Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 7 2015

.

ESB Input / output

Input //output
Ouderverlies

ring, beheersingsoriëntatie en een maatstaf voor
gedragsproblemen gebruikt. De impact is groter
naarmate het kind jonger was op het moment
van de scheiding of het overlijden van de ouder. Opvallend is verder dat kinderen de dood
van een ouder beter kunnen verwerken dan een
scheiding, omdat de negatieve schok in de sociale scores na een aantal jaren weer afneemt. Bij
een scheiding is dit veel minder het geval.

Een scheiding van ouders heeft gemiddeld een
grotere negatieve impact op de psychosociale
ontwikkeling van kinderen dan de dood van een
van de ouders. Jongens worden meer geraakt
door de dood van een van de ouders, terwijl
meisjes juist meer gevolgen ondervinden van een
scheiding. Dit blijkt uit empirisch onderzoek
van Prevoo en Ter Weel. De auteurs maken gebruik van gegevens over de periode 1970–1986
uit een longitudinale studie met 18.000 Britse
kinderen die in 1970 geboren zijn. Als maatstaf
voor psychosociale ontwikkeling worden de bekende psychologische kenmerken zelfwaarde-

Prevoo, T. en B. ter Weel (2014) The effect of family
disruption on children’s personality development: evidence from British longitudinal data. CPB Discussion
Paper, 295.

Gevangenisproductiviteit

Huizenbubbels

Niaounakis, T., T. Urlings en A. van Heezik (2014) Produc-

Bolt, W., M. Demertzis, C. Diks, C. Hom-

tiviteitstrends in het gevangeniswezen: Een empirisch

mes en M. van der Leij (2014) Identifying

Kautz, T., J.J. Heckman, R. Diris, B. ter Weel en L. Borghans

onderzoek naar het effect van regulering op de productivi-

booms and busts in house prices under

(2014) Fostering and measuring skills: improving cognitive

teitsontwikkeling tussen 1970 en 2012. IPSE Studies Research

heterogeneous expectations. Tinbergen

and non-cognitive skills to promote lifetime success. IZA

Reeks, 004.

Institute Discussion Paper, 157.

Discussion Paper, 8696.

Het lukt ondanks maatregelen om doelmatiger te
werken niet om de productiviteit van het gevangeniswezen structureel te verhogen. De productiviteit
in gevangenissen wordt namelijk vooral bepaald
door de bezettingsgraad van de cellen. Het is lastig om bestaande capaciteit te verminderen zodat,
wanneer de bezettingsgraad daalt, onmiddellijk
ook de arbeidsproductiviteit onder druk komt te
staan. Zo steeg de arbeidsproductiviteit in de periode 1995–2008, maar dit is vooral toe te schrijven
aan een grote groei van het aantal gedetineerden in
deze periode, en in veel mindere mate aan een omvangrijke decentralisatieoperatie in de jaren tachtig.
De laatste jaren neemt het aantal gedetineerden
weer af, en daarom ligt de productiviteit zelfs onder
het niveau van 1970. Deze conclusies trekken Niaounakis et al. in empirisch onderzoek met gegevens
over de periode 1970–2012.

Internetgebruik

Nederland had in 2014 met vijf procent van de bevolking
na Denemarken (drie procent) en Luxemburg (vier procent) het laagste aandeel inwoners dat nooit gebruikmaakt van het internet. Het bevolkingsaandeel dat
clouddiensten voor de opslag van bestanden gebruikt,

4

Bolt et al. ontwikkelen een nieuw
econometrisch model om bubbels
in huizenmarkten te identificeren.
Uit schattingen van het model met
gegevens over acht landen over de
periode 1970–2013 blijkt dat alle
landen voor kortere of langere periodes te maken hadden met bubbels in huizenmarkten. De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk,
Spanje en Nederland kenden grote
bubbels in de periode 2004–2007,
maar deze zijn inmiddels ook weer
(deels) leeggelopen. In België en
Zweden bestaan op dit moment
ook prijsbubbels, maar deze zijn
nog niet leeggelopen, wat risico’s
veroorzaakt voor de huizenmarkt.

5%

Vaardigheden

Uit veel studies blijkt dat interventieprogramma’s
voor jonge kinderen substantiële, positieve en blijvende effecten hebben op niet-cognitieve vaardigheden en daardoor ook op sociaal-economische
uitkomsten in het verdere leven. Ook suggereren
enkele studies dat voor jongvolwassenen programma’s gericht op niet-cognitieve vaardigheden effectiever zijn dan programma’s gericht op cognitieve
vaardigheden. Wel zijn deze programma’s minder
effectief dan programma’s voor jongere leeftijden.
Preventie door programma’s voor jonge kinderen
lijkt dan ook effectiever te zijn dan het corrigeren
van achterstanden bij adolescenten met speciale
programma’s. Wanneer er toch programma’s voor
aandachtsgroepen worden gebruikt, is coaching
door een mentor ook erg succesvol. Dit alles concluderen Kautz et al. in een literatuurstudie naar de
effecten van programma’s voor het stimuleren van
cognitieve en niet-cognitieve vaardigheden.

is met 34 procent eveneens hoog, maar is iets minder
hoog dan in Denemarken (42 procent) en het Verenigd
Koninkrijk (38 procent).
Eurostat (2014) Internet usage by individuals in 2014. Eurostat
Newsrelease, 196.
Jaargang 100 (4701) 8 januari 2015

Input / output ESB

Consumptie

Overstromingskans

Huizen met een kans op een overstroming zijn gemiddeld één procent goedkoper dan huizen zonder kans op wateroverlast. Deze prijskorting stijgt
naarmate de verwachte wateroverlast in het geval
van een overstroming toeneemt. Dit concluderen
Bosker et al. in empirisch onderzoek. Het blijkt
dat een gemiddeld huishouden er zo’n 69 euro per
jaar voor over heeft om volledig zonder kans op een
overstroming te leven. Dit is achttien procent meer
dan de ongeveer vierhonderd euro per huishouden
die de overheid jaarlijks uitgeeft aan waterwerken
om overstromingsrisico’s te minimaliseren. De auteurs gebruiken gegevens over de huizenprijzen en
overstromingsrisico’s van alle postcodegebieden in
Nederland over de periode 1999–2011.
Bosker, M., H. Garretsen, G. Marlet en C. van Woerkens
(2014) Nether Lands: evidence on the price and perception
of rare flood disasters. CEPR Discussion Paper, 10307.

Studentenevaluaties

Evaluaties van vakken door studenten op universiteiten hebben gemiddeld een positieve bias. De
werkelijke waardering voor een vak ligt in veel gevallen dus lager dan de score die uit de online-evaluaties volgt. De bias wordt niet kleiner bij hogere
responspercentages. Dit concluderen Goos en Salomons in empirisch onderzoek. De bias is deels toe
te schrijven aan zelfselectie van studenten op basis
van observeerbare karakteristieken, waarvan het behaalde cijfer het belangrijkste is. Universiteitsmedewerkers kunnen de uitkomsten corrigeren voor deze
zelfselectie. Het grootste gedeelte van de bias is echter niet te verklaren door observeerbare karakteristieken. De auteurs gebruiken gegevens over 28.243
studenten die in het collegejaar 2010–2011 3329
vakken volgden aan een grote Europese universiteit.

Van een euro extra besteedbaar
inkomen besteedt een Nederlands
huishouden gemiddeld 21 cent.
Deze zogenaamde marginale consumptieneiging is dubbel zo groot
voor huishoudens die minder financiële risico’s lopen omdat ze relatief weinig schulden hebben. Van
een euro extra vermogen (exclusief
vermogen uit een eigen woning)
wordt gemiddeld slechts vier cent
geconsumeerd. Deze marginale
consumptieneiging van vermogen
is kleiner voor rijkere huishoudens.
Dit alles volgt uit onderzoek van
Teppa met gegevens uit enquêtes
met 4600 huishoudens over de periode 2009–2012.

Criminaliteitsrisico

Mensen die naar een bepaalde wijk verhuizen,
schatten het risico op criminaliteit in die wijk aanvankelijk lager in dan mensen die er al langer wonen. Over de tijd neemt het ervaren criminaliteitsrisico toe, zodat het na ongeveer tien jaar gelijk is
met de rest van de buurtbewoners. Dit volgt uit empirisch onderzoek van Salm en Vollaard. De auteurs
koppelen gegevens van de Nederlandse integrale
veiligheidsmonitor IVM met gegevens over verhuizingen van huishoudens in de periode 1995–2011.
Opmerkelijk is dat het toenemen van het ervaren
criminaliteitsrisico over de tijd voorkomt bij zowel
mensen die van een laagrisicowijk naar een hoogrisicowijk verhuizen, als andersom. Het treffen van
voorzorgsmaatregelen hangt zoals verwacht samen
met de hoogte van het ervaren criminaliteitsrisico.
Salm, M. en B. Vollaard (2014) Individual perceptions of local crime risk. IZA Discussion Paper, 8677.

Teppa, F. (2014) Consumption behaviour
and financial crisis in the Netherlands.
DNB Working Paper, 453.

Afvalinzameling

Nederland gaat de Europese doelstelling van zeventig procent recycling van huishoudafval waarschijnlijk niet halen. Deze conclusie
trekken Dijkgraaf en Gradus aan
de hand van empirisch onderzoek
met gegevens over de afvalinzameling in de Nederlandse gemeenten
over de periode 1998–2012. Huishoudens laten betalen per eenheid
aangeboden afval, zoals per vuilniszak of container, is weliswaar
het meest effectief om recycling te
stimuleren, maar zelfs dan stijgt
het recyclingspercentage met
slechts zo’n tien procent. Andere
manieren, zoals het apart inzamelen van plastic, verhogen het recyclepercentage nauwelijks.

Ramingen

De ramingen van overheidsbegrotingen van eurolanden die dreigen boven de drieprocentregel uit
het Stabiliteits- en Groeipact te komen, hebben een
significante positieve afwijking die landen die wel
binnen de regels blijven niet hebben. Bij niet-eurolanden is deze afwijking evenmin zichtbaar. Dit
blijkt uit empirisch onderzoek van Gilbert en De
Jong met gegevens over alle Europese landen over
de periode 2001–2012. De auteurs vergelijken de
door de Europese Commissie vastgestelde begrotingsraming met de ex ante optimale raming, die
berekend wordt door het gerealiseerde begrotingssaldo te corrigeren voor onverwachte economische
schokken. De beïnvloeding van de prognoses is kleiner in landen waar een onafhankelijke begrotingsraad de prognoses vaststelt.

Dijkgraaf, E. en R. Gradus (2014) The efGoos, M. en A. Salomons (2014) Measuring teaching quality

fectiveness of Dutch municipal recycling

Gilbert, N. en J. de Jong (2014) Does the Stability and Growth

in higher education. Tjalling C. Koopmans Research Institute

policies. Tinbergen Institute Discussion

Pact induce a bias in the EC’s fiscal forecasts? DNB Working

Discussion Paper, 016.

Paper, 155.

Paper, 451.

Obligaties

Huishoudens hebben sinds eind 2008, toen ze nog 26,8
miljard euro aan obligaties bezaten, hun obligatieportfolio fors verkleind. Eind 2014 hadden ze namelijk nog maar
voor 10,3 miljard euro aan obligaties in hun bezit. Dat de
populariteit van obligaties is afgenomen, hangt vermoeJaargang 100 (4701) 8 januari 2015

10,8
miljard euro

delijk samen met lage rentestand. De rente op tienjarige
staatsobligaties is namelijk lager dan de rente op tienjarige spaardeposito’s die banken aanbieden.
CBS (2014) Huishoudens trekken zich terug uit de obligatiemarkt.
CBS Webmagazine, 24 december.

5

Auteur