Groene belasting
De stroom alarmerende berichten over de slechte conditie van het milieu houdt aan. Recente rapporten van
het Worldwatch Institute en de OESO zijn pessimistisch gestemd over de toestand van het milieu en over
de maatregelen die worden genomen om de negatieve ecologische trend om te buigen1. Het afgelopen
jaar is zes miljoen hectare landbouwgrond zover geerodeerd en vervuild dat het niet meer produktief is.
De woestijn wint terrein. De hoeveelheid bos en dus
de opnamecapaciteit van CO2 is verminderd met een
oppervlakte zo groot als Oostenrijk. Er zijn steeds
meer tekenen dat de aarde warmer wordt.
Hoewel nu bijna iedereen ervan doordrongen is dat
deze dalende ecologische trend op den duur de groei
van de economic zal keren, is er nog nauwelijks sprake van minder milieubelastend handelen. Prijsprikkels die de schaarste aan schone lucht en water tot uitdrukking brengen, ontbreken. Zolang de buurman de
natuur gratis verbruikt zal niemand geneigd zijn zelf
een duurdere oplossing te kiezen. Beleidsinstrumenten die deze prijsprikkels kunnen vervangen en minder milieuvervuilende produktiemethoden zijn (in
theorie) voorhanden, maar beleidsmakers hanteren
ze niet of onvoldoende. Het is niet effectief grensoverschrijdende milieuvervuiling als zure regen of de aantasting van de ozonlaag aan te pakken als de buurlanden niet meedoen. En als het wel mogelijk is een
eigen beleid te voeren, dan worden de binnenlandse
Industrie en landbouw op kosten gejaagd die hen een
concurrentienadeel bezorgen.
De mogelijkheid om gratis mee te liften met het milieuvriendelijke gedrag van anderen leidt tot een
afwachtende houding die slechts kan worden doorbroken door internationale beleidscoordinatie of internationaal leiderschap (Pax Americana en Europese
Duurzaamheid?). De bovengeschetste ontwikkelingen
geven echter aan dat daar niet lijdzaam op kan worden gewacht. Vanwege de ernst van het probleem
moeten voorwaarden worden gesteld aan de economische groei, ook als de buurman dat niet doet. Deze
voorwaarden behelzen dat natuur gebruikt, maar niet
verbruikt mag worden, zodat ook toekomstige generaties nog beschikking hebben over schone lucht, water
en een beschermende ozonlaag. Concurrentienadelen die door het streven naar een dergelijke duurzame ontwikkeling zouden kunnen optreden, kunnen
door een juiste keuze van het beleidsinstrumentarium
op soms verrassende wijze worden vermeden.
Een duurzame ontwikkeling vereist dat elke producent en elke consument de gevolgen van milieuvervuiling voor huidige en toekomstige generaties voiledig meeweegt bij het nemen van beslissingen over de
aanwending van schaarse middelen. Vermeerdering
van de kermis over en bewustwording van (de gevolgen van) milieuvervuiling zijn hiervoor een eerste vereiste. Door te zorgen voor voldoende kermis kunnen
de economische subjecten tot op zekere hoogte zelf
komen tot optimale combinaties van produktie,
werkgelegenheid, vervuiling en natuurbehoud. De
consument met voldoende kermis kan via de markt
voorkeuren voor milieuvriendelijke produkten tot uitdrukking brengen.
ESB 6-3-1991
Als de markt faalt en er onvoldoende rekening wordt
gehouden met toekomstige generaties trachten overheden tot op heden voornamelijk via regelgeving en
bestemmingsheffingen de milieuschade te beperken,
respectievelijk te bestrijden. Deze maatregelen zijn
echter te beperkt van omvang of reikwijdte om een
gedragsverandering te bewerkstelligen. Ze vereisen
veel van de sturing door de overheid. Het stellen van
grenswaarden en de afgifte van vergunningen prikkelt producenten onvoldoende om meer te doen dan
de regels verplichten, zodat een aanvullend beleid ter
stimulering van nieuwe milieuvriendelijke technieken
noodzakelijk is. Daarnaast vereist regelgeving een
grote mate van gedetailleerdheid om te voorkomen
dat ze wordt ontweken of ontdoken. Ook aan bestemmingsheffingen zijn hoge uitvoeringskosten verbonden. Vervuilers moeten te identificeren, en de door
hen veroorzaakte milieuschade te kwantificeren zijn.
De prikkel die van bestemmingsheffingen uitgaat om
gedragsverandering te bevorderen is vaak onvoldoende groot. Deze beleidsinstrumenten zijn daarom
slechts voor een gering aantal milieudoelstellingen inzetbaar en veelal inefficient.
Om de economic te herstructureren zijn instrumenten
nodig die direct aangrijpen op de economische afweging. Het gaat er niet alleen om dat de kosten van vervuiling worden gedekt, maar dat vervuiling niet langer loont. Volgens het Worldwatch Institute is een
groene belasting hiervoor het meest geeigende
instrument. Het instituut beveelt aan belastingen op
inkomen en toegevoegde waarde (gedeeltelijk) te vervangen door belastingen op milieuvervuilende produkten en emissies. Zodoende worden producenten
en consumenten geprikkeld milieuvriendelijke alternatieven te gebruiken, die vaak wel beschikbaar,
maar (nog) te duur zijn. Een geleidelijke stijging van
de ecotax zorgt ervoor dat investeerders op het duurder worden van vervuilend gedrag kunnen anticiperen. De stijging kan worden doorgezet tot de gewenste gedragsverandering is bereikt. Bovendien wordt
hiermee voorkomen dat de overheidsinkomsten gelijk weer afnemen als substitutieprocessen op gang
komen. Een gunstig neveneffect is de dalende belastingdruk op arbeid. Deze zou de negatieve effecten
die een milieubelasting heeft op prijzen en aanpassingskosten (en dus op de concurrentiepositie) meer
dan voldoende kunnen compenseren.
Hoewel groene belastingen uit wetenschappelijke en
politieke discussies naar voren komen als een van de
meest effectieve en efficiente instrumenten om het
economische-afwegingsproces duurzaam te bei’nvloeden, blijft de toepassing vooralsnog beperkt. Het prijzen van de voorheen gratis beschikbare natuur met
behulp van marktconforme beleidsinstrumenten
roept nog veel verzet op, maar alleen op die manier
is groei ook op lange termijn te handhaven. Welke milieurampen zijn nodig voor dit besef tot daden leidt?
D.E. Ernste
1. L. Brown e.a., Hoe is de wereld er aan toe? 1991, Worldwatch Institute/Pauli Publishing, Berlaar, 1991; OESO, The
state of the environment, Parijs, 1991.