Ga direct naar de content

Is het basisinkomen een utopie?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 29 1995

Discussie
Is het basisinkomen een
utopie?
Onlangs namen Bovenberg en Van der Ploeg in ESB a/stand van bet
basisinkomen. Gaven zij een te eenzijdig beeld van de te verwachten
negatieve effecten?
Het aardige van het basisinkomen is,
dat iedereen 20 zijn eigen voorstelling
kan maken van de effecten die invoering ervan zal oproepen. Afgezien van
enkele experimenten met een negatieve inkomstenbelasting in de Verenigde Staten (zie de reactie van Nelissen
en Polk — red.) is er immers geen
praktijkervaring met een basisinkomen opgedaan, terwijl op louter theoretische gronden geen eenduidige uitspraak over de te verwachten effecten
mogelijk is. Het wekt dan ook enige
verbazing dat Bovenberg en Van der
Ploeg (hierna kortweg BP) in ESB van
1 februari 1995 menen op grond van
economische argumentatie te kunnen
aantonen dat het basisinkomen een
utopie is. Na een overigens uitstekend
overzicht van de (niet omstreden)
positieve effecten van een basisinkomen, geven zij een wel erg eenzijdig
beeld van de mogelijke negatieve effecten waarover de economische wetenschap geen uitsluitsel kan geven.
Een basisinkomen vermindert de
scholingsinspanning, stellen BP, doordat de opbrengst van een hoger toekomstig inkomen geringer wordt. Zij
vergeten echter het positieve effect
dat scholing zelf goedkoper wordt (de
‘opportunity costs’ nemen af). Waarom zouden jongeren die nu onderwijs
volgen, ineens zwart gaan bijverdienen als ze ook al een basisinkomen
ontvangen? Als BP overigens gelijk
hebben met hun veronderstelling dat
een basisinkomen de inkomensverschillen tussen lager en hoger geschoolden vergroot, vervalt daarmee
hun argument dat scholing na invoering van het basisinkomen niet meer
voldoende loont.

Zwart werk?
Leidt een basisinkomen tot meer
zwart werk? Hier moeten verschillende groepen potentiele zwartwerkers

worden onderscheiden. Voor uitkeringsgerechtigden is het feit dat ‘witte’
inkomsten op de uitkering worden gekort, waarschijnlijk de belangrijkste reden om zwart te werken – zeker nu
steeds meer gegevensbestanden aan
elkaar worden gekoppeld. Deze prikkel om zwart te werken verdwijnt
dankzij het basisinkomen geheel – het
basisinkomen is immers onafhankelijk
van de eigen inkomsten.
Illegalen die momenteel overwegend zwart werken, zullen moeten
gaan concurreren met legalen die een
basisinkomen ontvangen en daarom
met een aanmerkelijk lager loon genoegen kunnen nemen. Als bovendien voor immigranten het recht op
een basisinkomen pas ontstaat als
men een bepaald aantal jaren legaal
in Nederland heeft gewerkt, wordt
ook daardoor zwart werk ontmoedigd.
Voor een afhankelijke partner is het
momenteel aantrekkelijk om er wat
zwart bij te verdienen om de kostwinnersfaciliteiten voor haar partner niet
in gevaar te brengen. Bij de invoering
van een basisinkomen zullen alle kostwinnersvoorzieningen vervallen en
daarmee ook deze prikkel tot zwart
werken.
Resteert de groep personen die momenteel ‘wit’ werkt. BP stellen terecht
dat zwart werk voor hen door invoering van een basisinkomen aantrekkelijker wordt – althans als het basisinkomen wordt gefinancierd uit een
hefflng op inkomsten uit arbeid.
Wordt daarbij overigens gekozen voor
een proportioneel tarief, dan wordt
de controle door de fiscus een stuk
eenvoudiger: over iedere verdiende
gulden is dan een vast percentage aan
belasting verschuldigd. Per saldo is
het zeer de vraag of de toename van
zwart werk door de huidige werkenden groter zal zijn dan de afname van
zwart werk door uitkeringsgerechtigden, illegalen en afhankelijke partners.

Verschuiving marginale wig
Verschuiving van de wig van lage

naar midden- en hogere inkomens
leidt tot efficientieverlies, stellen BP.
Volgens berekeningen van het Centraal Planbureau, waar ook BP zich
op beroepen, kan een basisinkomen
van de helft van het netto minimumloon worden gefinancierd met een
proportioned belastingtarief van iets
meer dan 50%. Er is dan geen sprake
van een Verschuiving van de marginale wig van laag naar hoog, maar juist

van de hoge inkomens (die nu een
toptarief van 60% betalen) naar de la-

gere inkomens (met een marginaal tarief van bijna 38% in 1995). Als BP het
gelijk aan hun kant hebben, betekent
dat dus een efficientieverhoging! Belangrijker, dunkt mij, is de verschuiving die in de marginale wig teweeg
wordt gebracht tussen twee groepen
met lage inkomens. Uitkeringsgerechtigden worden momenteel immers
met een impliciete marginale heffing
van 100% geconfronteerd, de oorzaak
van de zogeheten armoedeval. Na in-

geschikten: telkens was het hoofdargument dat ieder precies die uitkering
zou moeten krijgen waar hij/zij recht
op heeft. Het resultaat is echter vooral
geweest, dat het sociale-zekerheidsstelsel steeds ondoorzichtiger en moeilijker uitvoerbaar en controleerbaar
werd. Dat BP het beste resultaat verwachten van een nog verder uitdijend
systeem van regels en regelingen,
roept verbazing op. Weten we inmiddels, op grond van een rijke ervaring
met verfijning en differentiatie van regels, niet beter?
Het basisinkomen lost in beginsel
alle controleproblemen op die verbonden zijn met de leefvorm, arbeidsbereidheid, arbeidsverleden, mate van
arbeids(on)geschiktheid, enzovoorts.
Er blijft er slechts een over: de vaststelling van het inkomen waarover belasting is verschuldigd. Toegegeven, dit

is zeker niet het geringste controleprobleem, maar daarop kan dan ook alle
inspanning worden geconcentreerd.

Welvaartsvast basisinkomen

alle groepen met een laag inkomen –

BP stellen dat een basisinkomen op
langere termijn kwetsbaar is voor be-

werkenden en niet-werkenden — van

zuinigingen. Nu zullen ook zij niet

iedere verdiende gulden bijna twee
kwartjes overhouden.

ontkennen, dat het huidige stelsel van
sociale zekerheid daarvoor evenmin
immuun is gebleken. Als het basisinkomen welvaartsvast is, doordat de

voering van het basisinkomen zullen

Waarschijnlijk leidt dit, vergeleken
met de huidige situatie, tot een toename van het arbeidsaanbod in personen. Wel valt te verwachten dat het
aanbod in uren zal afnemen, doordat
men korter gaat werken. Bij het huidige grote overschot aan arbeidskrachten moet dat toch eerder als een voordeel dan als een nadeel worden
aangemerkt. De opmerking van BP
dat extra arbeidsaanbod nodig is om
de lonen te drukken, komt op niet

hoogte ervan wordt gekoppeld aan

vangrijke werkloosheid (niets anders
immers dan een aanbodoverschot) als

het gemiddelde nationaal inkomen
per hoofd van de volwassen bevolking, heeft het de prettige eigenschap
dat de totale kosten ervan per definitie een vast percentage van het nationaal inkomen bedragen. Ongeacht
ontgroening of vergrijzing, zal een
welvaarstvast basisinkomen dan in
economische voor- noch tegenspoed
extra druk op de collectieve uitgaven
leggen. Veeleer biedt het basisinkomen perspectief dat er een eind komt

een zegen moeten beschouwen.

aan de periodieke strijd om de koop-

veel anders neer dan dat we de om-

Asymmetrische informatie
Het ‘fundamentele probleem’ van
asymmetrische informatie verklaart
een groot deel van de ingrepen in het
afgelopen decennium in het stelsel
van sociale zekerheid. Van het afschaffen van de verdiscontering van de
werkloosheid in de WAO en de invoering van een nieuwe categoric als de

krachtplaatjes.
Tot slot: menig argument dat BP
tegen het basisinkomen aanvoeren,
geldt ook voor de AOW, die immers
niets anders is dan een basisinkomen
voor 65-plussers. Mogen we derhalve
binnenkort een bijdrage van beide auteurs verwachten waarin zij voor afschaffing van de AOW pleiten?
Paul de Beer

Voordeurdelers’ tot de verzwaring

van de referte-eis voor de WW, de decentralisatie van de bijstand en de recente herbeoordeling van arbeidson-

De auteur is verbonden aan het Sociaal en
Cultured Planbureau.

Auteur