

Staatsleeningen

f
Beleggingen

Spaarders Rijkspostspaarb.

b’

Rijkspostspaarbankb

Obligo’s Rijksverzekeringb.

c’ Beleggingen

Pensioenfondsen

d’

Rijksverzekeringb.
c

1

Beleggingen
Pensioenfondsen

d

Vereenvoudigd beleggingssysteern.

Staatsbezit

f A

Staatsleeningen

1
a-(b–c-j_d)
Spaarders Rijkspostspaarb.

b’
Obligo’s Rijksverzekeringb.

c’
Pensioenfondsen

d’

Dat het systeem door het tweede excerpt geïllii-

streerd, meer en meer aanhangers vindt, mede in

verband met de
moeilijkheden
aan eene juiste be

leggingspolitiek verbonden, is o.a. gebleken uit een
hoofdartikel in het Algemeen Handelsblad
van 12

Maart
1924
getiteld: Het kapitaal der Sociale Ver-
zekering.
In dit artikel worden de meeningen van

een aantal autoriteiten en van den schrijver zelf als

volgt weergegeven.

Mr. van
0-ijn
meent, dat de gelden der verzeke-
ringen het best aangewend zouden kunnen worden

voor delging van Staatsschuld,
terwijl
het
Rijk
dan
natuurlijk het overeenkomstige bedrag tegen rente-
vergoeding aan de fondsen zou schuldig
blijven.
Mr.
van Gijn is dus dezelfde meening toegedaan als voor-
dien door mij in dit tijdschrift ontwikkeld.
.11

Mr. Vissering
wees in het verslag van de Neder.

landsche Bank over
1923
er op, dat men op den duur

moeite zal ondervinden,_om deze geweldige kapitalen

op verstandige wijze te beleggen.
Mr: Groeneveld,
hoofd der afdeeling Arbeidersver-
zekering van het Departement van Arbeid, ziet in

de kâpitaalsverzameljng der Fondsen een kwaad, dat

zooveel mogelijk dient teworden vermeden, zoowel op

grond van de beleggingsnaoeilijkheid, als wegens de

mogelijkheid van depreciatie. (Men denke aan het totaal

teloorgaan der verzekeringskapitalen in Duitschland.)

De schrijver van het hoofdartikel in het Handels-

blad wees voornamelijk .op de veel te groote macht,

die bij de tegenwoordige regeling in handen wordt
gelegd van bepaalde personen, buiten contrôle van de
Volksvertegenwoordiging, een euvel, wâarop ook ge-
wezen werd in de

recente beschouwingen van den
Heer P. J. Raaymakers
1
)
in-het
Algemeen Handels-
blad
van 15, 16. en
17
Februari
1927.
Aan deze ar-
tikelen over de geldb%legging der Staatsfondsen
moge
ik ter versterking van mijn betoög ten slotte nog
enkele passages ontleenen: – –

,,De Staat is onvoorwaardelijk garant vor de terug-

betaling der op de Spaarbank iDgelegde7
,
gelden, voor
de uitbetaling van de pensioenen4er burglijke ambte-

naren, hunne weduwen en we’ezn, van die der on-
derwijzers e.a.; voor eventueele .,.tekorten van den

Girodienst, van de invaliditeits- en ouderdomsver-
zekering en mag
2
) dus m.i. zeker medezéggenschap
hebben over het beheer der kapitalen van bedoelde
Staatsinstellingen. ‘

Indien het geschiedt, dan zal het mogelijk zijn, dat
Staatsleenirigen en die voor welke de Staat garant

is, geheel worden genomen door de gënoemde instel-

lingen, waardoor kostbare emissies kunnen vermeden

worden. Misschien ware zelfs de rentekoers der Staats-
fondsen daardoor te.stabiliseeren, hetgeen ook voor
hen, die hun kapitalen in Staatsfondsen beleggen, van
groot belang zoude zijn”.

Ten aanzien van het antwoord der
meerderheid
van
de Staatscommissie van Vuuren op het vraagpunt der

belegging, komt de Heer Raaymakers tot de conclusie, dat
zij
absoluut geen oplossing
biedt voor het zoo
belangrijke .beleggingsvraagstuk,
terwijl
de competente
schrijver zich over het voorstel der
minderheid
als
volgt uit:
,,Het voorstel komt neer op een boekquaestie en
een aciministratieven maatregel, om te vermijden, dat
aan den eenen kant de Staat voor enorme verplich-
tingen staat en
anderzijds
groote kapitalen ziet op-

hoopen. Dat denkbeeld is althans een oplossing van
het beleggingsvraagstuk en een antwoord op punt b
der opdracht.”

Dat ook de tegenwoordige Regeering blijkbaar meer
geporteerd is voor het stelsel der minderheid dan
voor dat der meerderheid in het rapport der Com-
missie van Vuuren tot uiting gekomen,
blijkt
evident
uit haar besluit van 4 November
1926,
waarbij werd
ingesteld eene
nieuwe Staatscommissie,
thans onder
voorzitterschap van oud-minister
van Gijn,
aan welke
is opgedr-agen te onderzoeken: ,,de
mogelijkheid
en
de wenscheljkheid van eene vereenvoudiging in het
beheer van
bij
de wet ingestelde fondsen, door beleg-
ging van de gelden dier fondsen, hetzij ‘in ‘s Rijks
schatkist, hetzij, in meerdere ‘mate dan thans, in
nationale schuld.”
Wij . zien met groote belangstelling het• antwoord
der nieuwe Staatscommissie tegemoet in de stellige

verwachting, dat haar advies aan de Regeering zal
luiden in den geest van het minderheidsdenkbeeld
der Commissie van Vuuren.-n ieder geval zal naar

Als
voorzitter vaii.den Raad van Toezicht op de Rijks-verzekeringsbank en als commissaris van het algemeen Bur

gerlijk Pensioenfonds heeft de Heer R. reeds in een nota
d.d.
8
‘Juni 1923,
aan de ministers van Arbeia,’van Finan-
ciën en Waterstaat gericht, de aandacht derRegeering ge-
vestigd op de belangrijkheid van het vraagstuk van de
belegging der Staatsfondsen.

,zb.
juister:
moet. –

16 Maart 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

247

onze overtuiging het Staatsbelang beter worden ge-

diend door de aanvaarding en verdere uitwerking der
gedachte, die aan dit logisch eenvoudige stelsel ten

grondslag ligt, dan door de instelling van een ,,Cen-
tralen beleggingsdienst”, het desideratum van de meer-

derheid der Commissie van Vuuren, waardoor het

beleggingsvraagstuk, blijkbaar ook naar de meening

der Regeering, niet nader tot zijn oplossing wordt

gebracht. J. J. M. H. Nijs’r.

P.S.
Eerst na het schrijven van bovenstaand artikel

heb ik kennis genomen van de uitvoerige en belang-

wekkende, maar m.i. geenszins overtuigende beschou-
wingen van den Heer
Korndörffer,
naar ik meen één

der leden van de Commissie van Vuuren, in No. 581
van dit
tijdschrift.
De genoemde
schrijver
gaat in
zijn exposé na welke de gevolgen zullen
zijn
van het
storten der beschikbare gelden
van
de Rijksverzekerings-

bank in de schatkist, waarbij hij o.a. aandacht vraagt

voor den invloed eener te zware amortisatie. De
schrijver eent ni., dat een wanverhouding zal ont-

staan tusschen de toekomstige leeningsbehoeften van
den Staaten de gld,en, die de R.V.B. voor amorti-

satie eventueel beschikbaar zal stellen.

Uit den aard der zaak moet ik, na de. reeds in be-
slag genomen plaatsruimte, mij de grootste beperking opleggen bij het rescontreeren der opmerkingen, door
den Heer K. te berde gebracht. In hoofdzaak ducht
deze
schrijver
van eene toepassing van het stelsel der

minderheid van de Commissie van Vuuren,
een te
sterke stijging der koersen onzer Staatsschnld, ten-
gevolge der zware ainortisatie, waardoor stoorrcis op
de beleggingsmarkt zou kunnen ontstaan.

Hoezeer ik mij ook van het gewicht van dit argu-
ment zou willen doordringen, ik kan met den besten
wil geen gevaar ontdekken in eene versterking der

positie van den Staat der Nederlanden op de nationale
en internationale beleggingsmarkt. Mij dunkt nog steeds, dat wanneer door eene andere beleggings-
politiek te volgen, het peil, waarop ons Staatscrediet
genoteerd staat, zal stijgen, dit als een voordeel moet
worden beschouwd voor de Nederlandsche gemeen-
schap en den Nederlandschen. belastingbetaler. De
schrijver erkent, dat het ,,jaarljks te beleggen bedrag
op zich zelf niet zoo buitengewoon is, dat daarvan
op de beleggingsmarkt storende invloeden van belang
zouden behoeven uit te gaan, vooropgesteld, een veel-
zijdige belegging en een deugdelijke organisatie van
den beleggingsdienst.” Maar nu ligt het toch voor de
hand, dat wanneer de Staat voor Zijne beleggingen
de voorkeur gaat geven, niet aan eene veelzijdig
georiënteerde beleggingspolitiek, maar uitsluitend of
in hoofdzaak zijne toevlucht gaat nemen tot een
stelsel, dat leidt tot vermindering zijner schulden, of

tot eigen voorziening in zijne toekomstige kapitaal-
behoeften, de op de beleggingsmarkt vrijkomende,
niet door den Staat opgenomen bedragen, ter be-
schikking zullen komen van handel en industrie in
binnen- en buitenland. De keuze voor het beleggend
publiek wordt daardoor eenerzi.jds beperkt, doordat
het beschikbare vlottende materiaal der Nederlandsche
Staatspapieren zal inkrimpen, anderzijds verruimd,
doordat de leeningsbehoeften, die vroeger ten deele
door den Staat werden bevredigd, nu op het parti-
culiere beleggingskapitaal zijn aangewezen. Het wil

mij voorkomen, dat er geen aanleiding bestaat van
deze verschuiving der personae operandi eene ernstige,
stoornis op de beleggingsmarkt te verwachten, tenzij
men eene gestage stijging der koersen onzer Staats-
fondsen als eene zoodanige stoornis zou willen brand-
merken, hetgeen m.i. niet door’den beugel kan.

Aan het slot zijner beschouwingen – einde goed,
al goed —rerkent de Heer Korndörffer dat
samen-
werking
tussehen schatkist en R.V.B. in beider be-
lang kan .-zijn. Rationeel zou zijn, zegt hij, ,,indien
het Invaliditeitsfonds, zooals in het verleden trouwens
ook reeds plaats vond, direct van den Staat tegen
de normale rente schuld zou overnemen en bij de

komende conversies van Staatsschuld krachtige me-
dewerking yerleenen.”

Door eene samenwerking in den door den Heer
K. aangegeven zin,
zijn
wij reeds een heel eind in de goede richting eener meer economische, meer ratio-

neele belegging door den Staat. Indien men erkent,

dat er samenwerking moet komen i.z. de beleggingen

tusschen schatkist en R.V.B., dan verliest de kwestie
voor een groot deel haar principieel karakter en

wordt zij teruggebracht tot de vraag: moet de R.V.B.

de haar in de toekomst toevloeiende middelen uitslui-

tend storten in de schatkist, of wel een deel ervan

vrij kunnen beleggen? Laten wij vertrouwen, dat de
nieuwe Staatscommissie van Gijn op deze vraag een

antwoord zal weten te geven, waardoor het algemeen
belang wordt gediend. J.
N.

DE RECHTSVERHOUDING TUSSCHEN MEERDERHEID
EN MINDERHEID BIJ VENNOOTSCHAPPEN.

In verband met het zeer interessante artikel van
Mr. Schadee in Uw nummer van 2 Februari naar aan-

leiding van het arrest van den Hoogen Raad in de

zaak van den Koninkljken Hollandschen Lloyd, moge

onderstaande bijdrage tot de gedachtenwisseling om-,trent het punt in, kwestie van nut zijn:
Het is axiomatisch, dat geen Rechter een onwillige
minderheid van crediteuren haar contractueele rech-
ten kan ontzeggen, zelfs dan wanneer de houding dier

minderheid onvoreenigbaar is met het algemeen be-

lang van alle crediteiizèn. Hot feit, dat de praktijk
een middel heeft gevonden eene minderheid van cre-

diteuren door bijzondere bepalingen ineaiie trustakte
te binden, plaatst op zichzelf reeds den Rechter in

de onmogelijkheid, zonder gevaarlijke prccedenten te scheppen, aan de minderheid een rechterlijken dwang

op te leggen, waarvoor in het leeningscontract – ‘met opzet – geen voorziening was getroffen.

De wettelijke toestand in de Vereen.igde Staten
wijkt in dit opzicht geenszins af van dien in Neder-

land, met uitzondering slechts van ‘den Staat Ken-

tucky, waar zekere wetsbepalingen beperking van de
rechten eener minderheid mogelijk maken. Niettegen-
staande deze moeilijkheid heeft de practijk in Ameri-
ka een middel gevonden in geval van in financieele

moeilijkheden geraakte Vennootschappen de gevolgen
van de ontoegeefljke houding eener minderheid te bo-
ven te komen. Het is welbeken’d, dat het in zulke ge-

vallen in Amerika de gewoonte is eene reorganisatie op
touw te zetten door het oprichten éener nieuwe ven-
nootschap, ‘di’e de eigendommen der oude vennootschap
bij executoria]en verkoop verwerft. De Rechter be-

paalt in zulke gevallen gewoonlijk den minimum prijs
waartoe de verkoop mag geschieden. De meerderheid
der crediteuren, die’ de reorganisatie wenscht, is er in de practijk
altijd
in geslaagd de vaststeling van een
minimum prijs te eriangen laag genoeg, om het aan-
deel der minderheid, ‘die tot de reorganisatie niet was
toegetreden, in d’e opbrengst der eigendommen bene-
den de marktwaarde der onder het reorganisatieplan

uit te geven nieuwe waarden te houden. Door anders te handelen zou ‘de Rechter feitelijk een premie stel-len op niet-toetreding tot de reorganisatie en dit kan,
wanneer hij de voorwaarden der reorganisatie billijk
acht, natuurlijk niet in zijn bedoeling liggen. In de
vrij recente reorganisatie der Chicago, Rock Islan’d &
Pacific, waar meer clan 95 pOt. van alle waarden tot

de reorganisatie waren toegetreden en de nieuwe pre-
ferente aandeelen, die aan crediteuren waren aange-
boden, dicht bij pari noteerden, besloot de Rechter
zelfs, dat de executie-verkoop achterwege kon blijven
en verklaarde hij het reorganisatieplan bindend voor
de minderheid.
Het antwoord op de te’genworpin gen van hen, die
h’et stan’dpunt innemen, ‘dat op deze wijze de wette-
lijke rechten ‘der minderheid langs zijdelingsehe we-gen worden te niet gedaan, is eenvoudig. In Amerika

248

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Maart 1927

kan’ ëene minderheid in zekere gevallen, zooals bij

amalgamatie, of wanneer de meerderheid der aandee-

len, harer onderneming door een andere vennootschap

is verkregen, een beroep op den Rechter doen om de
besluiten van zulk eene meerderheid buiten werking

te stellen, of om de weerderheid te dwingen de aan-
deelen der minderheid op basis eener onafhankelijke
taxtie over te nemen. Hoewel in al zulke gevallen de
meerderheid ongetwijfeld binnen de perken van haar

formeel wettelijk recht als in de statuten en bij de wet

bepaald, handelt, stelt de rechtspraak zich op het on-

clubbelzinriige standpunt, dat de rechten ‘der minder-
heid tegen onredelijke handelingen der meerderheid

moeten worden beschermd. Het ligt voor de hand, dat

het onbillijk zou
zijn,
aan de meerderheid de bescher-

ming tegen onredelijke handelingen der minderheid

te onthouden, die men aan. de minderheid tegen zulke

handelingen der meerderheid wèl verleent, vooral wan-

neer dit kan geschieden op eene wijze, die niet leidt
tot vernietiging van het principe der onschendbaar-

heid van contractueele rechten, waarop het doen van

zaken berust en moet berusten.
LEONARD KEESING.

New York, 28 Februari 1921.

DE ONGRONDWETTIGHEID VAN HET

NEDERLANDSCH-BELGISCH VERDRAG

Mr. 0. W. de Vries schrijft ons:
Onder bovenvermeld opschrift heeft Jhr. Sandberg
in dit weekblad van 9 Maart 1927 de opmerking

gemaakt, dat ik de Grondwet naast mij neerleg.

Daarom bleef mijn beschouwing over de rechtskundige

vraag of het tractaat met de Grondwet in
strijd
is,

in het overzicht van Jhr. Sandberg ,,buiten be-
schouwing”. Ik moet mij dit getroosten, maar ik

behoef niet een onjuistheid onweersproken te laten,
nu de rechtskundige vraag zelf zeer actueel is. Ik

mogè nog opmerken, dat mijn oordeel over de wensche-

lijkheid van het Verdrag, mijn rechtskundig stand-
punt niet bepaalt. Mijn rechtskundig standpunt is

dit, dat de Staten-Generaal alleen de verantwoorde-
lijkheid dragen voor de beslissing van deze vraag of

een tractaat en een wets-ontwerp geacht moeten

worden niet in overeenstemming te
zijn
met den

ouden opzet en met de historische bedoeling der

Grondwet. Hoevèr de wetgever in dit opzicht naast
de Grondwet mtg gaan, is een vraag van staatsbeleid,
waarover de wetgever alléén beslist.
.1k sta in dit punt volstrekt niet zôé alleen, als

Jhr. Sandberg meent. Prof. Kranexiburg schreef in
de bekende brochure vol ,,ongezonde lectuur”: ,,Dât

de regeling van het tractaat inderdaad
afwijkt
van

het geheele systeem van ons Negende Hoofdstuk,
schijnt mij overigens moeilijk betwistbaar”. ,,Die af-

wijking is trouwens, gelijk boven betoogd, gewoonlijk
niet te vermijden; de vraag is enkel, hoever moet

zij, in het redelijke, worden erkend ?” Over dit ,,redelijke” oordeelt nu in ons Staatsrecht,

de volksvertegenwoordiging. Is deze opvatting zôè verwerpelijk, dat ik daarom in de ban moet worden

gedaan
1
)?

‘ Mag ik mij nog een aanhaling uit Struycken: Het
Staatsrecht van het Koninkrijk der Nederlanden
(1915)

veroorloven.
Pag.
99: ,,Als
historisch-nationaal dokument bevat de
Grondwet tal van historische voorschriften, waarvan de
rechtswaarde vôor het heden slechts kan worden beoordeeld
in verband met de ontwikkeling van het staatkundig leven
en de staatkundige denkbeelden sinds hare wording; als
wet van beginselen eischt zij van den wetgever ontwikkeling,
voortbouw van het rechtsieven op den grondslag der door
haar uitgesproken gedachten in overeenstemming met de
staatkundige en sociale eischen van het oogenhlik”. Zal,
wie rekening
wil
houden met de eischen van het nieuwe
nationale rechtsleven, waartoe ook
onze
internationale
politiek behoort, niet elk oogenblik gevaar loopen, beschuldigd
te worden van een poging de Grondwet naast zich neer te
leggen? Het verweer tegen die beschuldiging ligt voor de
hand: de Staten-Generaal zullen weten hoever naast de
Grondwet telkens kan en moet worden gegaan.

BUITENLANDSCHE MEDE WERKING.

DE HANDEL DER SUCCESSIESTATEN. VAN DE

OOSTENRIJK—HONGAARSCHE MONARCHIE MET

SOVJET RUSLAND.

“-

Dr. Richard Kerschagi te Weenen schrijft ons:

Het vraagstuk van den handel met Sovjet Rusland

heëft tot nu toe slechts voor eenige van de successie-

staten een grootere beteekenis aangenomen.
Roemenië

heeft niet alleen de Sovjet Regeering niet erkend, doch

heeft tot pp heden ook geweigerd met Sovjet Rusland

eenigerlei handelsbetrekking aan te gaan. Geheel over-

eenkomstig is de toestand in
Joego-Slavië.
Joego-

Slavië is met Sovjet Rusland noch diplomatieke, noch

economische betrekkingen aangegaan. Zooals echter

blijkt uit de cijfers van de officieele handeisstatistiek,

zooals die wordt gepubliceerd door de directie van

de douane van het Joego-Slavisch ministerie van

financiën, zijn in het jaar 1925 uit Sovjet Rusland in
totaal 5.823.732 KG. en 20 M
3
. waren met een totale

waarde van 9.290.944 dinar in het koninkrijk inge-
voerd; daarentegen werden in totaal 104.980 KG. goe-

deren met een waarde van 104.980 dinar uit het

koninkrijk naar Sovjet Rusland uitgevoerd. Het betreft
in dit geval echter niet een directen goederenruil,

doch het betreft hier transito-goederen, waarbij op
grond van de gegevens geconstateerd kon worden, dat

Sovjet Rusland het einddoel van deze goederen was.

De tussehenstations voor den uitvoer van deze goe-

deren zijn Oonstantinopel, Gallatz en Braila.

Ook met betrekking tot
Hongarije is
een definitieve

regeling van den handel met de Sovjetregeering niet

tot stand gekomen. Dientengevolge waren ook de re-
sultaten van den uitvoer tot op heden minimaal. Een
nauwkeurige opgave kan niet gegeven worden, aan-

gezien de officieele handelsstatistiek den buitenland-

schen handel met de in dit opzicht minder belangrijke
staten slechts in een verzamelpost geeft. Uit het feit,

dat in de eerste 9 maanden van het jaar 1926 de invoer
uit deze ,,overige landen” slechts 14,1, de uitvoer naar

deze landen 16,9 goudkronen bedroeg, en deze categorie
met uitzondering van Groot-Brittanië, de Vereenigde

Staten en Turkije, alle overzeesche gebieden omvat,

kan het aandeel van Rusland aan den buitenlandschen handel van Hongarije echter als uiterst gering worden
beschouwd. Bijzondere overheidsmaatregelen in ver –
band met den handel op Rusland bestaan niet. Bij

de hierboven beschreven geringen omvang van den
handel metRusland kan men natuurlijk van ervaringen
nauwelijks spreken. Thans echter kan men reeds zeggen,
dat na een eventueele regeling der handelsbetrekkingen
de oplossing van het credietvraagstuk een bijzondere
rol zal spelen.

Veel belangrijker is het vraagstuk reeds voor
Polen.

Het is een belangwekkend verschijnsel, dat de bevor-
dering van den handel op Rusland in Polen eigenlijk

pas bijzondere afmetingen heeft aangenomen, toen
de tarievenoorlog met Duitschland begon. Wanneer
men echter hoopte hier, al ware het slechts ten deele,

schadeloosstelling te zullen vinden, dan
zijn
deze

verwachtingen toch in .ieder geval sterk overdreven

gebleken.
Van de stelling uitgaande, dat de toename van den
Poolsch-Russischen handel in het belang van het
Poolsche bedrijfsleven is, verleent de Bank Polski
.herdisconto-credieten aan binnenlandsche industrieën
op grond van de door deze met Rusland gesloten

exportverdragen. Dergelijke credietovereenkomsten
ontwikkelen zich successievelijk. Door de Bank Polski

worden voornamelijk wissels geherdisconteerd, die
geaccepteerd zijn door de handeisvertegenwoordiging
,,Wmiesztorg”. Er worden echter ook accepten van

de R
uss
i
sc
hP
oo
l
sc
hehandelsorganisatie,,SOwpOlt0rg”

en andere in Rusland, resp. in het buitenland werkende
handelscommissies aangenomen. De wissels luiden,
hetzij in volwaardige buitejilandsch valuta (dollars,

16 Maart 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

249

Engélsche ponden), hetzij in Poolsche zloty en kunnen

zoowel in het buitenland als in Warschau betaalbaar worden gesteld. Het invoeren van deze wissels heeft

tot nu toe niet tot bedenkingen of klachten geleid.

De tegenwoordige handelsomzet tusschen Polen en

Rusland (IJ. S. S. R) kan echter nog lang niet levendig

worden genoemd. In den loop van de eerste 11 maanden
van het jaar 1926 werd ongeveer 5 millioen dollar

omgezet, waarvan circa 4 millioen dollar voor rekening
komt van den Poolschen export naar Rusland en ca.

1 millioen dollar voor rekening van den import van
Rusland naar Polen.

Ook
Tsjecho-Slowakije
heeft langen tijd groote

verwachtingen gekoesterd van den handel op Rusland.

In tegenstelling met eenige andere successiestaten
heeft men hier echter steeds de politiek gevolgd den handel op Rusland op volkomen geli.ken voet te be-
handelen als alle andere exportzaken. Van staatswege

wordt de buitenlandsche handel met Rusland in wezen

volkomen gelijk behandeld als de buitenlandsche handel
met andere staten. Er vindt derhalve evenmin hevoor-

deeling als belemmering van staatswege plaats. Ee-
nige takken van industrie hebben weliswaar meermalen

een ondersteuning van den staat in den vorm van

garantie of iets dergelijks gevraagd, doch tot op heden

heeft de staat zich steeds afwijzend tegenover deze

eischen gesteld.

De grootste moeilijkheid van een regelmatigen handel met Rusland is ook in Tsjecho-Slowakije,

evenals in andere staten, het credietvraagstuk. Na-
drukkelijk dient te worden vastgesteld, dat tot op

heden de Russische wissels, welke de Oostenrjksche
exporteurs in betaling hebben genomen, door de Rus-

sische regeering steeds nauwkeurig zijn betaald. Den
laatsten tijd verlangen de Russen echter steeds lan-
gere termijnen, zoodat de credietverleening steeds
moeilijker wordt. De Nationale Bank disconteert de
Russische wissels slechts dan, wanneer ze aan precies
dezelfde eischen voldoen als andere goederenwissels.
In den laatsten tijd is echter in Tsjecho-Slowakije
een sterke verandering ten kwade ingetreden. Tsjecho-
Slowakije heeft tot nog toe de Sovjetregeering niet

de jure erkend. Nadat nu echter, sedert ongeveer
drie jaren, sterke handelsbetrekkingen tusschen
Tsjecho-Slowakije en Rusland bestaan, dringt Rusland

met steeds meer nadruk op deze erkenning aan. 19
Januari heeft de Sovjetcommissie te Praag in een,
als ultimatum gestelde, nota de regeling van de ver-

honding tusschen beide staten van Tsjecho-Slowakije
geëischt en daarbij laten doorschemeren, dat, het niet

vervullen van dit verlangen de vermijding van de
Tsjecho-Slowakische markt, voor zoover het de Rus-
sische bestellingen betrof, ten .gevolge zal hebben.
Nu heeft zich echter in verband met het betrappen

van Russische spionnen in Tsjecho-Slowakije, welke
ten deele leden van de Russische handelscommissie
geweest zouden zijn, wederom een sterke strooming

tegen de formeele erkenning van Rusland door Tsjecho-
Slowakije doen gelden. Bovendien wijst men er in

Tsjechische regeeringskringen op, dat juist de uit
Tsjecho- Slowakije betrokken goederen veelal dezelfde
zijn, die uit Duitschland door Rusland worden be-
trokken en dat Rusland, door den aankoop van deze

goederen in Duitschland te concentreeren, zooals het
in zijn jongste nota verhuld te verstaan gaf, zich
volledig aan de prjsdictatuur van één enkele groep
zou onderwerpen. Het is derhalve mogelijk, dat het
conflict gerekt wordt, en dat gedurende eenigen tijd
enkele andere staten door een mogelijke verandering van de Russische handelspolitiek tegenover Tsjecho-
Slowakije tijdelijk een weinig profiteereri.

De ontwikkeling van den Russischen handel in

Oostenrijk is
in den laatsten tijd in een bijzonder
belangwekkend stadium gekomen. De huidige ont-
wikkeling was, zooals bekend, gebaseerd op het feit,
dat Oostenrijk in het op 7 December 1921 gesloten
verdrag ‘Rusland erkend heeft .In het jaar 1926 heeft

dan ook de Russische handel bijzondere vormen aan-

genomen. De bekende besluiten van de Oostenrijk-

sche Nationale Bank van 25 November 1925 hebben
de beleening van goederenwissels, luidende in schilling

of vreemde valuta en met een looptijd van niet meer

dan 6 maanden, ook voor den handel op Rusland

mogelijk gemaakt.
Daaruit vloeide ongetwijfeld een zekere opleving
voort, zoodat in het jaar 1924/25 de Oostenrijksche

export naar Rusland tot 10,4 millioen dollar steeg.

In het jaar 1925/26 zonk deze echter weer tot 8,9
millioen dollar en vanaf dat oogenblik vertoont zij

ook verder een zekeren achteruitgang. De vraag van
een afdoende regeling van den handel op Rusland

liet men nu niet meer vallen. Eerst werd, reeds in

het jaar 1925, door de exporteurs gestreefd naar een
regeling volgens Duitsch voorbeeld, waarbij door het

scheppen van een credietfonds en een garantie van

bondsst’aten en gemeenten de handel op Rusland be-

vorderd zou worden. In het voorjaar dook een ander voorstel op: ni. de handel op Rusland op zuiver ver-

zekeringstechnischen grondslag te schoeien en dezen,

hetzij in den vorm van een directe verzekering bij
groote Engelsche verzekeringsmaatschappijen, hetzij
langs indirecten weg door verzekering bij een binnen-

landsche maatschappij met herverzekering te Londen,

een credietgarantie te verschaffen, die niet alleen zou
leiden tot een kwantitatieve verbetering van de fi-
1
‘nanciering van den handel op Rusland, doch zoo
mogeljk ook tot een termijnverlenging van de voor
deze doeleinden ter beschikking staande credieten.
De jongste toestand echter is deze, dat twee voor-

‘stellen met elkander concurreeren. De eerste is die
van den ingenieur Altmann, waar de Oostenrijksche
ministerraad zich op het oogenblik mee bezig houdt
en waar zij het in principe mee eens is. Het betreft
een voorstel, waarbij industrieën, die door een politiek
risico geld verliezen in den handel op Rusland, 10
jaar lang crediet van den staat krijgen tegen een rente,

die
2
0
/
0
beneden de officieele bankrente ligt. Door deze

goedkoope credietverleening zal tot 80’/
0
van de in

den Russischen handel geleden schade worden opge-

heven. Overigens schijnt de regeering de overname
van deze garantie afhankelijk te maken van de voor-
waarde, dat ook de bondsianden een overeenkomstige
4
garantie op zich nemen, resp. deelnemen aan de cre-
dietverleening. Een ander voorstel, dat in bespreking

is, is dat van de Kamer van Arbeid. De Kamer van
Arbeid komt tot het volgende practische voorstel:
• Wanneer men in aanmerking neemt, dat het Duit-
sche bedrijfsleven ongeveer tien maal zoo groot is
– als het Oostenrjksche, dan komt voor Oostenrijk 1/10
van 300 millioen mark, dat is rond 50 millioen
schilling, als maximum voor de te verleenen credie-
ten in aanmerking. Hiervan zou de Bond volgens
Duitsch voorbeeld 35 pOt. d.w.z. 17,5 millioen schil-
ling garandeeren. Het bedrag der garantie is onge-
twijfeld in verhouding tot de mogelijk te bereiken gevolgen gering te noemen. De rest van het totaal
van 30 rnillioen schilling zou door de verschillende
hondslanden, in het bizonder Weenen, dat zich reeds
maanden geleden principieel bereid verklaarde deel
te nemen aan een dergelijke overeenkomst, volgens
een bepaalden sleutel op te brengen zijn.
Welke van de beide voorstellen ten slotte aange-

nomen wordt, is thans nog niet te voorzien
1).
In het

1)
Inmiddels meldde de Frankfurter Zeitung, dat de re-
geering zou voorstellen garantie te verleenen tot een bedrag
van 100 millioen schilling op de volgende voorwaarden:
de regeering geeft een voorschot van
60o/
O
van het even-
tueel geleden verlies tegen een rente, die
2
0
/0
beneden de
bankrente ligt. Dit voorschot is terug te betalen in tien
annuïteiten. Het bondsiand, waar de hoofdzetel is van den
credietnemer, moet voor
25o/
O
aan de credietverleening deel-
nemen of een overeenkomstige garantie op zich nemen;
35o
komt derhalve voor rekenina van den Bond. De be-
slissing, in welke gevallen crediet zal worden verleend, berust
bij een ,,Rusland-commissie”, die is samengesteld uit ver-

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16
Maart 1927

bijzonder kunnen nog veranderingen voortvloeien uit

het feit, dat van socialistische zijde in den allerlaat-

sten tijd het sluiten van een overeenkomst met Sovjet-

Rusland verlangd wordt, een overeenkomst, die een
gewoon handeisverdrag aanziènlijk te boven zou gaan.

Daarbij wordt op de Duitsche overeenkomsten van
12 October 1924 gewezen, die op grond van het

Rapollo-verdrag van 16 October 1922 gesloten zijn.

Zulk een verdrag zou uiteraard in de eerste plaats
het crediet- en garantievraagstuk in een gunstiger

vaarwater brengen. De beide gemengde Oostenrijksch-

Russische handelmaatschappijen, die hofdzakeljk

het handelsverkeer met Rusland drijven, ni. de ,,Rus-

sawstorg” en de ,,Ratas” zijn natuurlijk bij het af-
sluiten van verdergaande overeenkomsten sterk ge-

interesseerd en de industrie verwacht, dat door het

afsluiten van de desbetreffende overeenkomsten in

het bijzonder bepaalde takken van de machine-industrie
bevoordeeld zullen worden.
Bij
een volkomen waar-
deering van de beteekenis van een bevordering van

den export uit Oostenrijk naar Rusland, doen zich
echter steeds meer stemmen hooren, die erop wijzen,

dat men niet vergeten moet, dat het totale cijfer

van den Oostenrijkschen handel op Rusland zich tus-

schen 2 en 3 pOt, van den totalen buitenlandschen

handel van Oostenrijk beweegt. Men dient zich der-
halve wel te bedenken, dat een overschatting van de
mogelijkheden van den handel met Rusland, bij alle
waardeering, die men daarvoor hebben kan, op een
ernstig zeifbedrog zou uitloopen.

tegenwoordigers van de ministeries en landsbesturen, vier
vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel en édn van
de Kamer van Arbeid. Verdere voorwaarden zijn: dat de le-
veriugsverdragen overwegend betrekking moeten hebben op
Oostenrijkscbe goederen en diensten, dat de duur van het
crediet in den regel twee jaar niet mag te boven gaan en
dat ook de bepalingen van reeds eerder afgesloten credieten
behoorlijk dienen te zijn. In geval de Sovjetunie haar ver-
plichtingen niet nakomt, met andere woorden, zoodra de
staatsgarantie in werking treedt, dient de credietnemer
onderpand te verleenen of borgen te stellen. Door deze
laatste bepaling wordt het belang der garantie echter vrijwel illusorisch. Eenige opmerkingen in de toelichtende memorie
schijnen er dan ook op te wijzen, dat de regeering nog
verder zou willen gaan en dat de oprichting van een dis-
conto-bank voor den handel op Rusland overwogen wordt.
Wie het daaraan verbonden risico zou moeten dragen, blijkt
echter niet. [Red.J.

AANTEEKENINGEN.

lndexcijfers van scheepsvrachten.
Het indexcijfer van ,,Tramp”vaart, schrijft ,,The
Economist”, steeg in Februari met 1,65 pOt., welke
lichte stijging in ovol-eensteming is met een goed-
gefundeerde seizoenbeweging onder normale omstan-

digheden. Het algemeene niveau der vrachten voor

volle ladingen, dat wordt aangegeven door een index-
cijfer, dat, berekend op Februari-noteeringen, onge-

veer 40 pOt. boven het gemiddelde niveau voor de pe-
rjode 1898-1913 staat en 20,5 pOt. hooger, dan het
gemiddelde voor 1913, staat nu ongeveer gelijk met het
gemiddelde niveau van de overeenkomstige maanden
van 1922-’25. De wijzigingen van het indexcijfer der
diverse groepen zijn hieronder aangegeven (tabel 1).

De veranderingen, ‘die gedurende de afgeloopen
maand in.het indexcijfer van iedere groep en sub-groep
hebben plaatsgevonden, toont de tweede tabel, waar-bij het
cijfer
100 telkens het gemiddeld niveau gedu-
rende de periode 1898-1913 voorstelt.
De uitgaande kolenvrachten waren gedurende Fe-

bruari in alle richtingen stabiel, met uitzondering
van den handel op dicht bij het vasteland gelegen ha-

vens, die zeer gedrukt was. Vooral de vrachten naar
de Middellandsche Zee bereikten een betrekkelijk hoog
peil en thuisvrachten van erts waren van hier iets
beter verkrijgbaar. Zuid-Amerika bleef voortdurend
1

een groote hoeveelheid tonnage voor graan in beslag

nemen, die gedurende. de volgende drie maanden zal

Datum

Q

am

o

4)

<

0 0

4)
.

.
.

n

4)
4)
0
4)
4,


44

0
1-

Basis
(Gemiddelde
v.
1898-l913)
100 100
100 100
100
100
100
(Gemidd.v.1913)
110,0
113,1
123,4
106,3
117,4
127,9
116,3 Febr.

1920
814,3
529;9
757,5
744,8
587,0
712,2
691,0
Dec.

,,
268,9
277,2
244,1
256,8
286,7
347,2
280,1
Dec.

1921
160,1
164,1 163,7 144,4 141,3
166,5
156,7
Dec.

1922
137,1
135,2
129,2
122,6
136,1
159,3 136,6
Dec.

1923
134,0 132,7 120,1
124,4
125,1
144,2 130,2
Dec.

1924 117,4
129,2 119,5
119,8
129,3
161,1
129,4
Dec.

1925
117,0 121,6 117,0
110,1
110,1
154,9
121,8
Febr.

1926
116,5
97,9
114,9
118,5
95,1
119,3
110,4
Jdaart

,,
115,9
93,4
116,9 114,6
87,9
96,1
104,1
April
112,4 95,0
116,6
109,2
83,9
97,0
102,3

Jvlei

,, {
111,4
102,6 115,8 107,9
78,1 99,7
102,6
114,1 102,6 110,0 72,7
78,1
99,7
96,2

juni

,,
{
110,8
105,0
121,1
120,4 98,3 92,6
108,0
112,3
105,0
120,6 97,7 98,3 92,6 104,4

Juli

,,
[
110,9 116,2
134,4
119,8
98,8
124,6 117,5
,,
112,6
116,2
147,4
96,5
98,8
124,6
116,0

ug.

,,
{
111,6
127,8 133,7
119,6 100,9
151,3
124,2
247
127,8 145,8
96,0
100,9
151,3
122,8

3ept.

,,
{
113,7
140,3 144,3
121,7
104,1
154,9 129,8 121,1
140,3
167,1
100,2
104,1

154,9
131,3

)ct.

,,
{
128,1
214,6
175,1 141,7
144,4 170,9 162,5
197,6
214,6
228,6
140,3
144,4
170,9
182,7

{
130,5
224,4
174,3 158,0 161,8
181,6
171,8
212,3
224,4 227,1
172,9
161,8
181,6
196,7
)ecember
139,7
156,1
145,9
13

2,9
129,2
179,8
147,3
Januari
1927
126,4 136,5
139,1
122,7 136,7 166,5 138,0
‘ebruari
125,0 132,6
140,1
130,4 145,2
168,2
140,2

Index-

+ of
cijfer

Golf van Biscaye; uitgaande vracht

126,61

– 9,17

thuisvracht …….
..
137,09

+ 3,22

Middeil. Zee; uitgaande vracht ……
..
155,83

+ 17,81

thuisvracht ………..
..
131,87

+ 2,44

Noord-Amerika ………………..
..
132,56

– 3,94

Zuid-Amerika
;
uitgaande vracht ..

105,33

+ 2,69

thuisvracht………..
174,82

– 0,71

Indië; uitgaande vracht ………….
136,84

+ 10,52

thuisvracht ………………
124,01

+ 5,01

Het verre Oosten, enz …………….
.
145,19

+ 8,47

Australië …………. …………..
.168,25

+

1,78

worden verladen. Noord-Amerika was daarentegen
stiller voor zoover het het charteren van geheele sche-

pen betreft. De vrachtprijzen van Australië werden

goed gehandhaafd en de noteeringen van havens in
Indië en het Oosten toonden een neiging tot stijgen,
‘daar er voor ‘de zeer matige vraag weinig schepen ver

krijgbaar waren. De verhouding van het indexeijfer
t6t het gemiddelde voor 1913 toont ‘de volgende tabel,

waai-in het jaar 1926 is weggelaten in verband met de
kolenstaking:

(1913= 100)

Maand
1923
1

1924
1

1925
1927

114,05
117,11
114,49 118,59 112,73
123,78
115,96
120,54
Maart ……….
115,23 122,09 106,63

Januari

………..

April
…………115,45
117,22
104,24

Februari……….
..

114,27 98,23
Juni

. ………..
108,62
Mei

………….114,55

103,75
94
2
90
104,43
95,87
Juli

…………103,39
.106,82

103,04
110,50
98,19
115,55 99,49

Augustus
……..100,16
September …….

112,76
102,23

Dctober.

……….107,86
November
…….111,21
December … ….
111,21
104,67
laan, gemiddeld
.111,81
106,69
113,44
102,22

De onmiddellijke verwachting voor de ,,Tramp”-
vaart blijft, zooals de vorige maand werd vastgesteld,
,,matig tot goed”. De verdere vooruitzichten worden

grootendeels bepaald door den uitslag der ‘dreigende
ongeregeldheden in de Amerikaansche kolenijverheid.

16
Maart
1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

251

BOEKAANKONDIGING.

,,Die Ve?fa,ssung der Vöikerrechtsge-

mei’n,schaf t”
dooi’ D. Alfred Verdross,

Professor aan cle Universiteit. -te Wee-

nen, uitgave Springer u.
Co.,
Weenen

en Berlijn,
1926.

Het boek van Prof. Verdross is het eerste haiicl-

boek over het volkenrecht, dat de stof beschouwt van

het standpunt der z.g. ,,reine Rechtslehre”. Wel zijn

na den oorlog enkele nieuwe drukken verschenen van

oudere werken, die, wat het materiaal betrft, op de

hoogte van hun tijd zijn gebracht, zooals het bekende

boek van v. Liszt en dat van Bonfils-Fauchille. Ver-

dross heeft echtej niet alleen het materiaal bijge-

werkt, maar ook een geheel nieuwe methode gegeven.
Alles is in een aangenamen, helderen en zakelijken

stijl geschreven.

Verdross gaat uit van de 2.g. monistische rechts-

leer, dat is de leer, die volkenrecht en staatsrecht
als 66n geheel beschouwt. Bovendien gaat de schrijver

uit van het volkenrecht als van de rechtsorde, die de
staatsorde beheerscht, zooals de staat,sorde op zijn

beurt boven het provinciale- en gemeenterecht staat.

Door deze samenvatting heeft de schrijver de gelegen-
heid gevonden het geheele rechtssysteem vanuit é&n

standpunt te overzien, wat ook practisch in verband
met het moderne verkeer, zijn groote voordeelen heeft.
Het is dan ook opvallend, dat hier alle oude leer-
stukken, als de grondrechten der staten, de subjecten

en objecten van volkenrecht eiiz. hebben afgedaan.
Hier wordt alles teruggebracht tot rechten en ver-
plichtingen der staten en andere internationaalrech-
teljke rechtspersonen.

Doordat schrijver van het volkenrecht als opperste ordening uitgaat, heeft hij de gelegénheid gevonden,
met allen vooruitgang in het recht rekening te houden.
Zod beschouwt hij dan ook den Volkenbond en andere
internationale organisatiesniet als van de staten af-
geleide rechtspersonen, doch als eigen rechtspersonen,
die slechts gefundeerd zijn in het volkenrecht zelf.
Naast de systematische uiteenzetting geeft schrij-

ver ook een overzicht van de concrete rechtsquaesties,
waarop hij door zijn nieuwe systematiek ook nieuw
licht laat schijnen. BAAR.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES
IN
FEBRUARI
1927

Staatsleeningen . ……………
f

8.378.125,-
zijnde:

Aus
tralië
Staat New South Wales –
$1.000.000 30-j.goud-obl.
a 97

0/

……….
f
2.431.250

Zuid-Amerika
Republiek Bolivia
$1.000.000 7 c/
o
goud.obl.
98s,
010
…………f
2.468.750
Republiek Chili$ 1.500.000
6
0/
goud.obl.
a
92%
0
/0
1
3.478.125

Hypotheekbanken

……………,,

is.000,-
zijnde:

Nederland
Aandeelen
Westiandsche Hypotheek-
bank
f
500.000 aand.
250
0/ 1)
(waarop te stor-
ten 10
0/)
…………f

125.000

Industrieele Ondernemingen ……,,
20.540.000,-
zijnde:

België


0
bligatiën
SociétéAnonyme d’Ougrée-
Marihaye
. f 7.500.000
6M
0
/0
30-j. obl. 119
.
7
0/0..
f
7.275.000

Duitschland
Obligatiën
Fried. Krupp A.G.
R.M. 15.000.000.
2
) 6
0/
hyp. goud-obl. â 93
o/f
8,415.000
Frankrijk
Obligatiën Société Hydro.Electrique
de la Cère 15.000.0007
0
/0
verzekerde obl. A 97
0/
f
4.850.000

Mijnbouwondernemingen ……….
f 7.680.000,-
zijnde:
Duitschiand
Obligatiën

Eschweiier Bergw..Ver
.
ein

f
8.000.000 6
o/
ohl. â
96
0
/0
…. . ……….. f
7.680.000

Diverse Cultuurondernemingen…. ,,
1.725.000,-
zijnde:
Nederlandsch-Indië
Aancieelen
Cultuur-Maatsch. ..Salatri
Plantations”
f1
500.000
aand. D, 115
0/. ……..
11.725.000

Diversen …………………..,,

216.700,-
zijnde:
Nederland
Aandeelen
Mij. tot Exploitatie van
Vereenigd Fondsenbezit
f197.000 aand.
A
110
0/0
f
216.700

Spoorweg-Maatschappijen …. ‘ ‘

9.425.000,
zijnde:
Frankrijk
0
bligatiën
Fransche Staatsspoorwe-
gen Zw. fr. 20.000.000
7
°Io
obl. S 94′
o; …. f
9.425.000

Totaal ….
f 48.089.825,—.
Inschrijvingskoers voor aandeelhouders; vrije inschrij-
vingen S 300o,.
Deze leening diende gedeeltelijk voor conversie.

Totaal der emissies in Januari
…. f
35.079.000,-
Februari . .

48.089.825,-

Algemeen Totaal.
f 88.1

68.825,-

Voorts bestond hier te lande gelegenheid tot inschrij ving op:
een beperkt bedrag 7
0
/0
obl. Paris-Lyon Méditerranée
h 171/
8
0
/0;
een beperkt bedrag 7
0/
obl. Bank fOr Textilindustrie
99
°io;
8000 aand. zonder nom. waarde S 650,— Société Ano-
nyme des Aciéries Réunies de Burbach—Eich—Dudelange
(A’rbed) en op de volgende obligatieleeniûgen:

Rente- Emissie-
Guldens voet koers
St. fofonicagesticht te Mannheim .. 140.000 8
0
/0
100o,
Kêrkbest. der H. Liduina,Haag(conv.) 590.000
q
0
/0
95
1
0
/0

Kerkbestuur der H.H. Antonius en

Lodewijk, Haag (conversie) ……100.000 5 0/

99ol

Deutscher Ver. vom H. Lande, Keulen 500.000 7 O/

990/

Dochters der Goddel. Liefde, Weenen 110.000 7
o,’

100
0
/0
R.K. Sanatorium Maria Auxiliatrix,
Venlo ……………………… 300.000

5 o/

99o,

GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTEhDAM,

1 Januari 1927 II Jaüuari 1926

Giro’s
(eenzijdige ver-
melding)

Girobetalingen aan

In

1
millioeneni
Aantal
Iii

1
Imillioeneni
Aantal

.gemeenteinstel.lingen
fl3.S
14.597
f
11.8
14.178
Girobetalingen aan particulieren
.. .;
,
1
22.2
90.720
,,22.5
75.349
Geldomzet.
Ontvangsten
. …….
,,

5.3
7.424
,,

5.–
6.984
Betalingen

………-
6.8
27.309
,,

6.9
26.023
Part.rekeninghouders
,,
19.2
1

29.180
2

,,
17.6
0

26.169
2

Waarvan

rekeningh.
welke gelden voor
1

jaar

vast

hebben
gedeponeerd
…….
,

8.9
3.1422
,,

9.1
2.8152
1)
Gemiddeld saldo te goed.
2)
Einde
der maand,

252

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Maart 1927

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

N.B. *** beteekent
:
Cijfers nog niet ontvangen.
Data
Londen
J

per
£)
1

Parijs

1
I($
p.
lOOfr.)I($
Berlijn
P.
100
Mk.)I($
1
Amsterdam
p. 100 gid)
GELDKOERSEN.
8 INT.aart

1927
4,85k
b

3,913
8

23,71k
40,00;
BANKDISCONTO’S.
9″

1927
485
K
3,91k
23,71k
40,018,
T

Disc.Wissels. 3

S
Oct. ‘2.5 Zwits.
Nat.Bk.
322 Oct. ’25
1ed.
10

,,

1927
4,85(
.
3,913
23,71k
40,01
Bel.Binn.Eff. 4

3Feb.’27
N.Bk.v.Denem. 5

Juni’26
Bk.
I
V

1927
4,85(
3,913.(
23,711j 40,01
rsch. in R.C. 5 j 3
Feb.
’27
ZweedscheRbk 4 j 8 Oct. ’25
12

1927
4,85
9
/
3,91k
23,72
40,01
JavascheBank.
. . .
4
14
Juli’26
Bankv.Noorw. 426
Oct. 126
14

1927
_
Bank van Engeland 5

S
Dec.
’25
Bk. v. Tsjecho-
15 Maart

19261
4,86j/
16

3,61
93,80
40,05
Duitsche Rijkabank 5
11 Jan.’27

slowakije .. 5

SMrt. ’27
Muntpariteit

.
4,8667
19,30
23,81.(
40
3
/i
Bank v. Frankrijk. 5j 3
Feb.
’27
N. Bk. v. O’rijk. 6

4
Feb.’27

TE LONDEN.
BelgischeNat.Bnk.6

9Feb.’27N.Bk.v.Hong.6 25A.ug.’26
KOERSEN
Fed. Res.BankN.Y. 4 12Aug.’26
Bank v. Italië. 7
17Juni’25
Bank van Spanje.
.
5
2SMrt.’23
Z.-Afr.Res.bnk 5
Plaatsen en
Noteerings_I
26Febr.
1

5
Mrt.
7
11
2Maart
1927
1
12
Mrt. Landen
eenheden
1927 1927
LaagsteHoogste
1927

OPEN MARKT.
Alexandrjë.
.
Piast. p.

97

9714

I16

/16

974
.
Athene

….

Dr.p. X,

376

3751,

374

379

376
1927
1926
1925
1914
Bangkok

. . .
Sh.p.tical

1/10

1/10

1110/

111O

1/10f
Budapest
. . .
Pen. p.
£

27.76+ 27.76k

27.74

27.80

27.78
;;-;-;-
7112
28Febr.J
21126
20124
.
Maart
Maarti
Febr.
Maart
Maart
Juli
B. Airesl).

d. p.
$

47
K

47
Calcutta
.•.
. .
5h. p. rup. lf5
15
/

1/5
29
/
32

1/5
7
/s

1/

531′

6

l

132
-.

Amsterdam
Partic.disc.

3
9
/16

3l16-/16

3
1
12_1/8

3116-/8

2118_13116

1
7
18

2

31/
8_31
16

Constantin
.

Piast. p.
£

950

960

955

970

962
Prolong.

312

3
1
14- 31
4

31144

3
1
12-4

211
2
3

1
1
/42

2114_3/4
Hongkong
.

5h. p.
$

2/0
21
/
32

2/0
5
/
93
1/1 1
/b

2/0
9/

1 ‘1 1
12
l
Londen
Daggeld ..

31444

3
1
145

3
1
14_4
1
1
2

3
1
12..4
1
12

35

23
14-4

13j4-2
Partic.disc.
Lissabon
1)
.

d. per Esc.

217/

2
17
/

223/

2″

2171
45
116

4
1
I4-18

4
116-l8

4I14_318

4
!16

116

4
‘i2

J16

21J4-3J4
Berlijn 84

132

32

Daggeld
. .

3-5

3-7

5
1
/2_9

4-8

56
112

Mexico ……..d. per
$

24

24

23

’25

24
Montevideo
1)

d. per
$

50

49

49′

50y,50
Partic.disc.
30-55 d..
.

4
I8

4I8-I4

4
1
8

43/_5J

5


56-90 d..

41
12

Kobe

……..Sh.p.yen

2/O
3
/

2/0
5
/

2/O
7
/

2105/,

2f05f
Ir

Montreal’) ..

$
perC

4
.
85
f

486T’S

.4.86

4.86′

4.86,/,,
R.d.Janeiro
1)
d. per Mii.

/8

557/54
.

4
1
I2

4
3
Ie

41J4_3/g

5

_

2’/8’I2
Waren-

1

/8
Shanghai
. . .
5h.
p.
tael

2/7l/

2/65/

25

Z/013/
j

2/5
7
/
8

wechsel.

41e

418-5

4314_5

4112-5

51j
4
3j
4

_

_
Singapore.
. .

id.
p. $

2/325/
33

2134

2/323/

2327$

2/3k
82

1

182
New York’)

,

1
Cali money

4-l4

4.
1
j
4

4.3/4

314514

43j4

4-5
1
j4

13/421(2
Valparaiso 2)

$ p1C

39.82

39.84

39.84

39.88

39.87

Warschau
..

Zi. p. £

43K

43M

42

45

43
I

Partic.disc.

3
3
14

3314

3
3
14

3718

33/
4

331

1

_
1)
Cail money-koers van
1 1
Maart en daaraan voorafgaande weken tjm Telegrafisch transfert 2) 9

dg.
.
V
rijdag.

WISSELKOERSEN.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS 3)
Londen’) N.York2)

Londen
KOERSEN IN NEDERLAND.
7Maart1927.. 25
7
/8

55%

7Maart1927….

84110%
8

,,

1927..

261,,

557/
9

8

,,

1927….

84/10%
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
BrussellBatacia’)
9

,,

1927..

259i,,

55%

9

,,

1927….

84/10%
York)
1
10

1927..

257/

55

10

,,

1927….

84111%
11

1927..

25’i,,

55

11

1927….

84110% 12

1927- 257/,,

54%

12

1927….

84/10%
8Maart1927
2.4915,,
12.134 59.28
9.781 34.754
lOOij,,
9

1927
10

1927
2.4915/,, 2.49
15
/
16

12
.
12
*
12.124
59.263
59.26

9.78

34.75

9.78

34.75
100
,
,,
1001/
16

13Maart1926..

305,,

65
7
18

12Maart1926…
.

84/11

11

1927
2.4915,,
12.124
59 25
*
9.78

34.75
1001/16
20 Juli

1914.
.

241s/,

541/,

20 Juli

1914..
.

84/11

12

1927

32.124 59.28 9.78

34.76
1001/,
6

‘)in pence p.oz.stand. ‘)Forelgn’silver inSc. p.oz.fine.
3)
in sh. p.oz.fine
14

1927
Laagstcd.w.l)
2.4915/
16

2.49’31,
12
.12*
12
.
12
*

59.30
59.24 9.78

34.75
9.77

34.73
1001/1,
100
STAND VAN ‘ RIJKS KAS.
Hoogste d.w
1
)
2.501/16
12
.
1
3*
59.31
9.79

34.77
lOOs,’,,
De Minister van Financiën maakt bekend:

Vorderingen.
J

28 Febr. 1927 7 Mrt. 1927
7Maart1927
2.49
15
/
16

12
.
12
* 59
.
24
*
9.774 34.75
1001/
16

28 Febr. 1927
2.4918/,,
12
.11*
59.20
9.774 34.4
100
Saldo bij de Nederlandsche Bank….
f

9.051.521,21

f

6.556.441,76
Muntpariteit
2.48%
12.104
59.26
48.-

3459

100
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
200.873,50
,,
842.797,87
Voorschot
op
uit. Jan. 1927 aan de ge-
meenten
op
voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke

,,

Data
serland
Weenen
Praag
1
Boeka-
rest
Milaan Madrid


1)
*8)
*8)
inkomstenbelasting en opcenten
op
de Rijksinkomsten belasting……….
,,

43.382.640,18
8.339.68,76
,,

43.382.640,18
,,

9068.527,04
8 Maart1927
48.10
35.20
7.40
1.50
11.08

42.59
9

1927
48.10 35.20
7.40
1.45 11.Oij
42.57
Kasvord. weg. credietverst. a/h. buiteni.
Daggeldleeningen

tegen onderpand
,,
110.952.153,83
,,
110.932.509,14
10

1927
11

,,

1927
48.09 48.08
35.20
35.20
7.40
7.40 1.50

1
.5
2
*
11
.
1
4*
11.144
43.01
42.98

Voorschotten aan de koloniën…………

Saldo der postrekeningen van Rijks-
24.200.000,-
23.200.000,-

12

,,

1927
14

1927
48.09
48.10 35.20 35.20
7.40
7.40
1.52*
– –

van Staatsschuldbrieven

… ………

comptabelen

…………………….
Vorderin

op
het Staatsbedrijf der
16.933.775,08


18.664.222,72
1.524
11.26
43.36
T.
en

.2)

Laagsted.w.1)
48.05 35.10
7.39
1.424
10.98
42.40
Id.
op
andere Staatsbedrijven 2)
……..
1.470.348,03
1.470.348,03
Hoogsted.wl)
48.12
35.25
7.42
1.574
11.34
43.35
Verplichtingen
7
Maart1927
28 Febr. 1927
Muntpariteit

48.07
48.044
48.-

35.20 35.20
35.-

7.40
7.40
1.474
1.50
10.964
10.93
42.44
41.96
Voorschot door de Nederi. Bank….

– –
f
111.356.000.-
2)
48.-
48.-
48.-
Schatkiatbiljetten in omloop’)………fl11.356.000,-
Schatkistpromessen

in om
000 ……

28.330.000,-

Waarvan dirëct bij de Ned.ank..

Schuld a. d. Bank
v.
Ned. Gemeenten 2)

,,
28.330.000.-

12.219.693,-

Data
Stock-
Ko
p
en
_I Oslo
)
Buenos-
M On-
holm
*)1hagen*)
rI’)
Aires’)
treal
1)

Zilverbons

fl

Omloop ………………..12.255.742,-

Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds 2)

5.916.833,81
Id. a. h. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.
2
)

,

34.542.245,80
Id. aan andere Staatsbedrijven’)………..670.000,-

6.810.755,67
36.244.601,91
670.000,-
8Maart1927 66.80

66.60

64.924

6.30

105%
9

,,

1927 66.80

66.60

64.90

6.30

105%

2.49818
Id. aan diverse instellingen 2)

…34526.284,07
34.520.084,55
10

,,

3927 66.80

66.60

64.95

6.30

105%

2.493/,
t
)
Waarvan
f
12.056.000 vervallende
op 1
Juli 1929.
2) In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
11

1927 66.80

66.60

65.40

6.30

10514

2.495/,
12

1927 66.824

65.40

6.30

105w

2.498
NEDERLANDSCH..INDISCHE VLOTTENDE
SCHULD.
14

1927 66.90

66.60

65.374

6.30

1053,
2

2.491/,
____________________________________
5 Mrt. 1927
12 Mrt. ‘1927
Laagsted.w.1) 66.75

66.55

64.85

6.28

105%

2.49
1
/,

Vorderingen:
Hoogste d.w1) 66.95

66.65

65.45

6.32

1062.49%

7Maart1927 66.75

66.60

64924

6.30

10554


2.49w

28 Febr. 1927 66.70

66.574 64.85

6.30

105

2.495/
6

Saldo bij de Javasche Bank
……….
f
2.462.000,-
10.558.000,-
f
8.24 1.000,-

Muntpariteit 66.67

66.67

66.67

6.264

1058/,

2.48%
Verplichtingen:
2.813.000,–

‘)
Noteering te Amsterdam.

8*)
Noteering te Rotterdam.
Particuliere opgave.

Saldo

bij

‘s

Rijks

kas
……………..

Voorschot uit
‘s
Rijks kas aan N.-lndië


– –
Wettelijk gestabiliseerd tusschen
7.534j
5
en 7.21112.
Voorschot Javasche Bank aan N.-Indië

..

800.000,-
800.000,-
In het eerste nummer van iedere maand komt een overzicht
Schatkistpromessen in omloop………..
30 507.000,-
30.840.000,-
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
Muntbiljetten in Omloop

…………..
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds….
Idem aan de Ned.-lnd: Postspaarbank.,
3.744.000,–
1.055.000,-
3.744.000,-
1.160.000,-
,,

16 Maart 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

253

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 14 Maart
1927.

Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f

71.243.054,54
sels,Prom.,Bijbnk.

9.921.203.96
enz.in disc.(Ag.sch.

17.467.066,11

f
98.631.324,61
Papier o. h. Buiteni. in disconto

Idem eigen portef.
.
f
146.246.936,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nognietafgel.


146.246.936,-
Beleeningenj dbk.
f

46 836.451 76
mci. vrsch.
in rek .crt

Bmjbnk. ,,

10.836.512,13
Ag.sch. ,,

72.828.839,97
op onerp:
130.501.803,86

Op Effecten……_.
f
126.723.703,86
Op Goederen en Spec. ,,

3.7 78.100._
130.501.803,86
Voorschotten a. h. Rijk ……………..,

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ….. ..
f

59.891.280,-
Muntmat., Goud
.. ,,
359.055.163,31

f 418.946.443,31
Munt, Zilver, enz.

,,

27.764.769,79
Muntmat., Zilver..

Effecten
446.711.213,10

BeleggingRes.fonds.
f

7.043.981,68
id. van’

v. h. kapit.,,

3.996.941,20
11.040.922,88
Gebouwen en Meub. der Bank

……. ,,
5.142.000,-
Diverse rekeningen

.
……………

,,
53.374.068,19

Pasalva.

f
891.648.268,64

Kapitaal ………. ……….-. .-. .. ..

f
20.000.000,-
Re8ervefonds ……………………….,,
7.047.731,06
Bijzondere reserve ……….

8.800.000,-
Bankbiljetten in omloop………. …
795.409.130,-
Bankassignatiën in omloop………..
293.918,62
Rek..Cour.
5
Het Rijk

f
23.255.950,02
saldo’s:

‘I Anderen

21.174.317,15
44.430.267,17
Diverse rekeningen
. .

. .
.-.. .•
.

.
..
15.667,221,79

f
891.648.268,64

Beschikbaar metaalsaldo ……….
.

f
278.098.896,28
Op de basis van ‘j, rnetaaldekking
110.072.233,12
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,,
1.390.494.480
1

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Circa latie
opeischb.
schulden
Metaal-
saldo
kings
oerc.
Munt
1
Muntinat.

14 Mrt. ’27
59.891
359.055
795.409
44.724 278.099
53
7

,,

1
27
59.967 353.967
806.138
34.459
272.969
53
28 Febr.’27
60.058
353.964 814.156
31.744
272,394
52 21

’27
60.197
353.961
785.460
39.782
276.949
54
14

’27
60.275
353.961
791.778 37.292 976.075
53
.7

,,

’27
60.344
353.961
802.099 33.330 274.901
53

15 Mrt. ’26
50.331
379.584
824.434
41.421
281.725
52

25 Juli

’14
65.703
96.410
1310.4371 6.198
143.521
1
)1
54

?7zal
Schatkist-
lee
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen

.
“Be
ingen

op het
reke-
disconto’s
rechtstreeks
buitenl.
ninifen
2

14 Mrt.
1927
98.631


130.502
146.247
53.374
7

,,
1927
105.779


132.457 143.636
52.221
28 Febr.
1927
101.677


141.090
.141.111
54.732
21
1927
93.501


128.311
136.706 58.838
14
1927
95.014


130.605
137.631
57.894
7
1927
80.691


150.906
137.773
57.970

15 Mrt.
1926
94.636


128.258
183.141
41.687

25 Juli
19141
67.947

14.300
61.686
20.188
509
1)
Op de
basis
van
21

metaaidekking.

2)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste iosten in
duizenden guldens.

Data
Metaal
/Çf”

op
Andere
eischb.
Discont.
I
D
k

5 Febr.

1927..
1.000
1.582
548
963 476
29 Jan.

1927..
1.026
1.491
518 973
444
22

1927..
1.026
1.413 593 962
431
15

1927-
1.001
1.446
531
968 454
8

1927-
1.001 1.556 486
976
443

6 Febr.

1926..
1.005
1.721
670 933
357

5 Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
‘)
niuutpost uer acuva.

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data

Goud

Zilver

Circulatie opeischb. metaal-
schulden

saldo

5Mrt.1927

226.800

306.900

57.000 154.020 26Feb.1927

226.700

305.200

58.400 153.980
19 ,, 1927

226.100

307.500
1
61.600 152.280

12 Feb. 1927 15.479

30.012 314.325

62.123 151.024
5 ,, 1927 195.929

30.150 313.828

66.552 150.848
29Jan.1927 196.146

29.704 311.539

70.689 150.215
22 ,, 1927 196.625

29.351

314.521

73.392 149.178
6 Mrt.1926 202.848

39.753 338.434

54.315 164.688 7 Mrt.1925 133.736

51.385 277.377

60.805 118.356

25 Juli1914 22.057

31.907

110.172

12.634

4.842e)

Wissels,

I

‘ Dek-
Data

1
Dis-

buiten

I

Belee-

Diverse 1
conto’s

N.-Jnd.

ningen

reke-

kings-
ningeni)

percen-
betaalb.

tage

5Mrt 1927
121:500
62
26 Feb: 1927 122.800
62
19

1927
126.300

,
61

12Feb.1927
13.049
20.758
78.501
45.026
90
5

»

1927
12.820
20.443 76.752
50.533
59
29Jan.1927
12.643
20.815
82.619
46.362
59
22

,,

1927
12.821
20.778
84.777
49.628
58

6 Mrt.1926
8.799
20.006
42.594
80.811
62
7 Mrt.1925
19.887 17.775
52.832
67.399
55
25Juli1914
7.259
1

6.395
47.934 2.228
44
‘)Sluitpost activa.

2)
Basis
2!
metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste
posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.

Data

Metaal ICirculatie

Currency Notes
Bedrag Bankbilf. 1 Gov. Sec.

9Maart1927 150.753 137.057 286.050 56.250 235.193
2 ,, 1927 150.115 137.589 283.990 56.250 233.129
23 Febr. 1927 150.148 136.604 281.493 56.250 230.438
16

1927 150.178 136.188 281.992 56.250 231.023
9

1927 150.189 136.970 283.025 56.250 231.951
2

1927 151.032 137.937282.759 56.250 232.225

10Maart1926 145.593 141.246 289.058 56.250 237.712
22 Juli 1914 40.164 29.317


1
De k-
Data

1
Gov.

Other
1
Public
1
Other
1
Sec.
1

Sec.
1
Depos.
1
Depos. Reserve
1

9 Mrt. ’27
31.223
73.690
16.159
103.922 33.446
277/,
2

,,’

’27
32.268
72.912
.

9.643
109.530
32.276
27
23Febr.’27
29.965
71.251
17.834
98.478 33.294
285/
8

16

’27 29.813
74.429 17.508 102.282
33.739
281,
9

’27
29.873
75.668
14.720 105.625
32.970
27′,
6

2

’27
28.876 74.163
9.537
108.190
32.845
277/
8

10
Mrt. ’26
39.295 74.183
16.756
102.524.
24.096
20
22 Juli ’14
1
11.005
1
33.633
13.736
42.185
29.297
52
1)
Verhouding’ tusschen Reserve
en Deposits.

BANK VAN
FRANKRIJK.
Voornaamste posten
in millioenen
franos.

Waarv.I
Tegoedl
Wis-
&lee-
Data
Goud
in het
Zilver
1

in het
buit.1.3)I
s5
Waartan
I
ningen
buitenl.l
buitenl.

10
Mrt.’27
5.548
1.864
342 88
1
3.946′
13
1.979
3

,,

’27
5.548
1.864
342
87
1
3.6691
11
1.945
24Feb.’27
5.548
1.864
342
86
3.228
9
1.987
17

,,

’27
5.548 1.864
342
85
3.052
12
1.096
10

’27
5.548
1.864 342
85
3.214
13
2.039

11
Mrt.’26
5.548
1.864 329
73
3.066
14
2.524

23 Juli’141
4.104
1

640

1.541
8
1

769

Buit.gew.
Diver-
1
Schat-

Rekg.Courant
________________
J
_
Data
voorsch.
ald. staatl
1
kis
(bil-
jetten
ij

sen
2)
C
irculatie

I
Parti-

Staaf
culieren

10
Mrt.’27
29.300 9.308 52.764
52.764
3.360
59
3

,,

’27
29.500
5.645 8.887
52.462
3.293
82
24Feb.’27
29.600
5.624 9.075 51.697 4.752
93
17

17
30.500
5.623 9.053
52.153
5.255
36
10

’27 31.000
5.614
8.517
52.643
4.815
20

11
Mrt.’26
35.450
5.281
3.640
51.951
2.824
37

23 Juli’14

– –
5.912
1

943
401
‘) in uisc. genomen wegens voorscn. v. u. staat a. ouiienl. regeeringen.
2)
Sluitpost activa.
3)
Except tegoed bij Russische Staatsbank.

254

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Maart 1927

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichemark.

Daarvan
Deviezen
Andere
“ata
roud
bij bui-,
als goud-
wissels
Belee-
tenl. circ. dekking
en
ningen
banken
1)
geldende
cheques

7 Mrt. 1927
1.844,0
93.0
202,1 1.604,0
46,2
28 Febr. 1927
1.833,9 93,0
203,9
1.643,8
154,8
23

1927
1.834,0
93,0
182,7
1.248,0
12
1
9
15
.

,,

1927
1.834,3
.

92,9
201,1 1.267,8
16,1
7

1927
1.834,6
107,5
293,4
1.378,3
47,8
7 Mrt. 1926
1.404,9
207,7
468,3
1.159,6
4,4
30 Juli

1914
1.356,9
– –
750,9
50,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa2,l
latie
Crt.
Passiva

7 Mrt. 1927
92,8
457,2
3.346
3
9
524,2
159,8
28 Febr. 1927
92,6
506
3
2
3.465,2
539,4
212,1
23

1927
92,6″
616,5
2.926,4
653,5

208,3
15

,,

1927
88,9 609,7
3.049,4
553,3
209,6
7

1927
.88,9
598,1
3.273.7
543
3
4
203,2
7 Mrt. 1926
‘234,9
905
3
9
9.729,7
714,1 533,3
30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944
3

40,0
‘1 unueiast. ‘)’ wo. Rentenbankscheine 7 Mrt., 28, 23, 15, 7 Febr ’27
7 Mrt. ’26, resp. 69; 35; 118; 105; 80; 313 miii..

NATIONALE BANK VAN BELGIË.

Voornaamste kosten. in millioenen Belgas.

Data

Goud


,


0


,
.2

.
Rekg.
Cr1.

1927

41
L
c
2.’

10 Mrt.
620.
426
40
489

——-.-

21

1
400
1.851
2
123
3

,,
627
437
40
492
28
400
1.849
20
125
24 Febr.
624
425
40
481
27

1
400
1.823
23
123
17
624
425,
40
474
34

1
400
1.821
22
124
10

,,
624
420.
39
479
26
400
1.841:
24
93
1)
Aan de schatkist gecedeerd.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten. ‘in millioenen dollars.

Goudvoorraad


Wettig’
Wissels

Data
betaal-
middel,

Totaal
Dekking
In her-
disc. v. d.
In de
open

., bedrag
1

F. R.’
Notes
Zilver
ete
.

member
markt
1
b’anks
gekocht

23Feb.’27
2.983,1
1.599,7
1

157,9
397,9
280,2
16

’27
2.990,1
1.592,2
J

168,0
396,5
315,0
9

1
27
2.980,4
1.597,0
.
167,9 379,1
302,5
2

’27
2.961,9
1.605,7
166,8
393,3
329,1
26Jan.
1
27
2.966,8
.

1.653,0
166,1
365,2
‘301,8
19

,,

1
27
2.935,9
1.628,1

,
159,6
.
416,1
337,4
24Feb.
1
26
2.766,6
1.452,5
149,9
540,1
304,1

Data
Ble’gd
in U. S.
Notes
1
Tôtaal
Gestort
Goud-
Dek-
Algem.
1

Dek-
Gov.Sec.
in circu-I latie
,,°
Kapitaal
kings-
perc.l)
1
kings-
1

perc.
2)
____________
23Feb.’27
________
305,2 1.708,3
2.214,7
126,5 76,0
80,1
16

’27
311,8
‘1.685,4 .2.342,3
126,1
74,2
78,4
9

,,

’27
304,7
1.694,1
2.267,0
125,8 75,2 79,5
2

’27
303,4
1.686,5
2.298,2
125,7
74,3
78,5
26Jan.’27
302,8 1.688,5
2.245,3
125,5
75,4
79,6
19

’27
312,7 1.709,9
2.317,8
125,5 72,9 76,9
24Feb.
1
26
330,6
1.679,4
2.262,2
119,3
70,1
,

74,0
‘ vernouaing totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars..
Di

IRe
Data

1
Aantal conto’s

Beleg- bij de Totaal Waarvan

1
banken

en

gingen i F. R.

depo-

time
beleen.
sito’s

deposits
Ianks

16Feb.’27

677. 14.124

5.603 11.701

18.943

5.902
9

1
27

679

14.148

5.570 11.637

18.852 .5.893
2

’27

679

14.228

5.560 11.652

18.969

5.877
26Jan.’27 . 68E

14.200 ‘ 5.540

1.606

18.873

5.874
19 ,, ’27

682

14.271

5.518
1
1.672

19.011

5.864

17 Feb.’
2
61 716

13.961

5.465

1
.684

18.640

5.421
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankataten.

EFFECTENBEuEN.

. Amsterdam, 14 Maart 1927.
Op de internationale fondsenmarkten ‘is ook in de achter
ons liggende berichtsperioc,le geen groote levendigheid out-
staan. Te B
e
r 1 ij n is de toestand nog vrij 6hgeanimeerd
, gebleven, hetgeen in de hand is gewerkt door de ongunstige
verwachtingen, welke men ten aanzien van de geldmarkt
koestert. Het ZOU wellicht juister zijn te ‘zeggen, dat niet
de toestand van de geldmarkt doch de onzekerheid ten op.
ziclite van het beheer over deze markt eenige ongerustheid
te voorschijn heeft geroepen. Tot nu toe is de ruimte van
geld de voornaamste oorzaak geweest van de opgaande rIch-
ting, welke’ de koersen aan de beurs vn Berlijn hebben in-
geslagen. Men had over het algemeen de zekerheid, dat
men steeds, tegen betaling vak een niet buitensporige ren-
te, geld kon verkrijgen ter financiering van de yaak ‘om-
vangrijke aankoopen. Dit ‘is thans eenigszins veranderd,
doordat op aansporing van de directie van do Rijksbank
– en welicht ook op initiatief van de banken zelf, die uit
den aard der zaak een buiteuspo’rige speculatieve beweging
ongaarne zien – met grootere voorzichtigheid wordt opge-
treden. In de achter ons liggende ‘berichtsweek is door som-
mige banken aanzegging gedaan, dat ‘verschillende posities
niet geprolongeerd zouden kunnen worden en op deze wijze
is een omvangrijke ‘realisatie ontstaan, welke belangrijke
verliezen heeft veroorzaakt.
Te L o n de ii is de markt verdeeld geweest. Beleggings-
fondsen waren tamelijk •lusteloos in verband met verwach-
tingen, dat de geldma.rkt iets stijver zou worden.
Te P a r ij s was de t’endenz kalm, doch men bleek ge.
neigd eenigszins rekening té houden met de mogelijkheid
van ‘een afbrokkeling van den franc. Het indexcijfer van
groothandelsprijzen, dat per einde Februari met 10 punten
is gestegen – in vergelijking met bind6 Januari – ‘heeft
geen, gunstige uitwerking gehad, terwijl de ‘beurs de min
of meer ,officieele mecledeelingen, dat voo’rloopig geen reke-
ning behoeft te worden gehouden met een definitieve sta-
bilisatie van het betaalmiddel evenmin met optimisme heeft
opgenomen, hoewel men wel algemeen ‘begrijpt, ‘dat de re-
geering. thans niet ‘tot dezen maatregel ka.n overgaan.
Te N e w Y o r k i de markt opgewekt geweest, vooral
na de aankondiging, dat de regeering zou overgaan tot af:
lossing van $ 650 millioen 4% pC.t.’ notes, waartegen slechts
een bedrag van $ 450 millioen aan 31 pOt. en 3% pCt. schat-
kistwissels zal worden uitgegeven. Ook de aangekondigde
conversie van tweede Liberty Bonds heeft een goeden indruk
gemaakt. De schatkist bespaart op deze wijze een bedrag
van $ 40 millioen rente per jaar. Tegelijkertijd is bekend
geworden, dat de inkomsten van den staat over het loopen-
de t inancieele boekjaar een surplus zullen aantoonen. De
aandeelenmarkt werd gunstig geïnfluenceerd door de be-.
richten omtrent een goeden gang van zaken in de staal-en automobiel industrieën, terwijl de ruim houding van
de geidmarkt als een verdere stimulans heeft géwerkt.’
T e.n o u z e n t is de markt vrij levendig en over he,t al-
‘gemeen opgewekt geweest. De
beleggingsafdeeliseg
heeft een
tamelijk gelijkmatig verloop gehad, waartoe ook ciè houding
van de’ geldmarkt heeft medegewerkt. 6 pCt; Ned. Werk.
Schuld 1922: 106
1
/. 106%,
1061/
4% pOt. Ned. Werk.
Schuld 1917: 98
15
/
18
, 99, 98
15
/
18
; 4%, pCt. Ned. Indië 1926:
96111
35
, 96%, 96
1
/
in
; 5 pOt. Brazilië 1903 j 100: 78, 771/,
78; 5 pOt. Brazilië 1913: 71%, 72,
71%.;
S pCt. Sao Paulo:
1057/
s
, 105%.
In het middelpunt van ‘de belangstelling hebben
ta.ba.ks-aandeolen.
gestaan. De eerste inschrijving voor Sumatrata-
bak, welke op 11 Maart jl. te Amsterdam plaats heeft ge-
vonden, heeft een zoodanig verloop gehad, dat zelfs zees-
hooge verwachtingen in sommige opzichten overtroffen zijn
geworden. Tevoren echter had uien ter be,urze reeds met een
dergelijken uitslag rekening gehouden, omdat men toen de beschikking had over (le taxaties van cle makelaars, welke
hooge prjen in uitzicht hadden gesteld. Zoo is het dan ook
verklaarbaar, dat op de resultaten van de inschrijving zelf
geen krachtige rijzing van tabaksaandeclen is gevolgd. De
koersen zijn op het reeds verhoogde peil Vrij stabiel geble-
ven. Een uitzondering moet worden gemaakt voor certifica-
ten van aandeelen ,,De Oostkust”, welke ook na de’ inschrij-
ving sterk konden monteeren in verband met dak zeer lioo-
gen frijs; welke de tabak van deze rnaatschappij heeft kun-
nen behalen’ Arendsburg: 635, 646, 650; Besoeki Tabak:
359%, 361%; Deli Batavia. 447%, 460, 464%,; Deli Mij.:
440%, 447%, 451,447%; Oostkust: 221%, 2,30%, 244,
245%;’.Senembah: 428%, 439%,
434,
427%.
‘De
rubberafdeeling
wa:j vast voor bijna alle soorteu: in
het bijzonder wai-en aandeelen Rubber Cultuur Maatschappij
,,Amsterdam” gevraagd, in verband met de uitgifte van

16 Maart 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

255

niieuwe aandeelen door deze maatschappij. Deze uitgifte
geschiedt ten einde de uitstaande aandeelen van de
Rubber Cultuur Maatschappij ,,Amsterdam II” f. 140 pCt.
te kunnen aflossen. Amsterdam Rubber: 354%, 362, 367%;
Dcli Batavia Rubber: 281, 28434, 28634; Gogo Neti: 374,
383, 388; Hessa Rubber: 535,
542,
54034; Indische Rubber:
414, 410, 425,
42934;
Kali Telepak: 348, 345, 355, 358%,
357; •Ned. Indische Rubber & Koffie 342, 343; Oost Java
Rubber: 395, 386%, 403, 409; Padang Rubber: 430, 438, 440, 443%; R’dam Tapauoeli: 176, 173%, 177%, 17534;
Serbadjadi: 35234, 359, 358; Sumatra Caoutchouc: 299%,
303%, 309, 312; Sumatra Rubber: 407, 404, 411%, 415;
Vereenigde Indische Cultuur Ondernemingen: 219%, 217
34,
224%, 223% ; Intercontinental Rubber Cy.:
14c3132,

151/
1e
.

Suikeraa,ivdcelen
hebben slechts geringe fluctuaties aan-
getoond, hoewel de grondtoon voortdurend vast is gebleven. Vooral voor aandeelen Hanclelsvereeniging ,,Amsterdam’ is
dit het geval geweest. Er is slechts we,inig materiaal aan de
markt gekomen, hoewel de Cubanoteeringen eerder aanlei-
ding tot verkoopen hebben gegeven. Cultuur Mij. der Vor-
stenlanden: 191%, 190, 191; Handelsvereeniging Amster-
dam: 735%, 739%, 741%, 734%; Java Cultuur Mij.: 390,
393%, 391, 384: Kalibagor: 445,
446%,
440; Ned. md. Sui-
ker Unie.: 268%, 270, 264; Tjepper: 772, 765, 770, 776;
Sendanglaoet: 425, 435, 430; Suiker Cultuur Mij.: 303
34,
301, 305; Matoetoelis Poppoh: 834, 838.
De
peiroleunrrno.’rkt
was lusteloos, eeusdeels in verband
met de berichten omtrent da zeer groote productie van Ame-
rikaansche ruwe petroleum, anderdeels als gevolg van de prijsverlagingen van de diverse Amerikaansche soorten –
Dordtsche Petr. md. Mij.: 367, 366%, 364%, 361% ; Gec.
Roll. Pebr. Cy.: 257
34,
261%, 264; Kon. Ned. Petr. Mij.:
392,
391%,
3877%; Perlak Petroleum: 69, 70%, 71%; Pen-
dawa:
27%,
26%,
29%,
27.
Sc1&ec2yvaartaandeelen
waren over het algemeen zeer vast,
vooral voor de z.g.,, wilde vaart” soorten, zooals van Nie-
velt Goudrinan, De Maas, Solleveid, enz. Ter beurze acht
men de vooruitzichten voor de vrachtenmarkt gunstig. Ook
heeft het Lor baurze een goeclen indruk gemaakt, dat het af-
bouwen van de ,,Statendam” thans vrijwel is verzekerd.
Holland Amerika Lijn: 90%, 87, 89%, 88; Java China Ja-
pan Lijn: 134%, 136, 133%; Kon. Ned. Stoomboot Mij.:
106%, 109%, 110; Ned. Scheepvaart Unie: 12%, 191, 194, 192; Stoomvaart Mij. Nederland: 189%, 187, 186%.
Binnenland.schc iiwlustriecle uandecle?v,
hebben een rustig
verloop gehad. De stemming voor kunstzijde soorten was
opgewekt, zonder dat bepaald opmerkenswaardige verschil-
len zijn voorgekomen. Aandeelen Jurgens werden in be-
scheiden posten uit cle markt genomen. Voor aandeelen
Kwatta is eenige reactie ontstaan in verband met de te-
genspraak van de geruchten, volgens welke een pi-ijsover-
eenkomst in de chocolade-industrie zou worden afgesloten.
Centrale Suiker Mij.: 128%, 129. 130; Hollandsche Kunst-
zijde Industrie:
108%,
109, 1
06%; Jurgens: 173, 174%,
175%. Maekubee: 104%, 102%, 101%, 100%; Mijnbouw.
kundige Werken: 115%, 116, 116% ; Neci. Kunstzijlefa-
briek: 285, 278%, 285; Philips’ Gloeilampenfabriek: 381%,
379%, 383%.
Mijnvaadcclen
hebben weinig aandacht getrokken, met
uitzondering van aandeelen Boeton, waarvoor omvangrijke
vraag is ontstaan. De hoogste noteering kon echter niet be-
houden blijven. Alg. Exploratie Mij.: 84
1
%, 84; Boeten
Mijnbouw Mij.: 166%, 171, 188 34, 178; Muller Mijnbouw:
8434, 85%, 83%, 83; Redjang Lebong: 220; Siugkep Tin
Mij.:
470%,
473, 477.
De afdeeling voor
bankaandeelen
werd gekenmerkt door
een vaste houding bij vrij groote vraag voor de vooraan-
staande soorten. Amsterdamscha Bank: 173%, 1
7
5%,
1747/
s
; Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika: 78%, 78,
77%; Jncasso Bank: 121%; Javasche Bank: 364, 363%;
Koloniale Bank:
263%,
264%, 262; Ned. md. Handels
Bank: 177 34, 176%, 175%; Ned. Handel Mij.: 161%, 160%,
160%; R’damsehe Bankvereeniging: 95, 95%, 94%; Twent-
sche Bank: 145, 146.
De
.étinerikannscice
markt was opgewekt. Enkele soorten
waren er, welke een bijzonder vaste houding te zien hebben
gegeven, zooals Atchison Topeka, Intercontinental Rubber
Company, Chicago Milwaukee, enz. Anaconda Copper:
95%, 96, 95%; Studebaker: 51, 511/16,.51% ; United Statés
Steel Corp.: 159
34,
162%, 161% ; Atchison Topeca: 166%
(cx div.)
169%,
178%, 175% ; Baltirnore & Ohio: 1127/
s
,
1137%, 114%; Ene: 45, 457%,
45%;
New York Ontario & Western: 29%, 30%, 30%; Union Pacific Rw.: 167, 166,
169%, 170; Wabasli Railway: 671/, 69
21
/
32
, 70132, 69
21
132.
De geidmarkt was stabiel; de noteering voor prolongatie
schommelde tusschen 3% en 3% pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

15 Maart 1927.

In ons vorig weekbericht was sprake van groote zaken in
Australische en later ook in Plata-t a r w e, zoowel ladingen als parcels aan de Engelsche markt, terwijl ook op het vas-
teland de vraag, clie voor Platataj

we eenigen tijd wat kleiner was geweest, weder eenige verbetering ha

1 getoond. Dit was
samengegaan met eenïge prijsverhooging in Noordmerika,
die tevens had samengehangen met Vrij lage particuliere
ramingen der nog bij de boeren in de Vereenigde Staten
aanwezige hoeveelheid tarwe. Ook in het begin dezer week
toonde de markt nog een vrij levendig karakter, waarbij
echter verdere prijsstijging uitbieef en zelfs zoovel in Noord-
als in Zuid.Amerika aan de teimijnmarkten eenige reactie
intrad. Spoedig is daarbij ook in Europa weder een vrij
wat rustiger stemming gevolgd. De officieele raming der
tarwevoorraden bij cle boeren in de Vereenigde Staten viel
mee en was vrij wat grooter dan de kort te voren gepubli-
ceercie particuliere cijfers. Daarbij werd deze week uit Aus-
tralië buitengewoon veel tarwc afgeleden, terwijl ook uit
Argentinië cle hoeveelheid weder iets grooter was dan de
vorige week. De totale wereldverschepingen waren dan ook
weder ruim en kwamen weder aanzienlijk boven de 2 mii-lioen quarters. Ook Rusland heeft daarin in meerdere mate
bijgedragen dan gedurende verscheidene weken het geval
is geweest. De vooruitzichten voor de nieuwe wintertarwe
op het Noordelijk halfrond zijn overal goed en uit de Ver-
eenigde Staten wordt gemeld, dat dakr wegens het gunstige
d’eder gedurende den winter waarschijnlijk weinig winter

verlies heeft plaats gevonden. Onder alle marktfactoren,
welke gedurende deze week de aandacht trokken, was er
cigenljk geen enkele, welke op prijsstijging wees, tenzij
men de berichten omtrent den nieuwen Britsch-Indischen
dogst als zoodanig wil beschouwen. Het wordt namelijk
steeds waarschijnlijker, dat de opbrengst daar kleiner zal
zijn dan in vorige jaren. Ondanks het feit, dat alles er dus
op wijst, dat de tarweverbruiker voorloopig nauwelijks op
eenige prijsstijging behoeft te rekenen, tenzij ongunstige brichten mochten gaan binnenkomen omtrent de winter-
tarwe der Vereenigcle Staten, wordt tegenwoordig ook niet met de waarschijnlijkheid eener daling van eenige beteeke-
nis gerekend. Dit alles geeft aan de markt een kleurloos
karakter, waaraan alle teekening ontbreekt. Weliswaar
blijkt de behoefte in Europa aaabtiitenlandsche tarwe groot
té zijn, on1clat immers de groote verschepingen voortdurend
%orden opgenomen, en zelfs vi

ij wat grooter clan men aan
het begin van dit seizoen had ge:lacht., doch aan den anderen
k’ant is er ook ruim voldoende tarve voor die behoefte be-
schikbaar en prijsfluctuaties komen slechts zelden voor. De
zaken in tarwe bestaan dan ook reeds geruimen tijd in bijna
alle landen voornamelijk uit inkoopen der molens, terwijl
de handel slechts weinig aanleiding vindt om zich in eenigs-
zins belangrijke mate te engageeren. Slechts de Canadeesche
prijsstijging der vorige week was een uitzondering op den
regel der laatste maanden en deze toont duidelijk, hoe zeer
men in Canada er op vertrouwt, dat de Canadeesche tarwe,
ook al is dit jaar de kwaliteit niet zoo buitengewoon goed,
gemakkelijk haar weg zal vinden. De uitzetting der zaken
van de vorige week is sedert eenige dagen weer verdwenen,
en de zaken beperken zich nu weder tot een geregelden
rustigen omzet. Naar Italië bestonden zij weder voorname-lijk uit Australische tarwe, welké in beperkte mate ook we-
der door Zuid-Frankrijk werd gekocht, en waarin nu en
dan tevens zaken vdrden gedaan naar Duitschland. De
grootste mai

kt vooi

Anstralische tarive blijft echter Enge-
land. In Duitschland en Nederland is het nog steeds Plata-
tarwc, welke de niarkt beheerscht, waarbij dan in vat be-
perktere mate, doch in weinig vei-anderende hoeveelheid, ge-
regeld Noord-Amerikaansche soorten worden gekocht. Men
blijft zich bij die laatste zaken zooveel mogelijk beperken,
omdat Canadeesche tarwe zich bij voortduring op een hoog
prijspeil blijft handhaven. Intusschen is aan cle termijn-
markten te Winnipeg de tarweprijs wel wat gedaald, evenals
trouwens ook bij het minder levendig worden der markt te
Chicago het geval is geweest. In vergelijking met de prijzen
van 7 Maart sloot tarwe te Chicago op den 14den voor Mei
2%, Juli 1% en September 1
5
/8
dollarcent per 60 lbs. lager
Te Winnipeg bedroegen de prijsdalingen ongeveer 2 cent.
Vermelding verdienen de zaken, die deze week gedaan zijn naar Italië in Manitobas op Oct./Dec. voor prijzen,
clie ongeveer 10 pCt. lager waren dan de nu geldende.
Russische tarw4 is deze week vooral naar Noord-Frank-
rijk verkocht, dat behalve over zijn eigen havens ook flinke
inkoopen deed over Antwerpen, aan welke markt daardoor
juist in het laatst der week een flinke omzet in tarwe

256:

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1,6 .Maart 1927

Noteeringen.

Chicago

I

Buenos Aires

Data
Tarwe
-Mei
I

Maïs
Mei
Haver’
I

Mei
Tarwe
Mei
I

Mars
Mei
Lijnzaad
Mei

12Mrt.’27 138%
8I
8

46
11,30
5,95
14,70
5

,,

’27

141s/
768/
s

471
/8
11,05
5,90
14,40
12Mrt.’26 I653
785
1

405
12,75
1
)
7.15
15,10
1
)
12Mrt.’25 181s
1265/
8

503.
16,60
1
)
9,75
23,15′),
12Mrt.’24 1063j
80
1
,
4634
10,35
1
)
8,-
18,45′)
20Juli’14

82
56′
3634
9,40
5,38
13,70
1)
per Maart.

Locoprjzeii te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten

1 14 Maart
t
7 Maart 1 15Maart
1

1927

1

1927

1

1926

Tarwe (Hardwinter II)

1
15,25 15,40 15,40
Rogge (No. 2 Western)
.
1
12,90
12,90.
10,70
Maïs (La Plaza)

……..
2

164,-
164,- 173,-
Gerst (48 lbs, malting)

.

2
219,- 217,-
.177,- Haver (Canada 3) ……..
1

11,75
11,65
10,25
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavanLaPlata.zaad)..1
12,20 12,25 12,75
Lijnzaad (La Plata) …..$
354,_
354,-.
332,-
1)
per 100 KG.

)
per 2000
KG.
8)

per 1960 KG.

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam

Amsterdam

Totaal

Artikelen

1

1

1

1

.
6112 Maart

Sedert

Overeenk.

6112 Maart 1

Sedert

1 Overeënk.

1927

1926
1927

1 Jan. 1927

tijdvak 1926

1927

1Jan. 1927
1
tijdvak 1926

Tarwe ……………..
.39.621

332.660

186.681
Rogge ……………..6.769

46.870

38.998
Boekweit ………………..518

5.968

5.068
Maïs ……………… .

53.

..049

312.863

189.023
Gerst ……………….12.815

87.304

68.928
Haver ………………
..2.739

21.934

29.448
Lijnzaad ……………

14.137

41.602

43.797
Lijnkoek …………..

6
..546

30.790

59.482
Tarwemeel ………….1.931

24.723

11.040
Andere meelsoorten

513

3.642

2.7051

plaats had, welke nog werd vermeerderd door. de gode
vraag van Belgische molens Daar
,
Plata-tarwe. In de Ar-
gentijnsehe havens blijven de aanvoeren van tarwe zeer
groot en ondanks de weder wat toegenomen . verschepingen
van de afgeloopen week zijn de voorraden er nog weder ver-
meer{lend. Aan de Argentijnsch’e terniijnmarkten bleef de
tarweprijs zeer standvastig, en er kwamen daarin slechts
zeer geringe veranderingen voor. Eerst op 14 Maart waren
die markten iets lager, zoodat zij 5
id
10 centavos per 100
KG. lager sloten dan op den lden.
Voor r o g ge blijft de markt zeer stil en Duitschiand
gaf het voorbeeld tot eelt flauwe stemming en lagere prij!
zen. Noord-Amerikaansche rogge werd daar vrij wat bene-den het prijspeil van het uitvoerland verh;incleld, doch om-
zet van beteekenis was er niet Hetzelfde gold voor Neder.
land en de ro.ggemarkt werd nog eenigszins beïnvloed door’
grootere Russische verschepingen, welke ertoe hebben mccle-
gewerkt, dat ook Rusisclie rogge nog al wat in prijs heeft
verloren. Bij dit alles kon te Chicago de roggeprijs zich niet
staande houden cci daar ook de zeevrachten van Noord-
Amerika flauw waren, werd Noord-Amerikaansclie rogge
in Europa al spoedig vrij wat lager aangeboden dan aan
het begin der week. Te Chicago bedroeg de prijsdaling in
den loop der week 2 dollarcent per 56 lbs.
Ook voor mal s was de markt deze week niet levendig.
Aanvankelijk konden dc prijzen zich nog eenigazins hand-
haven op het kort te voren iets verbeterde niveau, doch
verdere prijsstijging trad niet in. ]Sn Engeland blijft de
vraag voor mais teleurstellend, doch voor Plata-mals van
den ouden oogst konden ondanks de geringe zaken, de prij-
sea zich handhaven, omdat de verschepingen deze week uit
Argentinië aanzienlijk kleiner waren dan dan laatsten tijd
het geval is geweest. Nieuwe P.la.ta-maïs is echter algemeen
vat goedkooper te koop, omdat nu vel vaststaat, dat de
nieuwe oogst een zeer groote opbrengst zal opleveren. Laat
gezaaide mais heeft in Argentinië deze week nog weder ge-
profiteerd van regenval, zoodat nu ook daarvan een ruime
opbrengst verzekerd is. Onder de teleurstellende vraag naar mais in geheel Noord-Westelijk Europa heeft ook
Donau-mais geleden. Stoomencie partijen waren vooral
flauw naar Hamburg, omdat Denemarken en Noord-
Westelijk Duitschland weinig belangstelling toonden en
ook de naar Nederland onderweg zijnde Donau-mais is
tot iets gedaalde prijzen moeilijk te plaatsen. Daar-
bij was Roemenië zelf in sterkere mate met mais aan •de
markt, waarbij eveneens eenige prijsdaling intrad. Vooral
aflacling in April is vrij wat lager te koop gekomen. Zaken
van beteekenis vonden daarin echter niet plaats. In
Nederland waren ook deze week de aanvoeren van Plata-
mais buitengewoon groot, doch binnenkort zal in den over-
vloed der aanvoeren eenige vermindering intreden, zoodat de mogelijkheid bestaat, dat cle Nëderlandsche maïsmarkt
spoedig weder gelegenheid zal bieden tot meer winstgevende
zaken. Belangrijk zonde het daarbij yooral zijn, indien ook
het Dcntsche achterland weder mer belangstelling voo

4.150

16.784

1.917

349.444

188.598

46.870

38.998

– 67

140

6.035

5.208 –

– 7.779

62.963

19.037

375.826.

208.060

400

1.694

2.286

88.998

71.214

630

1.745

-22.564

31.193

6.425

42.321

– 41.699

83.923

85.496

30.790

59.482

147

8.318

2.100

33.041

13.140′

3.642

2.705 –

maïs ging toonen. Een enkele zaak is in het begin dezer’
week weder naar Europa tot stand gekomen in nials van
Noord-Amerika, doch aan de markt te Chicago is daarna
weder eene verhooging ingetreden en tot eenigszills belang-rijke ontwikkeling zijn deze zaken niet gekomen. Meer mais
is deze week weder van den Donau verscheept, terwijl ook Rusland in sterkere mate meedoet aan -de maïsvoorzieuing
t van West-Europa. De kwaliteit der Russische maïs is ccli-
tei in de meeste Europeesche landen niet zeer geliefd.
Slechts witte mais vindt gemakkelijk opname, doch voor cle
gele is het dikwijls moeilijker plaatsing te vinden. Evenals
voor ta.rwe hebben ook voor mais de prijzen aan de termijn-
mark-ten te Buenos Aires en Rosario zeer weinig gefluc-
tueerd. Ondanks de buitengewoon gunstige vooruitzichten
voor dan nieuwen oogst kon zich een kleine verhoogïng
van tijd tot tijd. eenige dagen handhaven. De markt van 14
Maart was echter weder flauwer en sloot op dezelfde prij-
zen als een week tevoren, doch daar de vrachtenmarkt wat
mmde,- vast is en de vooruitzichten voor den nieuwen Ar- –
gentij-nschen oogst zoo gunstig zijn, is Platamaïs op zomer-
af lading geleidelijk goedkooper te koop gekomen.
Voor g e r s t is na -de kleine opleving van de vorige week
da markt verder niet weder verbeterd, en de Duitsche uit-
breiding der vraag, welke de eenige factor moet, worden,
welke weder aan cle gerstmarkt meer leven kan brengen, is
tot nog toe niet in voldoende mate tot stand gekomen. Ver-
– schepingen – van den Doant en Rusland blijven echter klein
-en daar ook Argentinië en Noord-Amerika niet in bijzonder
sterke mate gerst ter verscheping brengen, is het nog altijd
zeer goed mogelijk, -dat binnenkort -een verbetering intreedt.
Aan de termijnmarkt te Winnipeg traden in de gerstprij-
zeu slechts ‘zeer geringe veranderingen in.
H a v e r was deze – week in Engeland stil en de vershe-
pingen van Argentinië en Chili ‘blijven bij voor-tdurig vol-
1(loende om de behoefte te dekken. Op- het vasteland blijft
,de omzet zich handhaven op de iets vermeerderde afmetih-
gen, welke hij onlangs heeft aangenomen. Zoo is ook in Ne-
.,clerland den laatsten tijd de vraag naar haver wel verbeterd,
doch ook daar is Platahaver nog steeds de meest verhan-
delde soort. Van Noord-Amerika worden nog altijd, wegens
de hooge prijzen, geen exportzaken in haver gemeld.
-.

SUIKER.

De toon op de verschillende suikermarkten was de afge-loopen week kalm in sympathie met New-York, alwaar de
noteeringen voor Sp. C’entrifugals en op de termijnmarkt
‘het volgend verloop hadden:

– . – – – Sp. C. Mei Juli Spt. Dec. Jan:Mr,t:
Slot voorafg. week ……4.90 3.20 3.31 3.41 3.26 3.02 2.92′ –
Opening verelagweek…. 4.90 3.20 3.31 3.40 3.263.022.91 –
Slot veralagweek….. …. 4.90 3.13 3.26 3.35 3.242.992.86
De ontvangsten in de Ati. havens dér Ver. St. bedroegen
deze week 54.000 tons, de versmeltingen 64.000 tons teÛen
68.000 tons in 1926 en de voorraden 217.000 tans tegen
.
142.400 tons.

1

16 Maart 1927

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

257

In prompte Cubasuiker werden eenige ladingen verhan-
deld tot ongeveer 31/8 $c. c.&fr. New York.
De laatste Cubastatistiek is als volgt:

1927

1926

1925

Tons

Tons

Tons

Weeleontvangsten tot 5 Mrt

215.334 195.110 194.094

Totaal sedert 1 Jan.-5 Mrt

1.467.464 1.697.034 1.758.332

Werkende fabrieken

176

175

179

Weekexport 5 Mrt . ……..

82.271

114.954

134.126

Totale export sedert 1 J.-5 M. 631.674 932.616 1.074.706
Totale voorraad 5 Mrt. . . . .

835.790 764.419 683.626

In Engeland werd de Board of Trade statistiek over
Februari met de volgende cijfers gepubliceerd:

Feb. 1927

Feb. 1926

Tons

Tons

Import Ruwsuiker……….75.670

81.972

Bietsuiker ……….19.454

45.476

(eraffineerd ……..5.575

3.919

Totaal ………………..100.699

131.367

Voorraad in entrepöt ……250.200

406.500

11
raffinaderij

57.450

61.400
Binnl. bietsuiker •

26.400

8.500

Ontvangst raffinaderij ……54.257

66.888

Totaal binnen!, verbruik… 104.990

115.480

Totale export …………..3.464

15.845

Voorraad 31 Januari 1927

342.150 1926. 472.100

,,

28 Februari 1927 334.050 1926. 476.400
Niet berek. verlies op raffinade

345

4.258
De consumptie viel dus zeer tegen.
De termijnmarkt in Londen sloot op de volgende notee-
ringen:
Maart

1927 .. Sh. 18/-

Oct.

1927 . . . . Sh. 16/8k

Mei

,,

. .

,, 1813

Dec.

,.

….

., 1612.(

Aug.

,, . . ,,
18/4% Maart 1928 …. ,, 17110%
(Basis Type B)
De Zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow:

1927

1926

1925

Tons

Tons

Tons
Duitschland 1 Februari .. . 1.065.000 1.143.000 841.000
Tsjechoslowakije 1 Februari 561.000 900.000 694.000
Frankrijk 1 Februari ……504.000 425.000 488.000 Nederland 1 Januari ……238.000 170.000 195.000
België 1 Februari ………..124.000 205.000 228.000
Polen 1 Februari ……….257.000 285.000 253.000
Engeland 1 Feb. geïmpt. suiker 328.000 481.000 148.000
Engeland 1 Feb.Binnenl.suiker 33.000 11
:
000 –

Europa.. 3.110.000 .3.620.000 2.847.000
V.S. Atlant. havens 9Mrt. .. 217.000 142.000

93.000
Cuba 5 Mrt. ……. …….836.000

764.000

684.000

Totaal .. 4.163.000 4.526.000 3.624.000
Op Java kwamen geen nieuwe afdoeningen do
or de
V. 1. S. P. tot stand. In de tweede hand brokkelden prijzen
af als volgt:
Superieur ready Maart van
f
12.50 totf 12.- per pic.
Nieuwe oogst Mei

19.75

19.621 ,, 100 K.G.
Juni

19.25

19._ ,, 100
No. 16. &/hooger ready

11.12,,

10.874 ,, pic.
Hier te lande bleef de stemming ongeanimeerd en
werd op de termijnmarkt zoo goed als niets afgedaan. De
noteeringen bewogen zich met schommelingen van een fractie
op het volgend niveau:
Maart
f
21

Mei & Aug.
f
21%

Dec.
f
19%.

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons.
Manchester, d.d. 9 Maart 1927.

In de Amerikaansche katoenmarkt is weinig verandering
gekomen. Prijzen zijn vast en 1 luctuaties blijven zich tus-
schen nauwe grenzen bewegen. Loco katoen in Liverpool no-
teerde 8 d. op 2 Maart voor Middling, een cijfer .dat sedert
September a.p. niet bereikt is, terwijl verkoopeu in de af-
geloopen week 80.000 balen bedroegen. De ontvangsten in de verschillende havens zijn nu circa ruim 2% millioen ba-
len grooter dan verleden jaar, en er zijn reeds meer clan 1%
millioen balen geëxporteerd. Egyptische katoen is eveneens
vast, terwijl de condities voor den nieuwen oogst eenigszins
gunstiger zijn geworden.
De vermindering der vraag naar Amerikaansche garens,
zoowel voor binnenland als voor export, waarover wij de
vorige week reeds schreven, blijft aanhouden en de markt
was gisteren bepaald kalm. De activiteit der koopers in de
afgeloopen weken heeft de positie van spiuners aanmerke-
lijk versterkt en daar hun orderboeken over het algemeen
beter bezet zijn, houden zij op hoogere prijzen aan. ])e wei-
nige zaken, die nog gedaan worden, zijn voor rekening van

koopers, clie niet voldoende vertrouwen in de prijzen gehad
hebben en nu wekelijksehe aanvoeren noodig hebben. Dit
geldt voor alle soorten, zoowel twist als weftgarens. De
handel in Egyptische garens toont hetzelfde beeld; de groote
zaken, welke in Februari jl. tot stand zijn gekomen, stellen spinners in staat een vastere houding aan te nemen en hoo-
gere prijzen te bedingen. Er is all round een goede vraag,
doch daar vraagprijzen circa 13/
2
d. per Ib. hooger zijn dan
eenige weken geleden, houdt dit zaken tegen en schijnen er verschillende flinke posten, zoowel in twist als weft, te zijn
afgewezen op een prijsverschil van % h 1 d. per lb. Er is
momenteel dan ook een strijd gaande tussehen koopers en
spinners en de kracht der markt wordt op de proef gesteld.
De doekmarkt is vast en prijzen toonen neiging tot stij-
gen. Daar staat tegenover, dat in de meest dringende be-
hoefte van overzeesche koopers voorloopig voorzien is, zoo-
dat zaken eenigs’zins beginnen te luwen. Door den ehaotischen
toestand in China kan men van deze markt geen steun ver-
wachten vôördat de algemeene politieke toestand daar wat
beter geregeld is. Van Indië bestaat eenige belangstelling,
doch deze markt toont met uitzondering van Calcutta wei-nig neiging de jongste verhoogde Manchesterprjzen te be-
talen. Het wordt dus, zoowel voor koopers als voor verkoo-
pers, moeilijk om tot overeenstemming te komen, doch waar
producenten voorloopig voldoende van orders voorzien zijn,
blijven zij bij hun vaste houding volharden en kunnen prij-zen zich dan ook over het algemeen wel handhaven.

2 Mrt. 9 Mrt. Oost. koersen. 1 Mrt. 8 Mrt.

Liverpoolnoteeringen.

T.T. op Br..Indië 1/5

115
F.G.F. Sakellaridis 13,90 13,90 T.T.opllongkong2fo

11114
G.F. No. 1 Oomra.. 6,10 6,00 T.T.op Shanghai 2/6% 215%

KOFFIE.
In de afgeloopen week heerschte eene iets betere, stem.
ming voor het artikel dan in den laatsten tijd het geval
is geweest. De aanbiedingen voor prompte verscheping van
Sant.os en Rio waren wel zoo goed als onveranderd, doch
de termijn-noteeringen liepen, in navolging van New York,
iets op. Ook in Centraal.Amerikaansche soorten op aflading,
kwam het een en ander tot stand, terwijl voor loco meer
belangstelling viel waar te nemen, hetgeen wel niet te ver-
wonderen is, daar de branders, welke zich zoo geruimen
tijd van koopen onthouden hadden, toch eindelijk lang.
zamerhand wel tot het aanvullen van hunne voorraden
moeten overgaan.
De aanbiedingen van Robusta uit Nederlandsch.Indië zijn
ongeveer onveranderd.
De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos
op prompte verscheping zijn thans ongeveer 801- t 811- per
cwt. en van dito Prime ongeveer 821. t 831.. Die van Rio
type New York 7 met beschrijving, prompte verscheping,
zijn 7019 t 71/-.
Van Robusta op aflading van Nederlandsch.Indië zijn de
prijzen in de eerste hand op het oogenblik:
Palembang Robusta,

Maart

verseheping, 37% ct.
Benkoelen

Maart/April

,,

37
Mandheling

,,

,,

,,

,,

39
alles per it K.G., cii, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De officieele loco.noteeringen bleven onveranderd 55 ct.
per % KG. voor Superior Santos en 48 ct. voor Robuata.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren
aan de ochtend-calI als volgt:

Santos-contract

Gemengd Contract
basis Good

11
basis Santos Good

Mrt.
I
Mei
I
Sept.j Dec.
11
Mrt. i Mei
I
Sept.l
Dec.

15Maart

44

42/
8
4034 39%

41i, 38

35
/
8 ,,

43i1
8
425/
s
40% 39’i, 42

408/
s
378/s
35%

1 ,,

431/ 423/
8
40%
39/8
41% 401/
8
37

341/
ZZFebr.

43
1
/e
42
e/8
4034
39I8
41% 41

37% 35%

De slot-noteeringen te New-York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

Maart
I

Mei
I
Sept.
I
Dec.

14 Mrt ……… .
$
14,75

$
13,90

$
12,14

$ 11,80
7

,…………,, 14,04

13,35

,, 11,91

,, 11,57
28 Febr ……..
.,, 13,93 .

13,18

11,75

,, 11,40
21

,………,, 13,92

,, 13,29

,, 11,90

11,62
Rotterdam, 15 Maart 1927.

1

J

258.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Maart 1927

IJZER.’

De opleving, welke, zooals in ons vorig overzicht werd
vermeld, te constateeren valt op de Continentale staalmarkt
heeft zich kunnen handhaven. Stafijzer wordt algemeen. tegen 100 sh. verhandeld, dit beteekent een stijging van
het prijsniveau met 5 sh. sedert drie weken. Sommige
fabrieken gaan tot 101
a
102′ sh., doch practisch worden
tegen dezen prijs geen zaken gedaan. Naar verluidt maken de Duitsche producenten momenteel weinig werk van den:
export, omdat de binnenlandsche markt ruime afzetmoge-
lijkheid biedt. Overigens blijven zij met hun noteeringent
iets boven die der Fransche, Belgische en Luxemburgsche
fabrieken Tot ieders verbazing heeft het Internationale
Ruwstaalkartel het productietotaal voor het 2e kw. met
1.500.000 ton (per jaar) verhoogd, in plaats ‘van het met
deze hoeveelheid te verlagen, zooals was aangekondigd. Men
verklaart dit door te wijzen op de verbetering van de
vraag, die de laatste weken vast te stellen is, tengevolge
waarvan. de industrie ruimschoots’ orders verworven heeft.
In Engeland is de toestand onveranderd, nog altijd vor-‘
men de hooge kooksprjzen een belémmering voor prjs-
verlaging. Koopers blijven terughoudend en dekken zich
slechts voor onmiddellijke behoefte.
Voor April wordt een verlaging der Fransche kooksprj
zen en in verband daarmede van de ruwijzerprijzen ver-
wacht. Vermelding verdient nog een besluit van de Fransche
ruwijzerproducenten om aan de binnenlandsche gieterjen
met ingang van 1 April en voorloopig voor het 2e kwar-
taal een prjsreductie van frcs. 40 toe te kennen, voor eiken
ton ijzer, welke zij verwerken aan voor den export be-
stemd gietwerk.

Noteering in de week van

28 F.16 M.
7/13 Mrt. 8/14 Mrt.
1927
1927
1928
R
ii
wijzer.
f.0. b. Midcilesborough
5h.
Sh.
8h.
Cleveland Foundry no. 1
88/_ 88/_
73/_
3
83/_
83/-
70/6
4
82/_ 82/_
69/6
Hematite East Coast
mixed numbers
89/_
8716
77/6

Wagon départ Longwy
(Lot haringen)
Frs.
Fre.
Frs.
Moulage P. L. no. 3
510,_
510,— 407,50
Semi-phosphoreuse …
545,—
545,_
437,50

eb Werk Rheinl.-West falen
Mk.
Mk. Mk.
Giessereiroheisen no. 1
88.— 88.—
88.-
3
86.—
86.—
86.—
93.50
93.50 93.50
Hhmatit……………….

f.o.b.Antwerpen
Sh. Sh. Sh.
Gieterj ruwijzer no. 3-
70f_72/6
701_72/6
6315_64/6

Wal s producten.
f.0. b. Antwerpen (vrijbi.)
Sh.
Sh.

Stafijzer

… … . …. ‘.
1001_
100/_. 10416-105
121/-122 108/6-109
Plaatijzer 5 mM……….120/_121
3

,
……..
12716-128
12716-
1191_
1
129/6

STEENKOLEN.
In Engeland is de verhoogde productie per hoofd per
man het onderwerp van vele beschouwingen en inderdaad
heeft men niet kunnen onderstellen, dat de prestiiies van
de mijnwerkers na maaiidenlangen stilstand zôd zouden
meevallen. In Oardiff blijven de prijzen vast, terwijl men aan de Oostkust verlangend naar orders uitziet. In het al-
gemeen mag men zeggen, dat de markten worden beïnvloed
door de mogelijkheid van stakingen in Westfalen en Noord-
Amerika, al is de kans, dat het daartoe komen zal, niet groot.
De Westfaalsche mijnbouw gaat zich meer en meer inte-
resseeren voor uitvoerzaken.
De prijzen zijn:
Northumberland Ongezeefde ..
f
.11,15
Durham Ongezeefde ……….,, 12,-
Cardiff 2/3 Large 1/3 Smalis .. ,, 15,-
Schotsche Gezeefde ……….,, 11.25
Yorkshire Gewasschen Doubles ,, 15,75
Westfaalsche Vetförder ……,, 14,50
Vetstukken …… ,, 18,50
Smeenootjes . . . . ,, 16,-
Gasvlamförder ..

14,50
Gietcokes ……..17,50
alles per ton van 1000 KG_ franco station Rotterdam/
Amsterdam.

Westfaalsche bunkerkolen f.o.b. Rotterdam/Amsterdam
11.25.
Markt prjshoudend.

15 Maart 1927.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Koper
Stan-
daard

Koper
Electro-
I
lytisch
Tin
Lood
.

Zink

14 Mrt, 1927..
55.15/-
62.17/6 312.7/6
28.216
31._/_
7

,,

1927..
58.5/-
63.1/3
317.12/6
28.10/…
30.12/6
28 Feb.

1927.,.
56.151…
63._/_
315.2/6
28.10/_
31._/_
21

,,

1927 ..
55./_
61.17/6
311.7/6
28.216
30.17/6
15 Mrt. 1926..
59.- /-
65.17/6
259.716
31.17/6
33.15/_
20 Juli 1914 ,.
61.-/-
145.15/..
19.-/-
21.10/-

VRACHTENMARKT.

De Noord-Ariierikaansche graainvrachtenmarkt bleef on-
veranderd. Vnu (le Northern range was geen definitieve
vraag naar tonnage. Naar het Continent is de vracht enge-
veer 16 cents per 100 lbs. zwaar graan. Van Montreal was,
een tamelijk .levendige vraag; bevrachters waren echter niet
gepresseerd, terwijl cle ree:Iers over het algemeen weinig be-
langstelling toonen tegen de in uitzicht gestelde vrachten.
De suikervrachtenmarkt van West-Indië ‘bleef vast, doch
d.e vrachten bleven op het vorige peil. Van Cuba of San Do-
mingo naar UF. /Continent werd voor booten van ongeveer
6000 tons per Maart en April 2.3/- betaald, doch nadien werd voor dezelfde positie
22
16 gedaan. In verscheidene gevallen werd cle optie Micidellandsche Zee verleend, Marseille 25/6
tot 2416 en Genua
2516
tot 25/., naar gelang van positie
van de boot. Per MaartfApril is een groots boot bevracht
naar Venetië direct tegen 27/6.
De North Pacific sloot veel kalmer zonder definitieve
vraag. In het begin der week werden 2 boeten bevracht
van Portiatici tegen 38/6 en 40/-. Een 7800 tonne.r werd ge-
daan op lumpsum ‘basis, nl. £ 13.000.-.- van 5 kustbavens
naar 3 havens ilavre/Hamburg range, April. De markt van de La Plata was de afgeloopen week kal-
mer; er werden slechts ongeveer 15 booten gedaan, hoofdza-
kelijk per Maart en Maart/April. Maart betaalde iets hoo-
gere vrachten, 29/6 van boven La Plata havens. Nadat 2816
per April was ‘betaald zijn de vrachten gedaald tot 26/6 voor
groote booten. Mei/Juni betaalde 26/..
De salpetervraçhtenmarkt was, voor zoover de eerstvol-
gende maanden betreft, zonder zaken. Door de verwachting, welke door bevrachters gekoesterd wordt, dat de f.o.b. prij-
zen voor het volgende seizoen lager zullen zijn, ontstond
een flinke vraag naar lijnbootruïmte. Er werd een aantal
contracen afgesloten voor maandelijksehe partijen van
1/2000 tons voor Juli tot December naar Duinkerken/Ham-
burg range op basis van 24/- tot 251-. Zoowel Hollandsche
als Engelsche reederijen hebben hieraan deelgenomen. Naar •de grooetre rauge Bordeatix/Antwerpen is 2716 gedaan
voor Juli/Maart. ,
De Oostelijke afdeelingen bleven uiterst kalm en clo vrach-
ten bleven door het tekort aan tonnage gehandhaafd.
Australië was’ levendig en leverde een flinke vraag
op tegen nagenoeg onveranderde vrachten. Naar de Mid-
dellandsche Zee[U.K/Contine.nt werd betaald van Zuid-
Australië/Victoria 471- tot 4716 voor booten van 717500
tons, Maart/April belading, terwijl groote boeten van 9800
tons, 10 pCt., 451- hebben bedongen per April. Naar Japan
werd 29/-‘ Maart/April gedaan. Burmah bleef zeer kalm.
10.000 tous ruimte werd geboekt naar het Continent per
April/Mei op basis van 32/6, van twee naar twee havens.
De Donau ‘bracht’geen enkele bevrachting tot stand. Ook
van de Zwarte Zee is de vracht afgenomen; 14/- is gedaan.
naar het Continent voor een 7300 ton,ne,r en 15/. voor een 5700 tonrer, Maart/April.
De markt van cle Middellandsche Zee is kaJmer geworden
en ofschoon een flink aantal ertsbevrachtingen werd gedaan vertoonen de vrachten eenige daling.
,De markt van de Golf van Biscye is vast en de vrach-
ten vertoonen eenige neiging tot stijgen, daar er een flinke
vraag bestaat. Er werd om, betaald: Bilbao/Rotterdam 613,
Mid.dlesboro 7/3, Glasgow 713, Newort 71..
De uitgaande Engelsehe kolenvrachtenmarkt was leven-
(lig en de vrachten zijn vast, speciaal naar de. ‘Middelland-
sche Zee haven’s. Van Zui.cI-Wales werd o.m., betaald,: Rouaan
4J1,Algiers 10/6, Piraeus 13/-, Port Said 13/-, Buenos
Aires 14/- en van de Oostkust: Memel 5/6, Hamburg’ 4/-,
Rotterdam 319, ‘Nantes 5/6, Genna 11/., Venetië 13/-, Buenos
Aires 13/9. –

Auteur