Ga direct naar de content

Franse hoogmoed

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 1997

Franse hoogmoed
Aute ur(s ):
Eijffinger, S.C.W. (auteur)
Verb onden aan CentER, Katholieke Universiteit Brabant, het College of Europe te Brugge en de Humb oldt Universiteit te Berlijn.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4131, pagina 915, 3 december 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
eu, emu, politiek, bestuur

De kandidering van de Gouverneur van de Banque de France, Jean-Claude Trichet, op 4 november voor het presidentschap van de
Europese Centrale Bank heeft de stilte rondom de ogenschijnlijke alleenkandidatuur van EMI-President Wim Duisenberg ruw verstoord.
De reacties van de verantwoordelijke Nederlandse bewindslieden (Zalm: ”veto mogelijk”; Van Mierlo: ”compromis mogelijk”) getuigden
niet van veel gevoel voor het diplomatieke spel dat bij dit soort topbenoemingen gespeeld dient te worden. Helaas is ‘Dutch diplomacy’
nog steeds een contradictio in terminis. Onze ‘diplomaten’ hadden wat dat betreft beter een voorbeeld kunnen nemen aan de zakelijke
reactie van Duisenberg zelf: ”Ik ben de beste kandidaat”.
In de pers werd weer uitvoerig gerefereerd aan het carrousel van diplomatieke mislukkingen (Ruding, Lubbers en Braks) in het verleden.
Sommigen menen dat Nederland maar helemaal zijn ambities voor topbenoemingen moet opgeven omdat hiermee toch geen nationaal
belang gediend zou zijn 1. De uiterste consequentie van een dergelijke redenering is natuurlijk dat zelfs een middelgroot land als
Nederland binnen de Europese Unie gedegradeerd wordt tot stemvee respectievelijk betaalvee. Dit kan toch niet de bedoeling zijn van
het Europese integratieproces. In die zin zijn wij met deze benoeming in Europa op een kruispunt aangekomen: worden de kleinere landen
nog serieus genomen of niet? Afgezien van het feit dat wij onze Wim van harte het eerste presidentschap van de ECB gunnen, denk ik
dat er dus wel degelijk een sterk nationaal belang bestaat niet alleen voor Nederland, maar ook voor de overige kleinere Europese staten.
Het sterkste argument is mijns inziens dat Duisenberg gedurende bijna twee decennia bewezen heeft een uitstekende president van De
Nederlandsche Bank te zijn geweest, zozeer dat zijn naam en faam als onafhankelijke centrale bankier ons land al verre overstegen is. Hij
is waarschijnlijk de enige (afgezien van Bundesbank-president Hans Tietmeyer die geen kandidaat kan en wil zijn) die werkelijk in staat is
om het vertrouwen van de almachtige finan-ciele markten te winnen. De ‘track record’ van Trichet is weliswaar goed, maar te kort. Dit zal
doorslaggevend blijken te zijn voor de opbouw van de zo noodzakelijke reputatie door de ECB. Indien de financiële markten aan de
reputatie mochten gaan twijfelen, dan zal de ECB vrijwel zeker gedwongen worden om een restrictiever monetair beleid te voeren dan
anders het geval geweest zou zijn 2. Daarom is het buitengewoon kwalijk dat de Franse politici er onder aanvoering van President Chirac
weer in geslaagd zijn – na de discussie over de ‘Gouvernement Economique’ – om de ECB en haar beleid verder te politiseren. Dit was ook
de top van de Bundesbank te gortig geworden. De commentaren van Tietmeyer en chef-econoom Otmar Issing logen er dan ook niet om.
En Duisenberg kreeg zelfs steun uit onverdachte hoek, namelijk van Eddie George, de Governor van de Bank of England 3. Het valt te
hopen dat het front van centrale bankiers ondersteuning krijgt van Europese, met name Duitse, politici.
Daarnaast is minstens zo kwalijk de inmiddels gegroeide prak- tijk dat Frankrijk een vrijwel natuurlijk recht meent te hebben op ‘Europese’
topposities bij interna- tionale instellingen (EBRD, IMF en OESO). Naar rato van het bbp is Frankrijk zwaar oververtegenwoordigd en
scoort beduidend hoger dan landen als het VK, de VS en zeker Duitsland. De onbeschaamde vanzelf- sprekendheid wordt
gesymboliseerd door de uitspraak van de Franse minister voor Europese zaken, Moscovici, dat het ”natuurlijk” is dat de ECB-president
een Fransman is.
Daarbij dient tevens vermeld te worden hoe Fransen op topposities vaak de internationale instellingen, waaraan zij leiding gaven, mede
aangwend hebben voor puur Franse belangen. Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop de managing director van het IMF, Michel
Camdessus, als chef van de Club van Parijs de dubieuze debiteuren van Frankrijk in de Afrikaanse Franc-zone met IMF-kredieten heeft
weten op te vangen 4. Ook EBRD-topman De Larosiere heeft de belangen van Franse ondernemingen in Oost-Europa niet bepaald
geschaad.
Ondanks de grote persoonlijke kwaliteiten en integriteit van Trichet, lijkt Frankrijk zijn hand zo langzamerhand te overspelen. Er komt een
moment dat de Duitse politici en in het bijzonder bondskanselier Kohl ”nee” tegen Frankrijk moeten zeggen. Een Europese diplomaat
verwoordde de Franse aanspraak op weer een toppositie fijntjes: ”France has often got its way rather like a well-dressed woman
complaining about the bill in the lobby of an expensive hotel. This may not be the case in the future” 5

1 M.A. de Ruyter van Steveninck, Du vin, du pain, du président, ESB, 19 november 1997, blz. 873.
2 Zie S.C.W. Eijffinger, Future European Monetary Policy, oratie, Humboldt Universiteit te Berlijn, 31 mei 1996.

3 Britischer Notenbankchef unterstützt Duisenberg, Handelsblatt, 21/22 november 1997, blz. 1 en 25.
4 Zie hiervoor: K.C. Engelen, Camdessus regiert den IWF f ür Paris, Handelsblatt, 21/22 november 1997, blz. 2.
5 R. Graham, Masters of the grand gesture, Financial Times, 6 november 1997, blz. 11.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur