Ga direct naar de content

Interview met Martin Hellwig

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 4 2016

“De belofte in de bankenunie dat we systeemrelevante instituties kunnen afwikkelen op het moment dat ze in de problemen raken, is ongeloofwaardig.”

122Jaargang 101 (4727) 4 februari 2016
Interview met
Martin Hellwig
FINANCIELE MARKTEN
H
oe gezond is de Europese bankensector op
dit moment?
“Niet gezond. Ik zie nog drie basale proble-
men op dit moment. Het eerste is dat de grote
schoonmaak van slechte leningen in banken
nog niet is afgerond. Vooruitlopend op die schoonmaak
(comprehensive assessment programme) hebben veel banken
hun balansen versterkt. Dat heeft weliswaar geholpen, net
zoals het blootleggen van verborgen verliezen daarna, maar
het is nog niet afgerond. Zo blijkt nu in Duitsland de HSH
Nordbank 6,2 miljard euro aan scheepvaartleningen in een
bad bank te hebben moeten stoppen. Een bad bank die ei-
gendom is van Hamburg en Sleeswijk-Holstein, deelstaten
die enorme garanties aan die bank hebben gegeven. We heb –
ben het over miljarden aan afschrijvingen die niet eerder her –
kend zijn. En als er één zo’n bank is, dan kunnen er meer zijn. Een tweede probleem dat ik zie, is dat er tot op de dag
van vandaag nog steeds niet voldoende schuldafbouw is
om de bancaire sector te stabiliseren. Nog steeds worden
bij sommige banken langlopende schulden gefinancierd
met korte leningen. Die situatie ontstond in de aanloop
naar de crisis. In Duitsland werd op een gegeven moment
de toetreding versoepeld waardoor er overcapaciteit ont –
stond en er banken gingen concurreren op marge. Terwijl
tradi tionele banken hun langlopende schulden financier -den met spaargeld, financierden andere zoals bijvoorbeeld
Dexia hun schulden op de kapitaalmarkt. Toen in 2008 de
kapitaalmarkt ineenstortte, viel hun financiering weg. Ook
dit probleem is in wezen nog niet opgelost.
Het derde probleem is dat we in een muntunie zitten
waarin we voor de essentiële kapitaalstromen afhankelijk
zijn van een gefragmenteerde bankensector. Het idee was
dat de muntunie kapitaalstromen op gang zou brengen.
Maar in feite zijn de enige Europese kapitaalstromen inter –
bancaire transacties. Daardoor kon het gebeuren dat toen
de Franse en Duitse banken zich begin 2008 terugtrokken
uit Griekse schuldpapieren, de ECB moest inspringen. Er
wordt dus enorm veel gevraagd van monetair beleid dat
nog goeddeels afhankelijk is van nationaal ingebedde ban –
caire systemen. Die bancaire systemen zijn op hun beurt,
juist vanwege hun nog steeds sterke nationale inbedding ,
afhankelijk van de gezondheid van overheidsfinanciën. Je
ziet, er zijn nog te veel wederzijdse afhankelijkheden. De
ECB die uiteindelijk steeds gevraagd wordt om haar rol als
lender of last resort te spelen, komt in de problemen door
deze wederzijdse afhankelijkheid tussen banken, bancaire
systemen en nationale overheden.”
De bankenunie was toch precies ontworpen om deze
wederzijdse afhankelijkheden door te knippen?
“Dat was wel het idee, maar toch loopt het niet zo. Ga maar
na wat er gebeurde in juli 2015. De ECB bevroor toen haar
liquiditeitssteun aan Griekse banken. Deze actie van de
ECB viel wel zeer toevallig samen met het sneuvelen van de
onderhandelingen van de Grieken met de Eurogroep. In een bankenunie zou een vraag om assistentie van
een bank in de eurozone niet mogen samenhangen met de
onderhandelingen tussen de overheid waaronder de bank
zich bevindt, en de eurogroep. Als het daadwerkelijk zou
kloppen dat de ECB haar liquiditeitssteun heeft laten be –
i nvloeden door de gesneuvelde onderhandelingen, dan is
dat tegen haar mandaat in. Anderzijds heeft zij daarmee MARCEL
DE BOER
Journalist bij het
Financieele Dagblad
SANDRA
PHLIPPEN
Hoofdredacteur van
ESB
Op 21 januari sprak Martin Hellwig , hoogleraar aan de Universiteit
van Bonn, op het ESB Eeuwfeest zijn keynote-lezing uit over risico’s
in de financiële sector. Voorafgaand aan deze keynote hielden ESB
en het FD samen een interview met professor Hellwig over de Eu –
ropese bankensector. Deze verscheen op 21 januari n korte vorm in
het FD, hieronder leest u de uitgebreide versie.
ESB Financiele markten

Financiele markten ESB
123Jaargang 101 (4727) 4 februari 2016
waarschijnlijk erger weten te voorkomen. Dat ‘erger’ was
het plan B van Varoufakis tijdens het referendum: Grieken-
land zou uittreden en de banken zouden genationaliseerd
worden. Dat had zomaar gekund, omdat banken nog steeds
onder de wetgeving opereren van het land waarin ze zich
bevinden.”
De relatie tussen banken en overheden is dus nog niet
doorgeknipt. Zou het helpen als toezicht niet zozeer via
inspectie zou plaatsvinden, als wel via marktmechanismen
(een idee van Larry Summers)? Dus toezicht door
de evaluatie van markt waarde-schommelingen en
door het vermogen van instellingen om langetermijn-
schuldpapieren uit te geven (een teken van
solvabiliteit)?
“Het toezicht via inspectie dat in het comprehensive as-
sessment programme van 2014 plaatsvond, is al veel beter
gebleken dan ik verwachtte. Het heeft heel veel rommel –
kredieten aan het licht gebracht en de banken gedwongen
daarmee te dealen. Van toezicht gebaseerd op marktevalu –
aties ben ik niet geheel overtuigd. Uiteraard moeten we re –
kening houden met marktsignalen. Het probleem daarmee
is alleen dat die marktsignalen procyclisch zijn. Denk maar
eens aan wat de markt voor signaal had afgegeven naar de
toezichthouder in 2006: maak gerust meer schulden, het
gaat goed! In 2008 zouden diezelfde marktsignalen juist
aanbevelen om de bank te sluiten. Deze signalen werken
dus procyclisch, terwijl ze countracyclisch zouden moeteen opereren om stabiliteit te bewerkstelligen.
Maar wezenlijker is dat dit zo’n typische economenop –
lossing is. In theorie prachtig , en in de VS misschien ook
wel bruikbaar, maar toezicht in Europa, en zeker in Duits-
land, is gebaseerd op toezichtregels die verankerd zijn in
juridische procedures. In de Angelsaksische landen hebben
toezichthouders meer politiek mandaat om zelf de vrij –
heid te nemen om marktinformatie op waarde te schatten
en daarnaar te handelen. In Europa zijn toezichthouders
professionele bureaucraten die zich aan de accountancy-
regeltjes moeten houden.”
Nederland wil wachten met een gemeenschappelijk
fonds, althans zo lang het toezicht en de afwikkeling van
failliete banken niet geregeld is. Wat vindt u daarvan?
“Toen ik in 2012 de adviesraad van de European Systemic
Risk Board voorzat, hebben we gezegd dat een supranatio –
nale supervisie en resolutie dringend nodig waren, maar dat
een gezamenlijk depositogarantiestelsel (DGS) kon wach –
ten. We waren bang dat het zo veel weerstand zou oproepen
dat het hele project niet van de grond zou komen. Veel lan –
den hebben al een fonds, en tonen dus weinig enthousiasme
om zo’n stelsel te europeaniseren. Fundamenteler is dat als
je een werkzaam nationaal DGS hebt, een resolutie-autori-
teit altijd een beroep kan doen op de fondsen. Het maakt
dus weinig uit of je het nationaal of Europees geregeld hebt. Aan het behouden van nationale garantiestelsels zit
ook nog wel een extra voordeel: de verzekeraar zal name –
“In de Angelsaksische landen
hebben toezichthouders meer politiek mandaat om zelf de vrijheid te nemen om marktinformatie op waarde te schatten en daarnaar te handelen. In Europa zijn toezichthouders professionele bureaucraten die zich aan de accountancy-
regeltjes moeten houden”

ESB Financiele markten
124Jaargang 101 (4727) 4 februari 2016
lijk eerder protesteren als de Europese resolutieautoriteit
een te makkelijke bail-out (reddingsactie) wil gaan onder –
nemen met het verzekeringsgeld. De resolutieautoriteit
onderneemt een bail-out als het failliet gaan van de bank
een systeemrisico vormt. Maar om dat te bepalen is niet
eenvoudig , en er zal in zo’n geval ook flink voor een bail-
out gelobbyd worden. Een decentraal DGS creëert enige
bescherming daartegen, omdat de verzekeraars van die stel –
sels er belang bij hebben van zich te laten horen als er te
makkelijk gered wordt. Die countervailing voice kan het to –
lereren van eventuele inefficiënties van een nationaal DGS
verklaren.”
De bankenunie bestaat uit drie pijlers: een DGS, een
Europees bankentoezicht en een resolutieautoriteit.
We hebben het over de eerste twee gehad, maar hoe zit
het met die derde pijler. Kunnen banken tegenwoordig
failliet gaan zonder ook de sector en vervolgens de
overheid om te trekken?
“De belofte in de bankenunie dat we systeemrelevante insti-
tuties kunnen afwikkelen op het moment dat ze in de pro –
blemen raken, is ongeloofwaardig. Ten eerste is het vooral
voor internationale banken met systeemrelevante activitei-
ten op wereldschaal niet geloofwaardig dat ze in een reso –
lutieproces terecht zullen komen. Als zo’n instelling in een
afwikkeltraject zou terechtkomen, dan treden de resolu –
tieprocedures van drie verschillende landen in werking en
wordt de bestaande dagelijkse gang van zaken in zo’n bank
om zeep geholpen.
De ‘oplossing’ die dan vaak wordt gepropageerd, is dat
we daarom een afwikkellocatie (single point of entry resolu –
tie) nodig hebben, waarbij de daar geldende regels voor de
hele bank gelden. Dit is echter politiek ongeloofwaardig ,
omdat geen enkel land een single point of entry zou toestaan
tenzij het hun eigen land betreft. Daar komt voor een resolutie in de eurozone nog een
groot probleem bij. Er is gewoonweg geen richtlijn die het
liquiditeitsprobleem regelt tijdens het resolutieproces. Er
wordt gedaan alsof er op vrijdagavond een inspectie is, er op
zaterdag en zondag herstelwerkzaamheden worden gedaan,
en de bank dan zondagavond klaar staat om gesaneerd weer
open te gaan op maandagochtend. Maar zo werkt het in
de praktijk niet. Markten zullen hun geld hebben terugge –
trokken tijdens het proces, waardoor er mega-liquiditeits-
problemen ontstaan. Er is geen richtlijn om hiermee om
te gaan, omdat er in de bankenunie simpelweg niet genoeg geld aanwezig is om dit liquiditeitsprobleem af te dekken.
Het gaat voor wereldwijde spelers om zo’n 2 biljoen euro.
Ik zie het enthousiasme van Wolfgang Scheuble of Jeroen
Dijsselbloem al voor me om voor dat soort bedragen te
gaan instaan…
De enige partij die voor dat soort bedragen kan gaan
instaan is de ECB, en dat is dus precies de impliciete ver –
wachting bij de richtlijnen van de bankenunie. Ook daar
hebben we een gevaarlijke situatie voor de ECB, want dan
zou kunnen blijken dat ze steun heeft verleend aan een in –
solvente bank.”
Over die impliciete verwachting dat de ECB zal inspringen,
heeft u ook in Sintra gesproken. Dit zou volgens u de
overheden laks maken bij het nemen van de juiste maat-
regelen. Als het erom spant doet de ECB whatever it
takes, dus waarom je eigen handen vuil maken? Is dat
nog steeds het geval?
“Dat de ECB probeert om financiële stabiliteit te bewaken
is terecht. Maar het zou mooi zijn als ze daar wat eerlijker
over was. Er wordt namelijk gedaan alsof financiële stabili-
teit volgt uit beleid gericht op prijsstabiliteit (waarvoor de
ECB gemandateerd is). Dat is lang niet altijd het geval. Als de ECB geld in de
markt gaat pompen om de economie aan te jagen en pro –
beert banken zo ver te krijgen dat ze kredietkranen gaan
openzetten, dan kan dat eventueel de economie aanjagen,
maar het kan tegelijk de financiële sector aanzetten tot
onkredietwaardige kredietverlening en daarmee het stelsel
verder destabiliseren. De afruil tussen prijsstabiliteit en fi-
nanciële stabiliteit moet eerlijker gecommuniceerd worden. De timing van het inzetten van de instrumenten voor
prijsstabiliteit en financiële stabiliteit is mijns inziens cruci-
aal. Het is mijn stellige overtuiging dat als de economie stil –
ligt en de financiële sector wankel is, je moet beginnen met
het gezond maken van het bankenstelsel. Zodra dat gebeurd
is, zullen die banken zelf de economie weer aanjagen. Als je
het andersom doet – en daar is veel bewijs voor – dan span
je het paard achter de wagen, want de wankelende financiële
sector trekt dan de reële economie weer terug het slop in.”
Sinds een aantal jaren zet de centrale bank ook macro-
prudentiële instrumenten in om stabiliteit te bevorderen.
Bijvoorbeeld het maximeren van hypotheken ten op-
zichte van de onderliggende woningwaarde (loan-to-
value). In hoeverre kunnen deze instrumenten die
weliswaar bubbels voorkomen, tegelijkertijd de reële
economie onnodig drukken?
“Het probleem is dat deze maatregelen onprecies en grof
zijn. Je wilt in principe voorkomen dat mensen zich in
schulden steken die de waarde van het onderliggende pand
overtreffen. Anderzijds wil je als het heel slecht gaat met de
economie en huizen onder water komen te staan, een uit –
weg bieden door de verslechterde loan-to-value [LTV ] juist
wel toe te staan zodat huishoudens niet failliet gaan. We hebben eigenlijk geen instrumentarium om private
schulden af te schrijven, om zo een recessie te voorkomen.
Anderzijds moeten we ook voorkomen dat macro-pruden –
tieel beleid, zoals een LTV-ratio, wordt ingezet om de eco –
nomie aan te jagen.”
“De belofte in de bankenunie
dat we systeemrelevante instituties
kunnen afwikkelen op het moment
dat ze in de problemen raken,
is ongeloofwaardig”

Auteurs