Herijkingsdebat
Het jachtseizoen schijnt weer geopend te zijn en ontwikkelingssamenwerking hoort al weer het geblaf
van de bloedhonden die lets op het spoor zijn. Het
klaroengeschal werd aangeheven door Frits Bolkestein in een helaas veel te polemisch stuk in de Volkskrant. Ik zeg ‘helaas’, want een aantal van zijn punten was een serieuze discussie waard. Dit is echter
moeilijk gemaakt door zulke termen als ‘half intellectuelen’ en het ‘progressieve virus’. Zelf zou ik ook
een hele serie boze bewoordingen kunnen vinden
om diegenen te bekritiseren die verantwoordelijk zijn
voor de huidige economische orthodoxie die recht afstevent op een sociale ramp van de eerste orde.
Ik heb altijd een vrij genuanceerd beeld gehad
van de doelmatigheid van ontwikkelingssamenwerking en dikwijls verwezen naar de studie Does aid
work?. Deze studie toonde aan dat twee derde van
de hulp doelmatig tot zeer doelmatig was en een derde niet. Dat was ongeveer hetzelfde resultaat als voor
particuliere investeringen. Het moet duidelijk worden
gezegd dat deze uitkomst gebaseerd is op projecthulp, op het microniveau dus, en niets of niet veel
zegt over het verschil dat ontwikkelingssamenwerking maakt op het macroniveau.
Ik heb ook nooit meegedaan aan het Oost-Aziespel, dat beweert dat die landen het hebben klaargespeeld zonder hulp. Dat is gewoon niet waar en ZuidKorea is daarvan het beste voorbeeld. Gedurende de
jaren vijftig werd Korea bedolven onder hoofdzakelijk Amerikaanse hulp. Er gebeurde niets en men zei
dat dit een illustratie was van de ondoelmatigheid
van de hulp. In de jaren zestig begon Korea een import-substitutiestrategie. Er gebeurde nog steeds niet
veel en men zei dat dit de ondoelmatigheid van importsubstitutie illustreerde. Vanaf het midden van de
jaren zeventig schakelden de Koreanen over op een
strategic van exportpromotie en het wonder geschiedde. Zo kwam het dat exportpromotie als doelmatig
werd gezien, terwijl de werkelijke vraag natuurlijk is
welke rol elk van deze onderdelen van de drietrapsraket precies heeft gespeeld.
Maar dit gezegd zijnde, moeten we wel goed om
ons heen kijken wat er op het nationale (macro-)
vlak is gebeurd en wat voor verschil ontwikkelingssamenwerking op dat niveau heeft gehad. Het is nu
duidelijk dat 1989 een scheidslijn is geweest, ook
voor ontwikkelingssamenwerking. Het lijkt wel alsof
ons de schellen van de ogen zijn gevallen. ‘Plotseling’ werd duidelijk welke rol de hulp had gespeeld
in de koude oorlog. Even plotseling werd duidelijk
dat Nederland en de noordelijke landen misschien
enigszins na’ief zijn geweest in hun ontwikkelingsbeleid. Hebben we niet te veel geloofd dat succes op
microniveau per defmitie succes op macroniveau inhoudt? Zijn we niet te pietluttig en te bureaucratisch
bezig geweest? Moet er niet eindelijk een einde komen aan de projectbenadering met die talloze voorwaarden en gefladder van deskundigen? Is het niet
zo dat ontwikkelingssamenwerking eigenlijk altijd
ESB 1-3-1995
een lapje voor het bloeden is geweest? Niet dat ik het nut van het
lapje onderschat, maar het bloeden
wordt veroorzaakt door andere factoren, zoals nationaal beleid, internationale handel, investeringen,
landbouwbeleid, enzovoort.
Het is het geheel van nationaal
en internationaal economisch en sociaal beleid dat een nationale en Internationale tweespalt heeft veroorzaakt. Ontwikkelingssamenwerking
heeft dit niet kunnen verhinderen,
integendeel. Wanneer structured
dualisme (zowel binnen als tussen
landen) het kernprobleem is, dan is
niet alleen de omvorming van het
eigen maatschappelijk bestel een randvoorwaarde,
maar eveneens een bezinning op de samenhang van
Internationale economische betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking. Ik meen dat dit een van de
kernpunten behoort te zijn van een herijkingsdebat.
Neem bij voorbeeld de uitkomst van de Uruguayronde. Alle modellen die de effecten van de ronde
kwantificeren, zijn het over twee dingen eens: 1. de
wereldeconomie zal winnen, dat wil zeggen de mondiale economische groei zal hoger zijn dan mogelijk
geweest zou zijn zonder de uitkomst van de Uruguayronde; en 2. deze mondiale winst is zeer ongelijk
verdeeld. Verreweg de grootste winst gaat naar de
OESO-landen; aan het andere uiterste zal Afrika verliezen of net quitte spelen. Daartussenin vinden we
Oost-Azie, Latijns-Amerika, enz., in volgorde van hun
inkomen per hoofd, maar heel ver achter de OESOlanden. De conclusie is even simpel als indringend:
zij die reeds hebben krijgen meer. De Uruguay-ronde
doet niets om internationale ongelijkheden te compenseren. Zij bevestigt en verstevigt de status quo.
Wat betekent in zulke omstandigheden een herijking van ons buitenlandbeleid? Ik zou zeggen dat dit
in eerste instantie betekent dat we hier meer moeten
doen wat wij elders prediken. ‘Trade not aid’ is een
oude slogan die weer helemaal actueel is. In de tweede plaats moeten we ontwikkelingssamenwerking
concentreren op de verliezers van de wereldeconomie in het algemeen en van de Uruguay-ronde in het
bijzonder. We moeten die landen helpen zodanig
orde op zaken te stellen in eigen huis, dat zij op de
langere duur ook kunnen profiteren van het stelsel
dat de ronde heeft geintroduceerd. Dat betekent dat
de hulp moet worden geconcentreerd op Afrika.
Het zal duidelijk zijn dat de internationale handelsaspecten moeilijk zijn te realiseren, en al helemaal niet wanneer wij ons werkgelegenheidsvraagstuk niet kunnen oplossen. Hier wordt het enge
verband duidelijk tussen nationaal en internationaal
en tussen economisch en sociaal beleid. Er is op dit
gebied geen herijking van het buitenlandbeleid mogelijk zonder herijking van het eigen nationaal beleid.
Emmerij