Ga direct naar de content

,,Niets dan het Verdrag

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 27 1981

Europa-bladwijzer
Het Parlement uit de belangstelling

,,Niets dan het Verdrag”
DRS. P. DANKERT*

Inleiding
Tegen welk licht je het rechtstreeks
verkozen Europees Parlement ook
houdt, een gewoon parlement valt er niet
van te maken. Omdat het een parlement
zonder regering is, is het ook een parlement zonder oppositie. De enige oppositie die er te vinden is, is de oppositie
tegen het parlement zelf. Fractiediscipline is er onbekend, omdat in een soms
door veertien nationale vertegenwoordigingen en enkele onafhankelijken opgevulde fractie, die regeringspartij noch
oppositie is, niets te disciplineren valt.
Het parlement mag dan rechtstreeks gekozen zijn, het mist tegelijk elke (mede)wetgevende bevoegdheid, die het aan
zijn kiezers zou kunnen binden. Tegelijk
heeft de individuele parlementarier zoveel kiezers dat hij ze alleen via radio of
televisie kan bereiken.
Probeert het Europees Parlement de
beperkte budgettaire bevoegdheden die
het onder de verdragen heeft uit te
oefenen, dan weigeren onmiddellijktwee
lidstaten meer te betalen dan ze zelf besloten hebben, terwijl een derde naar de
rechter loopt om nota bene de begrotingswetgever in het ongelijk gesteld te krijgen. Legt het Europees Parlement zich
toe op het controleren van de Europese
Commissie, dan knabbelt het aan de
toch al afbrokkelende publieke steun
voor de Gemeenschap, het Parlement
inbegrepen, omdat zoiets alleen maar
meer kwalijke publiciteit voor Europa
oplevert en omdat de genationaliseerde
Europese Raad van Ministers de Commissie toch niet zal toestaan het beleid
waarvoor formeel ruimte is, behoorlijk
te voeren. De Europese Gemeenschap
en het Parlement in het bijzonder zijn
dan ook een paradijs voor anti-Europeanen.

Blokkeren of reguleren
Het binnen de regels van het Verdrag
van Rome schrander spelen van het
Europese spel, waartoe het Parlement
in staat mag worden geacht omdat het
540

meestal met een eenvoudige meerderheid van stemmen werkt (al ontstaat wel
eens verwarring omdat door wisselende
meerderheden een met elkaar strijdig
beleid kan worden nagestreefd) is ook
al een opdracht die het parlement wel
kan worden verstrekt, maar die daarmee
nog niet tot resultaten leidt. En dat niet
zozeer omdat het Parlement van de drie
politieke instellingen de zwakste is, als
wel omdat de sterkste, de Raad van
Ministers, weigert het spel volgens de
regels te spelen. Het Compromis van
Luxemburg, van 1966, dat geen echt
compromis was omdat alleen Frankrijk
het uitlegde als de erkenning van het
vetorecht in de Raad in kwesties waarin
vitale nationale belangen in het geding
waren, is allang achterhaald. Besluitvorming bij meerderheid vindt eigenlijk nog
alleen in de Begrotingsraad plaats en
zelfs daar bepaalt over het algemeen een
blokkerende Frans-Duitse minderheid
wat wel en wat niet kan. In alle andere
ministerraden zijn concessies en unanimiteit de kernbegrippen, waarvan zelfs
met betrekking tot de toegelaten lengte
van komkommers niet mag worden afgeweken. Gevolg is wel dat er in de Gemeenschap meer geblokkeerd dan geregeerd wordt en dat er weinig gebeurt dat
het enthousiasme van de burger voor de
EG overeind kan houden of de schijn
kan wekken dat het Europese Parlement
iets nuttigs doet. Erger nog, het zijn
regelmatig de leden van de Raad, vooral
de Fransen en de Westduitsers, die het
Parlement in diskrediet proberen te
brengen. En het zijn de regeringsleiders
en het nu afgezette Franse staatshoofd
geweest die onlangs nog, op de Europese
Raad in Maastricht, unaniem besloten
dat het Europese Parlement ,,voorlopig”
het leven onmogelijk moest worden gemaakt door de verplichting te handhaven om been en weer te trekken tussen
een plenaire vergaderzaal in Straatsburg,
commissieruimten in Brussel en een
secretariaat in Luxemburg. Dit waren
dezelfde regeringsleiders plus staatshoofd die in 1974 zo unaniem waren over
de democratische noodzaak van een
rechtstreeks te kiezen parlement met uitgebreidere bevoegdheden. Het kan verkeren.

Ook het controleren van de Europese
Commissie levert nogal wat problemen
op, en dat niet alleen door de benodigde
reistijd. De Commissie is allerminst happig op controle, omdat daardoor het
functioneren van de multinationale
,,agro-business” van Commissie en lidstaten zou kunnen worden bei’nvloed
en omdat de Commissie, ten onrechte,
vindt dat haar toch al geringe macht
buiten de agrarische sfeer er nog verder
door zou worden uitgehold. Maar misschien is dat laatste een slap excuus
voor het gebrek aan greep van de Commissie op een ambtenarenapparaat dat,
ondanks veel naar geld riekend lawaai
over de heiligheid van de Europese
publieke functie, maar al te vaak door
innige relaties met nationale ambtenaren aan de greep van het eigen oppergezag weet te ontsnappen.
Het is in die omstandigheden niet verwonderlijk, dat de pers zich steeds minder om het Parlement bekommert. Daarmee dreigt de band die de kiezer, het
meest direct met die daad van juni 1979
verbindt, te weten het stukje in de krant
of op de tv, ook nog verbroken te worden.
Geen wonder dat er kort geleden berichten verschenen, met name in kranten die
tot dan zeer geringe belangstelling voor
het Europees Parlement aan de dag hadden gelegd, dat de diep gefrustreerde
parlementariers nu op kosten van de belastingbetaler aan de champagne zijn geraakt, of met vrouw en kinderen en drie
tolken per Concorde droomreizen naar
Bogota maken. Ook is het geen kunst
om in dat soort artikelen parlementariers
zelf aan het woord te laten: eenkwarttot
een vijfde van de Europese dames en
heren is immers gekozen om dat te doen
wat het einde van een op integratie en
supranationaliteit gerichte gemeenschap
bespoedigt.
Het Parlement zelf heeft intussen ingezien dat andere redenen voor het bestaan
in Europa gevonden moeten worden en
de begroting voor 1982 reeel verlaagd.
Het moment is aangebroken om na twee
jaar verkennen van hoe het niet moet of
mag, het Parlement een wat duidelijker
rol in het Europese gebeuren te geven,
en te proberen de verkiezingen van 1984
zo te halen dat het Parlement en de nu
zittende afgevaardigden ook na dat jaar
nog verder kunnen. Aanzetten tot succes
bij een dergelijk streven zijn er natuurlijk
ook in de afgelopen twee jaar geweest.
De voorzitter van het Parlement, mevrouw Simone Veil, is niet alleen in de
Europese prijzen gevallen, maar heeft
er door haar presentatie van de Europese
parlementaire zaak ook belangrijk toe
bijgedragen dat de Europese zaak niet
meer alleen een zaak van de Commissie
is. En zonder dat ze allemaal overtuigde

* Vice-voorzitter van het Europees Parlement.

supranationalistische federalisten zijn
groting van 1980 en het ophogen van de
veel zinniger oplossingen komt moet
gewprden hebben de drie Icwart tot vier
aanvullende begroting /980 met bijna
worden afgewacht. Dat vier commissies,
vijfde van de Europarlementariers diede
f. 1 mrd. meer dan door de Raad voor die van landbouw, economische en
relevantie van een Europese dimensie
het sociaal en regionaaJ beleid voorzien, monetaire zaken en de Commissie voor
erlcennen, ervaren dat die erkenning onblijven wapenfeiten, die de Raad tot dia- begrotingen eraan werken, is in iedergevermijdelijk tot spanning met nationals
loog dwingen en waarop het Parlement val een teken dat het Europees Parlement
partijbesturen en kamerfracties leidt.
zich naar de kiezers toe lean voorstaan. een eigen weg zoekt en eerder de ComZelfs ,,anti-marketeers” overkomt dat
Dat laatste geldt oolc voor de parle- missie wil sturen dan door die Europese
mentaire initiatieven op het vlak van de Commissie gestuurd te worden.
soms: de gaullisten in Straatsburg stemden voor een aanvullende begroting die
ontwikkelingssamenwerking van de EG,
Minstens zo interessant voor de toehun politieke vrienden in Pari/s tot opgeop dat van de industriepolitiek en op het komstige ontwikkelingen van het Parlewonden commentaren over supranatio- zo omstreden terrein van de energiement is de institutionele discussie: de
nalisme verlokten. En menig Labour-lid
voorziening. Juist door dat soort initia- poging om het institutionele verkeer in
in het Europees Parlement meent in zijn
tieven zijn de nog zeer onderontwikkelde de Gemeenschap weer op gang te
betrekkingen met de georganiseerde
kiesdistrict aan gezag te winnen als hij
brengen. Zowel de uitspraken van de
nationale achterban iets versterkt.
pleit voor een Europees beleid dat het
ministers van Buitenlandse Zaken in
Tony Benn alleen maar moeilijker maakt
Venlo, als de interviews van Thorn en
Al bij al toch niet niks voor een parlede ,,Uncommon Market” te verlaten.
de verklaringen van bij voorbeeld Mittement dat geen parlement is en nog steeds
rand wijzen crop dat de tijd daarvoor
niet zeker weet wat het dan wel kan zijn.
rijp is. Niet vanwege de grote politieke
Parlement en Raad
Wel is het onvoldoende om daar over
betekenis van zulke pogingen naar de
drie jaar verkiezingen over uit te schrijkiezer toe, als wel vanwege het feit dat
Zelfs de nationale regeringen lijken
ven.
het smeren van de institutionele motor
na twee jaar te gaan inzien, dat men niet
voorwaarde is voor het van de grond
voor de consequenties van zijn daden
krijgen van het beleid dat de Gemeenvan 1974 kan blijven terugschrikken.
De overlevingskoers
schap voor geleidelijke desintegratie kan
Tijdens het jongste informele overleg

van de tien ministers van Buitenlandse
Zaken in het door het kabinet-Van Agt
voor zo Europees gehouden Limburgse
land is tenminste afgesproken dat de
Raad in het najaar met het Parlement
wil praten. In beginsel kunnen Raad en
Parlement al twee jaar, via concertatieen andere procedures met elkaar praten,
maar gezien het feit dat daarbij een
nauwkeurig gemandateerde Raadsvoorzitter (meestal in de persoon van op zijn
best een staatssecretaris en op zij n slechtst
een tweede of derde ambassadesecretaris)
optreedt, is een dialoog op dat soort bijeenkomsten tot nog toe uitgesloten en
verharden conflicten zich alleen maar.

Het is dit inzicht dat deze zomer leidt
tot een cruciaal debat in het Parlement
over de uit te zetten overlevingskoers.
Onvermijdelijk staat daarin de kwestie

van de vergaderplaats centraal. De uitslag van het debat over Straatsburg of
Brussel is van vitaal belang. Het is niet
verantwoordelijk dat Straatsburg daarbij, naast de gunsten van de omwonen-

den, vooral ook die van de ,,anti-marketeers” heeft. Parallel aan dat debat zal
in juni en juli het Parlement zich uitspreken over twee zaken die voor de toekomst van de Gemeenschap van het

grootste belang zijn: de herstructurering
van de begroting en de institutionele
structuur die het aan het parlement

behoeden.

Institutionele problemen

Aan institutionele problemen heeft de
Gemeenschap geen gebrek. De communicatie tussen Raad en Parlement heeft
meer weg van een storing dan van een
verbinding. Met de relatie CommissieParlement lijkt het aanzienlijk beter ge-

steld. Objectief zijn de twee immers tot
een bondgenootschap veroordeeld.
Maar wie garandeert dat in dat gedwon-

gen huwelijk, waarin de Commissie

een lachertje maakt van de behandeling

mogelijk moet maken om zonder wijzi-

van zorgvuldig door het parlement opgestelde adviezen, of adviezen in het geheel
niet behandelt, kan rustig wordengesteld
dat Parlement en Raad niet ,,on speaking

regelmatig overspel pleegt en het Parlement verplicht is om de zoveel dagen de
Brusselse woning voor het paleis in

ging van de verdragen met Raad, Commissie, Europese politieke samenwerking en nationale parlementen, over het
in de Gemeenschap gevoerde en te voeren

terms” zijn. Het is dan ook goed dat de

Straatsburg te verwisselen, nog voldoende basis voor echte communicatie aanwezig is? Van de speciaal met het in stand
houden van het huwelijk belaste Frans

beleid zinvol te kunnen praten en onder-

Raad na twee jaar inziet dat je de recht-

Andriessen kan men voorlopig en op zijn

handelen.

vriendelijkst niet meer zeggen dan dat hij

Omdat de Raad in vrijwel alle gevallen

streeks verkozenen en hun kiezers niet

In alle gevallen gaat het om initiatieven

zo het bos in kunt sturen.

in zijn relatiefunctie het tegendeel nog

van het Parlement. Heeft men lering ge-

Ook de Europese rechter heeft in de
afgelopen periode zijn best gedaan: met

niet bewezen heeft. De betrekkingen met

trokken uit het feit dat een reactie op
een Commissie-initiatief het Parlement

de uitspraak in de z.g. ,,isoglucose-zaak”
heeft het Europese Hof van Justitie
duidelijk gemaakt dat in de EG geen
wetgeving mogelijk is zonder advies van
het Parlement. Het Hof kan helaas niet
uitspreken dat de Raad die adviezen ook
moet lezen, laat staan gemotiveerd afwijzen. Het Parlement zelf heeft zich, in

de nationale parlementen vormen al
helemaal stof voor een droef verhaal.

nooit in de schijnwerpers plaatst? Ten

Ondanks het feit dat zo nu en dan over-

dele wel. Maar evenzeer is overweging

leg wordt georganiseerd kan rustig wor-

geweest dat van de Commissie-Thorn
nauwelijks meer valt te verwachten dan
van de Commissie-Jenkins. Wat tot nog
toe is uitgelekt over de gedachten van
rijke herstructurering van de Europese

den gesteld dat de politieke betekenis
daarvan niet veel groter is dan die van
een beleefdheidsbezoek aan de weduwe
van de sjah. Toch is er, zowel voor de
nationale parlementen als voor het Europees Parlement politick veel te winnen

het in maart jl. aanvaarde nieuwe regle-

begroting bevestigt dat: in plaats van met

ment van orde, procedures voorbehouden bij de behandeling van Commissievoorstellen, die de greep van de parlementarigrs op de inhoud van Commissievoorstellen kunnen versterken.
Daarnaast heeft het Europees Parlement tot nu toe een paar politieke punten
gescoord, die zelfs door spijt achteraf
of rechterlijke vonnissen niet ongedaan
te maken zijn. De verwerping van de be-

bij goede en vooral vlotte communicatie,

met voorstellen te komen die door herstructurering van de begroting de rege-

ESB 3-6-1981

de nieuwe Commissie over de zo belang-

ling van de Britse bijdrage kunnen voor-

komen — de opdracht van de Raad van
30 mei 1980 — lijkt de Commissie voor

een derde jaar af te stevenen op een
Britse-bijdrageregeling die een echte herstructurering van de aan het plafond
van de eigen middelen rakende begroting
in de weg staat. Of het Parlement met

zeker nu het dubbel mandaat in de praktijk niet blijkt te functioneren.
Voor al deze problemen probeert nu

de Politieke Commissie van het Parlement — het ,,nomen est omen” gaat in
dit bijzondere geval niet op — suggesties
aan te dragen, die de in de Romeinse verdragen voorziene regels een voor het
Europees Parlement zinvolle inhoud
geven. Zo worden in het rapport-Ha’nsch
541

voorstellen gedaan voor een wat soepeler
verloop van de begrotingsprocedure.

Ook de begrotingscommissie zelf heeft
zich daar reeds over gebogen. Omdat de
Raad, gezien de ervaringen van de laatste

drie jaar, mirtstens evenzeer behoefte
heeft aan procedures die niet automatisch tot conflict leiden, als het Parlement,
is nog onder het Nederlandse voorzitter-

schap een eerste overleg tussen beide instellingen op gang gekomen. Enig resultaat valt, ook wegens de materie’le be-

langen die sommige leden van de Raad
daarbij hebben, niet bij voorbaat uit te

sluiten, al is het gezien de Europese traagheid onwaarschijnlijk dat overeenstemming wordt bereikt voordat de zich als
zeer moeilijk aankondigende begrotingsprocedure 1982 dit najaar tot nieuwe

botsingen heeft geleid.
Veel moeilijker zal het zijn overeen-

stemming tussen de instellingen te bereiken over de door Ha’nsch bepleite ver-

betering van de informatie aan het Europese Parlement en van de raadplegingsprocedure voorafgaand aan wetgeving

door de Raad, om over een medewetgevende rol van het Parlement nog maar

te zwijgen. Toch gaat het in geen enkel
geval om doldrieste verlangens van de

rapporteur van de Politieke Commissie.
Het meeste wat Ha’nsch vraagt is in een
meer of minder ver verleden door de

Raad al toegezegd terwijl de Eurotop
van 1974, die leidde tot de installing van

de Europese Raad en besloot tot rechtstreekse verkiezing van het Europees

Parlement, dat rechtstreeks te kiezen
Parlement uitdrukkelijk een medewetgevende rol beloofde. Raadsbeloften

schijnen echter geen schuld te maken.
Zo schreven reeds in 1970 de toenmalige
Raadsvoorzitters Harmel en Scheel aan
het niet-rechtstreeks gekozen Parlement

dat de Raad aan het Europees Parlement
de redenen zou meedelen voor afwijking
van de adviezen van het Parlement. De

indruk bestaat dat die adviezen door de
Raad nog steeds niet gelezen worden.

Redenen waarom ervan wordt afgeweken, hebben het Parlement dan ook
ook nog nooit bereikt. Toegegeven, die

adviezen slaan vaak ook nergens op, omdat de Raad advies vraagt over het oorspronkelijke Commissievoorstel en vervolgens de Commissie dwingt met een
soms volstrekt ander voorstel te komen,

waarover dan besloten wordt zonder dat
nieuw advies wordt gevraagd. Ha’nsch

vraagt terecht aan deze omzeiling van
het adviesrecht van het Europees Parlement, die in ieder geval met de geest van
het verdrag strijdig is, een eind te maken.
Met de informatie aan het Parlement
is het zo mogelijk nog droeviger gesteld.
De Raadsvoorzitter kan op schriftelijke

of mondelinge vragen niet meer antwoorden dan wat tien regeringen met

vetorecht, maar in de praktijk meestal
vijftig ambtenaren met ieder dat zelfde
vetorecht, gezamenlijk nog goed kunnen
vinden. Dat is zelden meer dan niks.
Hetzelfde geldt de in 1975 tussen Raad

542

en Parlement overeengekomen procedure van overleg over belangrijke politieke zaken, een procedure die de besluitvorming in de Raad drie maanden kan
opschorten. In de praktijk valt er weinig

te overleggen omdat overeenstemming
over de vraag over welke onderwerpen
overlegd kan worden moeilijk is. Als die
overeenstemming toch komt is er weinig
te overleggen omdat de Raadsvoorzitter

meestal zit opgescheept met een mandaat, dat hem geen millimeter onderhandelingsruimte geeft. Kortom, er kan
nog veel verbeterd worden zonder wijziging van het Verdrag.

(Biesheuvel, Dell en Marjolin) enige tijd
geleden wel duidelijk gemaakt. Wat in
de weg staat is de Raad zelf. De intergouvernementele mode is een eigen bestaan gaan leiden. Het is die mode, die

niet alleen het bestaansrecht van de
Commissie en het Parlement aantast,
maar ook het integratieproces zelf stilzet
en de desintegratie bevordert. ,,Niets dan
het Verdrag” heeft Francois Mitterand
met betrekking tot het door Frankrijk
te voeren EG-beleid herhaaldelijk uitgeroepen. Als zijn verkiezingsoverwinning

Een wezenlijke voorwaarde daarvoor

dat mogelijk zou maken, dan zijn niet
alleen de beperkte institutionele verlangens van het Parlement inwilligbaar,

is de terugkeer naar de meerderheids-

maar komen we ook met de Gemeen-

besluiten in de Raad. Het compromis

schap als geheel een flink stuk verder.

van Luxemburg van 1966 staat dat niet

in de weg: dat hebben de ,,drie wijzen”

Piet Dankert

Auteur