input
Concurrentie
Innovatie
Voor het Centraal Bureau voor de Statistiek analyseren Polder
et al. het effect van concurrentie op productiviteit. Zij constateren dat een toename in de concurrentie in het eerste jaar
een negatief effect heeft op de productiviteit van bedrijven, en
in de jaren daarna een positief effect. Als mogelijke verklaring
noemen de auteurs dat bedrijven zich aan moeten passen aan
de nieuwe situatie. Van deze aanpassing zijn investeringen in
onderzoek en ontwikkeling en aanpassingen in het productieÂ
proces nodig.
Voor UNI-MERIT onderzoeken Klerkx et al. wanneer tussenpersonen bij innovatieprocessen het meest effectief zijn bij het stimuleren van innovatie in de landbouw. Zij concluderen op basis van
de Nederlandse ervaring in de landbouw dat tussenpersonen
het meest effectief zijn als ze op eigen initiatief ontstaan zijn.
Initiatieven die opgelegd zijn door overheidsinstellingen zijn
volgens de auteurs niet effectief. Ook stellen zij dat tussenpersonen relevant kunnen zijn voor de landbouw van ontwikkelingslanden, maar dat private en publieke investeringen nodig zijn
om te voorkomen dat opgezette instellingen verdwijnen als een
project is beëindigd.
Polder, P., E. Veldhuizen, D. van den Bergen en E. van der Pijll (2009) Micro
and macro indicators of competition: comparison and relation with productivity
change. CBS discussiedocument nr 09024. Den Haag: CBS.
Klerkx, L. A. Hall en C. Leeuwis (2009) Strengthening agricultural innovation
capacity: are innovation brokers the answer? UNI-MERIT werkdocument nr
2009-019. Maastricht: UNI-MERIT.
Landbouw in 2020
Voor het LEI schetsen Silvis et al. de ontwikkelingen in de Nederlandse landbouwsector van nu tot 2020. Zij verwachten dat
het aantal werknemers in de sector met
ongeveer twintig procent zal dalen door
technologische ontwikkelingen en schaalvergroting. Daarnaast zal de sector volgens
de auteurs nog meer afhankelijk worden
van exporten. Nu exporteert de landbouwsector zeventig procent van de totale productie; in 2020 is de
verwachting 75 procent. Silvis et al. adviseren de overheid om
internationaal meer regels te harmoniseren, zodat de handel
over grenzen vergemakkelijkt wordt en de concurrentiepositie
van de Nederlandse landbouwsector behouden blijft.
Mededinging
Silvis, H., C. de Bont, J. Helming, M. van Leeuwen, F. Bunte en J. van Meijl
Han et al. stellen voor het Amsterdam Centre for Law and
Economics dat civiele rechtzaken tegen concurrentiebeperkende activiteiten zich in de Verenigde Staten vooral op de
directe schade van deze activiteiten richten. Dit terwijl deze
schade niet in verhouding staat tot de indirecte schade die
bedrijven lijden door concurrentiebeperkende activiteiten. Een
illegale prijsverhoging leidt behalve tot directe schade door de
prijsverhoging ook tot een daling in de verkoop in de productieketen en een afname van de vraag naar tussenproducten van
hun leveranciers. Het voorstel van de Europese Commissie om
simpele regels op te stellen om de schade van concurrentiebeperking accuraat vast te stellen, is volgens Han et al. dan ook
onmogelijk.
(2009) De agrarische sector in Nederland naar 2020; perspectieven en onzekerheden.
Han, M., M. Schinkel en J. Tuinstra (2009) The overcharge as a measure for
LEI rapport nr 2009-021. Den Haag: LEI.
antitrust damages. ACLE werkdocument nr 2008-08. Amsterdam: ACLE.
Adverteren
Voor het Tinbergen Instituut analyseren Haan en Moraga-González
hoe advertenties invloed hebben op het consumentengedrag
wanneer zoekkosten bestaan. Zij constateren dat naarmate de
zoekkosten stijgen, ook de hoeveelheid advertenties stijgt. Bij
hogere zoekkosten daalt het aantal bedrijven dat een consument
bezoekt waardoor de kans om bezocht te worden voor het bedrijf
belangrijker wordt. Wanneer het ene bedrijf beter kan adverteren
dan het andere dan zal dit bedrijf ook meer adverteren. De prijs
die dit bedrijf vervolgens zet is volgens de auteurs lager omdat
consumenten die zich door reclame laten overtuigen waarschijnlijk gevoeliger voor prijsveranderingen zijn dan consumenten die
van tevoren al een winkel hadden uitgezocht en daar naartoe
blijven gaan.
Arbeidsparticipatie
Haan, M. en J.L. Moraga-González (2009) Advertising for attention in a
Voor het Centraal Planbureau onderzoeken De Hek en Van Erp
de gevolgen van verschillende beleidsmaatregelen ter verhoging
van de arbeidsparticipatie. De beleidsmaatregelen die zij onderzoeken zijn onder andere de verhoging van de pensioenleeftijd
van 65 naar 67 jaar, de fiscalisering van de AOW en een premie
op het uitstellen van de AOW-uitkering. Het afschaffen van de
vastgelegde pensioenleeftijd van 65 jaar zorgt voor de meeste
verhoging in arbeidsparticipatie in de leeftijdsgroep van 64-69
jaar doordat individuen die nog in staat zijn te werken een
hogere beloning in het vooruitzicht hebben. De fiscalisering van
de AOW en een premie op het uitstellen van de AOW-uitkering,
zorgen voor verlaging van de arbeidsparticipatie in de leeftijdsgroep van zestig-plus, of voor maar beperkte verhoging.
consumer search model. Tinbergen instituut discussieartikel nr 2009-031/1.
Hek, P. de en F. van Erp (2009) Analyzing labour supply of elderly people: a
Amsterdam: Tinbergen instituut.
life-cycle approach. CPB document nr 179. Den Haag: CPB.
260
ESB
94(4559) 1 mei 2009
output
Philip de Tweede
Bèta’s
Voor het Centre for Economic Policy Research vragen Drehlichman
en Voth zich af hoe het kon dat koning Philip de Tweede van
Spanje steeds nieuwe leningen kon aantrekken, ondanks dat
hij viermaal zijn leningen niet terugbetaalde. Bestaande literatuur wijst erop dat binnenlandse banken niet wilden dat Spanje
veroverd werd door een buitenlandse macht, en zij daardoor een
prikkel hadden om de vorst te blijven financieren. De auteurs
stellen echter dat ook in niet-oorlogsjaren de financiering doorging. Volgens de auteurs moet de verklaring gezocht worden in
enerzijds de reputatie van de koning, die na een periode van
belastinginkomsten zijn schulden altijd weer terugbetaalde en
anderzijds in een kartel tussen de Spaanse banken, die hierdoor
als een enkele grote bank gecoördineerd kon optreden.
Voor SEO Economisch onderzoek onderzoeken de Graaf et al. de loopbanen van
dertig duizend afgestudeerde bèta’s. De
auteurs constateren dat bijna de helft van
de hoger opgeleiden met een bètaopleiding
in een niet-bètaberoep terecht kwam. De
loonverschillen tussen bèta’s en niet-bèta’s
kan volgens de auteur verklaard worden uit
de waarneming dat veelal oudere mannen
werkzaam zijn in bètaberoepen. De bèta’s die werken in een
niet-bètaberoep zijn vooral vrouwen en afgestudeerden met een
minder technische bètaopleiding zoals econometrie en bestuurlijke informatiekunde. Ook het lagere percentage deeltijdwerkers
onder bèta’s, kan volgens de auteurs worden verklaard doordat in
bètaberoepen vooral mannen werken.
Drehlichman, M. en H.-J. Voth (2009) Lending to the borrower from hell: debt and
default in the age of Philip II, 1556-1598. CEPR discussieartikel nr 7276. Londen:
CEPR.
Graaf, D. de, B. Hof en C. van Klaveren (2009) De diverse loopbanen van bèta’s.
Bèta-loopbaanmonitor 2008. Amsterdam: SEO.
Internationale kredietverlening
Na een decennium van sterke stijging in de internationale activiteiten van Nederlandse banken ziet De Nederlandsche Bank deze
sinds medio 2007 dalen. Het aandeel buitenlandse  orderingen
v
op de bankbalans steeg tot veertig procent in begin 2007.
Sinds de aanvang van de financiële crisis in 2007 bouwden de
banken het percentage buitenlandse kredietverlening af tot
dertig procent eind 2008. De kredietverlening aan binnenlandse
partijen steeg beperkt en compenseert gedeeltelijk de daling
in kredietverlening aan buitenlandse partijen. De daling in de
activiteiten in het buitenland is deels te verklaren door de ontmanteling van de buitenlandactiviteiten van ABN Amro waardoor
leningen aan buitenlandse dochterondernemingen van de balans
verdwenen. De rest van de daling is volgens de bank te wijten
aan het  fgenomen vertrouwen tussen banken onderling.
a
Ethiek in organisaties
Kaptein onderzoekt voor het Erasmus Research Institute of
Management de verbetering van de ethiek van organisaties in
de Verenigde Staten in de periode van 1999 tot 2008. Kaptein
nam hiervoor een enquête af onder 12.196 managers en werknemers in 1999, 2004 en 2008 naar de intenties van het
bedrijf, de gedragingen en de effecten daarvan. Deze enquête
laat zien dat in de periode tussen 1999 en 2004 de ethiek in
bedrijven verbeterde. In de periode tussen 2004 en 2008 was
er een beperkte daling in de ethiek, maar onethisch gedrag
naar klanten en financierders daalde wel. Daar staat tegenover
dat de consequenties van onethisch gedrag, zoals het verlies
van klanten en verlies van het vertrouwen van het publiek, ook
daalde.
De Nederlandsche Bank (2009). Nederlandse banken minder actief in het
Kaptein, M. (2009) The ethics of organizations: a longitudinal study of the U.S.
buitenland. Statistisch Bulletin maart 2009. Amsterdam: DNB.
working population. ERIM report series research in management april 2009.
Rotterdam: ERIM.
Reistijdverlies
Voor het Kennisinstituut voor Mobliteitsbeleid onderzoekt Van der
Loop de toename in reistijdverlies op het hoofdwegennet. In de
periode 2000-2007 is het reistijdverlies met 53 procent toegenomen. De toename in bevolkingsaantallen, autobezit en aantal
banen verklaren 47 procent van het reistijdsverlies. Het verlagen
van de belasting op de vergoeding van woon-werkverkeer, ingevoerd in 2004, heeft het tijdverlies met drie procent verhoogd.
Trajectcontroles en tachtigkilometergebieden deden het verlies
in tijd met nog eens zes procent toenemen. Aan de andere kant
daalde het tijdverlies met dertien procent door de aanleg van
nieuwe wegen, betere route-informatie, en nieuwe stroken.
Politici
Voor het National Bureau of Economic Research vragen Ferraz
en Finan zich af of politici die beter betaald krijgen, ook beter
presteren. Hiervoor gebruiken zij data uit Brazilië, waar per
gemeente een maximale beloning voor wetgevers geldt. Door de
kwaliteit van de wetgever te meten aan de hand van zijn werkervaring en opleidingsniveau, constateren de auteurs dat een
hogere maximale beloning wetgevers van een hogere kwaliteit
aantrekt. Daarnaast constateren de auteurs dat wetgevers met
een hogere beloning gemiddeld ook beter presteren, gemeten in
het aantal publieke goederen dat zij produceren.
Loop, H. van der (2009) Verklaring van de bereikbaarheid via het hoofdwegennet
Ferraz, C. en F. Finan (2009) Motivating politicians: the impacts of monetary incen-
2000-2007. Den Haag: KiM.
tives on performance. NBER werkdocument nr 14906. Cambridge, Mass.: NBER.
ESB
94(4559) 1 mei 2009
261