nr. 13, juli 1990
FvanLanschot
Bankiersnv
Financieel bericht
Internationale conjunctuur
Goede vooruitzichten voor Duitsland
Met halfjaarlijkse OESO-rapport over de economieen
van de 24 aangesloten landen geeft een hoopvol beeld.
Met het oplopen van de inflatie lijkt het mee te vallen, de
Internationale goederenstromen lijken lets minder onevenwichtig te worden, terwijl de economische groei zich voortzet. Van land tot land zijn er uiteraard verschillen, er
moeten nog genoeg zaken worden verbeterd, maar de
tendensen zijn niet slecht. Sedert het laatste recessiejaar
1982 heeft de groei in de OESO-landen geschommeld
tussen 2,7% en 4,8%. Voor het lopende en het daaropvolgende jaar wordt gerekend op respectievelijk 2,9% en
2,8%. Deze groeiverwachting geldt ook voor Europa. De
VS liggen er met 2,3% respectievelijk 2,5% onder, terwijl
Japan het gemiddelde overtreft met 4,7% voor dit jaar en
4% economische groei voor volgend jaar.
Binnen Europa liggen Duitsland en Nederland boven het
gemiddelde met een verwachte economische groei van
achtereenvolgens 3,9% en 3,4% voor Duitsland en 3,3%
en 3,1% voor Nederland. De economische groei in Duitsland wordt in toenemende mate gegenereerd door de
binnenlandse bestedingen. De Duitse consumptieve vraag
nam in 1989 toe met 1,7%, maar dit jaar zai deze groei
versnellen tot 3,9% terwijl de toename van 3,5% in 1991
fors zal blijven. De investeringen in Duitsland liggen reeds
op het hoge niveau van 20% van het bnp, maar desondanks verwacht de OESO een verdere groei met 6,6% voor
dit jaar en 5% voor 1991. De sterke binnenlandse vraag
werkt door in de importen die dit jaar naar verwachting met
8% zullen toenemen en daarmee voor het eerst sinds jaren
sneller stijgen dan de uitvoer, waarvoor een groei met 7,2%
wordt verwacht. Naast de toename van de Westduitse
import moet nu ook worden gerekend met een groeiende
Oostduitse import. Deze zal volgens de OESO in 1991
bijnaverdubbelen tot DM25,1 mrd. hetgeen overigens nog
bescheiden is ten opzichte van het Westduitse cijfer van
DM 335 mrd. Voor de lopende rekening verwacht de OESO
dan ook aanhoudende omvangrijke overschotten van DM
63 mrd. voor 1990 en DM 62 mrd. voor 1991.
Nederland meegezogen
Nederland kan profiteren van de ontwikkelingen in Duitsland, de belangrijkste handelspartner. Vandaar dat ook
voor ons land een gunstige economische ontwikkeling
wordt voorzien. De economische groei handhaaft zich boven de 3%. Daarnaast zullen de overschotten op de lopende rekening toenemen van $ 6,9 mrd. in 1989 via $ 7,8 mrd.
in 1990 tot $ 8,8 mrd. in 1991. Hierbij is het overigens de
vraag of de OESO al rekening gehouden heeft met de door
het CPB gesignaleerde omvangrijke importen van vooral
kapitaalgoederen. Ontevreden is de OESO over de reductie van het overheidstekort in Nederland. Sinds 1988 zit
daar feitelijk geen schot in. Door middel van een aantal
boekhoudkundige ingrepen is nog wel een verlaging gepresenteerd, maar volgens de OESO-berekeningen blijft
het tekort in de jaren 1989, 1990 en 1991 rond de 5%
ESB 4-7-1990
schommelen. Als negatieve factoren bij hetbeteugelen van
het overheidstekort wijst de OESO op een toenemende
druk op de salarissen in de collectieve sector na een
jarenlange stabilisatie, toenemende overheidsinvesteringen in vooral infrastructurele werken en extra rentelasten
onder invloed van de hoge kapitaalmarkttarieven.
Lage investeringen in de Verenigde Staten
In de VS is de groei van de binnenlandse bestedingen
sterk afgenomen. De export ontwikkelt zich echter gunstig.
Per saldo wordt voor dit jaar een economische groei van
2,3% verwacht, die in 1991 zal aantrekken tot 2,5%. Met
name voor dit jaar lijkt dit overigens een erg optimistische
schatting. Over het tekort op de lopende rekening is de
OESO aanmerkelijk minder negatief dan een half jaar
geleden. Voor het lopende jaar wordt een tekort voorzien
van $ 99,7 mrd. tegenover $ 103.7 mrd. vorig jaar en voor
1991 een tekort van $ 97 mrd. Daarmee is de schatting van
de OESO voor het lopende jaar circa $ 25 mrd. lager dan
de raming van een half jaar geleden. Op zich blijven het
natuurlijk zwaar negatieve uitkomsten, maar er is nu in
ieder geval geen sprake meer van een weer snel oplopend
tekort. Het advies van de OESO blijft dat de Amerikanen
veel minder moeten besteden, hetgeen direct soelaas zou
geven aan de handelsbalans. Vooral de consumptieve
bestedingen moeten omlaag. Overigens valt een dergelijke
tendens de laatste maanden al te signaleren. De laatste
vier maanden tonen de detailhandelsverkopen een dalende lijn. Weliswaar viel de index of leading indicators over
mei met een onverwachte stijging van 0,8% mee, maar van
de componenten waaruit deze index is opgebouwd was het
consumentenvertrouwen veruit de zwakste. Dit zou normaal gesproken moeten uitmonden in een aanhoudende
terughoudendheid in de consumentenbestedingen.
Het teruglopen van de binnenlandse bestedingen heeft
natuurlijk wel zijn consequenties voor de economie. De
Amerikaanse bouwsector bevindt zich reeds in een diep
dal, hetgeen ook geldt voor de defensie-industrie waar op
grote schaal ontslagen vallen. Dit beeld kan nog versterkt
worden nu ook de overheid de tering meer naar de nering
zet. Belastingverhogingen zijn inmiddels ook voor Bush
bespreekbaar. Een combinatie van belastingverhogingen
en ombuigingen moet leiden tot een reductie van het
begrotingstekort voor het begrotingsjaar 1991 van $ 50 $
60 mrd, om daarmee op een tekort van $ 74 mrd. uit te
komen. In de Gramm-Rudmanwet wordt een bedrag genoemd van $ 64 mrd, maar wordt tegelijkertijd voorzien in
een uitloop van $ 10 mrd. Op zich is het pakket een stap in
de goede richting van een beheersing van het overheidstekort. Wel dient men zich te realiseren dat de bezuinigingen er niet alleen toe bijdragen dat de consumptieve bestedingen stagneren, maar ook de investeringen. Een beperking van de investeringen lijkt niet de weg om te komen
tot het herstel van de Amerikaanse economie. De kapitaaluitgaven zijn al laag met 14,1% van het bnp. Een cijfer dat
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.
te ‘s-Hertogenbosch.
621
Valutakoersen
1990
laagste
koers
Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitse mark (100)
Zwitserse frank (100)
Japanseyen (10.000)
1990
hoogste
koers
Koers
per
11/6
Koers
per
2/7
1,94
1,83
1,90
1,86
3,28
112,95
133,90
133,35
3,06
112,41
3,21
112,51
132,32
123,37
3,27
112,56
132.84
122,90
117,49
123,13
niet alleen schril afsteekt bij de bijna 18% aan het eind der
jaren zeventig, maar ook bij de 20% die in West-Duitsland
gebruikelijk is en momenteel zelfs wordt overschreden, om
maar te zwijgen van de investeringen die in Japan plaatsvinden. Weliswaar herstelt de spaarquote in de VS zich de
laatste jaren enigszins, maar de 13,3% die voor 1991 wordt
voorzien is nog steeds veel te laag. Voor de zeven grote
gemdustrialiseerde landen geldt, inclusief het ongunstige
cijfer van de VS, altijd nog een gemiddelde spaarquote van
20%, de helft hoger dan het Amerikaanse cijfer.
Valuta’s en rente
Dollar binnen nauwe grenzen
De Amerikaanse dollar blijft zich nog steeds binnen
nauwe grenzen bewegen. Even ontstond angst dat de
koers omlaag zou gaan toen de dollar plotseling twee cent
verloor op / 1,87. Daarmee reageerde de markt op de
uitspraak van Bush dat een belastingverhoging bespreekbaar is. Hierdoor kan het Amerikaanse begrotingstekort
verder worden teruggedrongen, maar tegelijkertijd zal een
belastingverhoging de economische groei drukken. Daarmee onstaat het perspectief van een lagere rente, waar de
koers van de dollar onder te lijden had. Dit duurde slechts
even en bleef de dollar binnen de al enkele maanden
nauwelijks doorbroken bandbreedte van enkele centen.
Het Engelse pond kon verder aantrekken. De steeds
sterker wordende speculates over de toetreding van het
pond tot het EMS spelen hierbij een rol. Ook wordt een
verbetering van het handelstekort voorzien, dank zij aantrekkende exporten en afvlakkende importen. De voorgaande jaren werd Engeland geteisterd door een massale
overbesteding. In 1988 steeg de particuliere consumptie
zelfs met 7%. Via 3,8% in 1989 valt de groei ervan terug
tot naar verwachting slechts 1 % in het lopende jaar. De
omslag in de bedrijfsinvesteringen is nog ingrijpender, van
een stijging van 19,6% in 1988 via 6,4% in 1989 naar min
1 % in het lopende jaar. (Jiteraard werken dergelijke ontwikkelingen door in de importcijfers, die naar verwachting met
nauwelijks 2% zullen stijgen. De export zal daartegenover
met 7,5% toenemen. Het tekort op de handelsbalans, dat
in 1988 nog £ 37,9 mrd. bedroeg, zou hierdoor in 1990
kunnen uitkomen op £ 25 mrd. Uiteraard vormt een dergelijke trend een goede basis voor een koersherstel voor het
Engelse pond, maar de stijging van de afgelopen weken
moet vooral worden gezien tegen de achtergrond van de
toenemende speculaties rond deelname aan het EMS later
dit jaar. Dramatische inflatiecijfers van tegen de 10% konden hier geen afbreuk aan doen. De Engelse
kapitaalmarktrente onderging zelfs een flinke daling.
OESO voorziet aanhoudend hoge rente
De OESO gaat in haar rapport ook in op de rente. In de
eerste plaats pleit de OESO voor handhaving van het
monetaire beleid. Daarnaast signaleert de OESO dat de
622
ontwikkelingen in Oost-Europa en de derde wereld een
extra vraag naar kapitaal creeren. Hier moet aan tegemoet
worden gekomen door middel van stijgende besparingen.
Maar vooralsnog is sprake van dalende besparingen bij de
zeven belangrijke industrielanden. Hierdoor zullen we voor
een langere periode met de huidige hoge rente rekening
moeten houden. Als verklaring voor de relatief hoge (reele)
rente in veel landen wijst de OESO ook op de heersende
inflatievrees. Beleggers twijfelen blijkbaar nog aan de effectiviteit van het beleid van de centrale banken, of vrezen
wellicht juist nog een verdere verkrapping van het monetaire beleid. Ook de vermindering van de tekorten van
verschillende overheden vormt in sommige landen een
onvoldoende perspectief. De OESO beveelt aan dat duidelijke tijdpaden worden aangegeven voor het terugdringen van deze tekorten, hetgeen zou bijdragen tot het
wegnemen van onzekerheid op de financiele markten en
het verminderen van de opwaartse druk op de rente.
De OESO voorziet onder invloed van de tot standkoming
van de Duitse monetaire unie een stijging van de Duitse
geldmarktrente, gemeten aan het driemaands interbancaire tarief van de huidige 8,3% tot 9,3% begin volgend jaar.
Pas na medio 1991 zou de korte rente in Duitsland weer
omlaag kunnen. De lange rente in Duitsland hoeft daarbij
niet veel verder te stijgen, mogelijk tot iets boven de 9% in
het najaar tegenover nu rond de 8,8%. Voor Nederland
wijst de OESO op de mogelijkheid van een lagere rente.
De OESO zal hierbij voornamelijk denken aan de korte
rente die, gezien de kracht van de gulden ten opzichte van
de D-mark, onder die van Duitsland zou kunnen dalen. Op
dit moment liggen de geldmarktrentes in Duitsland en
Nederland op vrijwel hetzelfde niveau. Zolang de belegger
de Duitse mark op korte termijn misschien wel, maar op
langere termijn zeker niet als zwakke valuta ziet, zal de
rente op de Nederlandse kapitaalmarkt rond of een fractie
boven die in Duitsland blijven liggen.
Obligatiemarkt vriendelijker
De afgelopen weken volgde de Nederlandse obligatiemarkt het verbeterende sentiment in Duitsland. Daar
verminderde de vrees voor een oplopende inflatie door
enerzijds meevallende cijfers wat de prijsstijgingen op dit
moment betreft en anderzijds geruststellende woorden van
de Bundesbank over de verwachtingen na het van kracht
worden van de monetaire unie. Daarmee kwam het rendement voor de langstlopende staatsleningen weer onder de
9% en ging het de maand juli in rond een niveau van 8,85%
Internationale beurzen
Wall Street verwacht lagere tweede-kwartaalcijfers
De Amerikaanse aandelenbeurs wist het niveau van
meer dan 2900 in de Dow Jones niet vast te houden en
Beursindices
1990
1990
hoogste
koers
laagste
koers
VS (Dow Jones)
2936
Engeland (FT-1 00)
2464
Duitsland (Dax)
1969
Nederland (CBS-koersindex)
206
Tokio (Nikkei)
38.713
Australie (All Ord)
1714
2543
2103
1774
184
28.002
1435
Koers
per
8/6
2862
2367
1822
199
32.993
1504
Koers
per
29/6
2880
2375
1880
199
31.940
1501
moest in twee weken circa 100 punten prijsgeven. Een
toenemende zorg over de winstontwikkeling bij het Amerikaanse bedrijfsleven speelt hierbij een rol. Binnenkort komt
de stroom van tweede-kwartaalcijfers los, hetgeen voor de
beurs een belangrijk ijkpunt zal zijn.
AT&T gaf reeds een schot voor de boeg door mee te
delen dat het een winstdaling over het tweede kwartaal
verwacht, hetgeen een koersdaling met $ 2,5 tot $ 38,875
teweegbracht. Caterpillar verloor in twee dagen ruim 11
dollar naar aanleiding van de neerwaartse bijstelling van
de winstverwachting, terwijl ook Dow Chemical terug
moest op een lagere winstverwachting. De computeraandelen lagen in het algemeen beter in de markt. IBM kondigde een geheel nieuwe lijn van personal computers aan,
die ertoe moet bijdragen dat de penetratie van computers
in de prive-huishoudens vergelijkbaar wordt met die van de
videorecorders. Standaard zijn deze computers uitgerust
met een modem hetgeen de communicatieve functie die
aan de computers wordt toegedacht onderstreept. De prijzen van deze computers varieren van 999 tot 1999 dollar.
De olieaandelen hebben het moeilijk. De aanhoudend lage
olieprijzen zijn hier niet vreemd aan. Ashland Oil was
overigens een positieve uitzondering. Bij verschillende ondernemingen in de defensiesector werden ontslagen aangekondigd. Ook Chase Manhattan, de op een na grootste
commerciele bank in de VS, heeft een ingrijpende reorganisatie aangekondigd, waarbij 8% van de 42.000 arbeidsplaatsen verloren gaan.
De computerprogramma’s dragen van tijd tot tijd weer
bij tot onverwachte ontwikkelingen, waarbij op vrijdag 22
juni de scherpe koersval van 60 punten in het laatste uur
van de beurshandel een gevaarlijk voorteken voor een
nieuwe koersdaling leek te worden. Afgezien van de Japanse beurs hielden de meeste andere beurzen zich echter
koest, zodat een nieuwe ronde van scherpe koersdalingen
kon worden voorkomen.
De Japanse aandelenmarkt moest aanvankelijk terrein
prijsgeven. De stijgende rente speelt daarbij een rol. Later
kon een herstel worden gerealiseerd, dat werd ingegeven
door een herstel van de koers van de yen. Ook de 700
mrd. die beleggingsmaatschappijen te investeren hebben
droegen bij tot een herstel van het vertrouwen. De high
technology aandelen lagen goed in de markt. Fuji Photo
behoorde tot de meest verhandelde fondsen. TDK bereikte
een nieuw hoogtepunt van 7350. De vrees voor een verdere rentestijging weerhield de markt echter van een forse
stijging over een breed front.
Goudprijs scherp terug
De goudmarkt stond wederom onder zware druk. Voor
de derde keer dit jaar vond een scherpe daling plaats.
Eerder vonden dergelijke dalingen plaats op 26 maart en
23 april. De ontwikkeling van de goudprijs blijkt nauwelijks
voorspelbaar. Een aantal achtergronden bij de huidige
zwakte kunnen wel worden genoemd. Zo heeft de Sovjetunie in de eerste 5 maanden van dit jaar bijna net zoveel
goud geexporteerd als in geheel 1989, te weten 300 ton.
Ook vanuit Brazilie is sedert februari opmerkelijk veel goud
verkocht. De laatste twee jaar zou in Brazilie 200 tot 300
ton goud zijn opgepot, als toevlucht vanuit de door een
gierende inflatie geteisterde munt en als vluchthaven voor
de onzekerheid van de verkiezingen die inmiddels hebben
•plaatsgevonden. Na het ingrijpende economische hervormingsprogramma dat in gang is gezet moeten veel bedrijven en particulieren goud verkopen, ten einde aan de
noodzakelijke liquiditeiten te komen. Daarnaast zou ook de
centrale bank sneller goud verkopen nu de lokale producenten in dollars worden betaald, een stap die noodzakelijk
was om de illegale uitvoer te beperken.
Uiteraard zijn er ook positievere zaken over goud te
melden, al zijn de verwachtingen van de meeste analisten
ESB 4-7-1990
over de prijsontwikkeling niet erg hooggespannen. Zo lijkt
in Japan een rage van gouden Buddha-beeldjes op gang
te komen. Deze zijn daar zeer gewild omdat in Japan geen
belastingheffing op dergelijke relikwieen plaatsvindt. Vooral het vermijden van de hoge successierechten spreekt de
Japanners wel aan.
De Amsterdamse beurs
Goede ondertoon
Bij veelal dunne omzetten zette de Amsterdamse aandelenmarkt de zijdelingse beweging voort. Bij de internationals stond Unilever in de belangstelling en passeerde
het fonds het / 160 niveau. Koninklijke Olie zakte eerder
weg. Naast de internationaal zwakke stemming voor olieaandelen spelen rechtszaken rond de overname van Shell
Oil, inmiddels 6 jaar geleden. In het biedingsbericht blijken
de olie- en gasreserves achteraf $ 1 mrd. te laag weergegeven. Op basis hiervan eisen voormalige aandeelhouders
een hogere prijs, hetgeen Koninklijke Olie honderden miljoenen zou kunnen gaan kosten.
Er viel een grote groep stijgers op te tekenen. Nieuwe
hoogtepunten werden bereikt door Aegon, Ahold, Elsevier,
Gamma, Getronics, KBB, Nijverdal ten Gate, Nutricia, Pakhoed, Polynorm, Samas, Sphinx en VRG. Ook BuhrmannTetterode kwam zeer dicht in de buurt van het vorige
hoogtepunt. Heineken bereikte het oude weerstandsniveau van / 130. VOC viel keer op keer op door de enorme
omzetten waarmede de hernieuwde koersstijging gepaard
gaat. Aanhoudende overnamegeruchten spelen hier een
belangrijke rol. Saoedi Arable blijkt belangstelling te hebben voor het huren van olie-opslagcapaciteit in Rotterdam,
waar zowel Pakhoed als Van Ommeren van kunnen profiteren. Tegenover de koersstijging van Elsevier stond een
zwakke stemming voor Wolters Kluwer, nu eerstgenoemde
zijn eenderde belang hierin gaat afstoten. De bankaandelen leefden voorzichtig op, waarbij van tijd tot tijd relatief
hoge omzetten werden gerealiseerd.
Philips verwacht twee miljard verlies
Vooruitlopend op de aandeelhoudersvergadering op 2
juli stond de koers van Philips onder druk. De mededeling
dat het resultaat over het hele jaar mager zal zijn was hier
niet vreemd aan. Met een opkomst van rond de 1000
aandeelhouders beloofde de vergadering een massale
gebeurtenis te worden. Ingrijpende maatregelen worden
van de nieuwe topman Timmer verwacht. Op de vergadering kwam het bericht dat Philips dit jaar een verlies van
rond de / 2 mrd. zal boeken. Dit is het gevolg van een
omvangrijk herstructureringsproces, waarvoor / 2,7 mrd.
wordt uitgetrokken en dat tot een reductie van 10.000
arbeidsplaatsen zal leiden. Hierop verloor de koers ruim 2
gulden tot net onder de / 31.
Het totaalbeeld van de Amsterdamse beurs was echter
zeker niet slecht, waarbij zelfs flauwe dagen in Wall Street
werden genegeerd.
De prijs van de Duitse monetaire unie
Afgelopen weekeinde is in Duitsland de monetaire unie
van kracht geworden. In de nacht van zaterdag op zondag
om klokslag 0.00 uur kon men in Berlijn bij de Deutsche
Bank terecht om Ostmarken om te wisselen in de begeerde
D-marken. Nadatde Duitse Bundesbank verdeeld over een
groot aantal geheime maar goed bewaakte transporten
600 ton aan bankbiljetten en 500 ton aan munten naar
Oost-Duitsland had getransporteerd ligt er voor DM 25 mrd.
623
aan Duitse marken in Oost-Duitsland. In de eerste week
van juli kunnen Oostduitsers tot maximaal DM 2000 mark
per persoon van hun tot voor kort in Ostmarken luidende
bankrekeningen opnemen in harde Duitse marken. De
verandering van de munt vormt het eerste duidelijk zichtbare aspect van de Duitse hereniging, die zich in ijltempo
voltrekt en waarvan de gevolgen nu geleidelijk zichtbaar
zullen worden.
Euforie over de grote kansen voor het Westduitse bedrijfsleven wisselde de afgelopen weken met angst voor de
risico’s die verbonden zijn aan dit enorme economische
aanpassingsproces dat zijn gelijke niet kent. De vraag “wie
zal dat betalen” is regelmatig gesteld. De grote vraag die
daaraan vooraf gaat is echter wat er allemaal te betalen zal
zijn. Enkele contouren tekenen zich inmiddels af.
Geen bestedingsexplosie
Allereerst was er de vrees voor een explosieve stijging
van de consumptieve bestedingen vanuit Oost-Duitsland,
nu men aldaar plotseling over 25 mrd. aan harde valuta
beschikt. Een dergelijke consumptiegolf zou, bij het toch al
op voile capaciteit produceren van de Duitse Industrie,
slechts de inflatie omhoog kunnen jagen. Inmiddels is de
vrees voor een bestedingsexplosie echter afgenomen.
Waarschijnlijk zullen veel Oostduitse consumenten zich
voorzichtig opstellen tegen de achtergrond van de grote
onzekerheid die de toekomst voor hen meebrengt. Het
perspectief van een tijdelijk scherp stijgende werkloosheid
vormt daarin een belangrijk element.
De ingediende aanvragen wijzen erop dat slechts eenderde van de Oostduitsers direct geld zullen opnemen van
hun rekeningen en voor zover dit gebeurt gaat het om
bedragen van gemiddeld DM 800. De praktijk op zondag 1
juli leekhiermee in lijn tezijn. Weliswaarwaseraanvankelijk sprake van lange rijen voor de banken, maar in de loop
van de middag kreeg het beeld een meer westers aanzien.
Op termijn zullen de Oostduitse opnames uiteraard verder
toenemen, maar vooralsnog houden functionarissen van
de Bundesbank het erop dat hooguit DM 10 mrd. in OostDuitsland in omloop zal worden gebracht. Dit zou betekenen dat de inflatoire impulsen ten gevolge van een explosieve Oostduitse vraag naar consumentenprodukten waarschijnlijk beperkt blijven.
Overigens is de vrees voor een uit de hand lopende
inflatie toch al verminderd nu de ontwikkeling van de Westduitse inflatie duidelijk meevalt. De prijsstijging stabiliseerde zich in juni op 2,3%. Een gunstige invloed gaat uit van
de aanhoudende daling van de importprijzen. Na de daling
met 0,9% in mei in nu sprake van een daling van de
importprijzen met 5,4% op jaarbasis. Uiteraard biedt deze
ontwikkeling een welkom tegenwicht tegen een opwaartse
druk op het Duitse prijsniveau.
Monetaire unie startsein voor hervormingen
De introductie van de Duitse Mark kan worden gezien
als het begin van een veel ingrijpender renovatie van de
Oostduitse economie, die zich uitstrekt tot de fundamenten
hiervan. De grote Duitse banken hebben van de Oostduitse
Kredietbank honderden kantoren overgenomen, inclusief
enkele duizenden personeelsleden. Zij moeten echter nog
helemaal worden geschoold in de Westerse bankpraktijk.
De kantoren moeten opnieuw worden uitgerust, terwijl het
onduidelijk is op welke termijn en welke schaal ook inkomsten zullen worden gegenereerd.
Dat dergelijke aanpassingen ook voor tal van andere
sectoren noodzakelijk zijn blijkt onder andere uit het feit dat
het scala aan produkten, dat zich vanaf afgelopen weekeinde in de stellingen van de winkels bevindt, sterk afwijkt
van dat wat tot voor kort met Ostmarken te koop was.
Hieruit blijkt dat de Oostduitse Industrie de concurrentie
met het Westen nog niet aankan. Forse investeringen zijn
624
dan ook vereist, willen de Oostduitse ondernemingen onder het nieuwe gesternte kunnen functioneren.
Als voorbeeld kan het Oostduitse telecommunicatiesysteem genoemd worden. Inmiddels heeft de Bundespost
Telekom aangekondigd dat met de noodzakelijke investeringen in de Oostduitse telecommunicatie gedurende de
periode 1991 tot 1997 een bedrag van naar schatting DM
55 mrd. gemoeid zal zijn. Het aantal telefoonaansluitingen
zal dan worden verhoogd van 1,8 miljoen tot 7,2 miljoen,
terwijl het aantal fax-aansluitingen van nog geen 2500 op
360.000 gebracht moet worden. Van de genoemde DM 55
mrd. heeft ongeveer 20 mrd. betrekking op montage en
bouwactiviteiten die worden uitgevoerd door kleine en middelgrote lokale aannemers, zodat deze operatie wel een
duidelijke economische stimulans zal geven. Het bedrag
van DM 55 mrd. voor alleen de telecommunicatie geeft wel
een aanwijzing voor de totale investeringen die in Oost
Duitsland gefinancierd moeten worden.
Oost-Duitslandfonds van DM 115 mrd.
Daarnaast zal een enorm bedrag aan overheidssteun
vereist zijn, niet alleen voor investeringssubsidies maar
ook voor werkloosheidsuitkeringen en dergelijke. Om deze
uitgaven te kunnen financieren, zonder tegelijkertijd de
belastingen te moeten verhogen heeft men een speciaal
fonds in het leven geroepen. Tot aan de verkiezingen in
december lijken belastingverhogingen of bezuinigingen op
de begroting voor West-Duitsland, waar de Bundesbank op
heeft aangedrongen, politiek niet haalbaar. Het fonds zal
een omvang hebben van DM 115 mrd. Hiervan zal in de
komende vierenhalf jaar op de kapitaalmarkt DM 95 mrd.
geleend moeten worden. Daarnaast zal DM 20 mrd. gefinancierd worden door besparingen op de Westduitse begroting. Dit jaar zal nog DM 20 mrd. geleend gaan worden.
Aanvankelijk was het idee dit bedrag te lenen via dertigjarige annuTteiten, maar inmiddels lijken de gedachten meer
uit te gaan naar een tien- of wellicht vijftienjarige bulletlening.
Verdere effecten op de rente beperkt
Het beslag op de kapitaalmarkt zal ertoe bijdragen dat
de rente in Duitsland vooralsnog op een hoog peil blijft
liggen. De Duitse mark is gelukkig een sterke valuta. Van
groot belang is daarbij het beleid van de Bundesbank die,
ter beteugeling van de inflatie, juist nu gebaat is bij een
sterke D-mark. De kracht van de Duitse economie, die nu
al met 4% per jaar groeit, kan in ieder geval verder toenemen wanneer de kansen in Oost-Duitsland goed worden
benut. Daarnaast beschikt Duitsland over enorme buitenlandse activa, terwijl de jaarlijkse overschotten op de handelsbalans van meer dan 100 mrd. mark ook heel wat
ruimte laten.
Tegen de achtergrond van de rentestijging van circa
1,5% sinds het opengaan van de muur is de markt reeds
aanzienlijk vooruitgelopen op de problemen die de eenwording met zich mee kan brengen. In dit licht lijkt, mede
gezien de naar verwachting meevallende effecten op de
inflatie, een verdere structurele rentestijging niet nodig.
Wel moet er rekening mee gehouden worden dat de markt
van tijd tot tijd onder druk zal komen van oplopende inflatiecijfers, hetgeen speculaties over een verdere tariefsverhoging door de Bundesbank zal oproepen, danwel van het
ongetwijfeld toenemende beroep op de markt. Hierdoor
kan de rente tijdelijk nog lets oplopen. Zo ziet de OESO de
Duitse rente volgend jaar iets boven de 9%. Naar verwachting zal een mogelijke stijging, zowel in omvang als in tijd,
beperkt zijn.