Ga direct naar de content

Het ‘simpele’ schema

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 1997

Het ‘simpele’ schema
Aute ur(s ):
Merrienboer, H.J.A. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij de SER.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4131, pagina 920, 3 december 1997 (datum)
Rubrie k :
Reactie
Tre fw oord(e n):
economische, orde, normen, w aarden

Van der Geest c.s. willen het debat over groeibevorderend beleid verbreden, en loskomen uit het simpele ‘Rijnland-Amerika’ schema
waarin zo vele beleids- discussies gevoerd worden.
De tegenstelling tussen ‘Rijnland’ en de Angelsaksische wereld is gebaseerd op verschillen in beleid en instituties. Zo kennen
Angelsaksische economieën weinig sociale bescherming, een flexibele arbeidsmarkt, en een ongelijke inkomensverdeling, schrijven Van
der Geest c.s. Rijnlandse economieën hebben een royaler sociaal stelsel en een gelijkere inkomensverdeling. Betrekken we culturele
kenmerken in de beschouwing, dan zijn de groepen landen niet meer homogeen. De verschillen in vertrouwen, burgerschapsmoraal en
tolerantie zijn binnen de groepen landen vaak groter dan tussen de groepen landen (figuur 2 in artikel L. van Geest c.s., Waarden,
normen, en economisch groei, ESB, 3 december 1997, blz. 916-919).
Van der Geest c.s. onderzoeken dan, of landen met bepaalde normen en waarden harder groeien dan andere, en of er een samenhang is
tussen bepaalde elementen van ‘Rijnlands’ of Angelsaksisch’ beleid en deze waarden en normen. Dit levert een divers beeld op. Zo gaat
‘Rijnlandse’ sociale bescherming samen met een goede burgerschapsmoraal (goed voor de groei), maar bij grotere inkomensgelijkheid
wordt de burgerschapsmoraal juist minder (slecht voor de groei). De politicus die moet beslissen over een sociale
beschermingsmaatregel die de inkomensverschillen verkleint, kan hiermee inderdaad het simpele Rijnland-Amerika schema overstijgen.
Sterker nog, hij kan er alle kanten mee uit. Het is echter twijfelachtig, of deze resultaten wel geldig zijn. Het onderzoek kent twee
belangrijke beperkingen. Ten eerste is het nog maar de vraag in hoeverre het beleid de cultuur bepaalt. Het omgekeerde is ook waar; zo is
vertrouwen voor marktwerking en beleid onontbeerlijk. De wisselwerking tussen waarden en normen enerzijds en instituties anderzijds is
door Van der Geest c.s. te weinig uitgewerkt. Hierdoor is het bijzonder lastig om een gevonden samenhang tussen bijvoorbeeld sociale
bescherming en burgerschapsmoraal te interpreteren.
Een tweede beperking zit in het meten van ‘cultuur’. De maatstaven voor de drie waarden – vertrouwen in instituties, burgerschapsmoraal
en tolerantie – zijn ontleend aan een dataset die op enquêtes gebaseerd is. Zo’n datast kent beperkingen. Mensen hebben de neiging
sociaal gewenste of cultureel bepaalde antwoorden te geven. Opvallend is bijvoorbeeld dat Duitsers en Japanners zeggen het minst
gezagsgetrouw te zijn. Is dat werkelijk zo, of spreekt hier hun historisch bewustzijn? En hoe kan het dat de Fransen aangeven zo tolerant
te zijn tegenover drugs?
Om voor dergelijke vertekeningen te corrigeren is het verstandig niet de afzonderlijke waarden te correleren met economische groei maar
sets van waarden, bijvoorbeeld de ‘achievement-index’, die door de opsteller van de dataset, Inglehart, zelf is ontworpen, zie tabel 1.
Deze geeft de verhouding weer tussen enerzijds vooruitstrevende waarden als autonomie, prestatiedrang en doorzettingsvermogen en
anderzijds behoudende waarden als traditie en gezagsgetrouwheid. Dus hoe hoger de score, des te meer waarde kent een samenleving
toe aan zaken als zelfontplooiing, activering en ondernemerschap. Enkele scores van landen op deze index zijn weergegeven in de tabel,
samen met de groeiprestaties over een langere periode. Wat blijkt?

Tabel 1. De achievement-index en groei
Land
Angelsaksisch
Verenigde Staten
Verenigd Koninkrijk
Rijnlands
Duitsland
Nederland
België
Scandinavisch
Denemarken
Zweden
Finland
Overige
Oostenrijk

Achievementa

Groei b

-0,28
-0,01
0,52
0,13
0,22
0,2
0,5
0,38
0,46

2,1
2,2
2,7
2,4
3,1
2,5
2,5
3,5
3,1

Frankrijk
Japan

0,09
0,82

3,0
5,6

a. Achievement = (spaarzaamheid + doorzettingsvermogen) – (gezagsgetrouwheid + religieus bewustzijn).
b. Groeivoet van het reële bbp per hoofd, 1960-1989.
Bron: J. Granato, R. Inglehart en D. Leblang, The effect of cultural values on economic development, American Economic
Journal of Political Science, 1996, blz. 607-631; Granato c.s., World Values Survey 1990, blz. 628.

Ten eerste is er een vrij sterke samenhang tussen ‘achievement’ en groei. Kennelijk slaagt de index er goed in om een combinatie van
culturele factoren weer te geven, die effect heeft op de economische prestaties. Ten tweede blijkt, dat de Scandinavische en Rijnlandse
landen beter scoren op de index dan de Angelsaksische landen. Het geheel van waarden en normen in eerstgenoemde landen lijkt
daarmee een positievere bijdrage aan de groei te leveren dan dat in de Angelsaksische landen. Een scherp oog voor de samenhang
tussen institutionele vernieuwing en vertrouwenseffecten is een voorwaarde voor economisch succes, zo leert ons polder- of
deltamodel. De conclusie van Van der Geest c.s. dat bij economische beslissingen het sociale klimaat niet buiten beschouwing kan
blijven, kan dan ook alleen maar worden onderschreven. Daarbij moeten we inderdaad het simpele Rijnland-Amerika schema achter ons
laten. Sterker nog, ik vrees dat verge- lijking met andere landen ons bij het doorgronden van de samenhang tussen waarden en normen,
institutionele vernieuwing en economische groei weinig verder zal helpen. Juist de unieke betekenis van waarden en normen maken
‘modellen’ zo slecht exporteerbaar.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur