Ga direct naar de content

Honger: de kip en het ei

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 6 1996

Honger: de kip en het ei
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4083, pagina 965, 27 november 1996 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingseconomie

Tienduizend deskundigen hebben na vijf dagen vergaderen afgesproken dat vóór het jaar 2015 het aantal ondervoeden gehalveerd moet
zijn. Maar de Wereldvoedseltop in Rome heeft geen uitsluitsel gegeven over de manier waarop. Sommige arme landen vinden honger
een verdelingsvraagstuk. Hun oplossing is een recht op voedsel. Anderen vinden het een cultureel probleem, veroorzaakt door luiheid
en apathie, verhevigd door wanbestuur. Weer anderen zien westerse productiemethoden en de koloniale erfenis van monoculturen als
oorzaak. Maar over één ding lijkt vrijwel iedereen het eens: zonder actieve gezinsplanning is effectieve hongerbestrijding onmogelijk.
Zo sprak ook Wim Kok. Slechts de paus verstoorde de eensgezindheid.
De grondlegger van het ‘bevolkingsvraagstuk’ is Malthus, die de ‘passie der seksen’ onbedwingbaar achtte. Hij concludeert dat “the
power of population is indefinitely greater than the power in the earth to produce subsistence for man. Population, when unchecked,
increases in a geometrical ratio. Subsistence increases only in an arithmetical form” 1. Malthus verwierp steun aan armen: ze zouden zich
slechts sneller voortplanten en ras weer in armoede raken. Maar zijn latere volgelingen (de neo-Malthusianen) dachten de resultaten van
ongetemde fokdrift te kunnen beperken met voorbehoedmiddelen. Inderdaad daalde de bevolkingsgroei, terwijl in de landbouw een veel
grotere productiviteitsstijging werd bereikt dan Malthus kon bevroeden. Doemdag bleef uit.
Maar niet in de ontwikkelingslanden. Samen met de soeppan (die goeddeels gevuld wordt met overtollige landbouwoverschotten van de
Europese Unie) scoort gezinsplanning daarom hoog in de moderne ontwikkelingspolitiek. Maar ligt overbevolking werkelijk aan een
tekort aan rubbertjes? Deze vraag wordt besproken in het werk van Dasgupta 2. Terwijl duidelijk is dat grote delen van Afrika
overbevolkt zijn, is de vruchtbaarheidsgraad (het aantal kinderen dat een geslachtsrijpe vrouw kan verwachten) in sub-Sahara Afrika
ongeveer 7. Knap dom, van die zwartjes. Dat, althans, lijkt de inspiratie voor de bevolkingspolitiek: ga de binnenlanden in om te vertellen
dat het zo echt niet langer kan, dat het tijd wordt om de driften te beheersen en aan gezinsplanning te doen.
Maar is het irrationeel om zo’n groot nageslacht te kweken? Nee. Volgens Gary Becker is vruchtbaarheid een individueel
optimeringsprobleem. Sommige mensen willen kinderen om hun vruchtbaarheid te tonen. Het uitdelen van condooms heeft dan weinig
zin. Een ander motief voor een groot nageslacht is het vergroten van de gezinsproductie. Tenslotte is er de verzekering voor de oude
dag. Daarvoor is een zoon nodig, die lang genoeg leeft om te zijner tijd voor de ouders te kunnen zorgen. Dasgupta meldt dat een
gemiddeld Indiaas echtpaar in 1960 6,3 kinderen nodig had om voor 95% zeker te zijn dat er een overlevende zoon zou zijn bij het bereiken
van de leeftijd van 65. Dit voortplantingscijfer lag dicht bij het feitelijke cijfer.
Maar wat individueel verstandig is, hoeft nog niet collectief optimaal te zijn. In een cultuur waar de zorg (en dus kosten) voor kinderen
een gemeenschapstaak is, terwijl de baten individueel gelden, ontstaat een coördinatieprobleem. In delen van Afrika doet dit zich voor.
Het wordt verergerd als ook graasvelden gemeenschapsbezit zijn. Deze situatie kan leiden tot een vicieuze cirkel: er is een prikkel voor
een groot nageslacht, waardoor de natuurlijke voorzieningen van de gemeenschap uitgeput raken. De productiviteit daalt, meer handen
(dus nageslacht) zijn nodig, terwijl de gemeenschapsgrond uitgeput raakt. Een belangrijk neveneffect is ondervoeding. Dit leidt tot
slechtere lichamelijke en geestelijke vermogens, wat zich uit in ongeletterdheid en apathie.
Ontwikkelingseconomie is volgens Dasgupta een deprimerend vak. Toch zijn er mogelijkheden om vicieuze cirkels te doorbreken. Het
rondgaan met soep en de pil is daarvan bepaald niet de belangrijkste, hetgeen niet wil zeggen dat het volstrekt zinloos is. Want
vruchtbaarheid leidt wel degelijk tot welvaartsverlies. In delen van sub-Sahara Afrika leidt 1 op de 50 zwangerschappen tot het overlijden
van de moeder. Gegeven een vruchtbaarheidsgraad van 7 is de kans dat een vrouw tijdens de vruchtbare leeftijd overlijdt 1 op 6 – even
hoog als bij Russich roulette. Dat vrouwen hier desondanks voor kiezen suggereert dat hun keuzeset te beperkt is. Ze zijn de gevangene
van een ontspoord cultureel systeem.
Indien ze zich daar los van willen maken dreigt verstoting door de gemeenschap. Economische maatregelen kunnen een kleine, maar
belangrijke bijdrage leveren aan de cultuuromslag door deze vrouwen financieel en sociaal zelfstandiger te maken, door betere scholing
en betere toegang tot de arbeidsmarkt.
Daarnaast vormt het beter definiëren van eigendomsrechten een belangrijke bijdrage aan het bevolkingsprobleem, zodat bijvoorbeeld
overbegrazing zich minder snel zal voordoen. Deze rechten moeten ook worden nageleefd. Onderzoek van onder meer Dasgupta en Sen
wijst uit dat landen waarin burgerlijke vrijheden en een vrije pers worden gerespecteerd, de vruchtbaarheidsgraad en de kans op
hongersnood lager is. De vicieuze cirkel van overbevolking en armoede is niet gemakkelijk te doorbreken, zeker niet als het beleid zich
concentreert op pil en soeppan. Maar helemaal hopeloos is het probleem niet

1 Thomas Malthus, An essay on the principle of population , 1798, herdruk Penguin Classics, blz. 71.
2 Zie bijvoorbeeld P. Dasgupta, The population problem: theory and evidence, Journal of Economic Literature, 1995, blz. 1879-1902.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur