Ga direct naar de content

Immigratie met beleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 22 1993

Immigratie met beleid
Naast de toekomst van de verzorgingsstaat, de structurele werkloosheid, de vergrijzing, en de concurrentiepositie van het bedrijfsleven, belooft immigratie in
de komende decennia een van de belangrijkste probleemvelden te worden voor het sociaal-economische beleid. Daarbij wordt immigratie (waaronder
intoenemende mate het verlenen van asiel) steeds
vaker als bedreigend ervaren. Liggen aan deze angst
ook economische motieven ten grondslag?
In een neoklassieke wereld met een vrij verkeer
van goederen, diensten, arbeid en kapitaal kunnen
welvaartsverschillen door arbeidsmigratie worden
genivelleerd en komt een optimale internationale arbeidsverdeling tot stand. In werkelijkheid zal die migratie niet altijd optreden. Werkzoekenden moeten
immers aanzienlijke aanpassingskosten maken alvorens elders een inkomen te kunnen verwerven. Voor
het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer geldt dit
in mindere mate. Door deze markten te liberaliseren,
kunnen ontwikkelingsachterstanden op een relatief
efflciente manier worden ingelopen. Protectionisme
tegen produkten uit Oosteuropese en derde-wereldlanden is dan ook bijzonder contraproduktief. Dit zal
immers de vraag naar arbeid in deze landen beperken en daarmee de arbeidsmigratie stimuleren.
Ook binnen westerse samenlevingen bestaan tal
van marktimperfecties, die het vrije verkeer van goederen, diensten en arbeid belemmeren. Een eerste
voorbeeld betreft de arbeidsmarkt. Bij een vraagoverschot is er geen sprake van dalende prijzen (lonen),
maar veeleer van rantsoenering van het aanbod bij
een vastgestelde prijs, die ten minste gelijk is aan het
minimumloon. In een dergelijk ‘marktevenwicht’
roept de komst van arbeidsmigranten, die zelfs voor
minder dan het minimumloon willen werken, onherroepelijk spanningen op. Daar staat tegenover dat er
wel degelijk vraag naar immigratie-arbeid bestaat.
Naast omvangrijke structurele werkloosheid is er
immers sprake van langdurig onvervulbare vacatures,
zowel aan de onderkant van de arbeidsmarkt als in
technische beroepen.
Een ander voorbeeld is de markt voor woonruimte. Woonruimte wordt in Nederland zwaar gesubsidieerd. Het gevolg is dat de vraag naar ‘betaalbare’ woningen het aanbod verre overtreft. Ook hier leiden
regulering en rantsoenering tot een precair evenwicht. Wie zelf op de wachtlijst staat, ziet niet graag
dat immigranten voorkruipen.
Een derde voorbeeld betreft de sociale zekerheid.
Bij de geldende prijs overtreft de vraag naar uitkeringen het aanbod. Paradoxaal genoeg zou in deze
markt rantsoenering op basis van strengere selectiecriteria de beste uitkomsten opleveren. In dat geval is
er ook minder snel sprake van een conflict tussen gevestigde belangen en nieuwkomers. In plaats daarvan wordt in Nederland evenwichtsherstel beoogd
door het verlagen van uitkeringen over de hele linie.
Het probleem is hier dat de relatief soepele toetre-

ESB 21-7-1993

dingscriteria op immigranten een sterk aanzuigende
werking zullen hebben. In hun ogen blijven de relatief lage uitkeringen immers aan de vorstelijke kant.
Een dergelijke ontwikkeling is niet in het belang van
gevestigde uitkeringstrekkers, die tegenvallende
volume-ontwikkelingen immers snel in hun portemonnee zullen voelen.
Bovengenoemde marktimperfecties weerspiegelen bevoorrechte posities, die bedreigd worden door
aanspraken van derden. In die zin is de angst voor
toenemende immigratie begrijpelijk. De maatschappelijke acceptatie wordt nog vender ondermijnd indien
de mening postvat dat immigranten beslag leggen op
schaarse voorzieningen zonder daar een tegenprestatie voor te hoeven leveren. Hier wreekt zich het feit
dat tot nu toe in Nederland geen beleid is gevoerd
gericht op het zo snel mogelijk produktief maken
van het nieuw binnengekomen menselijk kapitaal.
Zo mogen asielzoekers tijdens de lange asielprocedure niet in hun eigen onderhoud voorzien. Daamaast
kan worden gewezen op de gebrekkige integratie
en de lage participatiegraad van gevestigde minderheden. Zolang zo slordig met het reeds aanwezige
potentieel wordt omgesprongen, zal weerstand tegen
nieuwe immigratiestromen blijven bestaan.
Hoe moet het bovenstaande nu worden verzoend
met de verwachting dat de migratiedruk eerder toe
dan af zal nemen? Voor alles moet worden gewerkt
aan het verbeteren van de perspectieven in de landen van herkomst alsmede aan de flexibilisering van
de marktwerking in Europa. Dit matigt de migratiedruk en vergroot de opvangcapaciteit. Een dergelijk
tweesporenbeleid is echter geen gemakkelijke opgave. Zo heeft alleen al de liberalisering van het goederen- en dienstenverkeer ingrijpende gevolgen voor
die Europese sectoren die door hun hoge arbeidskosten een comparatief nadeel bezitten. Cruciaal is dan
ook dat de factor arbeid in Europa de flexibiliteit opbrengt om de overstap naar hoogwaardiger sectoren
te kunnen maken.
Daarnaast moge duidelijk zijn dat de noodzakelijke aanpassingen niet op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. In de tussentijd is een naast-best
benadering op zijn plaats; voortgaande deregulering
gekoppeld aan een immigratiebeleid dat uitgaat van
een jaarlijks immigratiequotum voor asielzoekers, gezinsleden en arbeidsmigranten. Op deze manier kan
een evenwichtige afweging plaatsvinden tussen de
belangen van de immigranten en die van de ontvangende economical. Bovendien kan in het kader van
dit beleid het instrumentarium worden ontwikkeld
(opvang, scholing, arbeidsbemiddeling) dat nodig is
voor het integreren van minderheden en nieuwkomers. Vooral het laatste zal ertoe bijdragen dat immigratie niet in toenemende mate als iets bedreigends
wordt ervaren.
A.R.GJ. Zwiers

Auteur

Categorieën