Afgelopen december is Bart Nooteboom overleden. Bart was een erudiete, creatieve dwarsligger. Een pluriforme en soms eenzame wetenschapper, die altijd moeite had met erkenning. Te weinig erkenning stelde hem teleur, maar te veel ook.

Bart was opgeleid als wiskundige en filosoof. Hij begon zijn loopbaan in de jaren zeventig bij Shell in Londen, als projectleider voor het ontwikkelen van modellen in het kader van de beroemde scenarioanalyses van Shell. Hierna volgde zijn ‘eerste gouden periode’ tijdens de onwaarschijnlijke samenwerking tussen het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) in Den Haag en het Econometrisch Instituut (EI) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In de periode tussen 1975 en 1987 schreef hij twee proefschriften waarvan hij er maar één verdedigde.
De samenwerking tussen het EIM en het EI was de samenwerking tussen hen die weten hoe een kruidenier eruitziet (EIM) en hen die weten hoe het er bij oneindig uitziet (EI). Hier legde Bart de basis voor het een nieuw vakgebied, Small business economics. Hij gaf het midden- en kleinbedrijf wetenschappelijke en maatschappelijke erkenning, mengde zich in vele debatten, en zette het EIM op zijn kop als directeur Onderzoek.
Zijn ‘tweede gouden periode’ begon nadat zijn missie sneuvelde om economie en bedrijfskunde bij elkaar te brengen. Die missie ontwikkelde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen waar hij in 1987 aan de slag ging als hoogleraar Marketing, een leerstoel die later werd omgezet in Industrial organization, en waar hij van 1995 tot 1999 wetenschappelijk directeur van de PhD School SOM (Systems, Organization and Management) was.
Hij vertrok naar Rotterdam om daar hoogleraar Organisational dynamics te worden en later naar Tilburg voor de leerstoel Innovation policy. In zijn Rotterdamse en Tilburgse periode had Bart een vrije rol, los van organisatiestructuren, en was hij goed voor een explosie aan bijdragen aan wetenschap en maatschappij. Zo schreef hij als lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een richtinggevend advies over de toekomst van innovatiebeleid en deed hij baanbrekend werk op het gebied van innovatietheorie en op het gebied van vertrouwen.
Hij was in zijn wetenschappelijke carrière enorm productief: hij publiceerde in toptijdschriften van de economie (European Economic Review), bedrijfskunde (Academy of Management Journal) en sociologie (American Journal of Sociology); hij schreef veelgeciteerde boeken voor een wetenschappelijk publiek, maar ook tientallen boeken voor een groot publiek over thema’s als vertrouwen en samenwerking. In de laatste fase van zijn leven was hij actief met honderden blogs op zijn website Philosophy on the Move, en schreef hij vele boeken over filosofie, maar ook een novelle en een autobiografie. En hij schreef meer dan veertig artikelen in ESB.
De combinatie van breedte en diepgang is uitzonderlijk voor een wetenschapper. Hij beheerste niet alleen verschillende vakgebieden maar probeerde voortdurend te associëren tussen die vakgebieden. Sociologie, cognitiewetenschap, filosofie en economie bracht hij ogenschijnlijk eenvoudig bij elkaar, zoals in zijn innovatietheorie van optimale cognitieve afstand en zijn dynamische-transactietheorie. Even uitzonderlijk was zijn diepe overtuiging dat wetenschap louter zinvol is als het kan worden toegepast. Kortom, hij was een moderne uomo universale.
Bewust van zijn uitzonderlijke gaven, zette hij zich in voor het rationeler maken van individuele en collectieve beslissingen. Maar het aardse gedrag dat hier naast wetenschappelijke finesses en vernieuwingen voor nodig is, kon hij zich maar moeilijk eigen maken.
Het gevolg was eenzaamheid en dat was de worsteling van zijn leven. Hij was actief in meerdere disciplines waardoor vakbroeders hem vaak niet begrepen. Als een praktische filosoof begreep hij de onvermijdelijkheid daarvan. In een interview in de Volkskrant in 2022 laat Bart over zichzelf optekenen: “Levend als een kluizenaar schrijft hij door, laconiek over de naderende dood.”
Wij hebben Bart goed gekend in zijn eerste, respectievelijk zijn tweede gouden periode, en daarbij moeten aanzien hoe hij worstelde met erkenning. Erkenning door de gevestigde orde begreep hij niet. Hij leek oprecht teleurgesteld als zijn papers geaccepteerd werden door gerenommeerde tijdschriften. Hij kon ook oprecht verbaasd en geïrriteerd zijn als beleidsmakers zijn adviezen niet herkenden en erkenden. Het gevolg was een lange zoektocht waarbij hij vele vakgebieden aan elkaar verbond en altijd de buitenstaander bleef.
Door zijn vaak vernieuwende aanpak werd hij wat we tegenwoordig een ‘disruptor’ noemen, maar dan op een zachte, intellectuele manier. Wat ons betreft past deze karakterisering, al had hij zelf zeker betoogd dat ‘zacht’, ‘disruptie’ en ‘intellectueel’ wat uitleg behoeven. Waarna hij zou aantonen dat wij er flink naast zaten.
Auteurs
Categorieën