In 2020 bedroegen de totale arbeidskosten ruim 401 miljard euro, terwijl dit in 2016 slechts 348,5 miljard euro was. De totale arbeidskosten zijn alle kosten die samenhangen met het in dienst hebben van personeel, en deze bepalen mede de internationale concurrentiepositie.
Vierjaarlijks worden de arbeidskosten in opdracht van Eurostat onderzocht om de economische ontwikkelingen bij de lidstaten te zien, en deze tussen lidstaten, regio’s en bedrijfstakken te kunnen vergelijken. De totale arbeidskosten zijn uit te splitsen in lonen, premies, opleidingskosten en overige uitgaven, verminderd met de loonkostensubsidies.
Voor bijna al deze deelposten valt er tussen 2016 en 2020 een stijging te zien. Over het algemeen stijgen de lonen in lijn met de cao’s en inflatie. Zo stegen de loonkosten van ruim 59.000 in 2016, naar ruim 63.000 euro per voltijdseenheid (vte) in 2020 – bij elkaar een toename van bijna 53 miljard euro.
Voor het eerst sinds de start van de statistiek bevindt de grootste relatieve toename zich echter bij de subsidies, die namelijk van twee naar bijna vijftien miljard euro gegaan zijn. Mede door nieuwe loonkostensubsidies, waaronder de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) en de zorgbonus, hebben de subsidies nu een groter dempend effect. Dit zijn tevens de grootste subsidies in deze hele post. Tot slot zijn de opleidingskosten gelijk gebleven met 1,1 procent.
Vooral in de drie bedrijfstakken Horeca, Cultuur, sport & recreatie en Vervoer & opslag hebben subsidies een groot dempend effect gehad op de arbeidskosten. Het aandeel van de subsidies op de totale arbeidskosten over alle bedrijfstakken is 3,7 procent (in 2016 was dit 0,6 procent). Echter, de aandelen in Horeca, Cultuur, sport & recreatie en Vervoer & opslag in 2020 bedroegen respectievelijk 19 procent, 11,2 procent en 10,3 procent. Het grootste absolute bedrag aan loonkostensubsidies bevond zich binnen de bedrijfstak Gezondheids- & welzijnszorg, namelijk 2,4 miljard euro.
Auteurs
Categorieën