Ga direct naar de content

Internationalisering

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 22 1986

Internationalisering
In 1626 kocht de West-lndische Compagnie het schiereiland Manhattan voor een partij geweren, kogels en ijzerwaren met een gezamenlijke waarde van zestig gulden.
Vandaag de dag zijn met de Nederlandse directe investeringen in het buitenland heel wat grotere bedragen gemoeid. In 1984 en 1985gingzo’nf. 10mrd. perjaaraan investeringskapitaal de grens over. Het totale in het buitenland ge’investeerde vermogen (alleen directe investeringen,geenbeleggingen)loopttegendef. 150 mrd. 1). Hiermee is Nederland na de Verenigde Staten en Groot-Brittannie de grootste buitenlandse’investeerder in de wereld
2).
De expansiedrang van het Nederlandse bedrijfsleven
stamt niet van vandaag of gisteren. Reeds aan het begin
van deze eeuw werd het fundament gelegd voor menig
Nederlandse multinational. In de jaren dertig was Nederland na Groot-Brittannie en Canada al de belangrijkste
buitenlandse investeerder in de Verenigde Staten. Oeze
ontwikkeling heeft zich na de tweede wereldoorlog voortgezet. In de jaren vijftig en zestig bedroegen de Nederlandse directe investeringen in het buitenland gemiddeld
zo’n 11/2% van het nationale inkomen per jaar. Na 1970
liep dit percentage op tot meer dan 2. Aanvankelijk betrof
het vooral industriele investeringen, maar sinds 1973 zijn
ook de directe investeringen van Nederlandse dienstverlenende bedrijven in het buitenland spectaculair toegenomen. Vooral banken en verzekeringsmaatschappijen, beleggings- en onroerend-goedmaatschappijen en ondernemingen in de detailhandel hebben zich op de Internationale markt gestort. Sommige daarvan hebben zich in korte
tijd tot omvangrijke multinationals ontwikkeld. Van de 220
grootste industriele, financiele en commerciele ondernemingen in Nederland waren er in 1980 nog maar 48 die uitsluitend in het binnenland produceerden.
Aan de andere kant is ook het aantal buitenlandse ondernemingen dat in ons land werkzaam is, relatief groot.
De omvang van de directe buitenlandse investeringen in
Nederland kan op zo’n f. 55 mrd. worden geraamd. Over
de periode 1974 -1983 was er bij de inkomende directe investeringen van een groei van gemiddeld 10% per jaar
sprake. Evenals bij de uitgaande investeringen groeien de
investeringen in de tertiaire sector de laatste tien jaar veel
sneller dan die in de Industrie.
De internationalisering van het bedrijfsleven is uiteraard
geen typisch Nederlands verschijnsel. Eerder is sprake
van een wereldwijde trend waarin ons land relatief vooroploopt omdat het de thuisbasis is van enkele zeer grote
multinationals en wij van oudsher reeds zeer open verbindingen met het buitenland kennen. Vooral sinds de jaren
zeventig is deze ontwikkeling in een stroomversnelling terechtgekomen. Volgens H.W. de Jong is de multinational
onderneming ,,de voornaamste dynamische kracht in de
huidige westerse markteconomie” geworden 3). Voor de
Internationale handel, de economische groei, de werkgelegenheid, de technologische ontwikkeling en andere economische grootheden is het beleid van grote ondernemingen belangrijker geworden dan het beleid van nationale
regeringen dat immers bij de grens zijn werking verliest en
daardoor slechts een beperkte invloed op het functioneren
van de economie heeft.
Het technologiebeleid is daar een voorbeeld van. Pogingen de structuur van de Nederlandse economie te versterken door het subsidieren van technologisch hoogwaardige projecten van Nederlandse multinationale ondernemingen, miskennen dat de nieuwe technologieen niet voor
de Nederlandse .markt, maar voorde wereldmarkt worden
ontwikkeld. De produktie zal daar plaatsvinden waar de afzetmogelijkheden het grootst en de rendementsperspectieven het gunstigst zijn. Het enige dat regeringen kuunen
doen om investeringen in eigen land te stimuleren is een
zo gunstig mogelijk klimaat te scheppen waardoor het

ESB 22-1-1986

voor binnen- en buitenlandse ondernemingen aantrekkelijk wordt daar investeringen te verrichten. Dit kan bij voorbeeld door te zorgen voor een goed geschoolde beroepsbevolking, goede infrastructurele voorzieningen, een mild
belastingklimaat e.d. Pogingen het ondernemingsbeleid
op directere wijze te bemvloeden lopen het gevaar slechts
averephtse gevolgen te hebben; zij kunnen er toe leiden
dat de activiteiten naar elders worden verlegd.
Steeds meer gaat gelden dat individuele landen voor ondernemingen niet van belang zijn. Het gaat de internationale ondernemingen om afzetmarkten, produktiemogelijkheden en rendementsverwachtingen. Illustratief is de ontwikkeling in Europa. In de jaren vijftig en zestig was Europa een aantrekkelijk investeringsgebied: het had een sterk
expanderende markt, relatief lage kosten per eenheid produkt en voldoende aanbod van geschoolde arbeidskrachten. In de jaren zeventig sloegen deze voordelen echter in
nadelen om. De Europese integratie stagneerde, de
kosten stegen en de rendementen daalden. De gevolgen
voorde investeringen bleven niet uit. Van de Nederlandse
buitenlandse investeringen bij voorbeeld ging in 1973 nog
ca. de helft naar de overige EG-landen, tien jaar later was
dat minder dan een derde. De investeringen in de Verenigde Staten namen daarentegen sterk in belang toe: van ca.
15% tot eveneens een derde van het totaal. Andere investeerders wendden zich eveneens van de EG af. De rendementen speelden daarbij een cruciate rol. Terwijl in de
periode 1974-1983 op de Nederlandse investeringen in
de EG een gemiddeld rendement van 6,4% werd gerealiseerd, was dat in de VS12,0%. Bij die verhoudingen is het
geen wonder dat de investeringsstromen een andere kant
op gaan lopen.
In een wereld waarin ondernemingen steeds minder
aan bepaalde landen gebonden zijn, waarin het kapitaal
steeds gemakkelijker zijn weg zoekt naar het hoogste rendement en waarin de investeringen daar worden gelokaliseerd waar de produktieomstandigheden het gunstigst en
de afzetmogelijkheden het grootst zijn, gaan comparatieve voordelen op deze punten steeds zwaarder wegen en
worden comparatieve nadelen steeds harder afgestraft.
De directe kosten van de fragmentatie van de Europese
markt worden nu al op tientallen miljarden guldens per jaar
geschat 4); zij worden alleen maar hoger als verdere integratie uitblijft. Hetzelfde geldt voor marktverstoringen en
-verstarringen die de kosten omhoog jagen en de rendementen drukken. Zij leiden ertoe dat de investeringsstromen die welvaart en werkgelegenheid moeten brengen
naar elders worden geleid.
De Hollandse kooplieden in de zeventiende eeuw
wisten waar Abraham de mosterd haalt. Hun Internationale orientatie, hun goede infrastructurele voorzieningen en
hun gevoel voor handel en dienstverlening legden hun
geen windeieren. Die zelfde eigenschappen kunnen ons
nu goed van pas komen. Zij zijn door de toenemende internationalisering van de economie alleen maar belangrijker
geworden.

L. van der Geest
1) W.F. Duisenberg, Ondernemen over de grenzen, toespraak
voor het Departement Amsterdam van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, opgenomen in Kwartaa/bericht 1985/3 van De Nederlandsche Bank, december 1985.
2) Voor zeer veel interessante informatie over de inkomende en
uitgaande directe investeringen zie Marius van Nieuwkerk en Robert P. Sparling, De Internationale investeringspositie van Nederland, De Nederlandsche Bank, Monetaire monografieen nr. 4,
Kluwer, Deventer, 1985.
3) H.W. de Jong, An American in Palace, ESB, 5 juli 1985.
4) Zie J.W. Nelson en J. Pelkmans, Naar een voltooide interne
markt. Enkele empirische argumenten, ESB, 4 december 1985.

77

Auteur