Ga direct naar de content

Gemengde wanorde

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 27 1981

‘ ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Gemengde wanorde
Als de markt faalt, dan de overheid erbij gehaald.
Dat is de beperkte motivering op grond waarvan
de gemengde-economische orde &h decennia lang
in één richting heeft ontwikkeld: naar meer overheidsregulering en minder marktwerking. Het simpele feit dat de uitkomsten van het marktproces niet
geheel aan de hooggestemde verwachtingen voldeden, bleek tientallen jaren lang voldoende reden
om telkens nieuwe vormen van overheidsinterventie
in het economisch leven te introduceren. Van globale macro-economische besturing breidde de overheidsbemoeienis zich gestadig uit tot de gedetailleerde reglementering op micro-economisch niveau
die we nu op veel terreinen kennen. Vadertje Staat
bleek nogal expansionistisch en de ruimte werd
hem grif gegund.
Maar helaas, met de uitbreiding van de activiteiten moest ook steeds vaker worden geconstateerd
dat de gunstige effecten die nu van het overheidsingrijpen werden verwacht, evenzeer achterwege
bleven of werden doorkruist door niet-voorziene
reacties op het microniveau. Het instrumentarium
was te bot om de micro-economische gedragingen
te reguleren. Bovendien bleek de overheid zelf lang
niet altijd duidelijk herkenbaar als de hoedster van
het algemeen belang waar zij vanouds voor werd
gehouden. Het falen van de markt bleek een complement te hebben: de overheid faalde evenzeer.
Daarmee wil nog niet gezegd zijn dat de pleidooien voor ,,deregulation” die op dit moment in de
Verenigde Staten zo’n populariteit genieten, nu ook
hier onverwijld moeten worden overgenomen. Wel
lijkt het tijdstip aangebroken, om de mogelijkheden
en beperkingen van overheidsinterventie bij de allocatie en herverdeling van goederen en diensten, met
een even kritisch oog te gaan bezien als eerder de
mogelijkheden en beperkingen van de markt. Dat is
geen ,,afbraak van de verzorgingsstaat”, maar het
herstel van een verhouding die onder invloed van
overigens te waarderen ideologische voorkeuren, in
een lange reeks van jaren scheef zou kunnen zijn gegroeid l). Het verschil tussen neo-conservatisme
en kritische analyse moet aan verstandige mensen
zijn uit te leggen.
We kunnen daarbij de hulp inroepen van de
Vlaamse economen. Hun Vijftiende Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres dat op 8 en 9 mei
in Leuven werd gehouden, was immers gewijd aan
het thema: ,,Overheidsinterventie – effectiviteit en

efficiëntie” 2). De 32 bijdragen aan het congres
bieden een ruime illustratie van de stelling dat de
analytische basis van overheidsinterventies vaak
zwak is of zelfs geheel afwezig. In veel gevallen
wordt niet nagegaan of de beoogde doelstellingen
wel worden bereikt en of de voordelen van interventie de nadelen overtreffen. Dat is de economist een
doorn in het oog, want of iets nu via de markt of via
de overheid wordt geproduceerd of verdeeld, het
moet wel efficiënt gebeuren.
Dat betekent dat de overtuigende argumenten
die de welvaartstheorie geeft voor het ingrijpen van
de overheid in de markt moeten worden aangevuld
met resultaten die zijn ontleend aan de theorie van
de collectieve besluitvorming, en die verklaren
waarom het met de efficiëntie en effectiviteit van het
overheidsoptreden vaak zo droevig is gesteld.
Daarbij behoort ook de interne dynamiek van het
bureaucratische apparaat zelf aan de orde te komen, want de ambtelijke dienst beschikt over veel
eigen ruimte bij de formulering en uitvoering van
het beleid.
Deze ,,public-choice’Qheorie zet alle participanten aan de collectieve besluitvorming – van regering en parlement tot ambtenaren, en van pressiegroepen tot adviesorganen – lelijk te kijk als najagers van eigen- of groepsbelang, en dat dan liefst
op zo’n manier dat niemand het merkt. Als daaraan
lasten zijn verbonden worden die weggemoffeld en
vervolgens afgewenteld op de anonieme massa die
toch niet méér inspraak heeft dan eenmaal in de vier
jaar de gang van zaken te mogen legitimeren.
Dat zijn dus sombere geluiden over de economische orde. De welvaarts- en ,,public-choice”
theorie laten ons slechts de keus tussen de chaos van
de markt en de jungle van de bureaucratie. Terwijl
we het druk hadden de markt te controleren vergaten we dat ook de controleurs nog moesten worden
gecontroleerd. Zo zoeken we verder naar een optimale economische orde die niet meer kan zijn dan
uitgebalanceerde wanorde.

L. van der Geest

I ) Zie hierover ook D. J. Wolfson, De wereld waarin wij leven,
Beleid & Maarschappij, maart/april 1980, blz. 75-86.
2) Vijftiende Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres,
Overheidiinterventie – effectiviteit en efficciëntie,Universitaire
Pers Leuven, Leuven, 1981.

Auteur