DEZE WEEK
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
realisatie
indicator
Groei blijff
positief
r
De DNB-conjunctuurindicator toont
tot en met januari aanstaande een
onveranderd beeld van een neergaande conjunctuur, zie figuur 1.
Het tempo waarin de conjunctuurindicator naar beneden gaat neemt
echter af, zo blijkt uit label 1. De indicator bestaat uit vijf componenten.
Elk van de vijf componenten heeft
bijgedragen aan de daling van de indicator sinds begin van dit jaar. De
voortgaande daling in de komende
maanden wordt door vier van de vijf
componenten veroorzaakt. Alleen
de gewoonlijk wat grilliger Verwachte omzet van nieuwe NCM-polishouders’ vertoont soms een licht contrair beloop.
De daling van de conjunctuurindicator wordt, zo blijkt uit tabel 1, voor
een belangrijk deel veroorzaakt door
de IFO-conjunctuurindicator van
Duitsland. Uit onze exportcijfers
blijkt dat Nederland in de afgelopen
periode heeft kunnen profiteren van
de hoge groei in Duitsland als gevolg van de eenwording. Zo lag in
juli van dit jaar de waarde van onze
export naar Duitsland (West en Oost
te zamen) bijna 18% hoger dan in
juli vorig jaar. Het aandeel van Duitsland in onze totale export is in deze
periode gestegen van 27% naar 30%.
Verreweg het grootste gedeelte van
deze export gaat naar de voormalige
BRD. In 1990 exporteerden we voor
ruim 66 miljard gulden naar de BRD
en voor nog geen half miljard gulden naar de DDR.
Inmiddels lijkt een einde te zijn gekomen aan de hoge groei in WestDuitsland. In het tweede kwartaal is
bij onze oosterburen het bruto binnenlands produkt in reele termen
licht gedaald (met 0,5%) ten opzichte van het voorafgaande kwartaal.
De vijf Duitse instituten voor economisch onderzoek voorspellen in hun
onlangs gepubliceerde Najaarsrapport dat de economische groei in
West-Duitsland zal terugvallen van
3,5% in 1991 naar 2% in 1992. De inkrimping van de economic in de
voormalige DDR zou in 1992 tot stil-
Tabel 1. Bijdragen van de componenten aan de mutatie in de DNB-conjunctuurindicator
Component
aug.okt.
febr. ’91- meiapril
juli
IFO-conjunctuurindicator Duitsland
Verwachte bedrijvigheid, Industrie
Feitelijke orderontvangst, Industrie
Verw. omzet nieuwe NCM-polish.
Reele geldhoeveelheid
Indicator
-72
-55
-23
12
-33
-169
-94
-106
-41
-103
nov.jan. ’92
-27
-89
-9
-60
11
-54
-274
-201
-35
-31
-85
-53
-20
-324
Toelichting: De bijdragen zijn genomen ten opzichte van de direct voorafgaande driemaandsperiode en luiden in eenduizendste eenheden van de grootheden uit figuur 1,
dat wil zeggen genormaliseerde waarden.
Tabel 2. Groei industrials produktie volgens de indicator”
1991
juni
Trend
Qonjunctuur
Groei
3,5
-1,2
2,3
juli
aug.
sept.
okt.
3,4
-1,4
2,0
3,5
3,4
-1,2
-1,2
3,4
-1,3
2,3
2,2
2,1
nov.
3,4
-1,4
2,0
a. In procenten van de overeenkomstige maand van het vorige jaar.
ESB 6-11-1991
dec.
3,4
-1,4
2,0
1992
Jan.
3,4
-1,4
2,0
stand komen. Na de daling van het
bruto nationaal produkt met ongeveer 20% in 1991 zal de groei in
1992 naar verwachting circa 12% bedragen. Op grond van de voorspellingen van de vijf instituten is het
aannemelijk dat de bijdrage van de
IFO-indicator aan de DNB-conjunctuurindicator vooralsnog niet zal bijdragen aan conjunctuurherstel.
In de figuur is de conjunctuur weer-
gegeven als afwijking van de trend.
De trend van de produktie in de verwerkende Industrie, die ten grondslag ligt aan de in de figuur getoonde realisatiereeks, laat voor de
komende maanden een groei zien
van 3,4%. De conjuncturele bijdrage
aan de produktiegroei is met -1,4%
negatief, maar in verhouding tot de
trend vrij bescheiden, zie tabel 2. Er
is dus voorlopig slechts sprake van
een vertraging in de groei en bij lange na niet van een negatieve groei
op twaalfmaandsbasis.
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator duidt
voor de komende maanden op een
onveranderd beeld van neergaande
conjunctuur, waaraan vier van de
vijf componenten van de indicator
bijdragen. De invloed van de conjunctuur op de groei is in vergelijking tot de trend bescheiden, waardoor er nog steeds sprake is van een
substantiele groei.
Deze rubriek wordt samengesteld door
J.A. Bikker en C.J. Zonderland, werkzaam
bij de afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie, respectievelijk de
Studiedienst van de Nederlandsche Bank.