Hoogconjunctuur in de polder
Aute ur(s ):
Centraal Planbureau (auteur)
Dit artikel is geb aseerd op het CPB Report 1997-2, van het Centraal Planb ureau. Het cijferbeeld is eind mei afgesloten.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4113, pagina 548, 2 juli 1997 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
nederlandse, economie, conjunctuur
Volgens de deze week gepubliceerde prognose van het CPB blijft Nederland qua groei bij de economische koplopers in Europa
horen. Ondanks de hoogconjunctuur blijft de inflatie gematigd.
Gunstige internationale conjunctuur
De conjunctuur van de industrielanden is in de afgelopen maanden verder verbeterd. In de Verenigde Staten en Japan was de
economische groei in het eerste kwartaal onverwacht krachtig. In een aantal Europese landen zwakte het groeitempo wat af, maar dat
kan worden toegeschreven aan incidentele factoren zoals een kleiner aantal werkdagen. De onderliggende trend blijft opwaarts.
Vooruitzichten Europa goed
In Europa zijn de fundamentele omstandigheden, afgezien van een remmende invloed van overheidsombuigingen, dusdanig gunstig dat
een opbloei van de bedrijvigheid mag worden verwacht zodra de voornaamste onzekerheden rond de EMU uit de lucht zijn. De vraag uit
landen buiten de regio is krachtig, mede dankzij de duurder geworden dollar. Hoge bedrijfsrendementen en winstverwachtingen dragen
bij tot een krachtiger investeringsgroei. De resultaten van de conjunctuurenquêtes (vertrouwen, bezettingsgraden, orderposities)
ondersteunen deze verwachting. De groei van de gezinsconsumptie kan eveneens sterker worden, dankzij een combinatie van
koopkrachtverbetering, een verminderde spaarneiging en een toenemende werkgelegenheid. Omdat ook het arbeidsaanbod blijft
toenemen, zal de daling van de Europese werkloosheid overigens voorlopig vrij bescheiden zijn.
Inflatie opvallend laag
Het prijzenbeeld blijft opvallend rustig, ook in de landen die het dichtst tegen hun capaciteitsplafond zitten. De loonstijging in Europa is
alom gematigd. Het inflatietempo is met ruim 2% historisch laag, en dat zal waarschijnlijk voorlopig zo blijven. Alleen in de landen waar
de productiegroei in de afgelopen jaren het sterkst was, zoals het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland, zal het inflatietempo wat
kunnen oplopen. Voor het Verenigd Koninkrijk houdt het sterke pond de schade beperkt.
Fraaie cijfers Nederland
Met de Nederlandse economie gaat het goed. De bbp-groei is ook in het eerste kwartaal van 1997 uitgekomen op ongeveer 3% 1. De
sterke daling van de werkloosheid in de eerste maanden van dit jaar vormt een aanwijzing dat de werkgelegenheidsgroei nog niet is
afgezwakt. Het inflatietempo is tot en met mei lager uitgekomen dan geraamd in het Centraal Econonomisch Plan 1997 (CEP).
Tegenover lichte afzwakking consumptiegroei …
De particuliere consumptie profiteert van de meevallende inflatie en de krachtige banengroei en deed het in het eerste kwartaal, met een
volumegroei van 2,75%, beter dan verwacht. Voor het jaar als geheel wordt eveneens uitgegaan van een consumptiegroei van 2,75%,
tegen 3% in 1996. Volgend jaar lijkt een (verdere) lichte vertraging tot 2,5% aannemelijk in samenhang met wegebbende
vermogenseffecten. Nu de hypotheekrente het dieptepunt gepasseerd is, zullen (tweede en overgesloten) hypotheken als
financieringsbron minder belangrijk worden.
…staat aantrekkende uitvoergroei …
Buitenlandse handelscijfers wijzen voor het eerste kwartaal op een voorspoedige ontwikkeling van de goederenuitvoer. Dit is niet alleen
zichtbaar in de realisatiecijfers, maar ook plausibel gegeven de oplevende Europese conjunctuur en de fors verbeterde
concurrentiepositie. De uitvoergroei (exclusief energie) versnelt naar verwachting van 4% in 1996 naar 6,5% dit jaar en 8,25% volgend
jaar. Dit verloop wordt overigens sterk beïnvloed door de varkenspest (zie onderstaande kader). Verondersteld is dat de varkenspest
eind 1997 onder controle zal zijn, zodat de uitvoer van varkens in 1998 weer op gang gaat komen. Zonder dit incident zou de uitvoer in
beide jaren met 7 Ã 7,5% groeien. Daarmee wordt maar een bescheiden marktwinst geboekt; de verbeterde prijsconcurrentiepositie van
Nederlandse exporteurs wordt voor een deel gecompenseerd door de ongunstige invloed van het specialisatiepatroon in een
hoogconjunctuur.
Economische gevolgen van de varkenspest
De varkenspest, die het zuiden van Nederland in de greep houdt, heeft inmiddels een zodanige duur en geografische
verspreiding aangenomen dat de gevolgen hiervan zelfs voor de macro-economische vooruitzichten aanzienlijk zijn. Eerst wat
feiten en cijfers over de betekenis van de varkenscluster voor de Nederlandse economie. Hierin zijn niet alleen de
varkenshouderijen zelf, maar bijvoorbeeld ook veevoer-toeleveranciers en de vleesverwerkende industie begrepen. Vorig jaar
waren er bijna net zoveel varkens – veertien miljoen – als Nederlanders en de varkenscluster genereerde een kleine f. 4 mrd
(ruim een half procent bbp) toegevoegde waarde. De gerichtheid is groot want de uitvoerswaarde van levende varkens en
varkensvleesproducten bedroeg vorig jaar f. 5 mrd – dat is 2% van de totale Nederlands goederenuitvoer.
Het ongewisse karakter wat betreft duur en verspreiding maakt de ecomomische gevolgen moeilijk kwantificeerbaar. Onder de
veronderstelllingen dat de omvang van het besmet gebied zeven miljoen varkens groot is – ongeveer de huidige situatie – en dat
gedurende zes maanden geen varkens mogen worden uitgevoerd – het exportverbod bestaat thans bijna vijf maanden – kan een
impact op het Nederlandse bbp op ongeveer f. 2,5 mrd (0,4% bbp) worden becijferd. De uitvoer wordt voor f. 2 mrd getroffen in
dit scenario en de invoer (van voornamelijk veervoer) voor ongeveer f. 300 mln. De impact op het bbp is zo groot omdat niet
alleen de boeren minder produceren, maar ook omdat de vleesverwerkende industie te maken krijgt met een fors
verminderende aanvoer en daardoor dito minder produceert. Wel blijft de productiecapaciteit op de boerderijen behouden, want
verondersteld is dat de zeugen blijven werpen, waardoor de cluster na herstart weer sneller van de grond kan komen.
Het gevolg van de huidige opkoopregeling is dat de overheid het leeuwendeel van de kosten voor haar rekening neemt, maar
daarvan kan weer een flink deel worden gedeclareerd bij de Europese Unie. De betrokken varkenshouders lijden uiteraard ook
schade omdat de hokken leeg raken en veel kosten doorgaan. Daarentegen profiteren niet-getroffen boeren van de inmiddels
gestegen prijzen. De gevolgen voor de toeleveranciers vallen in verhouding mee, omdat de varkensproductie door de
opkoopregeling langer in stand is gehouden.
Zelfs als de varkenspest onder controle is gebracht en de vervoersverboden zijn opgeheven kost het waarschijnlijk nog wel
geruime tijd voordat het productie- en export-niveau weer op het oude pijl is: alleen al om technische redenen. Bovendien
moeten Nederlandse producenten het verloren gegane marktaandeel op Europese exportmarkten weer trachten te herwinnen.
…en grote investeringsactiviteit
De conjunctuurgevoelige investeringen 2 nemen dit jaar met 7% en volgend jaar met bijna 9% toe. Alle bepalende factoren staan op
groen. De productie ontwikkelt zich voorspoedig, de bezettingsgraad ligt op een hoog niveau en het rondkrijgen van de financiering is
voor het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen geen probleem. De winstgevendheid verbetert aanzienlijk. De arbeidsinkomensquote
daalt in 1998 naar 80,75%, hetzelfde niveau dat aan het einde van de herstelperiode in de jaren tachtig werd bereikt.
Bij hoge productiegroei …
De groei van het bbp versnelt dit jaar tot 3,25% en volgend jaar tot 3,75%. Ook hier verstoort de varkenspest het beeld: gecorrigeerd
hiervoor is sprake van een vrij gelijkmatige groei van zo’n 3,5%. Deze verwachte stabilisatie van de groeivoet op een vrij hoog niveau is
in historisch perspectief niet ongebruikelijk. Ook de ontwikkeling van de Nederlandse inflatie en de contractlonen duidt er vooralsnog
niet op dat de Nederlandse economie oververhit raakt en dat zich een conjunctuuromslag aandient. Gegeven de gunstige internationale
conjunctuur wordt daarom verwacht dat de huidige opgaande fase tenminste tot en met eind 1998 zal aanhouden.
…ontwikkelt arbeidsmarkt zich gunstig …
Zowel in 1997 als in 1998 groeit het aantal personen met een baan met 2%. Hierdoor loopt het werkloosheidspercentage – ondanks een
aanzienlijke groei van het arbeidsaanbod – terug van 7,6% in 1996 tot 6% in 1998. Een dergelijk laag percentage is sinds het begin van de
jaren tachtig niet meer voorgekomen. Desondanks zijn er, macro-economisch gezien, vooralsnog geen majeure tekenen van spanning op
de arbeidsmarkt. Het aantal vacatures ligt nog steeds aanzienlijk onder het niveau van de hoogconjunctuur van 1989/1990. Bovendien is
er in Nederland een groot onbenut arbeidspotentieel. Als dat verder wordt geactiveerd, kan dat bijdragen aan een gematigde
loonontwikkeling.
…blijft de inflatie gematigd …
In tegenstelling tot de CEP-raming van enkele maanden geleden, waarin werd uitgegaan van een versnelling, is de inflatie in april verder
gedaald tot onder de 2%. In mei is het inflatietempo voor het eerst dit jaar weer toegenomen. De meevallende inflatie was vooral het
gevolg van forse prijsdalingen van groente en fruit. Ook bij de brandstofprijzen trad een daling op na de piek eind vorig jaar. Ongerekend
deze ‘incidenten’, was in de eerste maanden van 1997 wel sprake van een licht oplopende inflatie (figuur 1). In de prijzen van goederen
worden de hogere invoerprijzen langzaam maar zeker doorberekend. Dat gebeurt echter met meer vertraging dan eerder is aangenomen en
bovendien niet volledig. Dit duidt op hevige concurrentie, die de winstmarges onder druk zet. De bijdrage van de diensten, zoals huren,
vervoer, ontspanning en gemeentelijke heffingen aan de inflatie is momenteel vrij stabiel (figuur 2).
Figuur 1. Inflatie consumentenprijsindex in %
Figuur 2. Samenstelling van de inflatie
Op basis van de meevallende realisatiecijfers is de raming van de inflatie dit jaar met ,5%-punt naar beneden bijgesteld tot 2,25%. Zoals
gezegd loopt de onderliggende inflatie al enige tijd licht op. Gegeven de aanhoudend hoge dollar lijkt enige versnelling later dit jaar
aannemelijk, hoewel de exacte omvang van veranderingen in het inflatietempo moeilijk te voorspellen is (zie kader).
Inflatieramingen
Het CPB staat onder vuur, omdat de kwaliteit van de inflatie-ramingen onvoldoende zou zijn. figuur 3 vergelijkt voor de
afgelopen twintig jaar de MEV-raming voor het volgende jaar met de realisaties. De MEV-raming is het meest relevant als
maatstaf, omdat hierin het voorgenomen beleid van het kabinet is verwerkt en deze raming als startpunt wordt gebruikt door
vakbonden bij het opstellen van hun ‘eisen’ bij de cao-onderhandelingen. In het algemeen zijn versnellingen en vertragingen
goed voorspeld. De exacte omvang van veranderingen van het inflatietempo blijft moeilijk te ramen. De inflatie wordt echter niet
steevast te hoog of te laag geraamd: de gemiddelde voorspelfout over deze periode is gelijk aan nul. Voor sommige jaren is de
ramingsfout toe te schrijven aan onverwachte schokken die na het afsluiten van de berekeningen zijn opgetreden. Een goed
voorbeeld daarvan is de situatie in het najaar van 1992. De MEV was nog nauwelijks afgerond, of er ontstonden spanningen
binnen het EMS, met als gevolg dat de wisselkoersen drastisch veranderden. Mede daarom is de decemberprognose
vervroegd en al in november gepubliceerd; met een inflatieraming voor 1993 die 0,1% afweek van de uiteindelijke realisatie. De
afgelopen jaren is de daling van het inflatietempo onderschat. Naast de doorwerking van genoemde ‘onverwachte’
wisselkoersfluctuaties, hangt dat vooral samen met het inschatten van de winstmarges: in 1997 staan voor het derde
achtereenvolgende jaar de marges flink onder druk. Hoe lang kan dat nog aanhouden?
Figuur 3. Inflatie, raming en realisatie cpi, %
…en tekent zich meevaller af bij overheidsfinanciën
De opwaarts bijgestelde economische groei leidt tot een meevaller voor de overheidsfinanciën. Los hiervan tekent zich een meevaller af
bij de vennootschapsbelasting. Aangezien de budgettaire besluitvorming pas in september wordt afgerond, bevat de prognose
technische veronderstellingen over de begroting van volgend jaar. Zo is verondersteld dat additionele budgettaire ruimte in 1998
gelijkelijk wordt verdeeld over tekortverkleining en lastenverlichting. Dit betekent dat op dit moment alleen een indicatie kan worden
gegeven van de budgettaire kerngegevens voor volgend jaar. Naar verwachting daalt het EMU-tekort tot ongeveer 1,75% van het bbp.
De schuldquote van de collectieve sector daalt van 77,9% in 1996 tot ongeveer 71,5% in 1998
1 Het eerste kwartaal kende twee werkdagen (waaronder de schrikkeldag) minder dan in dezelfde periode van 1996. Ongecorrigeerd voor
dit dagen-effect groeide het bbp met 2%.
2 Dat zijn de investeringen in vaste activa van bedrijven ongerekend woningen, schepen, vliegtuigen, railvervoermiddelen en de
investeringen van de energiesector.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)