Friedrich
August von
Hayek,
1899-1992
Op 23 maart jl. is Friedrich August
von Hayek overleden. Met hem is
een van de laatste hoofdrolspelers in
de grote economische debatten van
de jaren dertig gestorven. Debatten
die in belangrijke mate het aanzien
van de hedendaagse economic hebben bepaald. Geboren en opgeleid
in Wenen, waar hij onder meer werd
beinvloed door Friedrich von Wieser
en Ludwig von Mises, kreeg Hayek
door toedoen van Lionel Robbins in
1931 een leerstoel aan de London
School of Economics (LSE) aangeboden.
Vanaf het begin van de jaren dertig
werd vanuit de LSE de oppositie tegen Keynes georganiseerd. Hayek
was diens voornaamste opponent in
de controverse over de oorzaken en
bestrijdingsmogelijkheden van economische crises. In het debat over
de grondslagen van de kapitaaltheorie stond Hayek tegenover Knight.
En in de controverse over de mogelijkheid van centrale economische
planning was hij de criticus van Lange, Taylor en Dickinson. Daarnaast
schreef hij vanaf de jaren twintig
over de reorganisatie van het internationale monetaire stelsel als middel
voor het bestrijden van inflatie en
het bevorderen van monetaire stabiliteit.
De recente revolutie in Oost-Europa
lijkt de juistheid aan te tonen van
Hayeks argumenten tegen centrale
economische planning. Die argumenten breidt hij later uit tot een kritiek
op alle vormen van centrale sturing
van de samenleving, die hij socialisme noemt. In de voormalige communistische landen wordt het werk van
Hayek nu intensief bestudeerd.
Dat was niet het geval in het Westen
toen er vanaf de jaren zestig opnieuw kritiek op de Keynesiaanse
theorie werd geuit. Evenmin leidde
de kapitaaltheoretische controverse
over ‘reswitching’ en ‘capital reversing’ tot bestudering van Hayeks
werk, hoewel dat in beide gevallen
voor de hand zou hebben gelegen.
Maar nadat economen zich vrijwel
unaniem achter Keynes hadden geschaard, was Hayeks economische
werk bijna geheel in vergetelheid geraakt. Daaraan vermochten de nieuwe formulering van zijn conjunctuurtheorie in Profits, interest and
investment van 1939 en de kapitaaltheoretische onderbouwing in The
pure theory of capital van 1941 niets
meer te veranderen. Pas toen in
1974 aan Hayek de Nobelprijs voor
economic werd toegekend, begon
langzaam de interesse voor zijn
werk te herleven.
op de kennis- en wetenschapstheorie en op de studie van het institutionele kader van de markteconomie.
Het eerste resultaat hiervan was zijn
bij het grote publiek zeer succesrijke
kritiek op het socialisme, The road
to serfdom, die in 1944 verscheen.
Ook fysiek veranderde Hayek van
omgeving (niet dan nadat hij Karl
Popper naar de LSE had gehaald)
toen hij in 1950 een leeropdracht in
de ‘social and moral sciences’ aanvaardde aan de Universiteit van Chicago, waar hij tot 1962 verbleef.
Deze periode in zijn denken vindt
haar neerslag in The constitution of
liberty van I960, dat tot zijn beste
werk behoort.
Planbegrip
Het zal velen verrassend in de oren
klinken dat in Hayeks economische
theorie de plangedachte een centrale plaats inneemt. Individuen stellen
een plan op dat wordt aangepast
wanneer er onverwachte veranderingen plaatsvinden. Met dit individualistische planbegrip worden tijd en
verwachtingen gei’ntroduceerd. Daaraan kent Hayek een centrale plaats
toe wanneer hij in 1927 en 1928 de
Walrasiaanse theorie generaliseert
tot een intertemporele algemeen
evenwichtstheorie. Onevenwichtige
groei kan met die evenwichtstheorie
worden verklaard door met een storende factor rekening te houden: de
elasticiteit van het geldaanbod in
een modern kredietstelsel. Veranderingen in de geldhoeveelheid leiden
tot een verwringing van de relatieve
prijzen die met de reele schaarsteverhoudingen corresponderen:
geld is niet ‘neutraal’. Omdat verwachtingen worden gebaseerd op
de perceptie van geldprijzen, leidt
dit tot verkeerde investeringsbeslissingen. Die hebben veranderingen
in de produktiestructuur tot gevolg
die weer teniet worden gedaan zodra blijkt dat vraag en aanbod niet
op elkaar aansluiten. Inflatie, een
niet aan de groei van de reele sector
gerelateerde toename van de geldhoeveelheid, veroorzaakt stagnatie.
Vanaf zijn vroegste werk bekritiseert
Hayek theorieen die de stabilisering
van het algemeen prijspeil als remedie tegen conjunctuurschommelingen aanbevelen. Een aggregaat als
het prijspeil is geen causale factor,
en achter een constant prijspeil kunnen onevenwichtige veranderingen
in relatieve prijzen schuilgaan.
Toen aan het begin van de jaren
veertig Hayeks rol als econoom leek
te zijn uitgespeeld, verlegde hij zijn
werkterrein. Hij ging zich toeleggen
Beperkte kennis
De verandering van werkterrein
betekende geen breuk in Hayeks
denken. In zijn sociale en politieke
filosofie, rechtsfilosofie en wetenschapstheorie werkt hij een gedachte uit die in zijn economische werk
een steeds uitdrukkelijker rol was
gaan spelen: de beperktheid van de
menselijke kennis. Dit thema vormt
de kern van al het werk van Hayek.
Men treft het reeds aan in de theorie
over cognitieve psychologic die hij
rond 1920 als student had opgesteld
en die voortbouwt op de waarnemingstheorie van Ernst Mach. Later
neemt hij het manuscript uit zijn
jeugd weer ter hand, wat in 1952 resulteert in The sensory order.
De begrensdheid van de menselijke
kennis vormt de basis van Hayeks
kritiek op de centraal geleide volkshuishouding. Geen enkele centrale
organisatie is in staat om de kennis
te vergaren en te verwerken die nodig is om alle economische activiteiten te coordineren. Aan deze kritiek
geeft Hayek vanaf het einde van de
jaren dertig een positieve uitwerking
in een reeks geschriften over de werking van markten. Die werking berust op het vermogen van het prijsen concurrentiemechanisme om verspreide kennis en daarmee het gedrag van individuele actoren te coordineren.
Ook in Hayeks wetenschapsfilosofie
neemt de erkenning dat het menselijk kenvermogen in een complexe
omgeving aan beperkingen onderworpen is een centrale plaats in.
Hayeks ideeen hierover worden weleens zo opgevat als zou hij tegen
empirisch onderzoek en tegen het
gebruik van wiskunde in de economic zijn, maar dat is een misvatting.
Dat standpunt zou ook wel merkwaardig zijn voor de man die zich
op eigen kosten een jaar lang op de
hoogte ging stellen van het nieuwste
statistische conjunctuuronderzoek in
de Verenigde Staten en vervolgens
de eerste directeur werd van het in
1927 opgerichte Oostenrijkse Instituut voor Conjunctuuronderzoek;
schapsfilosofie een hechte eenheid
die richting geeft aan de verdere ontwikkeling van zijn eigen denken.
In 1962 wordt Hayek benoemd tot
hoogleraar in de politieke economic
in Freiburg. Na zijn emeritaat in 1969
vervult hij een gasthoogleraarschap
voor de auteur die bij zijn boek over
in Salzburg. In 1977 keert hij defini-
kapitaaltheorie een wiskundige appendix in voorbereiding had (die
echter door de oorlogsomstandigheden niet werd gepubliceerd); die in
zijn latere werk wiskunde aanbeval
als het middel dat zich bij uitstek
leent voor de beschrijving van complexe verschijnselen. Waar Hayek
wel bij herhaling bezwaar tegen aantekent, is een verkeerd gebruik van
wiskunde en statistiek. Voor zover
kwantitatieve methoden de schijn
van exactheid wekken waar die niet
bereikbaar is, zijn zij misleidend en
gevaarlijk, een mening die gedeeld
wordt door Hayeks opvolger aan het
Instituut voor Conjunctuuronderzoek, Oskar von Morgenstern. In
zijn Nobelrede veroordeelt Hayek de
moderne macro-economic vanwege
haar schijnnauwkeurigheid, die op
een verkeerde, positivistische wetenschapsopvatting stoelt (die hij aan
de kaak had gesteld in The counterrevolution of science van 1955), en
omdat zij zich beperkt tot het leggen
tief naar Freiburg terug. In deze periode formuleert Hayek zijn laatste
inzichten op het gebied van de
van relaties tussen statistische constructen waartussen geen causale
verbanden bestaan. Er zou geen debat over de microfundering van de
macro-economic zijn ontstaan indien Hayeks visie ingang had gevonden in plaats van die van Keynes.
Recht, markt en staat
In zijn sociale, politieke en rechtsfilosofie komt het thema van de beperkte kennis samen met een evolutionaire analyse van instituties. Spontaan
gegroeide instituties zijn het onbedoelde gevolg van individuele handelingen, en zij vormen de neerslag
van de ‘tested knowledge’ van vele
generaties. De verklaring van de details van hun werking gaat het bevattingsvermogen van de menselijke
rede te boven, en ingrijpen in sociale instituties zoals de markt en het
stelsel van historisch gegroeide
rechtsregels heeft onvoorspelbare
gevolgen die tot hun vernietiging
kunnen leiden.
Hayeks omvangrijke en indrukwekkende werk op het gebied van de geschiedenis van het denken en de
economische geschiedenis laat zien
dat hij ook de beperkingen van zijn
eigen kennis ernstig neemt. Zijn historische werk vormt met zijn weten-
ESB 1-4-1992
rechtsstaat als juridisch en politick
kader van een liberate marktmaatschappij in het in 1973, 1976 en 1979
verschenen driedelige Law, legislation and liberty. Het is met name dit
werk dat nu in Oost-Europa wordt
gelezen, omdat zich daar het ontbreken van een wettelijk kader voor
een marktecononiie pijnlijk doet gevoelen. Daarnaast schrijft Hayek opnieuw over conjunctuurtheorie, en
vat hij de draad van zijn monetaire
theorie weer op. In 1937 had hij bij
gebrek aan de realiseerbaarheid van
een onafhankelijke internationale
monetaire autoriteit de herinvoering
van de gouden standaard bepleit.
Dit idee evolueert via een goederenstandaard tot het voorstel om de
gelduitgifte aan de discipline van de
vrije concurrentie te onderwerpen,
omdat regeringen als speelbal van
belangengroepen niet in staat zijn de
geldhoeveelheid te beheersen.
Dit is een aspect van Hayeks offensief tegen de willekeur van een interventionistische overheid. Hayek
staat een liberalisme voor dat zich in
een steeds radicalere en conservatievere richting ontwikkelt. In de ideale samenleving volgens Hayek is de
vrijheid van het individu zowel een
intrinsieke waarde als een noodzakelijke voorwaarde voor het maximaliseren van de kansen tot individuele
zelfontplooiing. Een vereiste hiervoor is dat er niet in de spontane
orde van de marktmaatschappij
wordt ingegrepen. Om de gedachtenvorming over de intellectuele grondslagen van een liberate samenleving
te bevorderen, richt hij in 1947 de
Mont Pelerin Society op.
Late erkenning
Ondanks de indrukwekkende veelzijdigheid en het zeer hoge niveau van
Hayeks werk, is zijn invloed tot voor
kort gering geweest, zeker onder
economen. Zijn betekenis is er niet
minder groot om. In zijn denken anticipeert hij op veel latere ontwikkelingen, en de moderne economic had
zich menige omweg kunnen besparen indien zij Hayeks werk niet had
laten liggen. Onevenwichtige groei,
stagflatie, het internationale geldstelsel, de relatie tussen kapitaal en
produktie, de microfundering van
de macro-economic, de rol van
verwachtingen, informatie en concurrentie, het opstellen van een intertemporele algemeen evenwichtstheorie en dynamische modellen, het
onderzoek van al deze kwesties zou
zijn voordeel hebben kunnen doen
met de inzichten van Hayek. Het is
tragisch voor de economic en voor
Hayek dat dit niet gebeurd is, en het
illustreert de gevoeligheid van het
vak voor modieuze ontwikkelingen
dat de herontdekking van Hayek pas
op gang kwam toen Thatcher en Reagan hun bewondering voor zijn
ideeen uitspraken.
Modegevoeligheid is iets dat Hayek
altijd vreemd is geweest. In de persoonlijke sfeer een beminnelijk
mens en op intellectueel vlak een
zeldzaam erudiet man die zich tot
op hoge leeftijd van de nieuwste ontwikkelingen op de hoogte bleef stellen, is hij de confrontatie met tegenstanders nooit uit de weg gegaan en
is hij onafhankelijk zijn eigen koers
blijven bepalen. De prijs die hij daarvoor heeft moeten betalen, was een
langdurig intellectueel isolement.
Het moet voor hem dan ook een genoegdoening betekend hebben dat
de resultaten van zijn bijna zeventig
jaar omspannende intellectuele activiteit de erkenning zijn beginnen te
vinden die zij verdienen.
Jack Birner
De auteur is verbonden aan de Rijksuniversiteit Limburg. Op 8 mei wordt aan de
Rijksuniversiteit Limburg een openbaar
herdenkingssymposium aan het werk van
Hayek gewijd.