Ga direct naar de content

Fusies in verzekeringsperspectief

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 1 1991

Fusies in
verzekeringsperspectief
J .P.M. Peters*

D

e grenzen tussen het bank- en verzekeringswezen vervagen. Enerzijds worden
institutionele belemmeringen tussen de sectoren en tussen landen in hoog tempo
geslecht. Anderzijds ziet de consument bank- en verzekeringsprodukten vaak in
elkaars verlengde. Deze ontwikkeling betekent echter nog niet dat een fusie tussen
een bank en een verzekeraar het meest voor de hand ligt. Vanuit de gedachte dat de
ondernemingsstrategie de nadruk dient te leggen bij de kernactviteiten zijn diverse
samenwerkingsvormen denkbaar.

Fusies in soorten
De laatste jaren beginnen fusies in de financiële wereld een bont palet te vertonen. Groot en klein, banken en verzekeraars, nationaal en internationaal,
alle combinaties komen voor. Het is juist deze bonte
verzameling van mogelijkheden die nieuw is voor
de financiële wereld.
Wie enkele jaren terugkijkt ziet uitsluitend fusies tussen soortgenoten, dat wil zeggen, bedrijven actief in
hetzelfde marktsegment, of men ziet acquisities van
soortgelijke, maar dan meestal kleinere bedrijven.
Een belangrijke reden hiervoor is dat de financiële
sector tot voor kort in alle westerse landen sterk gereguleerd was. De diverse typen instellingen waren
van elkaar gescheiden en onderhevig aan verschillende soorten van toezicht. De diverse financiële
diensten waren toebedeeld aan onderscheiden instellingen en ‘grensoverschrijdende
produktontwikkeling’ was niet toegestaan. Zo kenden we in Nederland banken, spaarbanken, hypotheekbanken
en
verzekeraars. Elk hadden zij een nauw omschreven
activiteitengebied: schaalvergroting was toegestaan,
maar alleen met partners van dezelfde species.

De grenzen vervagen
Verschillende, elkaar versterkende factoren zijn er
de oorzaak van dat de historisch bepaalde grenzen
tussen de instellingen verdwenen zijn.
Hoewel de gedwongen oriëntatie op de kernactiviteiten binnen de verschillende sectoren van de financiele dienstverlening heeft geleid tot schaalvergroting,
trad er toch ook een sterke mate van economische
eenzijdigheid op. De hypotheekbanken in Nederland
hebben dat in het vroege begin van de jaren tachtig
aan den lijve ondervonden. Stuk voor stuk kwamen
zij in economische moeilijkheden en de grote moesten door verzekeraars ‘gered’ worden.
Een ander element dat de vroegere scheiding tussen
de financiële instituten onder druk zette, was de
wens van de klant. Om soms bij één economische
transactie, zoals de aankoop van een huis, naar een
bank (effecten verkopen), spaarbank (geld opne-

E5B 1-5-1991

men), hypotheekbank (geld lenen) en een verzekeraar (opstal verzekeren) te moeten is in het perspectief van de klant onlogisch en omslachtig. Zonder
hier te pleiten voor de financiële supermarkt, tegen
welk concept overigens veel is in te brengen, kan
toch worden gesteld dat als de consument bepaalde
scheidingen als onlogisch ervaart, de druk van het
marktmechanisme een zekere mate van bundeling
zal veroorzaken.
Ook de opkomst van de informatietechnologie heeft
de traditionele grenzen onder druk gezet. Sparen en
lenen lijken wel verschillende activiteiten, maar op de
keeper beschouwd zijn de verschillen marginaal. Wie
zijn consumptief krediet heeft afgelost is niet verbaasd de volgende dag een folder voor spaarprodukten te ontvangen. De formele schotten werden vaak
gehandhaafd, de informatietechnologie ging er omheen of liep ze later onder de voet.
Een laatste hier te vermelden oorzaak is de internationale concurrentie. Nederland heeft altijd een zeer
open economie gehad. ‘Brussel’ heeft er met het
streven naar vrijheid van dienstverlening verder toe
bijgedragen. Daarmee werd ook een situatie gecreëerd waarin buitenlanders datgene mochten doen,
wat aan Nederlandse instituten werd onthouden.
Onder die druk was het te verwachten dat de verouderde ordelijke indeling van de Nederlandse instituten moest worden prijsgegeven.

Fusies van soortgenoten
Het is eenvoudig in te zien dat fusies tussen soortgelijke voortbrengers van produkten of diensten
schaalvoordelen opleveren. De dichtheid van een distributienetwerk, de marketingkosten van het in stand
houden van één in plaats van twee merknamen, het
ontwikkelen van een automatiseringssysteem voor
een groot afzetvolume, een efficiëntere topmanagement-organisatie, kosten van produktontwikkeling af-

• De auteur is voorzitter
AEGONnv.

van de Raad van Bestuur van

461

•

A AGO

AE AEGON

HH

eBL eB Leven
E ENNIA
HH ‘t Hooge Huys
Ilnterpolis
NN

Expansie over de grenzen

NationaJe.Nederlanden

•

AE

NN

omzet
30

……. 28
1) 26

g

24
22

~20

ti>
#.

!

18
16
14
12
10
8
6
4

11’188

….

81 .. •

-CSP

2

o

o

2

4

6

Omzet (in dfl miljard)
Boven:flguur 1.
Omzet en kosten van de
grootste ‘leven’maatschappijen in 1984

gezet tegen potentieel afzetvolume en creatie van beter gespreide beleggingsfondsen, zijn tot de verbeelding sprekende en ook in de financiële resultaten tot
uiting komende voorbeelden.
Het is in dit verband interessant om te citeren uit de
inleiding van het boek van A.C. Chandler jr., getiOnder:flguur 2. teld Tbe visible hand (l977):
Omzet en kos”Modern multiunit business enterprise replaced
ten van ‘leven’- small traditional enterprise when administrative comaatschappijordination permitted greater productivity, lower
en in 1988 (van costs and higher profits than co-ordination by marAEGONenNN
ket mechanisms.”
ook cijfers ’85,
In dit fascinerende boek beschrijft Chandler de op’86en ’87)
komst van grote bedrijven in Amerika aan het einde
van de vorige eeuw. De verhoogde interne efficiency van grote ondernemingen
zorgde ervoor dat vele
activiteiten die voorheen door vele afzonderlijke organisaties werden uitgevoerd nu binnen één onderneming hun beslag kregen. De interne efficiency
won het dus van het marktmechanisme.
Bij al het fusiegeweld is dat toch een beoordelingscriterium
om
in gedachte te houden.
De kostenniveaus van enkele verzekeraars in Nederland vormen een goede illustratie; bij voorbeeld de situatie van AGO en Ennia voor en na de fusie. In 1983
fuseerden AGO en Ennia tot AEGON. De echte integratie begon pas na 1984. In dat jaar hadden beide in
hun levensverzekeringenbedrijf
een kostenniveau dat
in overeenstemming was met hun marktpositie. De
kostenstructuur van Centraal Beheer (CBL, CBP) en
Interpolis (IP) is onvergelijkbaar op grond van hun
respectievelijke marktpositie als ‘direct-writer’ en als
nauw met een bank (Rabobank) gelieerde instelling.
De potentiële kostenverlaging als gevolg van de fusie wordt aangegeven door de afstand tussen de stip
AE en de kosten-kromme (figuur 1). Dat wij in de jaren na de fusie erin geslaagd zijn die kostenvoordelen ook daadwerkelijk te bereiken moge blijken uit
de relatieve kostenontwikkelingen
in de periode
1986-1990 (figuur 2).

462

Naast fusies en acquisities binnen nationale markten
is er ook een lange historie van internationale expansie. Voor verzekeraars en andere spelers in de financiële dienstverlening is daarvoor een aantal verklaringen te geven. Allereerst speelt het voordeel
van geografische spreiding een belangrijke rol; de
stormen zijn immers ongelijk verdeeld. Daarnaast
ontwikkelen economieën zich verschillend; ZuidEuropa is in deze jaren een aantrekkelijk gebied
met hoge groeicijfers. Een element van een geheel
andere orde is de optimale benutting van de opgebouwde kennis van een organisatie. Dit kan een geweldig voordeel opleveren ten opzichte van de concurrentie in andere markten. Als laatste in deze
opsomming dient het volgen van de klant te worden
genoemd. Voor verzekeraars speelt dit element minder sterk dan in sommige andere deelgebieden van
de financiële dienstverlening. Verzekeren is gebonden aan lokale marktomstandigheden.
Slechts kleine onderdelen van de verzekeringsmarkt zijn echt
Europees en in dat geval nog eerder mondiaal, zoals
de L1oyd’s markt in Londen.
De oorzaak van dat ‘multi domestic’ patroon ligt vooral in de wetgeving, waardoor bij voorbeeld levensverzekeringen sterk gericht zijn op de lokale fiscale wetten. Daarnaast zijn de distributiestructuren per land
sterk verschillend en is ook de aard van het toezicht
op de branche per land nogal uiteenlopend. Ten slotte zijn cultuur en niet te vergeten taal sterk onderscheidende elementen. Een Zuideuropeaan is minder
geneigd voor zijn oude dag te sparen, een Nederlander heeft op dat punt andere opvattingen.
Bij een nadere beschouwing van de internationale
expansie van verzekeraars en ook van andere spelers in de financiële dienstverlening, rijst de vraag
wat de voordelen zijn van een internationale groep
ten opzichte van die bedrijven die slechts in één nationale markt werkzaam zijn. Toegang tot internationale kapitaalmarkten is een belangrijk economisch
voordeel evenals de toegang tot internationale beleggingsmogelijkheden.
Wie klein is, is niet in staat
voldoende slagkracht in stelling te brengen, althans
niet op dit gebied. Internationale uitwisseling van
kennis binnen de groep is een volgend element dat
bijdraagt tot voordelen op concernniveau. Daarnaast heeft een internationaal bedrijf een grotere
aantrekkingskracht
voor jong talent. Een bedrijf dat
de besten onder hen kan aantrekken is in staat een
internationale mentaliteit op te bouwen. Ten slotte
is ‘massa’, ofwel groter en sterker zijn dan veel andere spelers, een voordeel. Het creëert kansen die weliswaar hoge e%f langdurige investeringen vragen,
maar waarvan de opbrengst op termijn potentieel
hoog is.

Wat gebeurt er elders?
Vaak wordt verwezen naar buitenlandse ontwikkelingen. Deze zouden voor ons een soort gidsfunctie
kunnen vervullen. De nuchtere constatering is echter dat in de landen om ons heen vooral soortgenoten fusies aangaan, dat er kleine wederzijdse belangen tussen banken en verzekeraars in elkaars
aandelenkapitaal worden genomen, dat er buitengewoon veel wordt geacquireerd in internationaal verband en ook dat er een boeiend palet is ontstaan
van allerlei joint ventures.

SunUfe

‘”

Soc. Générale
~2.1990

AEGONOorporatePlanningDepartment
Opvallend bij dit alles is dat majeure fusies tussen
banken en verzekeraars nog nergens zijn voorgekomen. De fusie tussen Nationale-Nederlanden
en
NMB Postbank Groep is wat dat betreft zowel in nationaal als internationaal verband een novum.
Samenwerking tussen banken en verzekeraars is zeker een veelvoorkomend
verschijnsel, maar een fusie is zelden de gekozen weg. Een overzicht van de
Franse en Belgische banken respectievelijk verzekeraars laat een rijk scala aan eenzijdige of wederzijdse deelnemingen zien (figuur 3).
De cultuur van de wijze van samenwerking heeft
daarbij zeker een rol gespeeld, de resultaten van
een nadenken over de vermeende voordelen van
volledige fusie wellicht evenzeer.

Banken en verzekeraars
Tot dusver gingen wij in op fusies tussen gelijksoortige partners, zowel binnen nationale markten als in een internationale
context. De vraag
naar de samenwerkingsvoordelen
tussen banken
en verzekeraars is eveneens actueel. Om daarin inzicht te krijgen is een beperkte inventarisatie van
de markten waar banken en verzekeraars elkaar
tegenkomen nuttig.
Kijkend naar het volledige werkterrein van de banken, respectievelijk de verzekeraars kan men moeilijk tot een andere conclusie komen dan dat er
slechts van raakvlakken sprake is. Zelfs de term
overlappingen lijkt in dit verband te sterk. De raakvlakken betreffen twee verschillende gebieden, namelijk de bank als distributiekanaal en de bank als
concurrent of samenwerkingspartner
aan de activazijde. In de discussies over samenwerking met banken wordt veelvuldig op het eerste gebied gewezen.
De activa-zijde – de financiering van industrie en

ESB 1-5-1991

consument – wordt vaak onderbelicht en biedt wellicht potentieel meer voordelen dan de bank als distributiekanaal.
De vraag rijst hoe te oordelen over fusies tussen banken en verzekeraars. Gegeven de beperkte raakvlakken is synergie niet overtuigend aanwezigl. Banken
zijn financiers van bedrijven, verzekeraars zijn beleggers in bedrijven. De combinatie levert een zekere
machtsfactor op, althans vanuit de verzekeraars bezien. Ik bezit x procent van uw aandelen, wilt u dus
a.u.b. bankieren bij onze bankafdeling! Dit is zeker
een element van fusievoordeel; helaas niet in lijn met
de uitspraken van Chandler (zie hiervoor), maar niet
geheel weg te cijferen. Het is daarbij vooral de vraag
of Nederland gebaat is bij dit soort machtsconcentraties. Willen wij meespelen in de Europese markt, dan
is het noodzakelijk dat wij voldoende sterke bedrijven creëren in die Europese context en dus niet primair in de Nederlandse context.
Vaak wordt gesteld dat banken een natuurlijk distributiekanaal voor de verzekeraars zouden zijn; zij
hebben immers klanteninformatie.
Hoogte van inkomsten, uitgaven en besparingen zijn snel en goed
toegankelijk. Helaas is er meer nodig dan kennis.
Verkoopkracht is in dit verband essentieel. Wellicht
is dit missende element niet te compenseren met de
macht van de informatie over de klanten van een
bank. Ook de wensen van de klant zijn in dit verband niet uit te vlakken. Acht de consument de
bank als verkoper van simpele produkten nog wel
geloofwaardig? Als het op inhoudelijk advies aankomt zal die consument zijn heil elders zoeken.

1. Zie ook P.F. Segaar, Verzekerbanken:
E5B, 23 januari 1991, blz. 101-102.

Figuur 3. Het

ingewikkelde
netwerk van
deelnemingen
in de Franse

en Belgische
bank- en verzekeringssector

fusie of illusie?,

463

verzekeraars

banken

Verschillen in waardering
Figuur 4.
Koers/winstverhouding
van verzekeraars en banken in Nederland

Bij dit alles zijn er nog enkele zeer belangrijke bedrijfseconomische feiten die fusies tussen banken
en verzekeraars in de weg staan.
Allereerst gaat het hierbij om de ’embedded value’,
een begrip dat steeds meer ingang vindt bij de verzekeraars in Groot-Brittanië en op het continent. Een
verzekeraar heeft een portefeuille van verzekeringen.
In die polissen zit een contractuele termijn en een
winstopslag. Daar komt voor een verzekeraar een stabiele winstbron uit, mits de omstandigheden zoals
sterfte, kosten, enzovoort niet in negatief opzicht wijzigen. Een verzekeraar kan op deze basis aan zijn bestaande portefeuille een waardekaartje (de contant gemaakte toekomstige winststroom) hangen.
Bij een bank ligt dat totaal anders. De kwaliteit van de
portefeuille van een bank is kwetsbaar voor de economische ontwikkelingen van de bedrijven die in die
portefeuille zitten. De vooruitzichten voor de financiele resultaten van een bank zijn daardoor veel minder
zeker dan die van een Clevens)verzekeraar. Beleggers
weten dat en waarderen verzekeraars daarom hoger
dan banken. Figuur 4 illustreert dat.
Koers/winst-verhoudingen zijn van groot belang voor
financiële instellingen, die regelmatig een beroep op de
kapitaalmarkt moeten doen om hun autonome groei en
zeker hun groei via acquisities te financieren. Een hoge
koers/winst-verhouding is – zeker internationaal gezien
– een essentieel strategisch voordeel bij expansie.

Slot
Afrondend komen wij tot volgende slotopmerken.
AGO en Ennia fuseerden in 1983 als vergelijkbare, maar ieder voor zich in de toekomst te kleine
partijen in Europa. De financiële markten zagen
het aan en gaven hun oordeel. De koers van de
aandelen verdubbelde binnen een half jaar.
Alle synergie in onze gedachtenvorming
ten spijt,
is het uiteindelijk de klant die bepaalt of wij als
produktleverancier
succesvol zijn.
Ervaringen elders zijn rijk en gevarieerd. Daaruit
lering trekken vereist net zoveel relativeringsvermogen als internationale oriëntatie.
Samenwerken is vaak beter dan samengaan. Combineer wat echt samen kan en laat de rest over
aan de cultuur en sterkten van de andere partner.
Bovenal, bouw aan eigen sterkten. Beheersing
van kostenniveaus, daadwerkelijke doorgronding
van de ontwikkelingen in de sector en concentratie op de kernactiviteiten zijn daarvan slechts enkele aspecten; elk echter belangrijk genoeg om
goed over na te denken.

J .F.M. Peters

Auteur