Ga direct naar de content

De stad centraal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 1 1995

De stad centraaI
De grote steden bevinden zich in een paradoxale
situatie. Vooral het centrum is populair als ontmoetingsplaats voor mensen en bedrijven, maar als woonof vestigingsplaats is de stad minder geliefd. Hoge
werkloosheid, armoede, het gevoel van onveiligheid
en slechte bereikbaarheid hollen de centrumfunctie
uit. De stad is ontmoetingsplek, maar vooral van
mensen die elders wonen en werken. In economisch
opzicht doen de regie’s rond de steden het een stuk
beter dan de steden zelf. Hier was de ruimte om grotere woningen te bouwen, en de middengroepen
vestigden zich hier. Veel bedrijven volgden de staduit, onder andere vanwege de betere bereikbaarheid
per auto. De groei van werkgelegenheid in de steden
blijft sterk achter bij de landelijke.
Hoe kunnen de steden deze ontwikkeling tegengaan en weer aantrekkelijker worden als vestigingsplaats voor mensen en bedrijven? In een toespraak
voor de conferentie ‘Grote Stedenbeleid’ presenteerde SCP-directeur Van der Staay enkele interessante
optics voor een ‘anti-cyclisch beleid’, gericht op het
ombuigen van bestaande trends in de bedrijvigheid,
de arbeidsmarkt en de woningmarkt:
• bij de toedeling van ruimte moet werkgelegenheid
voorrang krijgen boven woonbehoeften. Terreinen
die vrijkomen zouden voor nieuwe bedrijven bestemd moeten zijn;
• in de woningbouw moet er getracht worden ook
voor de middengroepen een aantrekkelijk aanbod
te creeren, bij voorbeeld door meer koopwoningen
in oude stedelijke gebieden te bouwen. Om te
voorkomen dat de minder vermogenden hierdoor
in de knel komen, zouden de randgemeenten juist
meer aandacht aan de sociale woningbouw moeten besteden;
• deregulering voor het midden- en kleinbedrijf zal
deze bedrijven beter in staat stellen nieuwe werkgelegenheid te creeren;
• een betere bereikbaarheid vergt investeringen in
infrastructuur, zowel voor het particuliere als het
openbare vervoer;
• de steden moeten aantrekkelijker worden als woonen verblijfplaats door de onveiligheid en de vervuiling terug te dringen.
Dit verschilt van eerder grote-stedenbeleid, dat meer
gericht was op achterstandsgroepen: het verbeteren
van de woningen met stadsvernieuwing en het scheppen van werk in de kwartaire sector. Dit beleid heeft
zeker succes gehad; de ‘tweedeling’ van de stad in
rijk en arm is in Nederland lang niet zo sterk als elders in Europa, laat staan Amerika. Toch heeft het
niet kunnen voorkomen dat de economische dynamiek zich langzaam van de stad af keert. Het ‘anti-cyclische’ beleid tracht de stad juist voor middengroepen en bedrijven aantrekkelijker te maken. Als dat
lukt, zal het inkomen dat in de stad besteed wordt
toenemen, en daar kan iedereen van profiteren.

ESB 1-3-1995

Een gemeentebestuur dat ‘anti-cyclisch’ beleid wil
voeren, zou allereerst moeten bedenken welke bedrijven men in de stad wil hebben, en kan krijgen. Aansluiten bij de bestaande sterktes en zwaktes ligt het
meeste voor de hand. De stad vervult de centrumfunctie binnen de regio, zodat bedrijven die veel bezoekers aan (willen) trekken, zoals winkels, horeca,
culturele instellingen of overheidsinstellingen, er
‘thuis’ horen. Daarnaast zal iedere plaats eigen kenmerken hebben: een sterke positie bij toeristen, kennis-intensieve activiteiten of transport en distributie.
De bestaande economische activiteiten vormen het
uitgangspunt, omdat de reeds aanwezige bedrijven
nieuwe bedrijven kunnen aantrekken. Daarnaast verdient de aansluiting tussen vraag en aanbod van arbeid aandacht. Om de ‘eigen’ werklozen aan werk te
helpen is laagwaardige werkgelegenheid nodig. Met
name delen van de particuliere dienstensector (handel, horeca, reparatie) verdienen om deze reden de
aandacht van stedelijke bestuurders2.
Als een gemeente zich nu wil richten op het binnenhalen van meer arbeidsintensieve dienstverlening, wat zijn dan de mogelijkheden? Diensten kunnen worden benut door bezoekers, of door andere
bedrijven. In het laatste geval fungeert hoogwaardige
werkgelegenheid als ‘aantrekker’ voor eenvoudiger
dienstverlening: kantoren worden schoongemaakt,
het personeel luncht, enz.3.
Voor dienstverlening die zich rechtstreeks richt
op bewoners en bezoekers, is de Verblijfskwaliteit’
van een stad van levensbelang. De ruimte in de binnenstad is echter beperkt, en bovendien is de verblijfskwaliteit juist gebaat bij een zekere melange: wijken met uitsluitend woningen of bedrijven zijn saai,
of (buiten kantooruren) onveilig. De binnenstad zal
er vaak niet op vooruit gaan als de bewoners hier
(verder) plaats maken voor bedrijven. Daarentegen
kan (kleinschalige) bedrijfsruimte in een stadsvernieuwingsproject de buurt ten goede komen. Ook kan de
gemeente trachten hier de Verblijfskwaliteit te verbeteren door straten op te knappen of meer ruimte te
scheppen voor voetgangers en terrassen.
Het ‘anti-cyclische’ beleid wijst op mogelijkheden
om de diversiteit in de stad te bevorderen. Daarmee
is het een goede inspiratie voor de steden om hun
comparatieve voordeel, de centrumfunctie, te versterken.
E.S. Pelle
1. Gehouden op 16 februari te Rotterdam.
2. R.C. van Geuns, Economisch structuurbeleid en iverkloosheidsbestrijding, inleiding gehouden op de jaarlijkse bijeenkomst van beleidsmedewerkers van de vier grote steden,
Regioplan, Amsterdam, 1994.
3. Voor de wijze waarop een gemeente kan stimuleren dat
omliggende oude stadswijken hiervan profiteren, zie P. van
Diepen en G.HJ. Homburg, Stedelijke vernieuwing en ruimtelijke tweedeling, ESB, 1 juni 1994, biz. 505-509.

Auteur